Samenstelling
Axhidrox (als bromide) XGVS Will-Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 8 mg/g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cibinqo XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen vormen een belangrijk onderdeel van de behandeling van primaire hyperhidrose. Geef aluminiumchloride-oplossing of aluminiumhydroxochloride-oplossing of -crème als de adviezen onvoldoende helpen. Aluminiumchloride is mogelijk effectiever dan aluminiumhydroxychloride, maar geeft ook meer huidirritatie. Overweeg oraal oxybutynine (offlabel) indien de klachten ernstig zijn en niet verminderen na vier weken gebruik van aluminiumzouten.
Voor lokaal glycopyrronium is geen plaatsbepaling vastgesteld in de medicamenteuze behandeling van primaire axillaire hyperhidrose.
Advies
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering het gebruik van corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulstherapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
De NVDV beveelt het gebruik van JAK-remmers aan bij volwassenen met constitutioneel eczeem bij wie optimale cutane therapie én een periode van minimaal 4 maanden behandeling met één of meer orale conventionele immunosuppressiva (ciclosporine, azathioprine, methotrexaat, mycofenolzuur) onvoldoende effectief zijn gebleken, niet werden verdragen of gecontraïndiceerd zijn. Zie voor de aanvullende aanbevelingen en voorwaarden de submodule Keuze voor en tussen biologics en JAK-remmers (update 2024) en de submodule Abrocitinib (update 2024) van de NVDV-richtlijn constitutioneel eczeem (2019).
Indicaties
- Ernstige primaire axillaire hyperhidrose bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Matig tot ernstig constitutioneel eczeem bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar die in aanmerking komen voor systemische behandeling.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Uitsluitend gebruiken in het gebied van de oksel en niet op andere lichaamsdelen.
Niet gebruiken op een ontstoken of beschadigde huid, vanwege meer risico van lokale bijwerkingen.
Ernstige primaire axillaire hyperhidrose
Volwassenen
2 pompactiveringen per oksel (overeenkomend met 4.4 mg glycopyrronium per oksel) 1×/dag, bij voorkeur 's avonds aanbrengen gedurende 4 weken. Daarna afhankelijk van de vermindering van klachten frequentie verlagen tot 2×/week. Continue behandeling is vereist om het effect te behouden.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) uitsluitend op strikte indicatie gebruiken, omdat de systemische blootstelling toegenomen kan zijn; controleer bij gebruik nauwlettend op bijwerkingen. Bij een lichte of matige nierinsufficiëntie is geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Vóór het eerste gebruik de pomp eerst primen.
- Gelijkmatig in elke oksel aanbrengen met behulp van de dop, niet met de vingers; zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2); zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
- Vermijd contact met de ogen, mond en neus; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen voor meer informatie.
Doseringen
Controleer vóór aanvang, 4 weken na aanvang en daarna volgens protocol het aantal trombocyten, het absolute neutrofielenaantal (ANC), het absolute lymfocytenaantal (ALC), het hemoglobinegehalte en lipidenparameters. Behandeling niet starten bij een trombocytentelling < 150 × 109 cellen/l, ANC < 1,2 × 109 cellen/l, een ALC < 0,5 × 109 cellen/l, of een hemoglobinegehalte < 6,2 mmol/l; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Behandeling met abrocitinib kan worden gecombineerd met lokale behandeling van constitutioneel eczeem.
Constitutioneel eczeem
Volwassenen < 65 jaar en kinderen vanaf 12 jaar met lichaamsgewicht ≥ 59 kg
Startdosering 100 of 200 mg 1×/dag. Overweeg 200 mg 1×/dag bij een hoge ziektelast. Indien het eczeem onder controle is, de dosering verlagen naar 100 mg 1×/dag. Overweeg herbehandeling met 200 mg 1×/dag als het eczeem niet onder controle blijft met 100 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken bij geen respons na 24 weken.
Ouderen (≥ 65 jaar)
100 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken indien binnen 24 weken geen respons is opgetreden.
Bij verhoogd risico op VTE, MACE en maligniteiten
Startdosering 100 mg 1×/dag. Bij onvoldoende respons kan de dosering worden verhoogd naar 200 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken bij geen respons binnen 24 weken.
Kinderen 12–17 jaar met lichaamsgewicht 25–59 kg
Startdosering 100 mg 1×/dag. Bij onvoldoende respons kan de dosering worden verhoogd naar 200 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken bij geen respons binnen 24 weken.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP2C19-remmers (bv. fluoxetine) of sterke CYP2C19-/matige CYP2C9 -remmers (bv. fluconazol, fluvoxamine)
Dosis halveren tot 100 mg 1×/dag en bij ouderen tot 50 mg 1×/dag.
Bij gelijktijdig gebruik van maagzuurremmers (antacida, H2-receptorantagonisten of protonpompremmers): overweeg 200 mg 1×/dag; zie de rubriek Interacties
Verminderde nierfunctie: bij een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 60–90 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig, bij een matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–60 ml/min): dosis halveren tot 100 mg 1×/dag of bij ouderen tot 50 mg 1×/dag. Bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min): startdosering 50 mg 1×/dag, max. 100 mg 1×/dag. Gebruik van abrocitinib is niet onderzocht bij eindstadium nierfalen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is gecontra-indiceerd vanwege het ontbreken van gegevens.
Gemiste dosis: een vergeten dosis zo snel mogelijk alsnog innemen, tenzij de periode tot de volgende geplande dosis < 12 uur is; hierna doorgaan met het normale tijdschema.
Toediening: de tabletten heel (niet breken of kauwen) innemen met of zonder voedsel, op een vast tijdstip. Bij misselijkheid innemen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): droge mond (met name in het begin van de behandeling).
Vaak (1-10%): lokaal op de toedienplaats: erytheem, irritatie, pijn, jeuk of folliculitis. Hoofdpijn. Obstipatie. Droge ogen, nasale droogheid, droge huid.
Soms (0,1-1%): lokaal op de toedienplaats: acne, zwelling, huiduitslag, droogheid, papels of eczeem. Tachycardie, QT-verlenging. Borstkaspijn.Trombocytopenie. Abdominale distensie, harde stoelgang. Duizeligheid, slaperigheid, slaapstoornis, vermoeidheid. Vertigo. Wazig zien, verminderd gezichtsvermogen, jeuk aan het oog, oculaire hyperemie, ongelijke pupillen, oogirritatie. Orofaryngeale pijn, keelbeklemming. Droge lippen, droge neus, droge slijmvliezen. Hyperhidrose, jeuk, afwijkende huidgeur, erytheem, parapsoriasis, huidirritatie, droge handen, jeuk, (constitutioneel) eczeem, huidplaque. Verhoogde leverenzymen.
Verder is gemeld: overgevoeligheid, angio-oedeem.
Bijwerkingen veranderden niet in ernst bij een langere behandelduur.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Misselijkheid.
Vaak (1-10%):Herpes simplex, herpes zoster. Hoofdpijn, duizeligheid. Braken, bovenbuikpijn. Acne. Creatinekinase verhoogd > 5 × ULN (veelal voorbijgaand).
Soms (0,1-1%): Pneumonie. Hyperlipidemie. Trombocytopenie (max. < 4 weken en reversibel), lymfopenie. Diepveneuze trombose en longembolie.
Bij ouderen zijn lage trombocyten- en ALC-waarden en herpes zoster vaker gemeld.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdige toediening van andere anticholinergica is niet onderzocht; een versterking van anticholinerge effecten kan niet worden uitgesloten.
Interacties
Abrocitinib wordt vnl. omgezet door CYP2C19- en CYP2C9-enzymen, en in mindere mate door CYP3A4- en CYP2B6-enzymen. De actieve metabolieten zijn substraten van het organische-anionentransporteiwit 3 (OAT3).
Niet gelijktijdig gebruiken met matige of sterke CYP2C19-/CYP2C9-inductoren (bv. rifampicine, apalutamide, efavirenz, enzalutamide, fenytoïne) vanwege afname van de abrocitinibspiegel. Bij gelijktijdige toediening met rifampicine neemt de blootstelling van abrocitinib met ca. 56% af.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP2C19- of matige CYP2C9-remmers (bv. fluconazol, fluvoxamine) of een sterke CYP2C19-remmer (bv. fluoxetine) neemt de blootstelling van abrocitinib toe; de dosis moet worden verlaagd (zie rubriek Dosering). Bij gelijktijdige toediening met fluvoxamine of fluconazol neemt de blootstelling van abrocitinib met resp. 91% en 155% toe.
Bij gelijktijdige toediening van probenecide, een OAT3-remmer, neemt de blootstelling van abrocitinib met ca. 66% toe; een dosisaanpassing is echter niet nodig.
Overweeg bij gelijktijdig gebruik van maagzuurremmers (antacida, H2-receptorantagonisten of protonpompremmers) een hogere dagelijkse dosis van 200 mg. Bij gelijktijdig gebruik met famotidine daalde de blootstelling van het actieve deel van abrocitinib met ca. 35 %. Gelijktijdige toediening met antacida of protonpompremmers (omeprazol) is niet onderzocht, maar het effect kan vergelijkbaar zijn.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met substraten voor P-glycoproteïne (Pgp) zoals dabigatran en digoxine, vanwege risico van verhoogde spiegels van Pgp-substraten. In vitro remt abrocitinib het P-glycoproteïne (Pgp); bij gelijktijdige toediening met dabigatran neemt de blootstelling van dabigatran met ca. 53% toe en de Cmax met ca. 40%.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een smalle therapeutische index die voornamelijk worden omgezet door CYP2C19 (bv. clopidogrel). In vitro is abrocitinib een CYP2C19-remmer; bij gelijktijdige toediening met omeprazol neemt de blootstelling van omeprazol met ca. 189% toe en de Cmax met ca. 134%. Ook voor andere geneesmiddelen die voornamelijk worden omgezet door CYP2C19 kan dosisaanpassing nodig zijn (bv. citalopram, clobazam, escitalopram).
Abrocitinib is mogelijk een matige remmer van CYP1A2. Bij gelijktijdige toediening met coffeïne neemt de blootstelling van coffeïne met 40% toe. Volgens de fabrikant kan er geen algemene dosisaanpassing worden aanbevolen.
De combinatie met biologische immunomodulatoren, sterke immunosuppressiva zoals ciclosporine of andere Januskinase (JAK)-remmers wordt niet aanbevolen, omdat een risico van additieve immunosuppressie niet kan worden uitgesloten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren reproductietoxisch gebleken.
Farmacologisch effect: Gezien de minimale systemische blootstelling bij cutaan gebruik zijn nadelige effecten bij de foetus onwaarschijnlijk.
Advies: Kan indien nodig worden overwogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren teratogeen gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren is een ongunstig effect op o.a. de botontwikkeling in utero waargenomen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling én tot ten minste 1 maand na de laatste dosis.
Vruchtbaarheid: Bij dieren tijdelijk verminderde vruchtbaarheid. De effecten op de vruchtbaarheid van vrouwtjesratten waren 1 maand na het staken van orale toediening van abrocitinib reversibel.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (incl. metabolieten).
Advies: Volgens de fabrikant het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Volgens Lareb is orale toediening van glycopyrronium en toediening per inhalatie waarschijnlijk veilig. Overig: Vermijd contact van het kind met de behandelde huid van de moeder.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Aandoeningen die kunnen verergeren vanwege het anticholinerge effect zoals:
- glaucoom;
- instabiele cardiovasculaire status bij acute hemorragie;
- pylorusstenose;
- darmobstructie, paralytische ileus;
- ernstige colitis ulcerosa, toxisch megacolon als complicatie van colitis ulcerosa;
- myasthenia gravis;
- syndroom van Sjögren.
Contra-indicaties
- actieve ernstige systemische infectie, waaronder tuberculose (tbc);
- ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd contact met ogen omdat glycopyrronium tijdelijke dilatatie van de pupillen en wazig zien kan veroorzaken. Vermijd ook contact met mond en neus omdat een vermindering van speekselproductie of neusafscheiding niet kan worden uitgesloten. Indien contact optreedt met ogen, neus of mond, deze gebieden onmiddellijk spoelen met veel water. Vermijd huid-op-huidcontact van het behandelde huidgebied met andere gebieden, waaronder de huid van anderen; bedek het behandelde gebied met kleding (bv. tijdens geslachtsgemeenschap).
Niet gebruiken op een beschadigde huid of ontstoken huid, vanwege meer risico van lokale bijwerkingen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij ernstige prostaathyperplasie, (voorgeschiedenis van) urineretentie. Instrueer patiënten het gebruik onmiddellijk te staken indien symptomen van urineretentie zich voordoen en laat patiënten direct contact opnemen. Wees ook voorzichtig bij patiënten met een kransslagaderaandoening, hartfalen, hartaritmieën en hypertensie, omdat tachycardie een bekend effect is van anticholinergica.
Er zijn geen onderzoeksgegevens bij disfunctie van de bloed-hersenbarrière zoals bij traumatische hersenletsels in het laatste jaar, chemotherapie, bestralingstherapie van het hoofd, chirurgische ingreep aan de schedel en de hersenen en bij verslaving aan intraveneuze drugs. Bij deze patiënten uitsluitend gebruiken als andere behandelopties onvoldoende effectief zijn. Er is geen onderzoek uitgevoerd bij verminderde leverfunctie; aangenomen wordt dat verminderde leverfunctie niet zal leiden tot een klinisch relevante toename van de systemische blootstelling, vanwege een hoofdzakelijk renale klaring.
Het optreden van een droge mond en cariës kan niet worden uitgesloten.
Bij kinderen en ouderen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling alleen starten wanneer er geen geschikte behandelingsalternatieven beschikbaar zijn voor:
- patiënten ≥ 65 jaar; risico op MACE, maligniteiten, ernstige infecties en overlijden ongeacht de oorzaak, is verhoogd; ook bij gebruik van andere JAK-remmers;
- patiënten met een (voorgeschiedenis van) atherosclerotische cardiovasculaire aandoening of andere cardiovasculaire risicofactoren (zoals patiënten die roken of eerder langdurig hebben gerookt);
- patiënten met risicofactoren voor maligniteiten (bv. een maligniteit in de voorgeschiedenis).
Bloedbeeldbepaling: behandeling niet starten bij een absolute lymfocytentelling (ALC) < 0,5 × 10 9 cellen/l, een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1,2 × 10 9 cellen/l, een trombocytentelling < 150 × 109 cellen/l of een hemoglobinewaarde (Hb) < 6,2 mmol/l. Controleer 4 weken na aanvang van de behandeling volledig bloedbeeld en vervolgens conform protocol. Onderbreek de behandeling tijdelijk bij een absolute lymfocytentelling (ALC) < 0,5 × 10 9 cellen/l, een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1 × 109 cellen/l, een trombocytentelling < 50 × 109 cellen/l of een hemoglobinewaarde (Hb) < 5 mmol/l. Ouderen > 65 jaar hebben meer risico van lage trombocyten en ALC-waarden.
Bij actieve, ernstige systemische infecties de behandeling niet starten. Controleer op tekenen van infectie tijdens en na de behandeling. Als een infectie optreedt, de patiënt monitoren; de behandeling tijdelijk staken als de standaardbehandeling van de infectie niet effectief is. Wees voorzichtig bij ouderen en diabetespatiënten wegens een hogere incidentie van infecties.
Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met:
- een chronische of recidiverende infectie;
- een voorgeschiedenis van ernstige of opportunistische infectie;
- blootstelling aan tuberculose;
- een reisverleden in gebieden met endemische tuberculose of mycosen;
- verhoogde gevoeligheid voor infecties (zoals bij immuungecompromitteerde patiënten).
Controleer vooraf op tuberculose (tbc); niet toepassen bij actieve tbc. Start bij nieuwe diagnose van latente tbc of eerdere niet-behandelde latente tbc eerst preventieve behandeling, vóór behandeling met abrocitinib te starten. Overweeg in gebieden met endemische tbc, patiënten jaarlijkse te screenen op tbc.
Controleer op virale hepatitis vóór start en gedurende de behandeling. Als HBV-DNA wordt gedetecteerd tijdens de behandeling, dient een leverspecialist te worden geraadpleegd. Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten die bij screening positief waren voor actieve hepatitis B (HBV) of hepatitis C (HCV).
Voorvallen van MACE zijn gemeld. Bij patiënten met RA en ≥ 50 jaar met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van ernstige nadelige cardiovasculaire voorvallen (MACE), gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fatale beroerte, waargenomen bij tofacitinib (een andere JAK-remmer) vergeleken met TNF-remmers. Abrocitinib alleen gebruiken als er geen behandelingsalternatieven beschikbaar zijn bij patiënten ≥ 65 jaar, bij patiënten die roken of langdurig gerookt hebben en patiënten met een geschiedenis van een atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren.
Voorvallen van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE) zijn gemeld. Bij patiënten met RA en ≥ 50 jaar met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor, is een hoger percentage van VTE, waaronder DVT en LE, waargenomen met tofacitinib vergeleken met TNF-remmers. Gebruik abrocitinib alleen als er geen alternatief beschikbaar is. Andere risicofactoren voor VTE dan cardiovasculair of maligniteiten, zijn hoge leeftijd, obesitas, een voorgeschiedenis van DVT/LE, oestrogeengebruik (anticonceptie en hormoonsuppletie), een erfelijke stollingsstoornis, een operatieve ingreep en langdurige immobiliteit. Monitor op risicofactoren. Staak de behandeling bij symptomen van DVT/LE, evalueer en geef passende behandeling.
Het risico op maligniteiten waaronder lymfoom is verhoogd bij gebruik van immunomodulerende middelen, waaronder JAK-remmers zoals abrocitinib. Het aantal maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en niet-melanoom huidkanker (NMSC) nam toe in onderzoek met tofacitinib. NMSC's zijn ook waargenomen bij gebruik van abrocitinib. Onderzoek periodiek de huid, vooral bij risicofactoren voor huidkanker.
Dosisafhankelijke verhoging van bloedlipidenparameters is gemeld; controleer lipidenparameters 4 weken na aanvang en daarna op basis van het risico op cardiovasculaire ziekte van de patiënt. Weeg bij patiënten met een hoge belasting van cardiovasculaire risicofactoren de risico’s en voordelen van abrocitinib, vergeleken met die van andere beschikbare behandelingen voor constitutioneel eczeem, af. Bij verhoogde waarden behandelen volgens de geldende richtlijnen.
Virale reactivatie is gemeld, waaronder van het herpesvirus (bv. herpes zoster, herpes simplex). Onderbreek de behandeling bij optreden van herpes zoster totdat de verschijnselen zijn verdwenen. Infecties met herpes zoster zijn vaker gemeld bij een dosering van 200 mg, ouderen ≥ 65 jaar, een medische voorgeschiedenis van herpes zoster, ALC van < 1 × 109 cellen/l en bij patiënten met ernstig constitutioneel eczeem.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk vóór de behandeling wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins. Zorg vóór start van de behandeling voor voldoende vaccinaties, inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster.
Onderzoeksgegevens
- De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 12 jaar.
- Er zijn relatief weinig gegevens over ouderen > 75 jaar.
Overdosering
Bij toepassing op alleen de oksels is overdosering onwaarschijnlijk. Bij verkeerd gebruik bv. door aanbrengen op andere delen (handpalmen, voeten, gezicht) of grote gebieden, kan een verhoogd risico op overdosering niet worden uitgesloten.
Symptomen
Anticholinerge verschijnselen.
Voor symptomen en behandeling van een intoxicatie met glycopyrronium, zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Controleer op verschijnselen en symptomen van bijwerkingen. In klinisch onderzoek waren de bijwerkingen bij toediening van een enkelvoudige orale dosis van maximaal 800 mg, en van 400 mg dagelijks gedurende 28 dagen, vergelijkbaar met de bijwerkingen die bij lagere doses optraden; er werd geen specifieke toxiciteit vastgesteld.
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met abrocitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Glycopyrronium is een parasympathicolyticum (anticholinergicum). Het blokkeert de werking van acetylcholine op glad spierweefsel, de hartspier en op verschillende klieren, waaronder de zweetklieren. In de zweetklieren resulteert dit in een vermindering van zweten.
Kinetische gegevens
Resorptie | Na een enkele lokale applicatie is er gedurende ten minste 24 uur een kwantificeerbare plasmaconcentratie aanwezig. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Abrocitinib is een immunosuppressivum. Het remt selectief en reversibel Januskinase 1 (JAK1- remmer), en in mindere mate JAK2, JAK3 en tyrosinekinase 2 (TYK2). Januskinasen zijn intracellulaire enzymen die cytokinen of groeifactorsignalen overbrengen die betrokken zijn bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Door remming van de enzymactiviteit van JAK1 moduleert het intracellulaire signaalroutes van signaaltransducers en activatoren van transcriptie (STAT's). JAK-remmers vallen onder de 'targeted synthetic' DMARD's (tsDMARD's).
Kinetische gegevens
Resorptie | > 91% |
F | ca. 60% |
T max | < 1 uur. Steady-state concentraties binnen 48 uur. |
V d | ca. 1,4 l/kg (na i.v.-toediening). |
Metabolisering | In vitro door meerdere CYP-enzymen: CYP2C19 (ca. 53%), CYP2C9 (ca. 30%), CYP3A4 (ca. 11%) en CYP2B6 (ca. 6%). Van abrocitinib zijn 3 metabolieten geïdentificeerd: M1 (3-hydroxypropyl), M2 (2-hydroxypropyl) en M4 (pyrrolidinonpyrimidine). M1 en M2 remmen JAK in vergelijkbare mate als abrocitinib, M4 is inactief. De farmacologische activiteit kan worden toegeschreven aan de blootstelling aan het ongebonden abrocitinib (ca. 60%), aan M1 (ca. 10%) en M2 (ca. 30%). |
Eliminatie | Als metabolieten (M1, M2 en M4) vnl. via de urine, < 1 % onveranderd via de urine. |
T 1/2el | ca. 5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glycopyrronium (cutaan) hoort bij de groep dermatica, overige.
- abrocitinib (D11AH08) Vergelijk
- brimonidine (cutaan) (D11AX21) Vergelijk
- deoxycholzuur (D11AX24) Vergelijk
- dimethylsulfoxide (M02AX03) Vergelijk
- ditranol (D05AC01) Vergelijk
- eflornithine (D11AX16) Vergelijk
- ichthammol (D05AA) Vergelijk
- ivermectine (cutaan) (D11AX22) Vergelijk
- lebrikizumab (D11AH10) Vergelijk
- levomenthol (cutaan) (D04AX) Vergelijk
- metronidazol (cutaan steriel) (D06BX01) Vergelijk
- metronidazol (cutaan) (D06BX01) Vergelijk
- minoxidil (cutaan) (D11AX01) Vergelijk
- tirbanibuline (D06BX03) Vergelijk
Groepsinformatie
abrocitinib hoort bij de groep dermatica, overige.
- brimonidine (cutaan) (D11AX21) Vergelijk
- deoxycholzuur (D11AX24) Vergelijk
- dimethylsulfoxide (M02AX03) Vergelijk
- ditranol (D05AC01) Vergelijk
- eflornithine (D11AX16) Vergelijk
- glycopyrronium (cutaan) (D11AA01) Vergelijk
- ichthammol (D05AA) Vergelijk
- ivermectine (cutaan) (D11AX22) Vergelijk
- lebrikizumab (D11AH10) Vergelijk
- levomenthol (cutaan) (D04AX) Vergelijk
- metronidazol (cutaan steriel) (D06BX01) Vergelijk
- metronidazol (cutaan) (D06BX01) Vergelijk
- minoxidil (cutaan) (D11AX01) Vergelijk
- tirbanibuline (D06BX03) Vergelijk