Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Rybrila (als bromide) Clinigen Healthcare Ltd.

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
160 microg/ml
Verpakkingsvorm
150 ml

160 microg/ml glycopyrronium komt overeen met 200 microg/ml (= 0,2 mg/ml) glycopyrroniumbromide.

Sialanar (als bromide) EuroCept bv

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
320 microg/ml
Verpakkingsvorm
60 ml + doseerspuit, 250 ml + doseerspuit

320 microg/ml glycopyrronium komt overeen met 400 microg/ml (= 0,4 mg/ml) glycopyrroniumbromide.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Offlabel: In de tweedelijnszorg kan bij primaire hyperhidrose en onvoldoende effect van oxybutynine (offlabel) het systemisch anticholinergicum glycopyrronium (offlabel) nog worden geprobeerd. Volgens de NVDV-richtlijn Idiopathische axillaire hyperhidrosis heeft oxybutynine de voorkeur boven glycopyrronium omdat de kwaliteit van het bewijs voor oxybutynine beter is.

Indicaties

  • Ernstige speekselvloed bij kinderen ≥ 3 jaar met chronische neurologische aandoeningen.
  • Offlabel: ernstige speekselvloed bij volwassenen en kinderen < 3 jaar, bv. bij de ziekte van Parkinson of infantiele encefalopathie.
  • Offlabel: speekselvloed bij clozapinegebruik.
  • Offlabel: primaire hyperhidrose.
  • Offlabel: hyperhidrose in de palliatieve fase.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Let op: De producten Sialanar en Rybrila zijn NIET onderling uitwisselbaar als gevolg van een verschil in biologische beschikbaarheid. De biologische beschikbaarheid van Sialanar is 20 % hoger dan die van Rybrila. Dit heeft gevolgen voor het doseeradvies. Beide producten verschillen ook in sterkte en daarmee het toe te dienen volume per dosis wat relevant kan zijn bij kinderen met slikproblemen.

Klap alles open Klap alles dicht

Ernstige speekselvloed bij kinderen ≥ 3 jaar met chronische neurologische aandoeningen

kinderen ≥ 3 jaar

Sialanar: Startdosis: 12,8 microg/kg lichaamsgewicht/dosis (= 16 microg/kg glycopyrroniumbromide), 3×/dag; verhoog zo nodig in een periode van maximaal 4 weken elke 7 dagen de dosis met 12,8 microg/kg 3×/dag tot max. 64 microg/kg 3×/dag, of 1,9 mg 3×/dag, als dat minder is. Als een bekende anticholinerge bijwerking optreedt bij verhoging van de dosis, moet de dosis worden verlaagd naar de vorige dosis, met monitoring. Staak de behandeling als de bijwerking niet verdwijnt. Evalueer na de instelfase elke 3 maanden de werkzaamheid en tolerantie.

Rybrila: Startdosis: 16 microg/kg lichaamsgewicht/dosis (= 20 microg/kg glycopyrroniumbromide), 3×/dag; verhoog zo nodig in een periode van maximaal 4 weken elke 5–7 dagen met 16 microg/kg 3×/dag tot max 80 microg/kg 3×/dag, of 15 ml 3×/dag, als dat minder is. Als een bekende anticholinerge bijwerking optreedt bij verhoging van de dosis, moet de dosis worden verlaagd naar de vorige dosis, met monitoring. Staak de behandeling als de bijwerking niet verdwijnt. Evalueer na de instelfase elke 3 maanden de werkzaamheid en tolerantie.

Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): verlaag de dosis met 30%. Gecontra-indiceerd bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).

Zie voor specifieke dosering (in ml) van Sialanar en Rybrila per gewichtsklasse bij kinderen en jongeren met een normale of licht tot matig verminderde nierfunctie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2).

Voor de doseergegevens van het Kinderformulium van het NKFK, zie Glycopyrronium.

Offlabel: ernstige speekselvloed bij volwassenen

Volwassenen

Glycopyrroniumbromide (op basis van beperkte hoeveelheid gegevens): Veelal 1 mg 3×/dag (in onderzoek is ook wel tot 8 mg per dag toegepast).

Bij een verminderde nierfunctie (creatinineklaring 10–30 ml/min) is het risico op anticholinerge bijwerkingen vergroot; dosisverlaging kan noodzakelijk zijn.

Offlabel: speekselvloed bij clozapinegebruik

Volwassenen

Volgens de Clozapinepluswerkgroep Richtlijn voor het gebruik van clozapine (2013): 1 mg 1–2×/dag.

Offlabel: primaire hyperhidrose

Volwassenen

Volgens de NVDV-richtlijn Idiopathische axillaire hyperhidrosis (2021) zijn de doseergegevens: Startdosering: 1 mg/dag. De dosering kan wekelijks worden opgehoogd met 1 mg/dag naar de maximale dosering van 6 mg/dag verdeeld over 2–3 doses. Hogere doseringen leiden in het algemeen tot meer effectiviteit, maar ook tot meer kans op bijwerkingen (met name droge mond). Dit leidt vaak tot staken van de behandeling. Controleer bij een voldoende effectieve dosis, twee weken na de laatste dosisophoging, op bijwerkingen en effect. Bouw indien mogelijk na drie maanden de de behandeling af. Adviseer, indien dit niet lukt, elk half jaar een afbouw- en stoppoging.

Offlabel: hyperhidrose in de palliatieve fase

Volwassenen

Volgens de Pallialine-richtlijn Overmatig zweten in de palliatieve fase (2022) zijn de doseergegevens: Startdosering: 1 mg 2×/dag. De dosering zo nodig verhogen tot max. 2 mg 3×/dag op geleide van effectiviteit en bijwerkingen.

Toediening

  • De drank ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen.
  • Indien gelijktijdige toediening met voedsel noodzakelijk is, moet glycopyrronium zonder uitzondering worden ingenomen tijdens de maaltijd. Vermijd vetrijk voedsel. Gelijktijdig toedienen met voedsel leidt tot een duidelijke afname van de biologische beschikbaarheid.
  • Bij gebruik van nasogastrische sondes/voedingssondes deze direct na gebruik spoelen met water volgens de instructie van de fabrikant.

Bijwerkingen

Zeer vaak (≥ 10%): prikkelbaarheid. Overmatig blozen. Neusverstopping, verminderde bronchiale secretie. Droge mond, braken, diarree, obstipatie. Urineretentie.

Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie. urineweginfectie. Agitatie, suf voelen. Bloedneus. Huiduitslag. Koorts.

Soms (0,1-1%): hoofdpijn, nystagmus. Mydriase. Halitose, slokdarmcandidiase, gestoorde maag-darmmotiliteit, pseudo-obstructie. Dehydratie, dorst.

Verder zijn gemeld: rusteloosheid, overactief gedrag, concentratiestoornis, verlegenheid, angst, verdrietig voelen, huilen, frustratie, driftbui, woede-aanval, stemmingsveranderingen, slapeloosheid. Gesloten-kamerhoekglaucoom, fotofobie, droge ogen. Tijdelijke bradycardie. Sinusitis. Misselijkheid. Droge huid, verminderde transpiratie. Mictie-aandrang. Overgevoeligheidsreactie, angio-oedeem. Afname van neutrofielen, erytrocyten, monocyten, creatinine, kooldioxide, bicarbonaat.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met andere anticholinergica is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen en een tragere absorptie van andere anticholinergica.

Gelijktijdig gebruik met kaliumchloride oraal in vaste vorm is gecontra-indiceerd, vanwege een vergroot risico op laesies in het bovenste deel van het maag-darmkanaal, door een vertraagde gastro-intestinale passage, waardoor lokaal een hoge concentratie van kaliumionen ontstaat.

Vermijd gelijktijdig gebruik met opioïden (zoals pethidine, codeïne), vanwege een toename van het risico op obstipatie, paralytische ileus en depressie van het CZS; controleer bij gelijktijdig gebruik op het vóórkomen van (langdurige) depressie van het CZS en obstipatie.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sederende antihistaminica, tricyclische antidepressiva en MAO-remmers, vanwege een additief anticholinerg effect; verlaging van de dosis van één van beide middelen kan nodig zijn.

Gelijktijdig gebruik met antipsychotica (zoals fenothiazinen, clozapine, haloperidol) kan de effecten van deze middelen versterken; verlaging van de dosis van het antipsychoticum of glycopyrronium kan nodig zijn.

Gelijktijdig gebruik met botulinetoxine kan systemische anticholinerge effecten versterken.

Glycopyrronium kan de farmacologische effecten van motiliteitsbevorderende middelen (zoals domperidon en metoclopramide) neutraliseren.

Gelijktijdig gebruik met corticosteroïden (ook dermaal of via inhalatie) kan leiden tot steroïdgeïnduceerd glaucoom, met een verhoogde oogdruk via open- of gesloten-kamerhoekglaucoom.

Gelijktijdig gebruik met topiramaat kan de effecten van oligohidrose en hyperthermie versterken, vooral bij kinderen.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Overige: Overweeg doeltreffende anticonceptie voorafgaand aan de behandeling van vruchtbare vrouwen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Bij de mens: onbekend; bij dieren: ja.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • glaucoom;
  • urineretentie;
  • ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
  • voorgeschiedenis van darmobstructie, colitis ulcerosa, paralytische ileus, pylorusstenose; myasthenia gravis.

Voor meer contra-indicaties, zie de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Onderbreek de behandeling bij optreden van urineretentie, pneumonie, obstipatie, gedragsverandering, allergische reactie, koorts en zeer warm weer. Overweeg na evaluatie de behandeling te staken of voort te zetten met een lagere dosis.

Effecten op centraal zenuwstelsel (CZS): In klinisch onderzoek zijn grotere effecten op het CZS (zoals veranderingen in gedrag en psychische status) gemeld, voortkomend uit een beperkt vermogen om de bloed-hersenbarrière te passeren. Monitor veranderingen in gedrag. Overweeg een dosisverlaging bij optreden van effecten op CZS. Wees voorzichtig bij een verzwakte bloed-hersenbarrière, zoals bij intraventriculaire shunt, hersentumor of encefalitis.

Cardiovasculair effect: glycopyrronium heeft een bekend effect op hartslag en bloeddruk bij gebruik tijdens anesthesie, hoewel dit effect niet is gebleken bij kinderen met chronische speekselvloed. Controleer cardiovasculaire status bij evaluatie. Wees voorzichtig met gebruik bij acuut myocardinfarct, hypertensie, coronair vaatlijden, hartaritmie en aandoeningen die worden gekenmerkt door tachycardie. Adviseer om de hartslag te laten meten bij dreigende onwelwording, en een zeer snelle of trage hartslag te melden.

Bijwerkingen: Jonge kinderen zijn mogelijk gevoeliger voor ongewenste effecten, paradoxale excitatie kan voorkomen.

Comorbiditeit: Wees voorzichtig met gebruik van parasympathicolytica bij bestaande obstipatie, diarree en gastro-oesofageale reflux.

Gebruik bij volwassenen: Wees ook voorzichtig bij autonome neuropathie, hyperthyroïdie, ulcus ventriculi, verzwakte patiënten met chronische longaandoeningen (in verband met de mogelijke indikking van bronchiaalslijm door verminderde productie), infecties van maag-darmkanaal en ouderen.

Onderzoeksgegevens: veiligheidsinformatie op lange termijn ontbreekt, behandel daarom zo kort mogelijk. Continue of intermitterende behandeling alleen toepassen na zorgvuldige afweging en met nauwlettende monitoring. Niet aanbevolen bij kinderen < 3 jaar, vanwege het ontbreken van gegevens over veiligheid en werkzaamheid. Effecten op het voortplantingsstelsel zijn niet onderzocht. Er is geen onderzoek uitgevoerd bij verminderde leverfunctie; aangenomen wordt dat verminderde leverfunctie niet zal leiden tot een klinisch relevante toename van de systemische blootstelling, vanwege een hoofdzakelijk renale klaring.

Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Overdosering

Symptomen

anticholinergisch syndroom met bv. blozen, droge huid en slijmvliezen, mydriase met accommodatieverlies, gewijzigde psychische status, koorts; en ook sinustachycardie, verminderde darmperistaltiek, functionele ileus, urineretentie, hypertensie, myoklonie.

Therapie

Voor meer symptomen en behandeling van een intoxicatie met glycopyrronium, zie vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Anticholinergicum, bindt vooral aan de M3-receptor. Vermindert indirect de speekselproductie, door competitieve remming van cholinerge muscarinereceptoren in de speekselklieren. Blokkeert in het algemeen de werking van acetylcholine op muscarinereceptoren van de autonome effectorplaatsen geïnnerveerd door parasympathische (cholinerge postganglionaire) zenuwcellen. Remt ook de werking van acetylcholine op glad spierweefsel (zonder cholinerge innervatie). De perifere effecten lijken op die van atropine. Door de quaternaire ammoniumstructuur passeert het in beperkte mate de bloed-hersenbarrière, vergeleken met anticholinergica met tertiaire ammoniumstructuur. De werking houdt tot circa 7 uur aan.

Kinetische gegevens

F ca. 3%.
V d kinderen: 1,31–1,83 l/kg; volwassenen: 0,35–0,93 l/kg.
Metabolisering via hydroxylering, hydrolyse, glucuronidering, sulfatering en oxidatie via CYP-enzymen.
Eliminatie circa 85% met de urine, waarvan ca. 23% onveranderd en ca. 5% via feces.
T 1/2el 2,5–4 uur, bij kinderen korter.
Overig het is mogelijk dat een trage absorptie ertoe leidt dat eliminatie sneller verloopt dan absorptie ('flip-flop'-kinetiek).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd