Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Inrebic XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Voor de behandeling van primaire myelofibrose (PMF) staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn (2024).
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met ziektegerelateerde splenomegalie of symptomen bij primaire myelofibrose of myelofibrose na polycythaemia vera of essentiële trombocytemie, die niet eerder zijn behandeld met Janus-geassocieerde kinase (JAK)-remmers óf na behandeling met ruxolitinib.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Patiënten die worden behandeld met ruxolitinib moeten vóór aanvang van de behandeling met fedratinib het gebruik van ruxolitinib afbouwen en staken.
Voor aanvang van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine, totdat de thiaminespiegel gecorrigeerd is (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Het starten van de behandeling wordt ontraden bij een baseline aantal trombocyten < 50 × 109/l en een absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 1,0 × 109/l.
Profylactisch gebruik van anti-emetica wordt aanbevolen tijdens de eerste 8 weken van de behandeling en daarna verder zoals klinisch geïndiceerd.
Myelofibrose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosis: 400 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten zolang dit klinisch gunstig is voor de patiënt. Staak de behandeling indien de patiënt een dosis van 200 mg 1×/dag niet verdraagt.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-89 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie wel wekelijks controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis verlagen. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15-29 ml/min) is de aanbevolen dosis 200 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmer: indien vermijden van sterke CYP4A4-remmer niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis fedratinib 200 mg 1×/dag. Controleer daarbij nauwgezet op bijwerkingen. Indien de sterke CYP3A4-remmer daarna wordt gestaakt, de dosis van fedratinib verhogen naar 300 mg 1×/dag gedurende eerste twee weken na staken van de sterke CYP3A4-remmer. Vervolgens, indien dit wordt verdragen, de dosis verder verhogen naar 400 mg 1×/dag.
Gemiste dosis: als een dosis wordt gemist, de volgende geplande dosis de volgende dag innemen. Géén extra capsules innemen om de gemiste dosis te compenseren.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische en niet-hematologische toxiciteiten en de behandeling van Wernicke-encefalopathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2. tabel 1).
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet openen, kauwen of breken) innemen met water, met of zonder voedsel. Inname met een vetrijke maaltijd verkleint mogelijk de kans op misselijkheid en braken door fedratinib.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Urineweginfectie. Bloeding. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree. Spierspasmen. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Stijging van amylase, lipase, ALAT, ASAT en creatinine in het bloed. Anemie, trombocytopenie, neutropenie.
Vaak (1-10%): Wernicke-encefalopathie, duizeligheid. Hypertensie. Dyspepsie. Botpijn, pijn in de ledematen. Dysurie. Gewichtstoename.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, ritonavir), omdat deze de blootstelling aan fedratinib kunnen verhogen. Als vermijden niet mogelijk is, moet de dosis van fedratinib worden verlaagd, zie de rubriek Dosering. Controleer de patiënt in dat geval ten minste wekelijks op bijwerkingen.
Bij het gelijktijdig gebruik van remmers van zowel CYP3A4 en CYP2C19 (zoals fluconazol, fluvoxamine) de patiënt extra nauwgezet controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosering van fedratinib aanpassen.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van matige of sterke CYP3A4-inductoren (zoals fenytoïne, rifampicine, efavirenz) omdat deze de blootstelling aan fedratinib mogelijk kunnen verlagen.
Bij langdurig gelijktijdig gebruik met een matig-sterke CYP3A4-remmer (zoals erytromycine, diltiazem) de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis fedratinib verlagen.
Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP3A4 (zoals midazolam, simvastatine), CYP2C19 (zoals omeprazol) of CYP2D6 (zoals metoprolol, dextromethorfan) zo nodig de dosis van deze gelijktijdig toegediende middelen aanpassen, onder zorgvuldige controle van bijwerkingen.
Wees voorzichtig of verhoog de dosis bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die renaal worden geklaard via multidrug- en toxine-eiwit (MATE)1 en MATE2-K en organisch kationtransporteiwit (OCT2), zoals metformine.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, in subtherapeutische doses schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding tijdens en gedurende één maand na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitoring: Voor aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks gedurende de eerste 3 maanden, daarna periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. Bij waargenomen toxiciteit de patiënt ten minste elke 2 weken controleren totdat deze is opgelost. Een dosisaanpassing of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Gevallen van ernstige en fatale encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, zijn gemeld. Wernicke-encefalopathie is een acute neurologische aandoening als gevolg van een tekort aan thiamine (vitamine B1). Mogelijke symptomen van Wernicke-encefalopathie zijn o.a. ataxie, veranderingen van de mentale status en oftalmoplegie (bijv. nystagmus, diplopie). Wees bedacht op een mogelijke encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, bij verandering in de mentale status, verwarring of geheugenstoornis. Voer in die gevallen direct een volledige evaluatie uit met inbegrip van een neurologisch onderzoek, beoordeling van de thiaminespiegel en beeldvorming. Beoordeel de thiaminespiegel en de voedingsstatus van de patiënt voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling (bv. maandelijks gedurende de eerste 3 maanden en daarna om de 3 maanden) en indien klinisch geïndiceerd. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine. Een te lage thiaminespiegel aanvullen vóór de start van en tijdens de behandeling. Als encefalopathie wordt vermoed, de behandeling direct staken en parenterale thiaminebehandeling inzetten terwijl alle mogelijke oorzaken worden geëvalueerd. Monitor de patiënt tot de symptomen zijn verdwenen of verbeterd en de thiaminespiegel is genormaliseerd.
Voer een volledige bloedtelling uit, zowel voorafgaand aan de behandeling als periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd. Anemie en trombocytopenie treden meestal op binnen de eerste 3 maanden van de therapie. Bij een hemoglobinewaarde < 10,0 g/dl en een laag trombocytenaantal (< 100 × 109/l bestaat er tijdens de behandeling respectievelijk een grotere kans op anemie en trombocytopenie van graad 3 of hoger; zorgvuldige monitoring is aangewezen, bv. eenmaal per week gedurende de eerste maand totdat de hemoglobinewaarde of het trombocytenaantal verbetert. Neutropenie is doorgaans reversibel na een tijdelijke stopzetting van de behandeling. Overweeg een dosisverlaging bij aanwezigheid van anemie, met name bij een noodzakelijke bloedtransfusie. Trombocytopenie is doorgaans reversibel na een dosisonderbreking, dosisverlaging en/of zo nodig een bloedplaatjestransfusie.
Ernstige cardiovasculaire voorvallen zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar, bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt of bij een voorgeschiedenis van atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren.
Veneuze trombo-embolische voorvallen, waaronder diepveneuze trombose (DVT) en longembolie, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij risicofactoren voor VTE of cardiovasculaire risicofactoren. Bij een vermoeden of symptomen van VTE de behandeling direct staken.
Gastro-intestinale toxiciteit: misselijkheid, braken en diarree komen vaak voor bij behandeling met fedratinib. De meeste bijwerkingen zijn van graad 1 of 2 en treden doorgaans op binnen de eerste 2 weken van de therapie. Overweeg profylactische behandeling met anti-emetica, zie ook misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie. Bij misselijkheid, braken of diarree ≥ graad 3 die niet binnen 48 uur reageert op ondersteunende maatregelen de behandeling met fedratrinib tijdelijk staken, totdat de ernst is verminderd tot ≤ graad 1. Start opnieuw met een dagelijkse dosis die 100 mg lager is dan de laatste toegediende dosis. Controleer de thiaminespiegel en corrigeer zo nodig (zie ook achter Encefalopathie).
Secundaire maligniteiten, waaronder lymfoom, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar en bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt.
Onderzoeksgegevens: de ervaring bij ouderen > 75 jaar is beperkt. Fedratinib is niet onderzocht bij patiënten met een baseline trombocytenaantal < 50 × 109/l en ANC < 1,0 × 109/l. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fedratinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Fedratinib remt selectief Janusgeassocieerde kinase 2 (JAK2) en FMS-achtige tyroskinekinase 3 (FLT3). Zowel JAK2 als FLT3 spelen een rol bij de proliferatie en overleving van hematopoëtische cellen; JAK2 is een tyrosinekinase die cytokine- of groeifactorgemedieerde signalen overdraagt via de JAK-STAT-route. FLT3 is een tyrosinekinase die voorkomt op hematopoëtische stamcellen en myeloïde progenitorcellen. Activerende mutaties van JAK komen voor bij meer dan de helft van de patiënten met myelofibrose en essentiële trombocytemie, en bij het merendeel van de patiënten met polycythaemia vera. Door fedratinib verminderde JAK2-gemedieerde fosforylering van STAT3/5-eiwitten remt maligne celproliferatie en induceert apoptose.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, wordt na orale toediening voor 63-77% geabsorbeerd. |
T max | 3 uur (2-4 uur). |
V d | ca. 25,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4, en in mindere mate door CYP2C19 en flavine-bevattende mono-oxygenasen (FMO). |
Eliminatie | voor ca. 77% met de feces (waarvan ca. 23% in onveranderde vorm) en voor ca. 5% met de urine (waarvan ca. 3% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | wordt bifasisch geëlimineerd, met een effectieve eliminatiehalfwaardetijd van 41 uur en een terminale halfwaardetijd van 114 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
fedratinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk