Samenstelling
Arava Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg, 100 mg
Leflunomide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Uplizna XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Overweeg leflunomide als initiële behandeling van RA bij onvoldoende effect van methotrexaat, of bij een contra-indicatie of een intolerantie voor methotrexaat.
Voor leflunomide is voor de indicatie arthritis psoriatica geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van neuromyelitis optica-spectrumstoornis (NMOSD).
Indicaties
- Actieve reumatoïde artritis;
- Actieve arthritis psoriatica.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Neuromyelitis optica-spectrumstoornis (NMOSD, 'neuromyelitis optica spectrum disorder') bij volwassenen die seropositief zijn voor anti-aquaporine-4 immunoglobuline G (AQP4-IgG), als monotherapie.
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 100 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Onderhoudsdosering: 10–20 mg 1×/dag.
Arthritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 100 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Onderhoudsdosering: 20 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Bij licht verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij matige tot ernstige nierinsufficiëntie is het gecontra-indiceerd wegens onvoldoende klinische ervaring.
Verminderde leverfunctie: er zijn geen gegevens beschikbaar. De actieve metaboliet wordt geklaard door omzetting in de lever en secretie via de gal; het gebruik is gecontra-indiceerd bij leverinsufficiëntie.
Toediening: De tablet heel innemen met voldoende vloeistof, met of zonder voedsel.
Doseringen
Voorafgaand aan de infusie premedicatie geven, die bestaat uit een corticosteroïd (bv. methylprednisolon intraveneus 80-125 mg) ca. 30 min voorafgaand aan inebilizumab, een antihistaminicum en een antipyreticum (bv. paracetamol oraal 500-650 mg) beide 30-60 min voorafgaand aan inebilizumab, ter preventie en bestrijding van infusiegerelateerde reacties.
Controleer patiënt op infusiereacties gedurende en tot ten minste één uur na de infusie.
NMOSD
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v. als infusie: oplaaddosis 300 mg, 2 weken later gevolgd door 300 mg. De onderhoudsdosering: 300 mg 1×/6 maanden.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, omdat IgG-monoklonale antilichamen niet hoofdzakelijk via de renale route worden geklaard.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, omdat IgG-monoklonale antilichamen niet hoofdzakelijk via de hepatische route worden geklaard.
Gemiste dosis: deze zo spoedig mogelijk toedienen en niet uitstellen tot de volgende geplande dosis.
Toediening
- Voor gebruik het concentraat verdunnen tot een eindconcentratie van 1 mg/ml;
- De bereide oplossing intraveneus toedienen door middel van een infusiepomp met een toenemende snelheid tot het einde (ongeveer 90 minuten); het eerste half uur met 42 ml/uur, het tweede half uur met 125 ml/uur en daarna 333 ml/uur.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): maag-darmstoornissen: (microscopische) colitis, diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, aandoeningen van mondslijmvlies (stomatitis met aften en ulceraties in de mond), anorexia, gewichtsverlies (meestal gering), asthenie, verhoging leverfunctiewaarden (transaminasen, soms γ-GT, alkalische fosfatase en bilirubine). Leukopenie ( meestal mild, zelden ernstig), gestegen CK. Hypertensie (meestal mild, zelden ernstig). Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie, asthenie, paresthesie. Tendosynovitis. Haaruitval, eczeem, droge huid, milde allergische reacties, huiduitslag, (incl. maculopapuleuze uitslag), jeuk.
Soms (0,1-1%): anemie, milde trombocytopenie, hypokaliëmie, hyperlipidemie, hypofosfatemie. Smaakstoornissen. Angst. Urticaria. Peesruptuur.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige infecties (incl. sepsis met mogelijk fatale afloop), hepatitis, geelzucht/cholestase. Mogelijk fatale interstitiële longaandoening (incl. interstitiële pneumonitis). Eosinofilie, pancytopenie (waarschijnlijk door een antiproliferatief mechanisme). Stijging LDH. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (bij patiënten die tevens andere immunosuppressiva gebruikten).
Zeer zelden (< 0,01%): pancreatitis, mogelijk fataal leverfalen en acute levernecrose, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme, agranulocytose, vasculitis (incl. necrotiserende cutane vasculitis), ernstige anafylactische/anafylactoïde reacties. De totale incidentie van infecties kan toenemen (m.n. van rinitis, bronchitis en pneumonie). Nierinsufficiëntie kan optreden.
Verder zijn gemeld: cutane lupus erythematodes, pustulaire psoriasis, verergering van psoriasis, huidulcus, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Pulmonale hypertensie. Hypo-urikemie. Kleine (reversibele) afname van de spermaconcentratie, het totaal aantal spermacellen en snelle progressieve motiliteit.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie, luchtweginfectie, nasofaryngitis, griep. Gewrichtspijn, rugpijn. Immunoglobulinewaarden verlaagd. Infusiereactie (zoals hoofdpijn, misselijkheid, slaperigheid, dyspneu, koorts, myalgie, huiduitslag).
Vaak (1-10%): pneumonie, cellulitis, herpes zoster, sinusitis. Lymfopenie, (vertraagd beginnende) neutropenie.
Soms (0,1-1%): sepsis, subcutaan abces, bronchiolitis.
Interacties
Combinatie met teriflunomide vermijden.
Recentelijk of gelijktijdig gebruik van hepato- of hematotoxische geneesmiddelen of indien behandeling met leflunomide wordt gevolgd door dergelijke middelen zonder wash-outprocedure kan leiden tot meer ernstige bijwerkingen. Combinatie met methotrexaat, andere DMARD’s en/of hepatotoxische geneesmiddelen wordt ontraden.
Bij combinatie met geneesmiddelen die door CYP2C8 worden gemetaboliseerd, zoals paclitaxel of pioglitazon, kan de blootstelling aan deze middelen toenemen. Het effect van geneesmiddelen die door CYP1A2 gemetaboliseerd worden, zoals bv. theofylline en duloxetine, kan afnemen. De bloedspiegels van substraten van OAT3, zoals ciprofloxacine, indometacine, furosemide en methotrexaat, kunnen stijgen.
De bloedspiegels van ethinylestradiol en levonorgestrel kunnen licht stijgen.
Bij combinatie rosuvastatine niet hoger doseren dan 10 mg eenmaal per dag, voorzichtigheid is geboden bij andere statinen, methotrexaat, rifampicine.
Controleer de INR bij combinatie met een vitamine K-antagonist.
Tijdens behandeling met leflunomide geen colestyramine of actieve kool toepassen (behalve voor wash-outprocedure), omdat dit leidt tot een snelle en significante daling van de plasmaconcentratie van de actieve metaboliet.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva, waaronder systemische corticosteroïden, kan het risico op infecties verhogen. De effecten van inebilizumab op B-cellen en immunoglobulinen kunnen gedurende 6 maanden of langer na toediening aanhouden. Bij start na andere immunosuppressiva met langdurige immuuneffecten of bij start van andere immunosuppressiva met langdurige immuuneffecten na inebilizumab, rekening houden met de werkingsduur en de werkingswijze van deze geneesmiddelen vanwege mogelijke additieve immunosuppressieve effecten.
Vaccinatie met levende verzwakte of levende vaccins wordt niet aanbevolen tijdens de behandeling en tot B-celrepletie. Immunisaties ten minste 4 weken vóór de start van inebilizumab toedienen.
Zwangerschap
Teratogenese: De actieve metaboliet van leflunomide is bij dieren in therapeutische doseringen teratogeen gebleken en veroorzaakt waarschijnlijk bij de mens ernstige aangeboren afwijkingen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Sluit zwangerschap uit vóór het begin van de behandeling met leflunomide. Adequate anticonceptie wordt aanbevolen voorafgaand, tijdens en tot 2 jaar na staken van de behandeling. Na 2 jaar dient de plasmaconcentratie van de actieve metaboliet te worden bepaald. Als deze lager is dan 0,02 mg/l, en na ten minste 14 dagen opnieuw lager dan 0,02 mg/l, wordt geen schadelijk effect meer verwacht. Zo nodig kan bij dringende kinderwens de wachttijd worden bekort door middel van een wash-outprocedure met colestyramine of actieve kool (zie Waarschuwingen en voorzorgen); hierbij zijn orale anticonceptiva onvoldoende betrouwbaar. Na de wash-outprocedure moet de plasmaconcentratie lager zijn dan 0,02 mg/l, ook na ten minste 14 dagen. Tussen bevruchting en het eerste moment dat de plasmaconcentratie lager is dan 0,02 mg/l moet een wachttijd van ten minste anderhalve maand zitten. Deze procedure is ook aan te bevelen bij mannen met kinderwens om het risico van mogelijk foetale toxiciteit te minimaliseren; na een wachttijd van ten minste 3 maanden als beide plasmaconcentraties lager zijn dan 0,02 mg/l zijn, is de kans op foetale toxiciteit erg klein.
Zwangerschap
Inebilizumab passeert de placenta.
Farmacologisch effect: Bij blootstelling tijdens de zwangerschap kan depletie van B-cellen optreden bij pasgeborenen.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij strikt noodzakelijk. Pasgeborenen die in utero zijn blootgesteld aan inebilizumab, controleren op B-celdepletie. Levende of levende verzwakte vaccins niet toedienen aan zuigelingen van moeders die blootgesteld zijn aan inebilizumab tijdens de zwangerschap, totdat herstel van de B-celtellingen bij de zuigeling is bevestigd. Niet-levende vaccins kunnen worden toegediend vóór herstel van B-celdepletie en verlaging van de Ig-waarden, controleer of een beschermende immuunrespons wordt bereikt.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Uitscheiding van IgG-antilichamen in de moedermelk vindt plaats tijdens de eerste dagen na de geboorte, maar dit neemt daarna snel af tot lage concentraties. Een nadelig effect bij de zuigeling gedurende deze korte periode kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor de actieve metaboliet teriflunomide;
- ernstige immunodeficiëntie (bv. AIDS);
- ernstig verminderde beenmergfunctie of significante anemie, leukopenie, neutropenie of trombocytopenie;
- ernstige actieve infectie;
- matige tot ernstige nierinsufficiëntie;
- ernstige hypoproteïnemie, bijvoorbeeld bij nefrotisch syndroom;
- leverinsufficiëntie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- ernstige actieve infectie, waaronder actieve chronische infectie zoals hepatitis B;
- actieve of onbehandelde latente tuberculose;
- voorgeschiedenis van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML);
- ernstig immuungecompromitteerde toestand;
- actieve maligniteiten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorafgaand aan de behandeling de patiënt beoordelen voor actieve en latente tuberculose. Wees voorzichtig bij een interstitiële longaandoening in de voorgeschiedenis.
Controleer voor start van de behandeling en daarna periodiek leverfunctiewaarden (ASAT, ALAT), bloeddruk en het complete bloedbeeld (incl. leukocytendifferentiatie en het aantal trombocyten) : iedere twee weken gedurende de eerste 6 maanden en daarna iedere acht weken. Bij twee- tot drievoudige verhoging ALAT de dosering verlagen naar 10 mg en wekelijks controleren. Gebruik van alcohol vermijden in verband met mogelijke additieve hepatotoxische effecten.
Staak de behandeling, gevolgd door toepassen van de wash-outprocedure, bij meer dan drievoudige of aanhoudende twee- tot drievoudige verhoging van ALAT, significante bloedbeeldafwijkingen, ulceratieve stomatitis, ernstige infecties of huidreacties. Aangeraden wordt de leverenzymen na staken van de behandeling te controleren totdat de spiegels genormaliseerd zijn. Wash-outprocedure: 8 g colestyramine 3×/dag of 50 g geactiveerde kool (in poedervorm) 4×/dag, gedurende gewoonlijk elf dagen (afhankelijk van de klinische verschijnselen of laboratoriumwaarden).
Overweeg staken van de behandeling en starten van een wash-outprocedure bij optreden van perifere neuropathie; diabetes mellitus, een leeftijd > 60 jaar en/of gelijktijdig gebruik van neurotoxische middelen vermeerderen de kans op perifere neuropathie.
Tijdens behandeling kunnen huidulcera optreden. Overweeg bij het vermoeden van een met leflunomide geassocieerde huidulcus, of als huidulcera niet verdwijnen ondanks behandeling, staken van de behandeling met leflunomide en een complete wash-outprocedure. Overweeg hervatten bij toereikende wondgenezing. Bij ernstige huid en/of mucosale reacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse en geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), behandeling staken en een volledige wash-outprocedure starten. Behandeling niet herstarten.
Overweeg bij verminderde wondgenezing na een operatie de behandeling te onderbreken in de perichirurgische periode en een wash-outprocedure toe te passen. Hervat eventueel de behandeling bij toereikende wondgenezing.
Overweeg staken behandeling bij optreden van pulmonale symptomen, zoals hoesten en dyspneu; interstitiële longaandoeningen zijn gemeld tijdens de behandeling en zijn potentieel fataal.
Recente of gelijktijdige behandeling met hepato- of hematotoxische DMARD’s kan leiden tot meer bijwerkingen. Zie ook rubriek Interacties.
De actieve metaboliet van leflunomide heeft een lange halfwaardetijd (doorgaans 1–4 weken); op grond van interindividuele verschillen kan de actieve metaboliet nog twee jaar na de laatste inname in een concentratie van meer dan 0,02 mg/l in het plasma aanwezig zijn. Ernstige bijwerkingen kunnen voorkomen nadat de behandeling met leflunomide is gestaakt.
Indien ernstige bijwerkingen optreden of wanneer overschakeling op een ander DMARD is geïndiceerd, is voor een snelle verwijdering van de actieve metaboliet uit het bloed een wash-outprocedure nodig.
Bepaal de totale albumine-gecorrigeerde serumcalciumconcentratie bij twijfelachtige meting van een verlaagd geïoniseerde calciumgehalte; behandeling met leflunomide en/of teriflunomide kan ten onrechte geringere waarden geven, afhankelijk van het type analyseapparaat.
Gegevens over effectiviteit en veiligheid van vaccinaties tijdens de behandeling ontbreken; vaccinatie met vaccins met levende micro-organismen wordt ontraden.
De werkzaamheid en veiligheid bij juveniele reumatoïde artritis is niet vastgesteld; toediening bij kinderen < 18 jaar wordt ontraden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór het starten van de behandeling de volgende testen uitvoeren:
- Kwantitatieve serumimmunoglobulinen, telling van B-cellen en volledige bloedtelling, waaronder differentiële tellingen;
- Screening op hepatitis B-virus (HBV);
- Screening op hepatitis C-virus (HCV), evt. behandeling hiervan beginnen vóór het starten van inebilizumab;
- Screening op (latente) tuberculose.
Infusiegerelateerde - en overgevoeligheidsreacties kunnen optreden, zoals hoofdpijn, misselijkheid, slaperigheid, dyspneu, koorts, myalgie, huiduitslag of andere symptomen. Infusiegerelateerde reacties kwamen het vaakst voor bij de eerste infusie, maar ook bij volgende infusies. Geef vóór start van infusie premedicatie en controleer tijdens infusie op reacties (zie rubriek Doseringen). Staak behandeling definitief bij levensbedreigende infusiereacties, en geef een passende ondersteunende behandeling. Bij minder ernstige infusiereacties de infusie tijdelijk stoppen , de infusiesnelheid verlagen en/of een symptomatische behandeling toedienen.
De gevoeligheid voor infecties kan verhoogd zijn door verlaging van het aantal lymfocyten en van de Ig-gehalten in het perifere bloed. Beoordeel een volledige bloedtelling vóór start, waaronder differentiële tellingen en immunoglobulinen, en periodiek tijdens en na stopzetting van de behandeling tot B-celrepletie. Het is niet bekend wanneer B-celrepletie wordt bereikt. B-celdepletie beneden de ondergrens van de normaalwaarde werd behouden bij 94% van de patiënten gedurende ten minste 6 maanden na de behandeling. Controleer op een klinisch belangrijke infectie voorafgaand aan elke infusie. Bij een infectie de infusie uitstellen totdat de infectie verdwenen is. Instrueer patiënten om bij symptomen van een infectie dit onmiddellijk te melden. Overweeg stopzetting van de behandeling bij een ernstige opportunistische infectie of recidiverende infecties als de Ig-gehalten op een verzwakt immuunsysteem wijzen.
Bepaal neutrofielen bij aanwijzingen voor een infectie. Gevallen van vertraagd beginnende neutropenie zijn gemeld (meestal graad 1 of 2) ten minste 4 weken na de infusie.
Niet toedienen bij patiënten met actieve hepatitis B-infectie die positief zijn voor hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg) of hepatitis B-core-antilichaam (HBcAb). Risico op HBV-reactivering is waargenomen met andere antilichamen die B-celdepletie veroorzaken. Patiënten die chronische dragers van HBV [HBsAg+] zijn, dienen een gespecialiseerde arts op het gebied van leverziekten te raadplegen vóór het starten van en tijdens de behandeling.
Controleer vóór start op (latente) tuberculose; behandel een latente tuberculose.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Een JCV-infectie die leidt tot PML is waargenomen bij patiënten die werden behandeld met andere antilichamen die B-celdepletie veroorzaken. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Zorg voor benodigde immunisaties ten minste 4 weken vóór start van de behandeling. Vaccinatie met levende verzwakte of levende vaccins ontraden tijdens de behandeling en tot B-celrepletie. De werkzaamheid en veiligheid van immunisatie met levende of levende verzwakte vaccins na behandeling met inebilizumab is niet onderzocht.
Immuunmodulerende geneesmiddelen kunnen het risico op maligniteiten verhogen. Beperkte gegevens lijken niet te wijzen op een verhoogd risico op maligniteiten.
Bij verlies van werkzaamheid door vermoedelijk immunogeniciteit, de B-celtellingen volgen als directe maatstaf van klinische impact.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij patiënten met een ernstig verminderde nier- of leverfunctie, bij kinderen tot 18 jaar, bij patiënten met een bekende congenitale of verworven immunodeficiëntie, waaronder een HIV-infectie of splenectomie en niet in combinatie met andere immunosuppressiva.
Overdosering
Symptomen
Komen overeen met het bijwerkingenprofiel; de meest voorkomende zijn diarree, buikpijn, leukopenie, anemie en verhoogde leverfunctiewaarden.
Gebruik van colestyramine of actieve kool wordt aanbevolen om de eliminatie te versnellen. Zie voor meer symptomen en de behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inebilizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Leflunomide is een 'disease modifying antirheumaticum' en heeft immunomodulerende, antiproliferatieve en ontstekingsremmende eigenschappen. Leflunomide is een prodrug; de actieve metaboliet A771726 wordt verantwoordelijk geacht voor het therapeutisch effect. A771726 remt het menselijk enzym dihydro-orotaatdehydrogenase (DHODH). Dit enzym speelt een essentiële rol bij de novo synthese van pyrimidine. Leflunomide blokkeert het stimulerend effect van cytokinen op de T-celproliferatie. Het therapeutisch effect begint gewoonlijk na 4–6 weken en kan verder toenemen tot na 4–6 maanden.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed (82–95%), niet beïnvloed door voedsel. |
T max | is zeer variabel: 1–24 uur na eenmalige toediening. |
Overig | Bij gebruik van de oplaaddosering worden steady-state spiegels van A771726 na ca. 3 dagen bereikt. |
Metabolisering | snel in darmwand en lever tot actieve metaboliet A771726 (via 'first pass'-metabolisme) en minder belangrijke metabolieten. |
Eliminatie | langzaam, met feces en urine. |
T 1/2el | ca. 2 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Inebilizumab is een recombinant gehumaniseerd IgG1-monoklonaal antilichaam dat specifiek bindt aan CD19, een celoppervlakteantigeen dat aanwezig is op pre-B- en rijpe B-cellymfocyten, waaronder plasmablasten en bepaalde plasmacellen. Binding aan het celoppervlak op B-cellymfocyten leidt tot antilichaam-afhankelijke cellulaire cytolyse en fagocytose. Er wordt verondersteld dat B-cellen een centrale rol spelen bij de pathogenese van NMOSD. Het therapeutische effect van inebilizumab houdt waarschijnlijk verband met B-celdepletie en mogelijk met de onderdrukking van de afgifte van antilichamen, antigeenpresentatie, interactie tussen B-cellen en T-cellen, en de productie van ontstekingsmediatoren.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,04 l/kg (centraal en perifeer). |
Metabolisering | door proteolytische enzymen die uitgebreid in het lichaam verdeeld zijn. |
Eliminatie | via het reticulo-endotheliale systeem. |
T 1/2el | ca. 18 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
leflunomide hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
inebilizumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk