Samenstelling
Lenalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg
Revlimid XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Imnovid XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Pomalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor multipel myeloom (ziekte van Kahler) staat op HOVON: MM de geldende behandelrichtlijn.
Voor myelodysplastisch syndroom komt op HOVON MDS de geldende behandelrichtlijn. Let op: de richtlijn is nog in ontwikkeling!
Voor mantelcellymfoom staat de geldende behandelrichtlijn op HOVON MCL.
Offlabel: Voor Primaire Myelofibrose (PMF) staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn onder 'Oncologische Hematologie'.
Advies
Voor multipel myeloom (ziekte van Kahler) staat op Hovon.nl/nl de geldende behandelrichtlijn: Myeloom.
Indicaties
- Multipel myeloom (ziekte van Kahler):
- Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom bij volwassenen die autologe stamceltransplantatie (ASCT) hebben ondergaan. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie (onderhoudsbehandeling).
- Eerder onbehandeld multipel myeloom bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor stamceltransplantatie. Lenalidomide hierbij toepassen in combinatie met dexamethason (Rd) óf in combinatie met bortezomib en dexamethason (RVd) óf in combinatie met melfalan en prednison (MPR).
- Multipel myeloom bij volwassenen, in combinatie met dexamethason, na minimaal één andere behandeling.
- Transfusie-afhankelijke anemie bij volwassenen als gevolg van laag- of intermediair 1-risico myelodysplastisch syndroom die gerelateerd is aan een geïsoleerde cytogenetische afwijking (5q-deletie), wanneer andere behandelopties onvoldoende zijn. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie.
- Recidiverend of refractair mantelcellymfoom bij volwassenen. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie. Lenalidomide is niet aanbevolen bij een hoge tumorlast (ten minste 1 laesie groter dan of gelijk aan 5 cm of 3 laesies groter dan of gelijk aan 3 cm) als er alternatieve behandelopties beschikbaar zijn.
- Eerder behandeld folliculair lymfoom (graad 1-3a) bij volwassenen in combinatie met rituximab.
- Offlabel: Primaire Myelofibrose (PMF) in combinatie met prednison, als behandeling in de tweedelijnszorg.
Indicaties
- Multipel myeloom, in combinatie met bortezomib en dexamethason, bij volwassenen die eerder minimaal één ander behandelregime hebben gehad met lenalidomide.
- Recidiverend en refractair multipel myeloom, in combinatie met dexamethason, bij volwassenen die eerder minimaal twee andere behandelregimes hebben doorlopen, waaronder zowel lenalidomide als bortezomib, en die tijdens de laatste behandeling ziekteprogressie vertoonden.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling controle op cytopenieën verrichten door middel van volledige bloedbeeldbepaling (hemoglobine- en hematocriet, trombocytentelling en incl. differentiële telling van leukocyten), gedurende de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Bij mantelcellymfoom is het controleschema in cyclus 3 en 4 om de 2 weken en daarna in het begin van elke cyclus. Bij folliculair lymfoom is het controleschema wekelijks voor de eerste 3 weken van cyclus 1 (28 dagen), eenmaal per 2 weken gedurende cycli 2 t/m 4 en daarna bij het begin van elke nieuwe cyclus.
Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast (tumorlysissyndroom) vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Onderhoudsbehandeling multipel myeloom na autologe stamceltransplantatie
Volwassenen
aanvankelijk oraal 1×/dag 10 mg dag continu in herhaalde cycli van 28 dagen tot ziekteprogressie of intolerantie optreedt. Na 3 cycli dosis verhogen naar 1×/dag 15 mg indien goed verdragen. Behandeling niet starten als ANC ≤ 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l.
Multipel myeloom in combinatie met dexamethason (Rd-kuur)
Volwassenen
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 bij herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met dexamethason oraal 40 mg 1×/dag op dag 1, 8, 15 en 22. Voortzetten tot ziekteprogressie of intolerantie. Behandeling niet starten als ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is.
Ouderen > 75 jaar: aanvangsdosis dexamethason 20 mg per dag op dag 1, 8, 15 en 22 van elke behandelcyclus van 28 dagen.
Multipel myeloom in combinatie met bortezomib en dexamethason (RVd-kuur)
Volwassenen
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–14 bij iedere cyclus van 21 dagen, in combinatie met s.c. bortezomib 1,3 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/week op dag 1, 4, 8 en 11 van iedere cyclus en dexamethason. Behandelen tot 8 cycli van 21 dagen en hierna behandeling voortzetten met 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen in combinatie met dexamethason (zie Rd-kuur) tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Behandeling niet starten als ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is.
Multipel myeloom in combinatie met melfalan en prednison (MPR-kuur)
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 10 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen tot maximaal 9 cycli, in combinatie met melfalan oraal 0,18 mg/kg en prednison oraal 2 mg/kg op dag 1 tot 4 van herhaalde cycli van 28 dagen. Na 9 cycli of niet kunnen voltooien bij intolerantie alleen lenalidomide oraal 10 mg 1×/dag op dag 1 tot 21 van herhaalde cycli van 28 dagen totdat ziekteprogressie optreedt. Behandeling niet starten als het ANC < 1,5 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l is.
Multipel myeloom met ten minste één eerdere behandeling, in combinatie met dexamethason
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen in combinatie met dexamethason oraal 40 mg op dag 1 tot 4, 9 tot 12 en 17 tot 20 van elke cyclus gedurende de eerste 4 behandelcycli en vervolgens 1×/dag 40 mg op dag 1–4 van elke cyclus van 28 dagen. Behandeling niet starten als het ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l of afhankelijk van de infiltratie van beenmerg door plasmacellen het aantal trombocyten < 30 × 10 9is.
Myelodysplastisch syndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 10 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen. Behandeling niet starten bij ANC < 0,5 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 25 × 10 9/l is.
Mantelcellymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen.
Folliculair lymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 20 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met rituximab i.v. 375 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week (dag 1, 8, 15 en 22) in cyclus 1 en vervolgens 375 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 van cyclus 2 t/m 5 van elke cyclus van 28 dagen. Maximaal 12 behandelcycli. Behandeling niet starten bij ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is, tenzij secundair aan infiltratie van lymfoom in beenmerg.
Offlabel: PMF
Volwassenen
Volgens de landelijke richtlijn van de NVvH op hematologienederland.nl: 10–15 mg 1×/dag in combinatie met prednison 20 mg 1×/dag gedurende 3 maanden, daarna 10 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige of ernstige verminderde nierfunctie of een terminale nieraandoening de dosering aanpassen bij aanvang en tijdens de behandeling, zie rubriek 4.2 van de officiële productinformatie.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen zoals hematologische toxiciteit, overgevoeligheidsreacties (waaronder huidreacties), de 'tumor flare'-reactie, het tumorlysissyndroom en andere graad 3 of 4 bijwerkingen, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Vergeten dosis kan tot 12 uur na de geplande innametijd nog ingenomen worden; daarna moet de dosis worden overgeslagen.
Toediening
- Elke dag rond dezelfde tijd innemen met water, met of zonder voedsel.
- Capsules niet openen, breken of erop kauwen.
- Gebruik als zorgverlener wegwerphandschoenen bij hanteren van blisterverpakking of de capsule.
- Vrouwen die (mogelijk) zwanger zijn mogen de blisterverpakking of capsule niet hanteren.
Doseringen
Bij start van een nieuwe behandelcyclus moet het neutrofielenaantal ≥ 1,0 × 109/l en het trombocytenaantal ≥ 50 × 109/l zijn.
Ter preventie van uraatnefropathie bij een hoge tumorlast (tumorlysissyndroom) vóór én tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Multipel myeloom i.c.m. bortezomib en dexamethason
Volwassenen
Pomalidomide 4 mg 1×/dag op dag 1–14 van herhaalde cycli van 21 dagen. Gedurende behandelcyclus 1 t/m 8 in combinatie met bortezomib: s.c. of i.v. 1,3 mg/m² 1×/dag op dag 1, 4, 8 en 11, en dexamethason: oraal 20 mg 1×/dag op dag 1, 2, 4, 5, 8, 9, 11, en 12. Vanaf behandelcyclus 9 in combinatie met bortezomib: s.c. of i.v. 1,3 mg/m² 1×/dag op dag 1 en 8 en dexamethason: oraal 20 mg 1×/dag op dag 1, 2, 8 en 9.
Bij ouderen > 75 jaar: voor pomalidomide is geen dosisaanpassing nodig. Voor dexamethason starten met 10 mg 1×/dag.
Recidiverend en refractair multipel myeloom i.c.m. dexamethason
Volwassenen
Pomalidomide 4 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met dexamethason: oraal 40 mg 1×/dag op dag 1, 8, 15 en 22 van elke behandelcyclus.
Bij ouderen > 75 jaar: voor pomalidomide is geen dosisaanpassing nodig. Voor dexamethason starten met 20 mg 1×/dag.
Zie voor instructies voor het onderbreken van de behandeling of het verlagen van de dosis in verband met bijwerkingen die gerelateerd zijn aan pomalidomide of dexamethason de officiële productinformatie van pomalidomide CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4). Voor instructies in verband met bijwerkingen van bortezomib, zie productinformatie van bortezomib.
Bij gelijktijdig gebruik sterke CYP1A2-remmer (zoals fluvoxamine of ciprofloxacine): de dosering pomalidomide met 50% verlagen.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Controleer op bijwerkingen en indien nodig, verlaag de dosering of onderbreek de toediening.
Gemiste dosis: niet inhalen.
Toediening
- Capsule heel innemen met water, met of zonder voedsel, elke dag rond dezelfde tijd;
- Niet openen, breken of er op kauwen;
- Zorgverleners/familieleden dienen wegwerphandschoenen te dragen bij het hanteren van de blisterverpakking of capsule.
Bijwerkingen
Bij multipel myeloom, monotherapie (onderhoudsbehandeling na autologe stamceltransplantatie)
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bacterieel, viraal; incl. pneumonitis), bronchitis, neutropene infectie, infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis, hoest. Griep. Misselijkheid, diarree, obstipatie, buikpijn. Paresthesie. Spierspasmen. Huiduitslag, droge huid. Vermoeidheid, asthenie, koorts. Anemie, leukopenie, neutropenie (incl. febriele neutropenie), lymfopenie, trombocytopenie. Afwijkende uitkomsten leverfunctietesten. Hypokaliëmie.
Vaak (1–10%): longembolie, diep-veneuze trombose. (onderste)luchtweginfectie, longinfectie. Dyspneu, rinorroe. Bacteriëmie, sepsis, herpes zoster. Braken. Hoofdpijn, perifere neuropathie (incl. polyneuropathie). Myalgie, skeletspierstelsel- en bindweefselpijn. Jeuk. Urineweginfectie. Myelodysplastisch syndroom. Pancytopenie. Dehydratie.
Bij multipel myeloom, in combinatie met bortezomib en dexamethason, dexamethason óf melfalan en prednison
Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties), (naso)faryngitis, pneumonie, bronchitis, rinitis. Neutropenie, trombocytopenie, anemie, hemorragische aandoening, leukopenie, lymfopenie. Hypokaliëmie, hyperglykemie, hypoglykemie, hypocalciëmie, hyponatriëmie, dehydratie, verminderde eetlust, gewichtsverlies. Depressie, slapeloosheid. Perifere neuropathie, paresthesie, duizeligheid, tremor, smaakstoornis, hoofdpijn. Cataract, wazig zien. Veneuze trombo-embolische voorvallen (vooral diepveneuze trombose en longembolie), hypotensie. Dyspneu, bloedneus, hoesten. Diarree, obstipatie, buikpijn, misselijkheid, braken, dyspepsie, droge mond, stomatitis. Verhoging ALAT of aspartaataminotransferase. Huiduitslag, jeuk. Spierzwakte, spierspasmen, Skeletspierstelsel- en bindweefselpijn en -ongemak (incl. rugpijn), pijn en ledematen, myalgie, artralgie. (Acuut) nierfalen. Vermoeidheid, (perifeer) oedeem, koorts, asthenie, griepachtige verschijnselen. Verhoging alkalische fosfatase.
Vaak (1-10%): sepsis, urineweginfectie, infectieuze enterocolitis, cellulitis, sinusitis. Atriumfibrilleren, bradycardie, tachycardie, (acute) myocard ischemie of (acuut) myocardinfarct, hartfalen. Hypotensie, hypertensie, vasculitis. Evenwichtsstoornis, ataxie. Doofheid, oorsuizen. Bloeding in het maag-darmkanaal, tandvleesbloeding, stomatitis, droge mond, dysfagie. Hypothyroïdie. Hematurie, urineretentie of –incontinentie. Erectieproblemen. Ecchymose, urticaria, hyperhidrose, hyperpigmentatie van de huid, eczeem, erytheem, droge huid. Spierzwakte, spierpijn, vallen, gewrichtszwelling. Pijn op de borst. Lethargie. Hypomagnesiëmie, hypofosfatemie, hypercalciëmie, hyperurikemie, jicht, diabetes mellitus. Dehydratie. Afwijkende leverfunctiewaarden, cholestase, hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Acute myeloïde leukemie, myelodysplastisch syndroom, plaveiselcarcinoom van de huid. Febriele neutropenie, pancytopenie, hemolytische anemie. Stijging C-reactief proteïne.
Soms (0,1-1%): hemolyse, auto-immune hemolytische anemie, (hyper)coagulatie, coagulopathie. (Perifere) ischemie, intracraniale veneuze sinustrombose. Atriumflutter, ventriculaire extrasystolen, verlengd QT-interval. Colitis, blindedarmontsteking (caecitis). (Acuut) leverfalen. Basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom van de huid, acute T-celleukemie, tumorlysissyndroom. Huidverkleuring, fotosensibilisatie, uitgebreide huiduitslag (ook 'geneesmiddelrash' genoemd) met eosinofilie en systemische symptomen. Fanconi-syndroom, necrose van niertubuli. Verminderd libido. Overgevoeligheid.
Bij myelodysplastische syndromen, monotherapie
Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties), pneumonie. Hypothyroïdie. Bloedneus. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid, hoofdpijn. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk, droge huid. Spierspasmen, myalgie, artralgie, rugpijn, pijn in extremiteit, Vermoeidheid, perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 75% CTCAE-graad 3 of 4), trombocytopenie (ca. 37% graad 3 of 4), anemie.
Vaak (1–10%): febriele neutropenie. Hyperglykemie. Hypertensie, hematoom. Acuut myocardinfarct, atriumfibrilleren, hartfalen. Veneuze trombo-embolische voorvallen (vooral diepveneuze trombose en longembolie). Hyperthyroïdie. Paresthesie. Dyspepsie, droge mond, kiespijn. Gewichtsverlies. IJzerstapeling. Stemmingswisselingen. Afwijkende leverfunctiewaarden. Vallen. Nierfalen.
Bij mantelcellymfoom, monotherapie
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, nasofaryngitis, dyspneu. Andere infecties (bacterieel, viraal, door schimmels; incl. opportunistische infecties). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk. Vermoeidheid, asthenie, influenza-achtig beeld, perifeer oedeem. Spierspasmen, rugpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 44% CTCAE graad 3 of 4), anemie, trombocytopenie. Hypokaliëmie.
Vaak (1–10%): sinusitis. Hypotensie, diep-veneuze trombose, longembolie. (Acuut) myocardinfarct, hartfalen. Nierfalen. Febriele neutropenie. 'Tumor flare' reactie, plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom. Perifere neuropathie, hoofdpijn, lethargie, vertigo, smaakstoornis. Buikpijn. Slapeloosheid. Nachtzweten, droge huid. Sinusitis. Koude rillingen. Artralgie, spierzwakte, pijn in extremiteit. Dehydratie, hyponatriëmie, hypocalciëmie
Bij folliculair lymfoom in combinatie met rituximab
Zeer vaak (> 10%): infectie van de bovenste luchtwegen. 'Tumor flare' reactie. Neutropenie, anemie, trombocytopenie, leukopenie, lymfopenie. Verminderde eetlust, hypokaliëmie. Hoofdpijn, duizeligheid. Dyspneu, hoesten. Buikpijn, diarree, obstipatie, misselijkheid, braken, dyspepsie. Huiduitslag, jeuk. Spierspasmen, rugpijn, artralgie. Koorts, vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Verhoging ALAT.
Vaak (1-10%): pneumonie, sepsis, longinfectie, gastro-enteritis, griep, bronchitis, sinusitis, urineweginfectie, cellulitis. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom. Febriele neutropenie, pancytopenie. Hypofosfatemie, hypercalciëmie, hyperurikemie, dehydratie. Depressie, slapeloosheid. Syncope. Perifere sensorische neuropathie, smaakstoornis. Hypotensie, longembolie. Orofaryngeale pijn, dysfonie. Stomatitis, bovenbuikpijn, droge mond. Droge huid, nachtzweten, erytheem. Spierzwakte, nekpijn, pijn in de ledematen, spierpijn. Acuut nierletsel. Malaise, koude rillingen. Gewichtsverlies. Verhoogd bloedbilirubine.
Algemeen
Verder zijn in algemene zin gemeld: hyperthyroïdie (vaak). Angio-oedeem, pulmonale hypertensie (soms). Anafylactische reactie. Steven-Johnsonsyndroom (zelden), toxische epidermale necrolyse (zelden). Virusinfectie (inclusief herpes zoster en hepatitis B-virus reactivatie). Interstitiële pneumonitis. Acuut leverfalen, toxische, cytolytische, cholestatische of gemengde hepatitis. Verworven hemofilie. Pancreatitis, gastro-intestinale perforatie. Leukocytoclastische vasculitis, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Afstoting van solide orgaantransplantaat.
Bijwerkingen
Pomalidomide met bortezomib en dexamethason
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, bronchitis, (virale) bovensteluchtweginfectie, griep, urineweginfectie. Neutropenie, trombocytopenie, leukopenie, anemie. Hypokaliëmie, hyperglykemie. Insomnia. Perifere sensorische neuropathie, duizeligheid, tremor. Atriumfibrilleren. Dyspneu, hoesten. Diarree, braken, buikpijn, misselijkheid, obstipatie. Huiduitslag. Spierzwakte, rugpijn, spierspasmen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem.
Vaak (1-10%): sepsis, septische shock, C. difficile- colitis, (onderste) luchtweginfectie, longinfectie, bronchiolitis. Basaalcelcarcinoom. Febriele neutropenie, lymfopenie. Hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie. Pancytopenie. Depressie. Syncope, perifere sensomotorische neuropathie, paresthesie, dysgeusie, intracraniale bloeding. Cataract. Diepveneuze trombose, hypotensie, hypertensie. Longembolie, bloedneus, interstitiële longziekte. Pijn in de bovenbuik, stomatitis, droge mond, abdominale distensie. Huiduitslag. Botpijn. Acuut of chronisch nierletsel, urineretentie. Hartfalen, myocardinfarct. Angio-oedeem. Niet cardiale pijn op de borst, oedeem. verhoging ALAT, gewichtsverlaging. Valpartijen.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. CVA. Hepatitis. Hypothyroïdie.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnson-syndroom (SJS), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Reactivatie van hepatitis B-virus. Transplantaatafstoting niet-hol orgaan.
Pomalidomide met dexamethason
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bacteriële, virale, en schimmelinfecties, inclusief opportunistische infecties), dyspneu, hoesten. Verminderde eetlust. Misselijkheid, diarree, obstipatie. Botpijn, spierspasmen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): febriele neutropenie, pancytopenie. Neutropene sepsis, bronchopneumonie, bronchitis, (bovenste) luchtweginfectie, nasofaryngitis, herpes zoster. Hartfalen, myocardinfarct, atriumfibrilleren. Interstitiële longziekte, longembolie, bloedneus. Diepveneuze trombose. Longembolie. Intracraniale bloeding. Verwarde toestand. Verminderd bewustzijn, perifere sensorische neuropathie, (draai)duizeligheid, tremor. Braken, gastro-intestinale bloeding. Angio-oedeem, huiduitslag, urticaria, jeuk. Nierfalen, urineretentie. Bekkenpijn. Hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hyperurikemie. Verhoogde ALAT waarde.
Soms (0,1-1%): CVA. Basaalcel- of plaveiselcelcarcinoom van de huid. Tumorlysissyndroom. Hepatitis. Hyperbilirubinemie. Hypothyroïdie.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Reactivatie van hepatitis B-virus. Transplantaatafstoting niet-hol orgaan.
Interacties
Vermijd in verband met het infectierisico vaccinatie met levende micro–organismen.
Wees voorzichtig bij combinatie met andere myelosuppressieve middelen, bij combinatie met andere middelen die de kans op trombose (zoals erytropoëtische middelen) of bloedingen doen toenemen en bij combinatie met andere hepatotoxische middelen, bijvoorbeeld hogere doses paracetamol.
Bij de combinatie met statinen is er een additief effect van bijwerkingen op de spieren, waaronder rabdomyolyse.
De werkzaamheid van gecombineerde orale anticonceptiva is mogelijk verminderd bij combinatietherapie met dexamethason, daarnaast wordt deze combinatie afgeraden vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie (tot 6 weken na staken van gecombineerde orale anticonceptiva).
De plasmaconcentratie van digoxine kan mogelijk toenemen; controle van de digoxinespiegel wordt aangeraden.
Interacties
Vermijd in verband met het infectierisico vaccinatie met levende micro–organismen.
Gelijktijdige toediening van een sterke CYP1A2-remmer (zoals fluvoxamine of ciprofloxacine) kan de blootstelling aan pomalidomide aanzienlijk verhogen; zie rubriek Doseringen.
Gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva ontraden, vanwege een toegenomen kans op veneuze trombo-embolie (tot 6 weken na staken van gecombineerde orale anticonceptiva). Wees voorzichtig bij de combinatie met erytropoëtische middelen en andere behandelingen die de kans op trombose doen toenemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Lenalidomide is structureel verwant aan de voor de mens teratogene stof thalidomide. Het is waarschijnlijk dat het gebruik van lenalidomide leidt tot teratogeniteit. Bij dieren is in hoge doseringen embryofoetale toxiciteit gebleken (misvormde of ontbrekende extremiteiten, oligo– en/of polydactylie, gesloten anus en diverse viscerale effecten). Het is waarschijnlijk dat het gebruik bij de mens leidt tot teratogeniteit.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Gebruik door vrouwen die zwanger kunnen worden is gecontra-indiceerd, tenzij kan worden voldaan aan alle voorwaarden van het programma om zwangerschap te voorkomen (zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4)). Vóór aanvang van de behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen vanaf ten minste 4 weken vóór tot ten minste 4 weken na de therapie en moet ten minste iedere 4 weken een zwangerschapstest herhalen. Geschikte anticonceptiemethoden zijn:
- een progestageenbevattend implantaat;
- een progestageenbevattend IUD;
- een medroxyprogesteron depot;
- een uitsluitend desogestrelbevattend oraal anticonceptivum;
- tubaire sterilisatie.
Zie voor de aspecten bij de keuze van een adequate anticonceptieve methode ook de informatie in de rubrieken Interacties en Waarschuwingen en voorzorgen. Staak de behandeling, indien een patiënt zwanger blijkt te zijn en verwijs door naar een arts gespecialiseerd in teratologische afwijkingen. Omdat lenalidomide in menselijk sperma is aangetroffen, moet een mannelijke patiënt tijdens de hele behandelduur (incl. eventuele onderbrekingen) én ten minste tot 1 week na het einde van de behandeling een condoom gebruiken bij seksueel contact met een partner die zwanger is óf kan worden, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Zwangerschap
Teratogenese: Pomalidomide is structureel verwant aan de voor de mens teratogene stof thalidomide. Bij dieren in hoge doseringen teratogeen gebleken (verschillende embryofoetale misvormingen).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór aanvang behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient minimaal één adequate anticonceptiemethode te gebruiken vanaf ten minste 4 weken vóór tot ten minste 4 weken na de therapie, ook bij onderbreking van de dosering en dient ten minste eenmaal om de 4 weken een zwangerschapstest uit te voeren. Geschikte anticonceptie is bijvoorbeeld: een progestageenbevattend implantaat, een progestageenbevattend IUD, een medroxyprogesteron depot, een uitsluitend desogestrelbevattend oraal anticonceptivum of tubaire sterilisatie. Gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva ontraden, vanwege een toegenomen kans op veneuze trombo-embolie. Zie ook rubriek ook Waarschuwingen en voorzorgen voor aanbevelingen bij gebruik implantaat of IUD. Staak de behandeling indien een vrouw zwanger blijkt te zijn en verwijs door naar een gespecialiseerde arts op het gebied van aangeboren afwijkingen. Pomalidomide is in menselijk sperma aangetroffen tijdens de behandeling; een man moet tijdens de hele behandelduur (inclusief eventuele onderbrekingen) én tot 7 dagen na het onderbreken en/of staken van de behandeling een condoom gebruiken bij seksueel contact met een partner die zwanger is óf kán worden én geen anticonceptie gebruikt, zélfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling controle op cytopenieën verrichten door middel van volledig bloedbeeld (hemoglobine- en hematocrietbepaling, trombocytentelling en incl. differentiële telling van leukocyten), gedurende de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Bij mantelcellymfoom is het controleschema in cyclus 3 en 4 om de 2 weken en daarna in het begin van elke cyclus. Bij folliculair lymfoom is het controleschema wekelijks voor de eerste 3 weken van cyclus 1 (28 dagen), eenmaal per 2 weken gedurende cycli 2 t/m 4 en daarna bij het begin van elke nieuwe cyclus. Het kan nodig zijn de dosis te verlagen. Overweeg het gebruik van groeifactoren als neutropenie de enige toxiciteit is bij elk dosisniveau. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van ernstige bloedbeeldafwijkingen zoals febriele episode, bloedingen incl. petechiën en epistaxis.
Evalueer vóór en tijdens de behandeling de patiënt m.b.v. een standaard kankerscreening op tweede primaire maligniteiten, omdat bij klinisch onderzoek een viervoudige verhoging van de incidentie van tweede primaire maligniteiten (o.a. AML, MDS, solide tumoren en niet-invasieve huidkanker) is gezien. Bij myelodysplastische syndromen is de kans op progressie tot AML aanzienlijk groter bij een IHC-p53-positiviteit. De kans hierop is ca. 28% in 2 jaar tijd.
Vóór en tijdens de behandeling de schildklierfunctie controleren, omdat zowel hypo- als hyperthyroïdie kan optreden. Een optimale controle van comorbide aandoeningen die de schildklierfunctie beïnvloeden vóór de start van de behandeling wordt aanbevolen.
Vóór en tijdens de behandeling patiënten controleren op tekenen en symptomen van pulmonale hypertensie. Gevallen zijn gemeld, sommige met fatale afloop.
Perifere neuropathie komt voor bij het structureel verwant thalidomide. Het wordt gezien bij combinatie van lenalidomide met intraveneus toegediend bortezomib en dexamethason bij multipel myeloom; bij subcutane toediening is de frequentie lager (zie SmPC bortezomib).
Ernstige huidreacties: stop behandeling bij angio-oedeem, anafylactische reactie, huiduitslag graad 4, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag of wanneer SJS, TEN of DRESS wordt vermoed; behandeling niet meer hervatten. Informeer patiënt over symptomen en ernst van deze reacties. Overweeg onderbreken of stoppen bij andere vormen van huidreacties (graad 2 of 3), afhankelijk van de ernst.
Kruisovergevoeligheid: gebruik van lenalidomide wordt ontraden bij patiënten die eerder ernstige huiduitslag of een allergische reactie kregen bij gebruik van thalidomide, vanwege een kruisreactie tussen thalidomide en lenalidomide.
Tumorlysissyndroom (TLS) en 'tumor flare' reacties (TFR) kunnen optreden, met name bij een hoge tumorlast. Controleer patiënten nauwlettend, met name tijdens de eerste cyclus of dosisverhoging. Bij behandeling van mantelcellymfoom of folliculair lymfoom geldt het volgende:
- Alle patiënten dienen TLS-profylaxe te krijgen (allopurinol of rasburicase) en goed (oraal) gehydrateerd te zijn, tevens wekelijks bloedonderzoek uitvoeren gedurende de eerste cyclus of langer, op klinische indicatie.
- Controleer zorgvuldig op TFR-symptomen. Tumor flare kan lijken op ziekteprogressie. Behandel TFR-symptomen zo nodig met corticosteroïden, NSAID's en/of narcotische analgetica.
Bewaak de leverfunctie, omdat hepatotoxiciteit (leverfalen (zelden fataal), toxische/cytolytische/cholestatische hepatitis) is gemeld; het mechanisme hierachter is onbekend, maar bestaande virale leverziekte (zoals hepatitis B), verhoogde leverenzymwaarden op baseline en behandeling met andere hepatotoxische middelen of antibiotica zijn risicofactoren. In verband met mogelijke re-activatie van HBV voorafgaand aan de behandeling alle patiënten testen op HBV. Bij een positieve test een gespecialiseerde arts op het gebied van hepatitis B raadplegen. Bij toepassing van lenalidomide deze patiënten gedurende de gehele behandeling monitoren op signalen en symptomen van reactivatie van HBV. Bij ontstaan van (acuut) leverfalen de behandeling stopzetten en een antivirale behandeling beginnen.
Reactivatie van virusinfecties: naast re-activatie van HBV (zie de alinea hiervoor) is ook re-activatie van herpes zoster gemeld, waarbij een onderbreking of permanent staken van de behandeling nodig was vanwege de ontwikkeling van een gedissemineerde herpes zoster, herpes zoster meningitis of oftalmische herpes zoster.
Graad 3 of 4 bijwerkingen: bij nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom is er meer kans op CTCAE graad 3 of 4 bijwerkingen bij hogere leeftijd (> 75 j.), een ISS-stadium III, ECOG PS ≥ 2 of een creatinineklaring < 60 ml/min, wanneer lenalidomide in combinatietherapie wordt gegeven.
De kans op zowel arteriële als veneuze trombo-embolische aandoeningen neemt door gebruik van lenalidomide toe. Daarom wordt profylaxe met antitrombotica geadviseerd bij bekende risicofactoren voor trombo-embolieën; houdt hierbij rekening met de kans op bloedingen door trombocytopenie. Bij bekende risicofactoren voor myocardinfarct de patiënt nauwlettend volgen en beïnvloedbare risicofactoren zoveel mogelijk behandelen.
Bewaak de nierfunctie, omdat een verminderde nierfunctie eerder tot toxische waarden leidt.
Controleer regelmatig het gezichtsvermogen bij combinatietherapie met dexamethason, met name bij gebruik gedurende langere tijd.
Hormoonimplantaten en spiraaltjes: overweeg bij gebruik van een hormoonimplantaat of levonorgestrel-hormoonspiraaltje profylactisch antibiotica te geven, vooral bij neutropenie, vanwege kans op infectie bij het inbrengen en onregelmatige vaginale bloedingen. Ontraadt het gebruik van een koperbevattend spiraaltje vanwege kans op extra bloedverlies tijdens menstruaties en daarmee een toename van trombocytopenie; daarnaast is er kans op infectie bij het inbrengen.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Gedurende behandeling (waaronder tijdens dosisonderbrekingen) en ten minste 7 dagen na staken geen bloed, zaad of sperma doneren.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar en leverfunctiestoornis zijn niet onderzocht.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij een voorgeschiedenis van ernstige allergische reacties bij gebruik van thalidomide of lenalidomide, vanwege de kans op een kruisreactie.
Staak definitief de behandeling bij angio-oedeem, anafylactische reactie, graad 4 huiduitslag, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag of bij een vermoeden van Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) of geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Laat de patiënt zich direct melden bij de ontwikkeling van klachten en symptomen van deze reacties.
Overweeg bij optreden van graad 2 of 3 huiduitslag de behandeling te onderbreken of te staken.
Controleer de patiënt vóór en tijdens de behandeling m.b.v. een standaard kankerscreening op tweede primaire maligniteiten.
Hepatitis is gemeld, Het wordt aanbevolen regelmatig de leverfunctie te controleren tijdens de eerste zes maanden van de behandeling en wanneer klinisch aangewezen. Ook reactivatie van hepatitis B-virus, in sommige gevallen leidend tot acuut leverfalen, is gemeld. De reactivatie vindt in de meeste gevallen tijdens de eerste behandelcyclus plaats. Vóór aanvang van de behandeling alle patiënten testen op hepatitis B. Raadpleeg een gespecialiseerde arts op het gebied van de behandeling van HBV-infectie indien de test positief is. Wees ook voorzichtig bij patiënten die anti-HBc-positief én HBsAg-negatief zijn. Indien gekozen wordt voor een behandeling met pomalidomide + dexamethason, tijdens de hele behandeling controleren op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie.
Voer een complete bloedtelling uit bij aanvang van de behandeling, tijdens de behandeling de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Laat de patiënt zich direct melden wanneer de eerste signalen optreden van een hematologische toxiciteit zoals een bloedneus en/of een febriele periode. Bij optreden van hematologische toxiciteit kan het nodig zijn de dosering aan te passen.
Bij gebruik van pomalidomide kunnen trombo-embolische complicaties optreden; patiënten met risicofactoren voor trombo–embolie (zoals eerdere trombose) nauwlettend controleren. Overweeg profylaxe met antitrombotica, maar houdt hierbij rekening met de kans op bloedingen door trombocytopenie. Behandel zo mogelijk beïnvloedbare risicofactoren zoals roken, hypertensie en hyperlipidemie. Laat de patiënt zich direct melden bij de ontwikkeling van klachten en symptomen van trombo-embolie zoals kortademigheid, pijn op de borst en zwelling van armen of benen.
Cardiale voorvallen zijn gemeld, waaronder congestief hartfalen, atriumfibrillatie en longoedeem, voornamelijk bij een bestaande hartziekte of cardiale risicofactoren. Wees zeer voorzichtig bij deze patiënten en controleer zorgvuldig op verschijnselen of symptomen van cardiale voorvallen.
Als longsymptomen ontstaan of een acute verergering optreedt van bestaande symptomen, de behandeling onderbreken en interstitiële longziekte (ILD) uitsluiten. Bij bevestiging van ILD de behandeling alleen na een grondige evaluatie hervatten.
Pomalidomide wordt geassocieerd met progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Er zijn meldingen (soms fataal) vanaf enkele maanden tot jaren na de behandeling, in het algemeen bij patiënten die tegelijkertijd dexamethason namen of voorafgaand een behandeling kregen met een andere immunosuppressieve chemotherapie. Wees alert op nieuwe of verergerende neurologische symptomen, cognitieve of gedragsmatige tekenen of symptomen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en bij bevestiging van de diagnose permanent staken.
Overweeg bij gebruik van een hormoonimplantaat of levonorgestrel-hormoonspiraaltje profylaxe met antibiotica, vooral bij neutropenie, vanwege kans op infectie bij het inbrengen. Ontraad het gebruik van een koperbevattend spiraaltje vanwege kans op extra bloedverlies tijdens menstruaties (vooral bij een ernstige trombocytopenie); daarnaast is er kans op infectie bij het inbrengen (vooral bij een ernstige neutropenie).
Voor behandeling van vruchtbare mannen én vrouwen, zie ook de rubriek Zwangerschap. Patiënten mogen gedurende de behandeling en gedurende ten minste7 dagen daarna géén bloed, zaad of sperma doneren.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met lenalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met pomalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Lenalidomide is een immunosuppressivum. Het remt specifiek de proliferatie en bevordert de apoptose van bepaalde hematopoëtische tumorcellen (met inbegrip van MM-plasmatumorcellen, tumorcellen van folliculair lymfoom en tumorcellen met deleties in chromosoom 5), verhoogt T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuniteit en het aantal NKT-cellen. Het remt de angiogenese door de migratie en adhesie van endotheelcellen en de vorming van microvaten te blokkeren. Het remt de productie van pro-inflammatoire cytokinen, zoals TNF-α en IL-6 door monocyten. Het verhoogt de apoptose van del(5q)–cellen bij myelodysplastisch syndroom. Het verhoogt de foetale hemoglobineproductie door hematopoëtische CD34+-stamcellen.
Kinetische gegevens
T max | 0,5–2 uur. |
Metabolisering | in geringe mate in de lever. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 82% onveranderd en 4% met de feces. |
T 1/2el | 3–5 uur en bij verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) tot > 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Pomalidomide bindt rechtstreeks aan het eiwit cereblon (CRBN), onderdeel van een E3- ubiquitineligasecomplex, en remt de auto-ubiquitinering van CRBN binnen dit complex. Hierdoor zorgt het voor afbraak van substraateiwitten Aiolos en Ikaros wat leidt tot directe cytotoxische en immunomodulerende effecten.
Pomalidomide remt de proliferatie en induceert de apoptose van hematopoëtische tumorcellen. Het remt ook de proliferatie van lenalidomide-resistente multipel-myeloomcellen. Combinatie met dexamethason werkt synergistisch bij het induceren van tumorcel-apoptose. Het verhoogt T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuniteit en remt de productie van pro-inflammatoire cytokinen (zoals TNF-α en IL-6) door monocyten. Remt tevens angiogenese door de migratie en adhesie van endotheelcellen te blokkeren.
Kinetische gegevens
Resorptie | ten minste 73%. Een calorierijke, vetrijke maaltijd vertraagt de absorptie, maar heeft een minimaal effect op de mate van absorptie. |
T max | 2–3 uur. |
V d | 0,89–1,97 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door hydroxylering (vnl. CYP1A2 en CYP3A4) en vervolgens glucuronidering, of hydrolyse. |
Eliminatie | met de urine ca. 73% (ca. 2% onveranderd), met de feces ca. 15% (ca. 8% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 7,5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lenalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.
Groepsinformatie
pomalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.