Samenstelling
Livtencity XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Prevymis infusie XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 12 ml
Prevymis tablet Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 240 mg, 480 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
Voor de profylaxe van cytomegalovirus (CMV)-reactivatie en -ziekte bij volwassen CMV-seropositieve [R+] ontvangers van een allogene hematopoëtische stamceltransplantatie is letermovir toe te voegen aan CMV-DNA-controle en zo nodig pre-emptieve therapie.
Voor de profylaxe van cytomegalovirus (CMV)-ziekte bij volwassen CMV-seronegatieve [R-] ontvangers van een niertransplantaat van een CMV-seropositieve donor (D+) is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Behandeling van een cytomegalovirus(CMV)-infectie en/of -ziekte, wanneer deze refractair is (met of zonder resistentie) voor één of meerdere eerdere therapieën, waaronder (val)ganciclovir en foscarnet, bij volwassenen die een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) of solide-orgaantransplantatie (SOT) hebben ondergaan.
Indicaties
- Als profylaxe van cytomegalovirus (CMV)-reactivatie en -ziekte bij volwassen CMV-seropositieve (R+) ontvangers van een allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT).
- Als profylaxe van cytomegalovirus (CMV)-ziekte bij volwassen CMV-seronegatieve ontvangers van een niertransplantaat van een CMV-seropositieve donor (D+/R-).
Doseringen
CMV-infectie en/of -ziekte na een transplantatie (HSCT of solide orgaan)
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 2×/dag. De behandelduur is 8 weken en moet mogelijk aangepast worden op basis van de klinische eigenschappen van de patiënt.
Als gelijktijdige toediening van (matig-)sterke CYP3A-inductoren (bv. carbamazepine, efavirenz, etravirine, nevirapine, fenobarbital, fenytoïne) noodzakelijk is, de dosering maribavir verhogen naar 1200 mg 2×/dag. Gelijktijdige toediening met bepaalde sterke CYP3A-inductoren wordt niet aanbevolen, zie ook de rubriek Interacties.
Gemiste dosis: Als het ≥ 3 uur duurt tot de volgende dosis, de gemiste dosis alsnog innemen. Duurt het < 3 uur tot volgende dosis, de gemiste dosis overslaan en doorgaan met het reguliere schema. Geen dubbele dosis innemen om een gemiste dosis in te halen. Niet meer innemen dan voorgeschreven.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig. Bij patiënten met nierfalen in het eindstadium (ESRD), waaronder dialysepatiënten, is maribavir niet onderzocht. Naar verwachting is geen dosisaanpassing nodig, omdat maribavir een hoge eiwitbinding heeft.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig.
- Wees bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10) voorzichtig met het gebruik, omdat onbekend is of de blootstelling aan maribavir significant toeneemt en het hierbij niet is onderzocht.
Toediening
- Kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
- De tablet mag vermalen worden en zo nodig toegediend via een nasogastrische (of orogastrische) sonde.
Doseringen
Bij het wisselen tussen tabletten en het concentraat voor infusie is geen dosisaanpassing nodig.
Profylaxe van CMV-reactivatie en -ziekte bij CMV R + ontvangers van een HSCT
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal of i.v.: 480 mg 1×/dag. Begin ná de HSCT; dit mag op de dag van de HSCT zelf zijn. Begin niet later dan 28 dagen na de transplantatie. De behandeling mag vóór of ná het aanslaan van de donorstamcellen opgestart worden. De profylaxe tot 100 dagen na de transplantatie voortzetten. Voortgezette profylaxe met letermovir langer dan 100 dagen na de HSCT kan voor bepaalde patiënten met een hoog risico op late CMV-reactie nuttig zijn; weeg voortgezet gebruik zorgvuldig af. Gebruik van letermovir langer dan 200 dagen is niet klinisch onderzocht.
Gelijktijdig gebruik van ciclosporine: Pas de dosering letermovir als volgt aan: wanneer met ciclosporine wordt begonnen nadat de behandeling met letermovir is opgestart, de volgende dosis letermovir verlagen naar 240 mg 1×/dag, als de behandeling met ciclosporine wordt gestaakt nadat met letermovir is begonnen de volgende dosis letermovir (terug) verhogen naar 480 mg 1×/dag, wanneer de behandeling met ciclosporine tijdelijk wordt onderbroken vanwege een hoge concentratie ciclosporine, is geen dosisaanpassing van letermovir nodig.
Profylaxe van CMV-ziekte bij een CMV-seronegatieve ontvanger van een niertransplantaat van een CMV-positieve donor (D+/R-)
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal of i.v.: 480 mg 1×/dag. De behandeling opstarten op de dag van transplantatie, niet later dan 7 dagen na de niertransplantatie; voortzetten tot 200 dagen na de transplantatie.
Gelijktijdig gebruik van ciclosporine: Pas de dosering letermovir als volgt aan: wanneer met ciclosporine wordt begonnen nadat de behandeling met letermovir is opgestart, de volgende dosis letermovir verlagen naar 240 mg 1×/dag, als de behandeling met ciclosporine wordt gestaakt nadat met letermovir is begonnen de volgende dosis letermovir (terug) verhogen naar 480 mg 1×/dag, wanneer de behandeling met ciclosporine tijdelijk wordt onderbroken vanwege een hoge concentratie ciclosporine, is geen dosisaanpassing van letermovir nodig.
Verminderde leverfunctie
- Bij een lichte tot matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig.
- Bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10) wordt letermovir niet aanbevolen.
Verminderde nierfunctie
- Bij lichte tot ernstige nierfunctiestoornis (onderzocht bij een creatinineklaring ≥ 12 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig.
- Er kan geen dosisaanbeveling gedaan worden voor patiënten met een terminale nierziekte (creatinineklaring < 12 ml/min) met of zonder dialyse vanwege onvoldoende gegevens over toepassing hierbij.
Gecombineerde lever- en nierfunctiestoornis: Letermovir wordt niet aanbevolen bij een matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7-9) mét een matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 12-60 ml/min).
Gemiste dosis: Deze zo snel mogelijk inhalen, is het echter al tijd voor de volgende dosis, dan de gemiste dosis overslaan en doorgaan met het normale doseerschema; geen dubbele dosis toepassen om een vergeten dosis in te halen.
Toediening
- Oraal: De tablet in zijn geheel doorslikken (met of zonder voedsel) zonder deze te delen, kauwen of fijn te maken.
- Intraveneus: Na verdunning van het concentraat toedienen via i.v. infusie, via een perifere of centraal veneuze katheter gedurende ca. 60 min. Hierbij gebruik maken van een steriel 0,2 of 0,22 micron PES in-line filter. Niet toedienen als i.v. (bolus)injectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): smaakstoornis (bij 46%, ageusie, dysgeusie, hypogeusie, andere smaakaandoening). Misselijkheid, braken, diarree. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Pijn in de bovenbuik. Verminderde eetlust. Gewichtsafname. Toename van het gehalte van immunosuppressiva (type CYP3A- en/of Pgp-substraten, waaronder ciclosporine, tacrolimus, sirolimus en everolimus).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, smaakstoornis. Verminderde eetlust. Buikpijn. Spierspasmen. Perifeer oedeem. Vermoeidheid. Verhoogde waarden ASAT, ALAT en creatinine.
Interacties
Combinatie met (val)ganciclovir is gecontra-indiceerd omdat het antivirale effect van deze middelen mogelijk geantagoneerd wordt door de remming van humaan CMV pUL97-kinase, dat nodig is voor de activatie/fosforylering van (val)ganciclovir.
Maribavir is substraat voor CYP3A. Middelen die CYP3A induceren of remmen beïnvloeden naar verwachting de klaring van maribavir. CYP3A-remmers kunnen leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van maribavir, een dosisaanpassing is echter niet nodig.
Gelijktijdige toediening met bepaalde sterke CYP3A-inductoren, te weten rifampicine, rifabutine of sint-janskruid, wordt door de fabrikant niet aanbevolen vanwege risico op afname van de werkzaamheid van maribavir. Rifampicine verlaagt de blootstelling (AUC) aan maribavir met een factor 0,4, de Cmax met 0,61 en Cdal met 0,18. Overweeg andere geneesmiddelen zonder CYP3A-inductiepotentieel. Als gelijktijdige toediening met andere sterke of met matig-sterke CYP3A-inductoren (bv. carbamazepine, efavirenz, etravirine, nevirapine, fenobarbital, fenytoïne) noodzakelijk is, raadt de fabrikant aan om dan de dosis maribavir te verhogen, zie rubriek Doseringen.
De plasmaspiegels van immunosuppressiva die CYP3A- en/of Pgp-substraten zijn en een smalle therapeutische breedte hebben, waaronder ciclosporine, tacrolimus, sirolimus en everolimus, kunnen toenemen. Controleer de spiegel van deze immunosuppressiva regelmatig tijdens de behandeling met maribavir, met name na het starten en staken van de behandeling met maribavir. Pas zonodig de dosering van het immunosuppressivum aan.
Maribavir remt in vitro:
- de transporter P-glycoproteïne (Pgp) . Wees voorzichtig met gelijktijdige toediening van gevoelige Pgp-substraten (bv. digoxine, dabigatran). Controleer de serumconcentratie van digoxine en verlaag de dosis digoxine naar behoefte.
- de transporter BCRP. Bij gelijktijdige behandeling met gevoelige BCRP-substraten, zoals rosuvastatine, wordt verwacht dat de blootstelling hieraan toeneemt, dit kan tot bijwerkingen leiden. Controleer bij gebruik van rosuvastatine de patiënt op voor rosuvastatine specifieke bijwerkingen, met name myopathie en rabdomyolyse.
- OAT3. Plasmaconcentraties van geneesmiddelen die door OAT3 worden getransporteerd, bv. ciprofloxacine, imipenem en cilastatine, kunnen toenemen.
- MATE1. Het is onbekend of comedicatie met gevoelige substraten van MATE1 (bv. metformine) mogelijk tot klinisch relevante interacties leidt.
Maribavir werkt in vitro als een CYP1A2-inductor. De klinische relevantie is niet duidelijk. Vermijd daarom het gelijktijdig toedienen van geneesmiddelen die gevoelige substraten van CYP1A2 zijn én een nauwe therapeutische breedte hebben (bv. theofylline en tizanidine), vanwege het risico op onvoldoende werkzaamheid van die middelen.
Er worden op basis van resultaten uit in vitro en klinische interacties, geen klinisch relevante interacties verwacht bij toediening met substraten van:
- CYP2A6, -2B6, -2C8, -2C9, -2C19, -2E1, -2D6 en -3A4;
- UGT1A1, -1A4, -1A6, -1A9, -2B7;
- de galzoutpomp BSEP;
- MATE/2K;
- OAT1;
- organische kation transporter(OCT)1 en OCT2;
- organisch anion transporterend polypeptide (OATP)1B1 en -1B3.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdige toediening met pimozide, sint-janskruid of ergot-alkaloïden (bv. ergotamine). Als letermovir wordt gecombineerd met ciclosporine is ook gelijktijdig gebruik van dabigatran, atorvastatine, simvastatine en rosuvastatine gecontra-indiceerd.
Letermovir is substraat voor de hepatische opnametransporters OATP1B1/3, UGT1A1 en -3, en de efflux-transporters P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP) in lever en darmen. Gelijktijdige toediening met matige of krachtige inductoren van deze transporters en/of enzymen wordt niet aanbevolen, omdat dit kan leiden tot een subtherapeutische blootstelling aan letermovir. Bij gelijktijdig gebruik van ciclosporine (een sterke OATP1B1/3-remmer) neemt de blootstelling aan letermovir toe; pas de dosering letermovir aan (zie rubriek Doseringen).
Letermovir is een algemene inductor van diverse enzymen en transporters (waaronder CYP2C9/-2C19 en intestinaal Pgp), dit kan de plasmaconcentratie van middelen die substraat zijn van deze enzymen en transporters verlagen. Inductie kan verwacht worden, behalve wanneer een enzym of transporter ook geremd wordt. Het volledige inductie-effect kan verwacht worden na 10-14 dagen van behandeling. Letermovir is in vivo een matig sterke remmer van CYP3A, het remt ook OATP1B1/3. In vitro is het ook remmer van CYP2C8, -2B6, BCRP, UGT1A1, OATP2B1 en OAT3 bij in vivo relevante concentraties. Het netto in-vivo effect op middelen die substraat zijn van CYP2B6, UGT1A1, BCRP en OATP2B1 is onbekend; plasmaconcentraties van geneesmiddelen substraat voor deze enzymen of transporters kunnen toenemen of afnemen bij combinatie met letermovir; aanvullende controle is daarom raadzaam. Het algehele interactiepotentieel en klinische consequenties kunnen anders zijn wanneer ciclosporine (een sterke OATP1B1/3-remmer) gelijktijdig wordt gebruikt.
Zie verder voor een overzicht van vastgestelde of mogelijk klinisch significante interacties per middel (incl. benodigde dosisaanpassingen en controles) rubriek 4.5 in de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogeniciteit. Bij doses die maternaal toxisch zijn is een afname in het aantal levensvatbare foetussen gezien door vroegtijdige resorptie en verlies na implantatie.
Overig: Bij dieren is er geen invloed op de embryofoetale groei of ontwikkeling vastgesteld.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap ontraden. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen, waarbij ook maternale toxiciteit werd waargenomen, schadelijk gebleken (o.a. lager foetaal gewicht met vertraagde ossificatie, variaties en misvormingen in wervels, ribben en bekken).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend voor maribavir of de metabolieten.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Gelijktijdige toediening met (val)ganciclovir.
Contra-indicaties
Voor contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij virologisch falen, dat kan optreden tijdens en na deze behandeling, het CMV-DNA-gehalte controleren en onderzoek verrichten naar mutaties die leiden tot resistentie. Virologische terugval na de behandeling treedt meestal op binnen 4-8 weken na het staken. Sommige aan maribavir pUL97-resistentie gerelateerde aminozuursubstituties zorgen voor kruisresistentie tegen (val)ganciclovir. Staak de behandeling als dergelijke mutaties worden waargenomen.
Bij een CMV-aandoening met CZS-betrokkenheid is maribavir niet onderzocht. De penetratie in het CZS zal, op basis van niet-klinische gegevens, naar verwachting laag zijn. De verwachting is dat maribavir niet effectief is in de behandeling van CMV-CZS-infecties zoals meningo-encefalitis.
Bij gebruik van immunosuppressiva die CYP3A -en/of Pgp-substraat zijn én een nauwe therapeutische breedte hebben (zie ook Interacties), regelmatig de plasmaspiegel van deze middelen controleren, met name bij het starten en na het staken van maribavir. De spiegel van deze middelen kan toenemen. Pas zo nodig de dosering aan.
Houd rekening met kans op klinisch significante bijwerkingen of verminderd therapeutisch effect van maribavir door interacties vóór en tijdens de behandeling. Zie voor meer informatie de rubriek Interacties.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld; er zijn geen gegevens beschikbaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitoring van CMV-DNA bij HSCT-ontvangers: in klinisch onderzoek is de werkzaamheid en veiligheid vastgesteld bij HSCT-patiënten met een negatief CMV-DNA-testresultaat vóór het opstarten van de profylaxe. Het CMV-DNA werd wekelijks gecontroleerd tot week 14 na de stamceltransplantatie, vervolgens tweewekelijks tot week 24. In gevallen van klinisch significante CMV-DNA-emie of -ziekte werd de profylaxe stopgezet en werd pre-emptieve therapie (PET) of behandeling volgens de standaardzorg opgestart. Bij patiënten bij wie de uitgangswaarde van de CMV-DNA-test bij aanvang positief bleek te zijn kon de profylaxe worden voortgezet als er niet aan de criteria voor PET werd voldaan.
Virale resistentie: in celkweek zijn CMV-mutanten gevonden die leiden tot een verminderde gevoeligheid voor letermovir, het gaat om substituties in genen die coderen voor het CMV-DNA-terminase. Sommige van de mutaties zijn waargenomen bij patiënten bij wie de profylaxe faalde in klinisch onderzoek. Zie voor meer informatie hierover het kopje Virale resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Kruisresistentie met middelen met een ander werkingsmechanisme is niet waarschijnlijk. Letermovir is volledig werkzaam tegen virussen met substituties die resistentie veroorzaken voor CMV-DNA-polymeraseremmers (foscarnet, (val)ganciclovir). Er is geen antagonisme waargenomen in combinatie met maribavir.
Onvoldoende onderzocht: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- terminale nierziekte (met of zonder dialyse); er is geen onderzoek gedaan naar de toepassing hierbij;
- patiënten < 18 jaar;
- gebruik van letermovir langer dan 200 dagen na stamceltransplantatie.
Overdosering
Symptomen
Bij blootstelling aan 1200 mg tweemaaldaags, zijn de symptomen niet anders dan de bijwerkingen bij lagere doseringen (zie rubriek Bijwerkingen).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met maribavir contact met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij gebruik van doses variërend van 720-1440 mg gedurende 14 dagen geen andere symptomen dan de beschreven bijwerkingen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met letermovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Maribavir is een competitieve remmer van het virale UL97-proteïnekinase (ook wel pUL97). Het cytomegalovirus (CMV) heeft dit enzym nodig bij diverse stappen van de CMV-DNA-replicatiefase. Het UL97-serine/threonine-kinase wordt geremd door competitieve remming van de binding van ATP aan de ATP-bindingsplaats van het kinase. Dit gebeurt zonder de uitrijping van concatameren te beïnvloeden. Een gevolg van de remming is dat het fosfotransferase wordt geblokkeerd, verantwoordelijk voor de CMV-DNA-replicatie en -maturatie, CMV-DNA-inkapseling en 'egress' van CMV-DNA. Maribavir remt zo de virale DNA-assemblage en remt de 'egress' van virale capsiden vanuit de kern van geïnfecteerde cellen.
Er kan sprake zijn van kruisresistentie met (val)ganciclovir bij bepaalde aan pUL97-resistentie gerelateerde aminozuursubstituties. Daarnaast is een sterk antagonisme waargenomen met ganciclovir. Er is geen antagonisme waargenomen bij combinatie met foscarnet en letermovir.
Zie voor informatie over specifieke aminozuursubstituties in het virus die een verminderde gevoeligheid of resistentie tegen maribavir opleveren, de subrubriek Virale resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. Voedsel heeft geen relevante invloed op de absorptie. De blootstelling aan maribavir wordt ook niet beïnvloed door de tablet te vermalen, een vermalen tablet door een nasogastrische/orogastrische sonde toe te dienen of door tegelijkertijd een protonpompremmer, H2-antagonist of antacida toe te dienen. |
T max | 1,0-3,0 uur. |
V d | ca. 0,36 l/kg. |
Overig | Maribavir passeert de bloed-hersenbarrière, maar aangenomen wordt dat de CZS-penetratie laag is ten opzichte van de plasmaconcentratie. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. in de lever via CYP3A4 (primaire metabolische route, de gemetaboliseerde fractie wordt geschat op minimaal 35%), met een secundaire bijdrage van CYP1A2 (gemetaboliseerde fractie geschat op max. 25%). De meest gevormde metaboliet lijkt farmacologisch inactief. Meerdere UGT-enzymen, met name UGT1A1, -1A3, -2B7 en mogelijk UGT1A9, zijn betrokken bij de glucuronidering van maribavir. De bijdrage hiervan aan de algehele metabolisering lijkt laag, op basis van in vitro gegevens. |
Eliminatie | ca. 61% met de urine en 14% met de feces, vnl. als inactieve metaboliet. De uitscheiding van onveranderd maribavir met de urine is minimaal. Het is gezien de sterke eiwitbinding onwaarschijnlijk dat er significante eliminatie van maribavir plaatsvindt door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | ca. 4,3 uur (bij getransplanteerde patiënten). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Letermovir remt het CMV-DNA-terminasecomplex dat nodig is voor het knippen en verpakken van DNA voor de productie van nieuwe viruspartikels. Letermovir tast de vorming van virale genomen met de juiste eenheidslengte aan en interfereert met de rijping van virionen.
Kinetische gegevens
F | bij HSCT-ontvangers: oraal ca. 35%, met een grote interindividuele variabiliteit (van ca. 37%), bij combinatie met ciclosporine geschat op 85%. |
F | bij ontvangers van een niertransplantaat: oraal ca. 60%, toegediend zonder ciclosporine. |
T max | oraal na 1,5-3,0 uur. |
V d | ca. 0,65 l/kg. |
Overig | Er is distributie naar de organen en weefsels, waarbij de hoogste concentraties bereikt worden in het maag-darmkanaal, de galwegen en lever, de laagste concentraties in de hersenen. |
Overig | De steady-state wordt in 9-10 dagen bereikt. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | opname in hepatocyten door de opnametransporters OATP1B1/3, daarna deels UGT1A1/1A3-gemedieerde glucuronidering. |
Eliminatie | grotendeels onveranderd via de gal met de feces (ca. 93% van de dosis), een kleine hoeveelheid als acyl-glucuronide (ca. 6% van de dosis), met de urine < 2% van de dosis. Het is onbekend of dialyse significant kan bijdragen aan eliminatie uit de circulatie. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
maribavir hoort bij de groep antivirale middelen, andere.
Groepsinformatie
letermovir hoort bij de groep antivirale middelen, andere.