Samenstelling
Increlex XGVS Aanvullende monitoring Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Sogroya XGVS Aanvullende monitoring Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '5'
- Sterkte
- 3,33 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,5 ml
De pen levert doses van 0,025 mg (0,0075 ml) tot en met 2 mg (0,6 ml) in stapjes van 0,025 mg.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '10'
- Sterkte
- 6,67 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,5 ml
De pen levert doses van 0,05 mg (0,0075 ml) tot en met 4 mg (0,6 ml) in stapjes van 0,05 mg.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '15'
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,5 ml
De pen levert doses van 0,10 mg (0,01 ml) tot en met 8 mg (0,8 ml) in stapjes van 0,10 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Mecasermine heeft een significant effect op het verbeteren van de lengtegroei bij kinderen met ernstige primaire insulineachtige groeifactor 1-deficiëntie (IGFD). Er dient een afweging plaats te vinden tussen de toename van de eindlengte tegen de complicaties van de behandeling.
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte zijn er relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Langdurige behandeling van groeistoornissen bij kinderen en adolescenten van 2 tot 18 jaar oud met bevestigde ernstige primaire insulineachtige-groeifactor 1-deficiëntie (IGFD) door mutaties in de groeihormoon (GH)-receptor, de post-GHR-signaalroute, of met IGF 1-gendefecten.
Indicaties
- Vervanging van endogeen groeihormoon bij kinderen ≥ 3 jaar en adolescenten met groeiachterstand als gevolg van groeihormoondeficiëntie (pediatrische GHD) en bij volwassenen met groeihormoondeficiëntie (volwassen GHD).
Doseringen
Groeistoornissen met insulineachtige-groeifactor-1-deficiëntie (IGFD)
Kinderen 2–18 jaar
Let op! Controleer het preprandiale bloedglucose bij aanvang van de behandeling en totdat een goed verdragen dosis is vastgesteld. Als hypoglykemie ontstaat, de dosis verlagen. Zet de bloedglucosecontrole voort, ongeacht preprandiale toestand, bij frequente symptomen van hypoglykemie.
Aanbevolen begindosis: 0,04 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag als subcutane injectie. Bij uitblijven van significante bijwerkingen gedurende ten minste 1 behandelweek de dosering in stappen van 0,04 mg/kg opvoeren tot maximaal 0,12 mg/kg 2×/dag. Beoordeel het effect van de behandeling op basis van de lengtegroeisnelheid.
Toediening
- Als subcutane injectie kort vóór of na een maaltijd of tussendoortje. Als de patiënt om welke reden dan ook niet in staat is te eten, dit geneesmiddel niet toedienen.
- De dosis mag niet worden verhoogd om één of meer gemiste doses in te halen.
- De injectieplaats voor iedere injectie afwisselen, om lipohypertrofie te voorkomen.
- Niet i.v. toedienen.
Doseringen
Pediatrische GHD
Kinderen 3–17 jaar
Begindosis: voor niet eerder behandelde patiënten en patiënten die overstappen van een ander groeihormoon: s.c. 0,16 mg/kg lichaamsgewicht/week.
Dosistitratie: pas de dosis aan op basis van de groeisnelheid, bijwerkingen, het lichaamsgewicht en de serumconcentratie IGF-1. Streef naar een gemiddelde IGF-1 standaarddeviatiescore (SDS) binnen het normale bereik, dat wil zeggen tussen -2 en +2 (bij voorkeur dicht bij nul). Als de IGF-1 > 2 SDS is, deze opnieuw beoordelen bij de volgende toediening. Als de waarde > 2 SDS blijft, de dosering verlagen met 0,04 mg/kg/week. Meer dan één dosisverlaging kan nodig zijn. Als na dosisverlaging de groei achterblijft, de dosis geleidelijk verhogen tot max. 0,16 mg/kg/week. Verhoog de dosis met stappen van maximaal 0,02 mg/kg/week.
Staak de behandeling als de uiteindelijke lengte is bereikt, d.w.z. bij een groeisnelheid < 2 cm/jaar en een botleeftijd > 14 jaar bij meisjes en > 16 jaar bij jongens, wat overeenkomt met de sluiting van de epifysaire groeischijven. Als de groeihormoondeficiëntie aanhoudt nadat de groei is voltooid, de behandeling voortzetten met de dosering voor volwassenen om volledige lichamelijke ontwikkeling te bereiken.
Volwassen GHD
Volwassenen
Begindosis: Als niet eerder behandeld: volwassenen tot < 60 jaar: 1,5 mg/week; gebruikers van orale oestrogenen (ongeacht leeftijd): 2 mg/week; ouderen ≥ 60 jaar: 1 mg/week. Bij overstappen van dagelijks groeihormoon: volwassenen tot < 60 jaar: 2 mg/week; gebruikers van orale oestrogenen (ongeacht leeftijd): 4 mg/week; ouderen ≥ 60 jaar: 1,5 mg/week.
Dosistitratie: verhoog de dosis geleidelijk in stappen van 0,5–1,5 mg tot max. 8 mg/week met intervallen van 2–4 weken op basis van de klinische respons en bijwerkingen. Streef naar IGF-1-spiegels binnen het voor leeftijd gecorrigeerde bovenste referentiebereik, tussen 0 en +2 standaarddeviatiescore (SDS). IGF-1-spiegels binnen het streefbereik worden gewoonlijk binnen 8 weken na dosistitratie bereikt. Bij een enkele patiënt kan een langere dosistitratie nodig zijn. Overweeg andere behandelopties als het streefbereik niet binnen 12 maanden wordt bereikt, of bij onvoldoende klinische respons.
Bepaal de IGF-1-serumconcentratie 3–4 dagen na toediening, ten behoeve van dosistitratie.
Bij verminderde nierfunctie is geen aanpassing van de begindosis nodig. Vervolgens de dosis individueel afstemmen.
Bij verminderde leverfunctie is geen aanpassing van de begindosis nodig. Vervolgens de dosis individueel afstemmen. Wees voorzichtig bij ernstige leverinsufficiëntie, vanwege gebrek aan gegevens.
Bij overstappen van een ander wekelijks groeihormoon naar somapacitan: zet de toediening voort op de wekelijkse toedieningsdag. Bij overstappen van dagelijks groeihormoon naar somapacitan: kies een voorkeursdag voor wekelijkse toediening en injecteer de laatste dosis van het dagelijkse middel de dag vóór, of ten minste 8 uur vóór, de eerste wekelijkse dosis van somapacitan.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen binnen 3 dagen na de gemiste dosis, en daarna het gebruikelijke doseerschema hervatten. Als meer dan 3 dagen verstreken zijn, de gemiste dosis overslaan.
Flexibiliteit toedientijdstip: als de injectie op de geplande toedieningsdag niet mogelijk is, kan somapacitan worden toegediend tot 2 dagen vóór of 3 dagen na de geplande dag, zolang de tijd tussen twee doses ten minste 4 dagen (96 uur) is. De volgende dosis geven op de gebruikelijke toedieningsdag.
Toediening
- Subcutaan injecteren in buik, dijbeen, bil of bovenarm. De injectieplaats elke week afwisselen om lokale lipoatrofie te voorkomen;
- De dosis 1×/week toedienen, elke week op dezelfde dag, op een willekeurig tijdstip.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie. Hoofdpijn. Otitis media. Braken, buikpijn. Gewrichtspijn, pijn in ledematen. Hypertrofie van de injectieplaats, blauwe plekken op de injectieplaats.
Vaak (1-10%): thymushypertrofie. Hypoglykemisch insult, hyperglykemie. Convulsies, duizeligheid, tremor. Papiloedeem. Hypoacusis, oorpijn, vocht in het middenoor. Hartruis, tachycardie. Tonsilhypertrofie (m.n. de eerste 1–2 jaar), adenoïdhypertrofie, slaapapneusyndroom, snurken. Huidhypertrofie, abnormale haarstructuur. Scoliose, spierpijn. Melanocytaire naevus. Gynaecomastie. Pijn, irritatie, erytheem, induratie of hemorragie op de injectieplaats.
Soms (0,1–1%): depressie, nervositeit. Goedaardige intracraniële hypertensie. Cardiomegalie, ventrikelhypertrofie, mitralis- of tricuspidalisklepinsufficiëntie. Huiduitslag of zwelling op de injectieplaats, lipohypertrofie. Gewichtstoename.
Verder zijn gemeld: systemische overgevoeligheid (anafylaxie, gegeneraliseerde urticaria, angio-oedeem, dyspneu), lokale allergische reacties op de injectieplaats (jeuk, urticaria). Alopecia. Diverse benigne en maligne neoplasmata (incl. zeldzame maligniteiten, die gewoonlijk niet bij kinderen worden waargenomen).
Bijwerkingen
Pediatrische GHD
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie. Hyperglykemie. Gewrichtspijn, pijn in de extremiteiten. Perifeer oedeem, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats (hematoom, pijn, zwelling).
Volwassen GHD
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie. Hyperglykemie. Paresthesie. Huiduitslag, urticaria. Gewrichtspijn, spierpijn, spierstijfheid. Perifeer oedeem, vermoeidheid, asthenie, reacties op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): carpale-tunnelsyndroom. Lipohypertrofie, jeuk. Stijve gewrichten.
Interacties
Bij diabetes mellitus kan het nodig zijn de dosis van insuline en/of andere bloedglucoseverlagende middelen te verlagen.
Interacties
Bij gelijktijdige glucocorticoïdsubstitutie voor hypo-adrenalisme kan verhoging van de onderhouds- of stressdosis glucocorticoïden nodig zijn na start van groeihormoonbehandeling.
Orale oestrogenen kunnen de respons op somapacitan verminderen. Overweeg om de toedieningsweg van het oestrogeen te veranderen (bv. transdermaal, vaginaal) of in geval van anticonceptie een andere anticonceptiemethode te kiezen. Als toch een oraal oestrogeen wordt gebruikt, geef dan een hogere begindosis somapacitan; zie rubriek Doseringen. Ook kan er een langere titratieperiode nodig zijn.
De dosis van bloedglucoseverlagende middelen (incl. insuline) moet mogelijk worden aangepast bij starten met somapacitan, omdat de insulinegevoeligheid kan afnemen.
Door gelijktijdige behandeling met andere hormonen, bv. testosteron en schildklierhormoon, kunnen de metabole effecten van somapacitan worden beïnvloed.
De blootstelling aan CYP3A4-substraten, zoals geslachtssteroïden, corticosteroïden, anti-epileptica en ciclosporine, zou kunnen dalen door een toegenomen klaring. De klinische relevantie hiervan is onbekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Vóór aanvang behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge dosering schadelijk gebleken (o.a. verminderde foetusgroei).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve of vermoede neoplasie;
- voorgeschiedenis of aandoening die leidt tot een verhoogd risico op benigne of maligne neoplasie.
Contra-indicaties
- tumoractiviteit. Een intracraniële tumor moet inactief zijn en tumorbehandeling voltooid vóór het starten met groeihormoon;
- acute levensbedreigende ziekte, zoals bij complicaties na open–hartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma na een ongeval of acute ademhalingsdeficiëntie;
- longitudinale groeibevordering bij kinderen met gesloten epifysen.
Waarschuwingen en voorzorgen
De diagnose ernstige primaire IGFD wordt gedefinieerd door een lengte standaarddeviatiescore ≤ –3,0, een basale IGF-1 spiegel lager dan het 2,5e percentiel voor leeftijd en geslacht, voldoende groeihormoon, uitsluiting van secundaire vormen (zoals ondervoeding, hypopituïtarisme, hypothyroïdie, chronische behandeling met farmacologische doses anti-inflammatoire steroïden). De diagnose zo nodig bevestigen door middel van een IGF-1-generatietest.
De kans op benigne en maligne neoplasie neemt toe door behandeling met mecasermine. IGF-1 kan een rol spelen bij maligniteiten in alle organen en weefsels. Wees alert op symptomen die mogelijk wijzen op neoplasie, en staak de behandeling in dat geval.
Maak een echocardiogram voorafgaande aan en na staken van de behandeling. Controleer patiënten met afwijkingen hierop of met cardiovasculaire symptomen regelmatig echocardiografisch.
Mecasermine kan hypoglykemie veroorzaken. Wees voorzichtig bij jonge kinderen, kinderen met een hypoglykemie in de voorgeschiedenis of met een onregelmatig eetpatroon. Met name in het begin van de behandeling tot 2–3 uur na toediening risicovolle bezigheden vermijden. Patiënten met een voorgeschiedenis van ernstige hypoglykemie moeten glucagon bij de hand hebben.
Intracraniële hypertensie is gerapporteerd. Bij aanvang en tijdens de behandeling, alsmede bij klinische symptomen zoals visusveranderingen, hoofdpijn, misselijkheid en/of braken wordt fundoscopisch onderzoek aanbevolen.
Hypertrofie van lymfoïde weefsel (bv. de tonsillen) is gemeld. Controleer periodiek op complicaties als snurken, slaapapneu en chronische middenoorontsteking.
Femorale epifysiolyse en progressie van scoliose kunnen optreden bij patiënten die snel groeien. Controleer tijdens behandeling op symptomen zoals mank lopen en pijn in heupen of knieën.
Bij allergische reacties de behandeling onmiddellijk onderbreken. Bij allergische reactie, bij onverwacht hoge IGF-1-bloedwaarden of uitblijven groeirespons een test uitvoeren op antistoffen.
Indien na een jaar geen respons is opgetreden, de behandeling heroverwegen.
De behandeling beëindigen wanneer de epifysairschijven gesloten zijn.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 2 jaar zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de injectievloeistof, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie. Benzylalcohol kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen < 3 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overweeg evaluatie van de behandeling bij kinderen elke 6 tot 12 maanden, aan de hand van groeiparameters, biochemie (IGF-1-, hormoon-, glucose- en lipidespiegels) en puberteitsstadium. Overweeg frequentere evaluaties tijdens de puberteit. Zodra de epifysen zijn vergroeid, dan klinisch opnieuw beoordelen op de noodzaak van behandeling met groeihormoon.
Evalueer de onderhoudsbehandeling bij volwassenen elke 6 tot 12 maanden, aan de hand van biochemie (IGF-1-, glucose- en lipidespiegels), lichaamssamenstelling en BMI.
Invloed geslacht: mannen vertonen in de loop van de tijd een toenemende IGF-1-gevoeligheid; daarom is er een risico dat zij overbehandeld worden. Vrouwen, vooral degenen die oraal oestrogeen gebruiken, hebben mogelijk hogere doses en een langere titratieperiode nodig dan mannen.
Het serumcortisol kan dalen door behandeling met groeihormoon; eerder niet-gediagnosticeerd centraal (secundair) hypoadrenalisme kan worden vastgesteld, en glucocorticoïdensubstitutie kan nodig zijn. Controleer op een verlaagde serumcortisolspiegel en/of op de noodzaak voor verhoging van de glucocorticoïddosis bij bekend hypoadrenalisme.
Controleer de schildklierfunctie regelmatig en geef zo nodig substitutietherapie met schildklierhormoon, omdat hypothyroïdie de werking van groeihormoon verstoort. Een beginnende hypothyroïdie kan aan het licht komen, omdat groeihormoon de extrathyroïdale omzetting van T4 naar T3 verhoogt.
Benigne intracraniële hypertensie (IH) is gemeld bij behandeling met groeihormoon. Bij ernstige of terugkerende hoofdpijn, visuele symptomen, misselijkheid en/of braken, wordt een fundoscopie voor papiloedeem aanbevolen. Overweeg de diagnose IH en staak zo nodig de groeihormoonbehandeling. Hervatten van de therapie na herstel van eerdere IH is niet onderzocht; zorgvuldige controle is nodig.
Groeihormoon kan de insulinegevoeligheid verminderen. Eerder niet-gediagnosticeerde diabetes mellitus of verstoorde glucosetolerantie kan aan het licht komen. Monitor de glucosespiegel periodiek bij alle patiënten, vooral bij risicofactoren voor diabetes zoals obesitas of een familiegeschiedenis van diabetes mellitus. Monitor patiënten met bestaande diabetes mellitus nauwgezet tijdens de behandeling; de dosis van bloedglucoseverlagende middelen moet mogelijk worden aangepast bij starten met groeihormoonbehandeling.
Bij een eerdere maligne aandoening zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief. Bij een reeds bestaande tumor of groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie, regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening. Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is er meer kans op een tweede neoplasma door behandeling met groeihormoon; vooral intracraniële tumoren kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma.
Bij patiënten met acute levensbedreigende ziekte, die werden behandeld met een hoge dosering groeihormoon, is een verhoogde mortaliteit aangetoond ten opzichte van placebo. Het betrof patiënten met complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie. Daarom somapacitan niet gebruiken bij deze patiënten. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van het continueren van groeihormoonsubstitutie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening.
Houd rekening met pancreatitis bij optreden van ernstige buikpijn. Er is een klein aantal meldingen hiervan bij behandeling met andere GH-geneesmiddelen.
Test op aanwezigheid van antilichamen tegen somapacitan bij patiënten die niet reageren op de behandeling. Bij sommige kinderen zijn antilichamen aangetoond, maar ze waren niet neutraliserend en hadden geen invloed op het klinisch effect.
Gebruik is niet onderzocht bij ernstige leverinsufficiëntie. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 3 jaar zijn niet vastgesteld.
Er is weinig ervaring bij ouderen > 60 jaar en bij patiënten met volwassen GHD die langer dan vijf jaar worden behandeld.
Overdosering
Symptomen
Acute overdosering kan tot hypoglykemie leiden. Langdurige overdosering kan leiden tot verschijnselen van acromegalie of gigantisme tot gevolg hebben. Verder kan bij overdosering het risico op benigne en maligne neoplasmata toenemen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met mecasermine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met somapacitan contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinante humane insuline-achtige groeifactor 1 (rhIGF-1). Onder normale omstandigheden bindt groeihormoon (GH) aan de GH-receptor in de lever en andere weefsels en stimuleert de synthese en secretie van IGF-1. Activering in de doelweefsels van de IGF-1-receptor type 1, die homoloog is aan de insulinereceptor, leidt tot weefselgroei en tot veranderingen in het koolhydraat- en bot/mineraalmetabolisme.
Kinetische gegevens
Overig | In bloed bindt IGF-1 zich aan zes IGF-bindende eiwitten waarvan ca. 80% als complex met IGFBP-3 en een zuurlabiele eenheid. |
V d | ca. 0,26 l/kg bij een dosering van 45 microg/kg en neemt toe indien de dosis hoger wordt. |
Metabolisering | zowel in lever als de nieren. |
T 1/2el | ca. 6 uur; de klaring is omgekeerd evenredig met de serum-IGFBP-3-spiegels. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Somapacitan is een langwerkend recombinant humaan groeihormoonderivaat, geproduceerd in Escherichia coli. Het bestaat uit 191 aminozuren vergelijkbaar met endogeen humaan groeihormoon, waaraan een albuminebindende groep is gehecht. De werking vindt plaats ofwel direct via de groeihormoonreceptor en/of indirect via IGF-1 aangemaakt in weefsels in het lichaam, maar hoofdzakelijk in de lever. Er wordt een normalisering van lichaamssamenstelling (d.w.z. afgenomen lichaamsvetmassa en toegenomen vetvrije lichaamsmassa) en van metabole werking bereikt. Somapacitan stimuleert skeletgroei bij kinderen met GHD als gevolg van het effect op de epifyses van botten. Omdat het reversibel bindt aan endogeen albumine is de halfwaardetijd van somapacitan langer dan van natuurlijk groeihormoon en is wekelijkse toediening mogelijk.
Kinetische gegevens
T max | 4–25,5 uur. |
Overig | De 'steady state'-plasmaconcentratie wordt bereikt na 1–2 weken. |
Eiwitbinding | > 99%. |
V d | 1,7 l bij kinderen en 14,6 l bij volwassenen. |
Metabolisering | in hoge mate door proteolytische degradatie en splitsing van de hechtingssequentie tussen de peptide- en de albuminebinder. |
Eliminatie | met de urine 81%, met de feces 13% (als metabolieten). |
T 1/2el | ca. 2–3 dagen bij 'steady state'. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mecasermine hoort bij de groep somatropine-agonisten.
Groepsinformatie
somapacitan hoort bij de groep somatropine-agonisten.