Samenstelling
Ryaltris Glenmark Pharmaceuticals Europe Ltd
- Toedieningsvorm
- Neusspray, suspensie '25/600'
- Verpakkingsvorm
- 240 doses
Bevat per verstuiving: mometason(furoaat als monohydraat) 25 microg en olopatadine (als hydrochloride) 600 microg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mometason (furoaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Neusspray
- Sterkte
- 50 microg/verstuiving
- Verpakkingsvorm
- 140 doses
Nasonex (furoaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Neusspray
- Sterkte
- 50 microg/verstuiving
- Verpakkingsvorm
- 140 doses
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Vermijd bij allergische rinitis zoveel mogelijk de prikkels die klachten veroorzaken. Incidentele klachten kunnen medicamenteus behandeld worden met een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) vanwege de snelle werking. Bij intermitterende en milde klachten kan een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) of een nasaal corticosteroïd worden gebruikt. Bij een verstopte neus en bij persisterende en matig-ernstige tot ernstige klachten, gaat de voorkeur uit naar een nasaal corticosteroïd dat bij onvoldoende effect kan worden gecombineerd met een antihistaminicum (oraal niet-sederend of nasaal). Faalt ook de combinatietherapie en zijn de klachten ernstig, dan kan een allergeen-specifieke immunotherapie in aanmerking komen, na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen samen met de patiënt.
Nadeel van de vaste combinatie van een corticosteroïd en een antihistaminicum is dat de behandeling niet individueel kan worden ingesteld, waardoor één van de bestanddelen mogelijk onnodig wordt gebruikt. Los combineren heeft daarom de voorkeur.
Advies
Vermijd bij allergische rinitis zoveel mogelijk de prikkels die klachten veroorzaken. Incidentele klachten kunnen medicamenteus behandeld worden met een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) vanwege de snelle werking. Bij intermitterende en milde klachten kan een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) of een nasaal corticosteroïd worden gebruikt. Bij een verstopte neus en bij persisterende en matig-ernstige tot ernstige klachten, gaat de voorkeur uit naar een nasaal corticosteroïd dat bij onvoldoende effect kan worden gecombineerd met een antihistaminicum (oraal niet-sederend of nasaal). Faalt ook de combinatietherapie en zijn de klachten ernstig, dan kan een allergeen-specifieke immunotherapie in aanmerking komen, na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen samen met de patiënt.
Een acute rinosinusitis geneest vrijwel altijd vanzelf. Pijnstillers, stomen en de nasale toediening van een zoutoplossing of een decongestivum kunnen verlichting geven van de klachten. Antibiotica zijn doorgaans niet nodig. Geef antibiotica bij vermoeden van een bacteriële ontsteking en ernstig ziek zijn en overweeg antibiotica bij een verminderde weerstand en bij koorts die langer dan vijf dagen aanhoudt of opnieuw optreedt. Overweeg nasale corticosteroïden (offlabel) alléén bij uitblijven van verbetering na 14 dagen of bij frequente recidieven (> 3–4 episoden/jaar).
Offlabel: volgens de NVKNO-richtlijn Chronische rinosinusitis (CRS) en neuspoliepen (2023) behoren lokale corticosteroïden tot de eerstelijnsbehandeling bij patiënten met chronische rinosinusitis met of zonder neuspoliepen.
Offlabel: Bij niet-allergische rinitis kan volgens de NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rinitis (2018) een corticosteroïdneusspray worden overwogen bij de volgende vormen: rinitis als gevolg van frequent en langdurig gebruik van decongestiva en meerdere vergeefse pogingen om te stoppen; idiopathische rinitis als behandeling met azelastineneusspray gedurende 8 weken geen effect heeft; en bij obstructieklachten als gevolg van conchahypertrofie.
Alle intranasale corticosteroïden kunnen als gelijkwaardig worden beschouwd; let bij het voorschrijven op de kosten.
Indicaties
- Matige tot ernstige allergische rinitis bij volwassenen en kinderen van 12 jaar en ouder.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Seizoensgebonden en niet-seizoensgebonden allergische rinitis bij volwassenen en kinderen van 3 jaar en ouder;
- Neuspoliepen bij volwassenen;
-
Offlabel:
- acute rinosinusitis met klachten die niet verbeteren na 14 dagen of bij frequente recidieven (> 3–4 episoden per jaar);
- rinitis als gevolg van frequent en langdurig gebruik van decongestiva en meerdere vergeefse pogingen om te stoppen;
- idiopathische rinitis als behandeling met azelastineneusspray gedurende 8 weken geen effect heeft;
- obstructieklachten als gevolg van conchahypertrofie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Allergische rinitis
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar
Twee verstuivingen in elk neusgat 2×/dag ('s ochtends en 's avonds).
Verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Vóór gebruik neus snuiten;
- Vóór gebruik de neusspray goed schudden gedurende ten minste 10 seconden;
- Tijdens de verstuiving van het neusseptum áf sprayen en goed opsnuiven.
Doseringen
Allergische rinitis
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
beginnen met 100 microg (2 verstuivingen) in ieder neusgat 1×/dag. Als de symptomen onder controle zijn, doorgaan met 50 microg (1 verstuiving) in elk neusgat 1×/dag. Als de symptomen niet onder controle zijn, dosering tijdelijk verhogen tot maximaal 200 microg (4 verstuivingen) in ieder neusgat 1×/dag.
Onderhoudsdosering: 50 microg (1 verstuiving) in ieder neusgat 1×/dag.
Kinderen 3–11 jaar
50 microg (1 verstuiving) in ieder neusgat 1×/dag.
Neuspoliepen
Volwassenen
Beginnen met 100 microg (2 verstuivingen) in ieder neusgat 1×/dag. Als de symptomen na 5–6 weken niet onder controle zijn, dosering eventueel tijdelijk verhogen naar 100 microg (2 verstuivingen) in ieder neusgat 2×/dag. Dosering titreren naar de laagste dosis waarbij de symptomen onder controle zijn. Indien na 5–6 weken er geen verbetering is met de toediening 2×/dag, patiënt herbeoordelen en de behandelstrategie heroverwegen . Er zijn geen gegevens over gebruik bij neuspoliepen langer dan 4 maanden.
Offlabel: Rinitis door decongestiva, idiopathische rinitis en obstructieklachten als gevolg van conchahypertrofie
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rinitis (2018): 100 microg (2 verstuivingen) in ieder neusgat 1×/dag.
Behandeling bij rinitis door decongestiva na enkele weken evalueren en proberen het gebruik af te bouwen.
Kinderen 3–12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rinitis (2018): 50 microg (1 verstuiving) in ieder neusgat 1×/dag.
Behandeling bij rinitis door decongestiva na enkele weken evalueren en proberen het gebruik af te bouwen.
Bij de behandeling van seizoensgebonden allergische rinitis duur van de behandeling beperken tot de periode waarin blootstelling aan allergenen plaatsvindt. Een profylactische behandeling kan bij patiënten met een voorgeschiedenis van matig ernstige tot ernstige seizoensgebonden allergische rinitis worden begonnen vanaf enkele dagen voor de verwachte start van het pollenseizoen.
Toediening
- Vóór gebruik neus snuiten;
- Vóór gebruik de neusspray goed schudden;
- Tijdens de verstuiving van het neusseptum áf sprayen en goed opsnuiven (zie ook de rubriek Bijwerkingen).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): neusklachten zoals bloedneus. Dysgeusie.
Soms (0,1-1%): duizeligheid, hoofdpijn, slaperigheid. Droge neus. Droge mond, buikpijn, misselijkheid. Vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): bacteriële vaginose. Angst, depressie, slapeloosheid. Lethargie, migraine. Oogklachten zoals droge ogen, troebel zicht. Oorpijn. Ontsteking van de neus, neusslijmvliesaandoening, niezen. Keelirritatie, orofaryngeale pijn. Zere tong, obstipatie. Weefselverscheuring.
Verder zijn gemeld: faryngitis, bovensteluchtweginfecties. Overgevoeligheidsreacties waaronder anafylactische reacties, angio-oedeem, bronchospasmen en dyspneu. Verhoogde oogdruk, glaucoom, cataract. Neusseptumperforatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): neusbloeding (bij 2× per dag gebruik bij neuspoliepen).
Vaak (1-10%): neusbloeding (bij 1× per dag gebruik), nasale irritatie, branderigheid of ulceratie. Infectie van bovenste luchtwegen, faryngitis. Keelirritatie (bij 2× per dag gebruik bij neuspoliepen). Hoofdpijn.
Verder zijn gemeld: verandering van reuk en smaak. Neusseptumperforatie; de kans op neusseptumperforatie kan worden verminderd door van het neusseptum af te sprayen. Glaucoom, verhoogde intra-oculaire druk, cataract. Overgevoeligheidsreacties (bronchospasmen, dyspneu, anafylaxie), angioneurotisch oedeem.
Interacties
Vermijd combinatie met sterke CYP3A4-remmers zoals ritonavir en cobicistat, omdat dit de systemische blootstelling aan mometason kan verhogen. Gelijktijdig gebruik van ritonavir en fluticasonpropionaat neusspray heeft geleid tot hoge fluticasonspiegels en bijnierschorssuppressie of het syndroom van Cushing. Vermijd daarom gelijktijdig gebruik met mometason/olopatadine neusspray. Controleer indien gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers niet kan worden vermeden op systemische corticosteroïdbijwerkingen.
Houd bij combinatie met inhalatiecorticosteroïden rekening met een verhoogde corticosteroïdblootstelling.
Interacties
Wees voorzichtig bij gebruik met sterke remmers van CYP3A4 zoals ritonavir en cobicistat. Na gelijktijdig gebruik van ritonavir- en fluticasonpropionaat-neusspray zijn sterk verhoogde fluticasonspiegels en bijnierschorssuppressie of syndroom van Cushing gezien; daarom gelijktijdig gebruik met mometason-neusspray vermijden. Controleer indien gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers niet kan worden vermeden op systemische corticosteroïdbijwerkingen. Bij combinatie met inhalatiecorticosteroïden rekening houden met een verhoogde steroïdbelasting.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Bij nasale toediening is de te verwachten systemische blootstelling minimaal.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is toediening van mometasonfuroaat schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij nasale toediening is de te verwachten systemische blootstelling minimaal.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Mometason: onbekend. Olopatadine: ja, bij dieren. Volgens de fabrikant kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit middel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de minimale systemische blootstelling bij de moeder na nasale toediening, zijn nadelige effecten bij de zuigeling onwaarschijnlijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
- onbehandelde infectie van het neusslijmvlies, zoals herpes simplex;
- recente neusoperatie of -trauma, vanwege het remmend effect van corticosteroïden op de wondgenezing.
Contra-indicaties
- lokale infecties van de neusmucosa;
- recente neusoperatie of trauma.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een neusseptumperforatie niet gebruiken.
Controleer neusslijmvlies regelmatig op veranderingen en op Candida-infectie bij langdurig gebruik (≥ enkele maanden). Neusseptumperforatie, zweervorming en epistaxis zijn gemeld na intranasale behandeling met antihistaminica en corticosteroïden. Lokale neus- en keelinfecties met C. albicans zijn gemeld na nasale toediening van mometason; bij infectie kan behandeling en staken van mometason/olopatadine neusspray nodig zijn.
Wees voorzichtig bij actieve of latente longtuberculose, onbehandelde schimmel- of bacteriële infecties, systemische virale of parasitaire infecties, of oculaire herpes simplex vanwege mogelijke verergering.
Wees voorzichtig bij het overschakelen van langdurig systemisch naar nasaal corticosteroïdgebruik; dit dient geleidelijk en onder zorgvuldige controle te gebeuren vanwege het risico op acute bijnierschorsinsufficiëntie als reactie op stress en mogelijke ontwenningssymptomen (bv. gewrichts- en/of spierpijn, vermoeidheid en depressie).
Systemische effecten zoals het Cushingsyndroom en bijniersuppressie kunnen optreden bij langdurig gebruik van een hogere dan aanbevolen dosering of bij gevoelige patiënten. Staak in dat geval de behandeling met mometason/olopatadine neusspray geleidelijk. Overweeg aanvullend een oraal corticosteroïd gedurende perioden van stress of bij een operatieve ingreep, als gedurende langere tijd een hogere dan aanbevolen dosering nasale corticosteroïden is gebruikt.
Controleer bij kinderen regelmatig de lengte bij langdurige behandeling, vooral bij gecombineerde inhalatietherapie voor astma. Bij groeiremming, probeer de dosering te verminderen en overweeg verwijzing naar een kinderarts. Bij kinderen < 12 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid van mometason/olopatadine neusspray niet vastgesteld.
Bij ontwikkeling van een visusstoornis (zoals troebel zicht), overweeg verwijzing naar een oogarts voor beoordeling van mogelijke oorzaken. Glaucoom, cataract en zeldzame oogaandoeningen zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) zijn gemeld na systemisch en lokaal corticosteroïdgebruik.
Hulpstoffen: Benzalkoniumchloride kan irritatie of oedeem van het neusslijmvlies veroorzaken, vooral bij langdurig gebruik.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een neusseptumperforatie niet gebruiken.
Wees voorzichtig bij latente of actieve tuberculeuze infecties (respiratoir), onbehandelde mycotische, bacteriële of systemische virale infecties.
Wees voorzichtig bij overschakelen van langdurige behandeling met systemische corticosteroïden naar nasaal mometason; dit dient geleidelijk en onder zorgvuldige controle te geschieden vanwege de kans op bijnierschorsinsufficiëntie. Bij tekenen of symptomen van bijnierschorsinsufficiëntie of onthoudingsverschijnselen (bv. gewrichts- en/of spierpijn, vermoeidheid en depressie in het begin) ondanks verlichting van de nasale symptomen, de toediening van systemische corticosteroïden hervatten.
Systemische bijwerkingen: Vooral bij langdurig gebruik van hoge(re) doseringen bij patiënten die extra gevoelig zijn voor corticosteroïden kunnen systemische bijwerkingen (o.a. klinisch significante bijniersuppressie) optreden. Overweeg het gebruik van een additioneel oraal corticosteroïd gedurende perioden van stress of in geval van electieve chirurgie indien gedurende langere tijd hogere doses nasale corticosteroïden dan aanbevolen zijn gebruikt bij patiënten die extra gevoelig zijn voor corticosteroïden.
Groeivertraging: Geef, als langdurig chronisch gebruik van nasale corticosteroïden bij kinderen noodzakelijk is, een zo laag mogelijke dosis. Groeivertraging bij kinderen is gemeld bij gebruik van therapeutische doseringen nasale corticosteroïden; controleer bij langdurig gebruik regelmatig de lengte, vooral bij gecombineerde inhalatietherapie voor astma. Bij groeiremming trachten de dosering te verminderen en verwijzen naar de kinderarts.
Bij verandering in het gezichtsvermogen en een voorgeschiedenis van toegenomen intra-oculaire druk, glaucoom en/of cataract is nauwkeurige controle aangewezen. Overweeg bij het optreden van visusstoornissen om door te verwijzen naar een oogarts.
Controleer neusslijmvlies regelmatig (ten minste eenmaal per jaar) op atrofie in geval van langdurig gebruik. Aanhoudende nasofaryngeale irritatie of een mycotische infectie van neus of keel kan een indicatie zijn voor het stopzetten van de behandeling.
Mometason is niet onderzocht bij eenzijdige poliepen, poliepen samenhangend met cystische fibrose of poliepen die de neusholtes volledig verstoppen. De veiligheid en werkzaamheid bij seizoensgebonden allergische rinitis en niet-seizoensgebonden rinitis bij kinderen < 3 jaar zijn niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid bij neuspoliepen bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Benzalkoniumchloride kan irritatie of oedeem van het neusslijmvlies veroorzaken, vooral bij langdurig gebruik.
Eigenschappen
Combinatie van een corticosteroïd en een antihistaminicum. Mometasonfuroaat is een lokaal corticosteroïd met een ontstekingsremmende en anti-allergische werking op het neusslijmvlies. Olopatadine is een selectieve H1-antagonist en mestcelstabilisator. Het voorkomt de door histamine geïnduceerde effecten op het neusslijmvlies en remt de lokale afgifte van histamine en andere pro-inflammatoire mediatoren uit mestcellen.
Kinetische gegevens
Resorptie | mometason: nasaal slecht en oraal (ingeslikte fractie) gering. |
T max | 1 uur (mometason, olopatadine). |
Eiwitbinding | mometason: 98–99 %. |
Metabolisering | mometason: uitgebreid 'first pass'-effect in de lever; olopatadine: voor een klein gedeelte omgezet in de metabolieten mono-desmethylolopatadine en olopatadine-N-oxide. |
Eliminatie | mometason: vnl. via feces, als metabolieten; olopatadine: vnl. via urine, onveranderd (60-70%). |
T 1/2el | mometason: 18-20 uur; olopatadine: 8-12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Corticosteroïd met een lokaal ontstekingsremmende en anti-allergische werking op het neusslijmvlies. Vermindering van de symptomen kan bij seizoensgebonden allergische rinitis binnen twee dagen verwacht worden.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal (ingeslikte fractie) gering. |
Overig | Uitgebreid 'first pass'-effect in de lever. |
F | < 1%. |
Eliminatie | vnl. via de feces, als metabolieten. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mometason/olopatadine hoort bij de groep corticosteroïden, nasaal.
- azelastine/fluticason (R01AD58) Vergelijk
- beclometason (nasaal) (R01AD01) Vergelijk
- budesonide (nasaal) (R01AD05) Vergelijk
- fluticasonfuroaat (nasaal) (R01AD12) Vergelijk
- fluticasonpropionaat (nasaal) (R01AD08) Vergelijk
- mometason (nasaal) (R01AD09) Vergelijk
- triamcinolon (nasaal) (R01AD11) Vergelijk
Groepsinformatie
mometason (nasaal) hoort bij de groep corticosteroïden, nasaal.
- azelastine/fluticason (R01AD58) Vergelijk
- beclometason (nasaal) (R01AD01) Vergelijk
- budesonide (nasaal) (R01AD05) Vergelijk
- fluticasonfuroaat (nasaal) (R01AD12) Vergelijk
- fluticasonpropionaat (nasaal) (R01AD08) Vergelijk
- mometason/olopatadine (R01AD59) Vergelijk
- triamcinolon (nasaal) (R01AD11) Vergelijk