Samenstelling
ReFacto AF XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cevenfacta XGVS Aanvullende monitoring Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1,1 ml in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5,2 ml in wegwerpspuit
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Indicaties
Behandeling van bloedingsepisodes en preventie van bloedingen na een operatie of invasieve procedure, bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met:
- congenitale hemofilie met hoog-responsieve remmers (antistoffen) tegen stollingsfactor VIII of IX (d.w.z. ≥ 5 Bethesda-eenheden (BE));
- congenitale hemofilie met een lage titer aan remmers (BE<5), maar met een naar verwachting hoge anamnestische respons bij toediening van factor VIII (FVIII) of factor IX (FIX) of resistentie tegen hogere doseringen van FVIII of FIX.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Afhankelijk van de ernst van de bloedingen: vereiste dosering (IE) = lichaamsgewicht (kg) × gewenste stijging van factor VIII (%) × 0,5 IE/kg.
Lange termijn profylaxe van bloedingen:
20–40 IE/kg lichaamsgewicht i.v. om de 2–3 dagen.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte):
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot bloeding ophoudt of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom):
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en het acute functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen:
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep:
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Doseringsadviezen kunnen voor individuele patiënten te laag liggen, zelfs als geen antilichamen tegen moroctocog α zijn opgetreden, zodat individuele titratie van het geneesmiddel nodig is.
In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere intervallen tussen de doses of hogere doses noodzakelijk zijn.
Bij onder- of overgewicht kan het nodig zijn de dosering op basis van het lichaamsgewicht aan te passen.
Toediening: Langzaam intraveneus toedienen gedurende enkele minuten. Het preparaat binnen 3 uur na oplossen toedienen.
Doseringen
De dosering en behandelduur zijn afhankelijk van de locatie en ernst van de bloeding of het type operatie/procedure, de behoefte aan dringende hemostase, de frequentie van toediening en de bekende responsiviteit van de patiënt op FVIIa-houdende ‘bypassing agents’ tijdens eerdere bloedingen. De toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons en de evaluatie van de hemostase.
Cumulatieve dagelijkse doses hoger dan 1,025 microg/kg zijn niet onderzocht. De maximaal verdraagbare doses zijn niet bepaald voor geactiveerd eptacog β.
Lichte tot matige bloedingen bij hemofilie (zoals gewrichts-, oppervlakkige spier-, weke delen-, en mucocutane bloedingen)
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
75 microg per kg lichaamsgewicht om de 3 uur tot hemostase wordt bereikt. Doseringsalternatief: begindosis van 225 microg/kg eenmalig; als er binnen 9 uur geen hemostase bereikt wordt zo nodig 75 microg/kg om de 3 uur. Duur van de thuisbehandeling: max. 24 uur, zo nodig langer na overleg met het hemofiliebehandelcentrum.
Ernstige bloedingen bij hemofilie (levens- of ledemaatbedreigende bloeding, iliopsoas- en diepe spierbloeding met neurovasculair letsel, retroperitoneale, intracraniale of gastro-intestinale bloeding)
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
225 microg per kg lichaamsgewicht eenmalig, zo nodig na 6 uur 75 microg per kg lichaamsgewicht om de 2 uur tot hemostase is bereikt. Na het bereiken van hemostase doseren op geleide van de klinische evaluatie en het type bloeding. Bij een ernstige bloeding mag de aanvangsdosis zo nodig thuis worden toegediend.
Perioperatief bij hemofilie
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Bij een kleine ingreep (o.a. ongecompliceerde tandextracties, perifere invoering van een centrale katheter, plaatsing van een Port-a-Cath): begindosering 75 microg per kg lichaamsgewicht direct voor de operatie of invasieve procedure, vervolgens 75 microg/kg om de 2 uur gedurende de eerste 48 uur na de startdosis. Behandelduur is meestal 48 uur, soms is een kortere toediening of toediening met een groter tijdsinterval aangewezen.
Bij een zware ingreep: begindosering 200 microg per kg lichaamsgewicht direct voor de operatie, vervolgens 75 microg/kg om de 2 uur gedurende de operatie. Postoperatief de dosering aanpassen op geleide van de bekende responsiviteit van de patiënt op FVIIa-houdende ‘bypassing agents’ tijdens eerdere bloedingen en de klinische evaluatie, bijvoorbeeld: de eerste 48 uur na de operatie: 75 microg/kg om de 2 uur, dag 3 en 4: 75 microg/kg om de 2-4 uur, dag 5 en 6: 75 microg/kg om de 2-6 uur, dag 7-10: 75 microg/kg om de 2-8 uur, vanaf dag 11: 75 microg/kg om de 2-12 uur. Behandelduur: minstens 120 uur postoperatief, totdat hemostase bereikt is en de wondgenezing voldoende ondersteund is.
Postoperatief vóór de verwijdering van drains of hechtingen of vóór fysiotherapie: 75 microg per kg lichaamsgewicht.
Toediening
- De gereconstitueerde oplossing toedienen als intraveneuze bolusinjectie gedurende 2 minuten of korter.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Hoesten. Gewrichtspijn. Koorts. Antistoffen tegen factor VIII bij nog niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%):misselijkheid, diarree, braken, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid. Urticaria, jeuk, uitslag. Spierpijn. Rillingen. Hemorragie/hematoom.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Perifere neuropathie, slaperigheid, dysgeusie. Angina pectoris, tachycardie, palpitaties. Hypotensie, blozen, tromboflebitis. Dyspneu. Hyperhidrose. Reacties op de toedieningsplaats. Asthenie. Verhoging van ALAT, ASAT, serumbilirubine en serumcreatinekinase. Antistoffen tegen factor VIII bij eerder behandelde patiënten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Hematoom of ongemak op de infusieplaats, injectiegerelateerde reactie. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Interacties
Er zijn geen interacties van moroctocog α bekend.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex vergroot de kans op trombose.
Combinatie met recombinant stollingsfactor VIIa en recombinant factor XIII wordt op basis van een niet-klinische studie met eptacog α ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Bekende allergische reactie op hamstereiwitten.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor konijnen of konijneneiwitten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening direct staken.
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
De chromogene test en de één-fase-stollingstest voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De chromogene test geeft de hemostatische werking van moroctocog α het meest accuraat weer en heeft de voorkeur. Als de één-fase-stollingstest wordt gebruikt, zijn de resultaten van de factor VIII-activiteit over het algemeen 20–50% lager dan bij de chromogene test.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer tijdens de behandeling op de ontwikkeling van klachten en symptomen van activatie van het stollingssysteem of trombose. Bij een door het laboratorium bevestigde intravasculaire coagulatie (meestal gemeten m.b.v. de D-dimeerwaarde) of bij aanwezigheid van klinische trombose de dosis van geactiveerd eptacog β verlagen of de behandeling staken, afhankelijk van de klinische evaluatie. Er is een hoger risico op een trombo-embolische aandoening bij een voorgeschiedenis van congenitale of verworven hemofilie en gelijktijdige behandeling met (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex of andere hemostatica en bij een voorgeschiedenis van atherosclerose, coronairlijden, cerebrovasculaire aandoening, beknellingsletsel, sepsis of trombo-embolie. Er is beperkte informatie over gebruik van dit middel bij een voorgeschiedenis van arteriële of veneuze trombo-embolische aandoeningen, maar trombo-embolische aandoeningen zijn gemeld bij gebruik van eptacog α en (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex.
Controleer op neutraliserende antilichamen (remmers) bij onvoldoende hemostase ondanks een adequate dosering. Neutraliserende antistoffen tegen andere factor VIIa-bevattende producten zijn waargenomen bij patiënten met een congenitale deficiëntie in factor VII, een niet-goedgekeurde indicatie voor geactiveerd eptacog ß.
Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van dergelijke reacties, de toediening direct staken. Patiënten met een bekende op IgE-gebaseerde overgevoeligheid voor caseïne kunnen een hoger risico hebben op overgevoeligheidsreacties. Als geactiveerd eptacog β opnieuw wordt overwogen na een (vermoede) overgevoeligheid, het voordeel zorgvuldig afwegen tegen het risico.
Stollingstesten (protrombinetijd (PTT)/international normalised ratio (INR), geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), FVII coagulatie-activiteit (stollingstijd) (FVII:C)) hangen niet noodzakelijk samen met de hemostatische werkzaamheid van geactiveerd eptacog β. Deze testen hebben geen voorspellende waarde voor de werkzaamheid van geactiveerd eptacog β.
Onderzoeksgegevens
- Er is slechts beperkte ervaring met ernstige bloedingen of bij een leeftijd < 12 jaar.
- Er zijn geen gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij ouderen of een verminderde nier- of leverfunctie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met geactiveerd eptacog β contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant coagulatiefactor VIII heeft een moleculaire massa van circa 170.000 Dalton, bestaande uit 1438 aminozuren. Het heeft functionele eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van de endogene factor VIII. Stollingsfactor VIII corrigeert in oplossing de langere stollingstijd van het bloed bij hemofilie A, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk afwezig is.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Geactiveerde recombinante stollingsfactor VIIa (= eptacog β) geproduceerd uit konijnenmelk met behulp van recombinant-DNA-technologie. Door interactie met weefselfactor (TF) activeert FVIIa normaliter factor X, dat daarna de conversie van protrombine in trombine start. Hierdoor wordt een hemostatische prop gevormd op de plaats van verwonding, door omzetting van fibrinogeen in fibrine. Tevens activeert factor VIIa de omzetting van factor IX in factor IXa. Gebruik van factor VIIa kan o.a. via het 'TF-afhankelijke mechanisme' de behoefte aan Factor VIIIa of Factor IXa (dus bij hemofilie A of B) omzeilen en zo de hemostase herstellen bij hun afwezigheid, of zelfs in de aanwezigheid van remmers.
Kinetische gegevens
V d | 0,10-0,12 l/kg. |
T 1/2el | 2,0-2,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
moroctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
eptacog bèta, geactiveerd hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk