Samenstelling
Mysimba
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Goodlife Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
Bevat per tablet: naltrexon(hydrochloride) 8 mg, bupropion(hydrochloride) 90 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Imcivree
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Rhythm Pharmaceuticals Netherlands B.V.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van obesitas volgt het ‘stepped care’- en ‘matched care’-principe. De keuze voor een behandelmodaliteit vindt plaats op geleide van o.a. het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR). Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is in principe eerste keus. Overweeg het toevoegen van gewichtsreducerende medicatie na één jaar GLI bij een matig of sterk verhoogd GGR, of al vroeg in de behandeling bij een extreem verhoogd GGR. Kies voor liraglutide, semaglutide, naltrexon/bupropion of eventueel orlistat op basis van o.a. effectiviteit, comorbiditeit, beschikbaarheid en prijs. Overweeg bariatrische chirurgie met name bij een extreem verhoogd GGR.
Bij patiënten met obesitas (BMI ≥ 30 kg/m²) of overgewicht (BMI 27-30 kg/m², in combinatie met één of meer gewichtsgerelateerde comorbiditeiten) kan naltrexon/bupropion in combinatie met een door het RIVM erkende GLI worden ingezet, als de GLI niet succesvol is na 1 jaar. Het doel is om een gewichtsafname van 5% of meer te bereiken. De kans op gewichtsbehoud na staken van de therapie is klein en het gebruik gaat gepaard met de kans op gastro-intestinale bijwerkingen.
Aan de vergoeding van naltrexon/bupropion zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
De behandeling van obesitas bij volwassenen volgt het ‘stepped care’- en ‘matched care’-principe. De keuze voor een behandelmodaliteit vindt plaats op geleide van o.a. het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR). Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is in principe eerste keus. Overweeg het toevoegen van gewichtsreducerende medicatie na één jaar GLI bij een matig of sterk verhoogd GGR, of al vroeg in de behandeling bij een extreem verhoogd GGR. Overweeg bariatrische chirurgie met name bij een extreem verhoogd GGR.
In combinatie met een gespecialiseerde GLI kan setmelanotide worden toegepast bij patiënten van 6 jaar en ouder met een bevestigde ‘loss of function’ biallelische pro-opiomelanocortinedeficiëntie (POMC-deficiëntie) en leptinereceptordeficiëntie (LEPR-deficiëntie). Toevoeging van dit middel aan een gespecialiseerde GLI kan het lichaamsgewicht klinisch relevant verlagen (10%). Staak na 6 maanden de behandeling wanneer het aanvankelijke gewicht voor kinderen in de groei niet is gestabiliseerd en voor uitgegroeide adolescenten en volwassenen niet met minstens 5% is afgenomen.
Aan de vergoeding van setmelanotide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Als aanvulling op een caloriebeperkt dieet en verhoogde lichamelijke activiteit, voor gewichtsbeheersing bij volwassenen met een aanvankelijke BMI van:
- ≥ 30 kg/m² (obesitas), of
- 27 kg/m² tot 30 kg/m² (overgewicht), in aanwezigheid van één of meer gewichtsgerelateerde comorbiditeiten (bv. diabetes type 2, dislipidemie of gereguleerde hypertensie).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Obesitas en beheersing van honger in verband met genetisch bevestigd(e) Bardet-Biedl-syndroom (BBS), ‘loss-of-function’ biallelische pro-opiomelanocortinedeficiëntie (POMC-deficiëntie; waaronder PCSK1-deficiëntie) of biallelische leptinereceptordeficiëntie (LEPR-deficiëntie), bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Obesitas of overgewicht
Volwassenen (≤ 75 jaar)
Dosis in een periode van 4 weken als volgt verhogen:
week 1: 1 tablet 's ochtends, week 2: 1 tablet 's ochtends en 1 tablet 's avonds, week 3: 2 tabletten 's ochtends en 1 tablet 's avonds, 4 week en verder: 2 tabletten 's ochtends en 2 tabletten 's avonds. Max. 2 tabletten 2×/dag.
Staak de behandeling, indien de patiënt na 16 weken behandeling niet ten minste 5% van zijn of haar aanvankelijke lichaamsgewicht heeft verloren. Evalueer de noodzaak voor het voortzetten van de behandeling elk jaar opnieuw.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis is aanpassing van de dosering niet nodig. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis max. 2 tabletten per dag (1 tablet 's ochtends en 1 tablet 's avonds). Bij eindstadium nierfalen is gebruik gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: Bij lichte leverfunctiestoornis max. 2 tabletten per dag (1 tablet 's ochtends en 1 tablet 's avonds). Bij matige leverfunctiestoornis wordt gebruik niet aanbevolen. Bij ernstige leverfunctiestoornis is gebruik gecontra-indiceerd.
Een vergeten dosis overslaan en de volgende tablet op de gebruikelijke tijd innemen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Toediening: de tabletten heel doorslikken met water, bij voorkeur met voedsel. De tabletten niet doorsnijden, kauwen of fijnmalen.
Doseringen
POMC-, PCSK1- en LEPR-deficiëntie
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Begindosis s.c. 1 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 2 mg 1×/dag vanaf week 3. Als aanvullend gewichtsverlies gewenst is en bij goed verdragen, verhogen tot 2,5 mg 1×/dag en zo nodig verder tot max. 3 mg 1×/dag. Bij kinderen mag de dosis alleen worden verhoogd tot 2,5 mg 1×/dag en max. 3 mg 1×/dag, als het gewicht bij een dagdosering van 2 mg boven het 90 e percentiel blijft. Als dosisverhoging niet wordt verdragen, de begindosis handhaven.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag vanaf week 3. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, verhogen tot 2 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2,5 mg 1×/dag, max. 3 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,25 mg 1×/dag. Als deze wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.
Kinderen 6–11 jaar
Begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij goed verdragen zo nodig verhogen tot 2 mg 1×/dag vanaf week 6. Als het gewicht bij een dagdosering van 2 mg boven het 90 e percentiel blijft en aanvullend gewichtsverlies gewenst is, verhogen tot max. 2,5 mg 1×/dag. Als dosisverhoging niet wordt verdragen, de begindosis handhaven.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,25 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 0,5 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, vanaf week 6 verhogen tot 1 mg 1×/dag en zo nodig verder tot max. 2 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, de behandeling stopzetten.
Bardet-Biedl-syndroom
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar
Begindosis s.c. 2 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 3 mg 1×/dag vanaf week 3. Als de begindosis van 2 mg niet wordt verdragen, deze verlagen naar 1 mg 1×/dag. Als de dosis van 1 mg wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag vanaf week 3. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, verhogen tot 2 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2,5 mg 1×/dag, max. 3 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,25 mg 1×/dag. Als deze wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.
Kinderen 6–15 jaar
Begindosis s.c. 1 mg 1×/dag gedurende week 1. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 2 mg 1×/dag gedurende week 2. Bij goed verdragen zo nodig verhogen tot 3 mg 1×/dag vanaf week 3. Als de begindosis van 1 mg niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,5 mg 1×/dag. Als de dosis van 0,5 mg wordt verdragen, de dosis verhogen naar 1 mg 1×/dag en de dosistitratie voortzetten.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,25 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 0,5 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, vanaf week 6 verhogen tot 1 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, de behandeling stopzetten.
Een gemiste dosis overslaan en de volgende geplande toediening hervatten met de voorgeschreven dosis.
Toediening
- Subcutaan toedienen via een injectie in de buik, de injectieplaats dagelijks afwisselen.
- Eenmaal per dag toedienen aan het begin van de dag, om hongervermindering tijdens de wakkere periode te maximaliseren.
- Leer patiënten voorafgaand aan de behandeling de juiste injectietechniek.
- Hanteer de spuitvolumes en naaldmaten zoals vermeld in tabel 9 van de officiële productinformatie CBG/EMA (onder Zie ook).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, obstipatie.
Vaak (1-10%): angst, slapeloosheid. Duizeligheid, tremor, dysgeusie, lethargie, slaperigheid. Tinnitus, vertigo. Palpitaties, snellere hartslag. Opvliegers, hypertensie. Droge mond, buikpijn. Hyperhidrose, jeuk, alopecia, uitslag. Vermoeidheid, zich zenuwachtig voelen, geïrriteerdheid.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, urticaria. Abnormale dromen, agitatie, stemmingswisselingen, spanning, dissociatie. Intentietremor, evenwichtsstoornis, amnesie. Reisziekte. Tachycardie. Buikongemak, dyspepsie, oprispingen. Cholecystitis, stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT). Stijging creatininespiegel in bloed. Erectiestoornis. Asthenie, warmtegevoel, dorst, meer eetlust.
Zelden (0,01-0,1%): daling hematocriet, daling lymfocytenaantal. Angio-oedeem. Uitdroging. Hallucinatie. Bewustzijnsverlies, paresthesie, (pre)syncope, convulsies. Hematochezie, hernia, opgezwollen lippen, dentale cariës, tandpijn. Geneesmiddelgeïnduceerde leverschade. Kaakpijn. Dringende urinelozing. Onregelmatige menstruatie, vaginale bloeding, vulvovaginale droogte. Pijn op de borst, perifere kou, koorts.
Verder zijn gemeld: lymfadenopathie. Affectieve stoornis, agressie, verwardheid, wanen, depressie, desoriëntatie, aandachtstoornis, vijandigheid, verlies van libido, nachtmerries, paranoia, psychotische stoornis, suïcidaal gedrag. Paniekaanval (vooral bij een voorgeschiedenis van psychische stoornis; gevallen traden op tijdens de eerste titratiefase en na dosiswijzigingen). Dystonie, geheugenstoornis, parkinsonisme, rusteloosheid, serotoninesyndroom (i.c.m. een serotonerg middel zoals een SSRI of SNRI). Oogirritatie, oogpijn of asthenopie, oogzwelling, verhoogde traanproductie, fotofobie, wazig zicht. Oorklachten, oorpijn. Bloeddrukschommelingen, hypertensieve crisis (tijdens de eerste titratiefase). Hoesten, dysfonie, dyspneu, verstopte neus, neusongemak, keelpijn, rinorroe, sinusafwijking, niezen, geeuwen. Diarree, winderigheid, aambeien, zweren. Hepatitis. Acne, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), cutane lupus erythematodes, verergering van systemische lupus erythematodes, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Artralgie, pijn in de lies, myalgie, rabdomyolyse. Dysurie, pollakisurie, frequent urineren, urineretentie. Rillingen, energietoename.
De incidentie van convulsies is ca. 0,1%. Meest voorkomend zijn gegeneraliseerde tonisch-klonische convulsies, soms leidend tot postictale verwardheid of geheugenstoornis.
Zie voor andere mogelijke bijwerkingen:
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperpigmentatie van de huid. Reacties op de injectieplaats. Misselijkheid, braken. Hoofdpijn. Spontane erectie.
Vaak (1-10%): jeuk, droge huid, hyperhidrose, huidverkleuring, huidlaesie, alopecia. Vermoeidheid, asthenie. Droge mond, dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie. Duizeligheid. Toegenomen erectie, seksuele opwindingsstoornis, verhoogd libido. Depressie, slapeloosheid. Melanocytaire naevus. Rugpijn, spierpijn, spierspasmen, pijn in extremiteit. Opvlieger. Vertigo.
Soms (0,1-1%): sproeten, erytheem, (papuleuze) huiduitslag, striae, haarkleurverandering, lentigo, huidvlek, huidcyste, dermatitis, nagelaandoening, verkleuring van de nagels. Pijn op de borst, temperatuurintolerantie, koude rillingen, koud of warm gevoel, jeuk op de injectieplaats. Verkleuring tandvlees, speekselhypersecretie, opgezette buik, flatulentie, gastro-oesofageale refluxziekte. Slaperigheid, hyperesthesie, migraine, parosmie, dysgeusie, angst, veranderde stemming. Genitale aandoening, genitale hyperesthesie, ejaculatiestoornis, verminderd libido. Depressieve stemming, slaapstoornis, nachtmerries. Dysplastische naevus, oognaevus. Artralgie. Geeuwen, hoesten, rinorroe. (Gele) verkleuring van de sclera.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met bupropion of naltrexon is gecontra-indiceerd.
Gelijktijdige toediening van MAO-remmers is gecontra-indiceerd. Er dient ten minste een periode van 14 dagen te zitten tussen het staken van irreversibele MAO-remmers en de aanvang van de behandeling met naltrexon/bupropion. Voor reversibele MAO-remmers is een periode van 24 uur voldoende.
Gebruik bij afhankelijkheid van opioïden (incl. methadon) is gecontra-indiceerd, evenals gebruik in de acute onttrekkingsfase van opioïden. Gebruik geen opioïden zoals codeïne, loperamide en opioïde analgetica tijdens behandeling met naltrexon/bupropion. Als tijdelijk gebruik van opioïden noodzakelijk is (zoals bij een geplande operatie), dan naltrexon/bupropion minimaal drie dagen vóór de behandeling met opioïden staken. Bij anesthesie en intra- of postoperatieve analgesie is onvoldoende effect van opioïden waargenomen bij patiënten behandeld met naltrexon/bupropion. Bovendien zijn zeldzame maar ernstige reacties zoals epileptische aanvallen en serotoninesyndroom waargenomen na gelijktijdige toediening. Zie voor meer informatie: Combinatie obesitasmedicijn Mysimba en opioïden kan leiden tot ernstige bijwerkingen via cbg-meb.nl.
Gebruik naltrexon/bupropion voorzichtig nadat chronisch opioïdgebruik gedurende 7–10 dagen is gestopt, om optreden van onthoudingsverschijnselen te voorkomen.
Bupropion en de actieve metaboliet hydroxybupropion remmen CYP2D6. De blootstelling aan geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd door CYP2D6 kan toenemen; voorbeelden zijn bepaalde antidepressiva (SSRI's en veel TCA's, o.a. imipramine, paroxetine, venlafaxine), antipsychotica (haloperidol, risperidon), β-blokkers (metoprolol) en klasse 1C-antiaritmica (flecaïnide, propafenon). Dosisverlaging van deze middelen kan nodig zijn, met name bij een smalle therapeutische breedte (zoals TCA's); overweeg hierbij ook dosering op geleide van de bloedspiegel (TDM). De blootstelling aan citalopram stijgt met ca. 40%. Tamoxifen kan verminderd effectief zijn door CYP2D6-remming.
Bupropion wordt door CYP2B6 omgezet in de actieve metaboliet hydroxybupropion. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die CYP2B6 induceren (bv. carbamazepine, efavirenz, fenytoïne, ritonavir), omdat de werkzaamheid van bupropion wordt beïnvloed. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die CYP2B6 kunnen remmen (bv. clopidogrel, cyclofosfamide, ifosfamide); de klinische gevolgen van deze interactie zijn onbekend, maar mogelijk neemt de werkzaamheid van bupropion af.
Vermijd of minimaliseer het gebruik van alcohol, omdat neuropsychiatrische bijwerkingen en een afgenomen alcoholtolerantie zelden zijn gemeld bij gebruik van alcohol tijdens bupropionbehandeling.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de insultdrempel verlagen, zoals antidepressiva, antipsychotica, sederende antihistaminica, antimalariamiddelen, tramadol, chinolonen, theofylline en systemische corticosteroïden.
Beoordeel de dosis van gelijktijdig gebruikte bloedglucoseverlagende middelen, om het risico op hypoglykemie te minimaliseren; behandeling met naltrexon/bupropion kan leiden tot een verlaagde glucosespiegel.
Bupropion kan de plasmaspiegel van digoxine verlagen; volg de digoxinespiegel bij gelijktijdig gebruik. Bij staken van naltrexon/bupropion kan de digoxinespiegel stijgen; controleer de patiënt op mogelijke digoxinetoxiciteit.
Er zijn meldingen geweest van het serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende aandoening, bij gelijktijdige toediening van een serotonerg middel (zoals een SSRI of SNRI). Zorgvuldige observatie is daarom vereist, vooral bij de start en na elke dosisverhoging. Let op veranderingen in mentale toestand, autonome instabiliteit, neuromusculaire stoornis en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van serotoninesyndroom, overwegen de behandeling te staken.
Bij gelijktijdig gebruik van levodopa of amantadine zijn er aanwijzingen voor een hogere incidentie van bijwerkingen (bv. misselijkheid, braken en neuropsychiatrische bijwerkingen).
Combinatie met α-adrenerge blokkers of clonidine is niet onderzocht.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van de enzymremmer valproïnezuur, omdat bupropion uitgebreid gemetaboliseerd wordt.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Uit in-vitro-onderzoek bleek dat setmelanotide een laag potentieel heeft voor farmacokinetische interacties met CYP-transporters en plasma-eiwitbinding.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (naltrexon).
Advies: Gebruik ontraden tijdens zwangerschap en bij zwangerschapswens. Afvallen tijdens de zwangerschap wordt ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor direct schadelijke effecten. Echter, verminderde voedselconsumptie bij moederdieren leidde tot een toename van embryofoetaal verlies.
Advies: Gebruik ontraden bij zwangerschap(swens), omdat gewichtsverlies tijdens de zwangerschap tot schade aan de foetus kan leiden. Als een vrouw een stabiel gewicht heeft bereikt en zwanger wordt, overweeg dan de behandeling met setmelanotide te handhaven. Als een vrouw nog steeds gewicht verliest tijdens de behandeling en zwanger wordt, dan de behandeling staken of de dosis verlagen. Controleer het gewicht tijdens de zwangerschap nauwlettend.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (naltrexon en bupropion).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Afvallen tijdens de lactatieperiode wordt ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Bij dieren werd uitscheiding in de moedermelk gevonden, maar geen meetbare concentraties in het plasma van de jongen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- ongereguleerde hypertensie;
- manifeste epilepsie of een voorgeschiedenis van convulsies;
- tumor in het centrale zenuwstelsel;
- acute onttrekkingfase van alcohol of benzodiazepine;
- afhankelijkheid van chronische opioïden of opiaatagonisten (bv. methadon), of acute onttrekkingsfase van opioïden;
- (voorgeschiedenis van) bipolaire stoornis;
- (voorgeschiedenis van) van boulimie of anorexia nervosa;
- ernstig leverfalen;
- eindstadium nierfalen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bloeddruk en polsfrequentie vóór aanvang van de therapie. Bij significante en aanhoudende stijging van de bloeddruk of polsfrequentie, de behandeling staken. Wees voorzichtig bij patiënten met gereguleerde hypertensie. Bij ongereguleerde hypertensie is het gebruik gecontra-indiceerd.
Bepaal de glomerulaire filtratiesnelheid vóór aanvang van de therapie bij personen met meer kans op nierfunctiestoornis, met name diabetespatiënten en ouderen.
Staak de behandeling bij vermoedelijke geneesmiddelgeïnduceerde leverschade en bij het optreden van (uitgestelde) overgevoeligheidsreacties.
Er is een dosisafhankelijk risico op convulsies bij gebruik van bupropion. Staak de behandeling definitief bij optreden van een convulsie tijdens de behandeling. Wees voorzichtig bij condities die predisponeren voor een verlaagde convulsiedrempel, zoals hoofdletsel in de anamnese, hypoglykemie, misbruik van alcohol of stimulerende middelen en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (zie rubriek Interacties). Vermijd of minimaliseer het gebruik van alcohol tijdens de behandeling.
Naltrexon veroorzaakt opioïdblokkade. Gebruik niet in combinatie met opioïdbevattende geneesmiddelen (zie rubriek Interacties). Stel vast dat er geen opioïden aanwezig zijn vóór het starten van naltrexon/bupropion; laat bij twijfel een opioïden-test doen. Als tijdelijk gebruik van opioïden noodzakelijk is (zoals bij een geplande operatie), dan naltrexon/bupropion minimaal drie dagen vóór de behandeling met opioïden staken. Na staken van de behandeling met naltrexon/bupropion kunnen patiënten gevoeliger zijn voor opioïden.
Na het in de handel brengen van naltrexon/bupropion zijn gevallen van suïcidaal gedrag gemeld bij patiënten van alle leeftijden. Controleer patiënten nauwlettend, met name bij een groot risico in de vroege fase van de behandeling en na dosiswijziging.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van psychische stoornis, omdat paniekaanvallen zijn gemeld. Wees zeer voorzichtig bij een voorgeschiedenis van manie.
Wees voorzichtig bij een actieve coronaire aandoening of voorgeschiedenis van CVA. De veiligheid is niet vastgesteld bij recente voorgeschiedenis van myocardinfarct, instabiele hartaandoening en hartfalen NYHA-klasse III of IV.
Bupropion kan het zeldzame, erfelijke Brugada-syndroom aan het licht brengen, dat kan leiden tot hartstilstand of plotselinge dood. Wees voorzichtig bij het Brugada-syndroom of een hartstilstand of plotselinge dood in de familieanamnese.
Ernstige cutane bijwerkingen (zoals SJS, AGEP) zijn gemeld. Informeer de patiënt over de symptomen en controleer nauwlettend op huidreacties. Als dergelijke ernstige bijwerkingen optreden de behandeling direct staken en niet meer hervatten.
Wees voorzichtig bij ouderen > 65 jaar, en het gebruik wordt niet aanbevolen bij ouderen > 75 jaar. Ouderen kunnen namelijk gevoeliger zijn voor bijwerkingen van het centraal zenuwstelsel, en er zijn onvoldoende klinische gegevens over deze leeftijdsgroep.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Het gebruik kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen, met name aan het begin van de behandeling of tijdens de titratiefase. In geval van bijwerkingen, zoals duizeligheid, slaperigheid of bewustzijnsverlies, niet autorijden of machines bedienen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verricht vóór en tijdens de behandeling jaarlijks een huidonderzoek van het hele lichaam, om reeds bestaande en nieuwe huidpigmentlaesies te controleren. Het farmacologische effect van setmelanotide kan leiden tot gegeneraliseerde toegenomen huidpigmentatie en donkere verkleuring van reeds bestaande naevi.
Controleer de hartslag en bloeddruk bij ieder medisch bezoek tijdens de behandeling (ten minste elke 6 maanden).
Instrueer mannelijke patiënten bij een langdurige erectie (> 4 uur), met spoed een arts te raadplegen voor een eventuele behandeling van priapisme. Spontane erecties zijn gemeld in klinisch onderzoek.
Controleer patiënten met depressie tijdens ieder medisch bezoek gedurende de behandeling (ten minste elke 6 maanden). Overweeg de behandeling te staken bij zelfmoordgedachten of suïcidaal gedrag. In klinisch onderzoek is depressie gemeld.
Beoordeel bij kinderen in de groei periodiek de invloed van gewichtsverlies op de groei en rijping. Controleer lengte en gewicht met behulp van passende groeicurven op basis van leeftijd en geslacht.
Gebruik is niet onderzocht bij terminale nierziekte of bij verminderde leverfunctie; gebruik ontraden. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 6 jaar zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: benzylalcohol, in de injectievloeistof, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Symptomen
De ernstigste klinische implicaties van gecombineerd gebruik van bupropion en naltrexon houden waarschijnlijk verband met bupropion; symptomen zijn o.a. convulsies, hallucinaties, bewustzijnsverlies, sinustachycardie en ECG-veranderingen zoals geleidingsstoornissen (waaronder verlengd QRS) of aritmieën. Tevens gevallen van overlijden bij aanzienlijke overdosering van bupropion.
Neem voor informatie over een vergiftiging met de combinatie naltrexon/bupropion contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met setmelanotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Combinatie van een μ-opioïdantagonist (naltrexon) en een remmer van de heropname van noradrenaline en dopamine (bupropion). De exacte eetlustonderdrukkende effecten zijn niet bekend. Het heeft effect op twee gebieden in de hersenen, namelijk de nuclei arcuati van de hypothalamus en het mesolimbische dopaminerge beloningssysteem. In de nuclei arcuati activeert bupropion pro-opiomelanocortine (POMC)-neuronen. Naltrexon bindt aan μ-opioïdreceptoren op POMC-neuronen, waardoor de opioïd-gemedieerde negatieve feedback-lus op POMC-neuronen wordt geblokkeerd. Hierdoor is een krachtigere en langere activering van POMC mogelijk, zodat het effect van bupropion op de energiebalans wordt versterkt.
Kinetische gegevens
naltrexonResorptie | > 90%. |
F | 5–6% door groot 'first pass'-effect. |
T max | ca. 2 uur. |
V d | bij steady-state ca. 81,4 l/kg. |
Metabolisering | in de lever; wordt gehydroxyleerd voornamelijk tot actief 6-β-naltrexol. |
Eliminatie | vnl. met de urine (37–60% van de dosis). |
T 1/2el | ca. 5 uur. |
Resorptie | > 90%. |
T max | ca. 3 uur. |
V d | bij steady-state ca. 12,6 l/kg. |
Metabolisering | in de lever tot o.a. de actieve metabolieten hydroxybupropion (vnl. via CYP2B6) en threohydrobupropion en erytrohydrobupropion (niet via CYP-enzymen). |
Eliminatie | met de urine 87%, met de feces 10%; 0,5% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 21 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Setmelanotide is een peptide-analoog van het natuurlijk voorkomende alfamelanocytstimulerend hormoon (α-MSH). Het bindt aan en activeert de MC4-receptor. MC4-receptoren in de hypothalamus zijn betrokken bij de regulering van honger, verzadiging en energieverbruik. Bij genetische vormen van obesitas, waaronder POMC- en LEPR-deficiëntie, is er onvoldoende activering van de MC4-receptor. Setmelanotide kan de activiteit van de MC4-receptorroute vermoedelijk herstellen door middel van een verminderde calorische inname en een verhoogd energieverbruik.
Kinetische gegevens
Overig | Bij een dosering van 1–3 mg/dag worden steady-state plasmaconcentraties binnen 2 dagen bereikt. |
T max | ca. 8 uur. |
V d | ca. 0,70 l/kg. |
Metabolisering | Naar verwachting tot kleine peptiden en aminozuren. Setmelanotide wordt niet gemetaboliseerd door levermicrosomen, hepatocyten of niermicrosomen. |
Eliminatie | ca. 39% onveranderd met de urine (gedurende 24 uur). |
T 1/2el | ca. 11 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
naltrexon/bupropion hoort bij de groep vermageringsmiddelen.
Groepsinformatie
setmelanotide hoort bij de groep vermageringsmiddelen.