Samenstelling
Lokelma AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 5 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 10 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Veltassa (als sorbitex calcium) Vifor Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 8,4 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 16,8 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandel bij chronische hyperkaliëmie indien mogelijk eerst de oorzaak. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (voornamelijk cardiovasculaire) morbiditeit te verkleinen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Natriumzirkoniumcyclosilicaat kan worden ingezet bij de behandeling van chronische hyperkaliëmie, waarbij de chronische onderhoudsbehandeling van belang is, om hyperkaliëmie recidieven te voorkomen en om de dosering van RAAS-remmers te optimaliseren.
Voor (andere aspecten van) de behandeling van hyperkaliëmie zie ook de NIV-richtlijn uit 2012: Elektrolytstoornissen.
Advies
Bij chronische hyperkaliëmie behandel indien mogelijk de oorzaak. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (voornamelijk cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse). Patiromeer kan worden ingezet bij de behandeling van chronische hyperkaliëmie, waarbij de chronische onderhoudsbehandeling van belang is ter preventie van hyperkaliëmie recidieven en om de dosering van RAAS-remmers te optimaliseren.
Voor (andere aspecten van) de behandeling van hyperkaliëmie zie ook de richtlijn Elektrolytstoornissen van de NIV.
Indicaties
- Behandeling van (niet-levensbedreigende) hyperkaliëmie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van (niet-levensbedreigende) hyperkaliëmie bij volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Controleer tijdens de behandeling regelmatig de serumkaliumconcentratie; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Hyperkaliëmie
Volwassenen incl. ouderen
Correctiefase: aanbevolen aanvangsdosis 10 g 3×/dag toegediend als suspensie in water. Wanneer normokaliëmie is bereikt, de onderhoudsbehandeling volgen. Doorgaans wordt normokaliëmie binnen 24-48 uur bereikt. Indien dit na 48 uur niet het geval is, hetzelfde behandelschema gedurende nog eens 24 uur voortzetten. Overweeg andere behandelopties indien normokaliëmie niet binnen 72 uur bereikt is.
Onderhoudsfase: wanneer normokaliëmie bereikt is, de minimaal werkzame hoeveelheid natriumzirkoniumcyclosilicaat vaststellen om terugkeer van hyperkaliëmie te voorkomen. Aanbevolen aanvangsdosis is 5 g 1×/dag, naar behoefte titreren tot 10 g 1×/dag of 5 g om de dag. Maximaal 10 g 1×/dag gebruiken.
Bij chronische hemodialyse: alleen toedienen op dagen zonder dialyse; aanbevolen aanvangsdosis is 5 g 1×/dag. Naar behoefte de dosis wekelijks naar boven of beneden titreren op basis van de serumkaliumwaarde voor dialyse na het lange interdialyse-interval. De dosis aanpassen met intervallen van een week met stappen van 5 g tot maximaal 15 g 1×/dag op dagen zonder dialyse. Controleer het serumkalium wekelijks wanneer de dosis wordt aangepast. Wanneer normokaliëmie is bereikt, het kalium regelmatig controleren (bv. maandelijks of vaker op basis van klinische beoordeling inclusief veranderingen van de hoeveelheid kalium in het dieet of medicatie die het serumkalium kan beïnvloeden).
Bij verminderde nierfunctie: die nog geen chronische hemodialyse behoeft (zie boven), is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Gemiste dosis: deze niet meer inhalen, maar de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening
- De gehele inhoud van het (de) sachet(s) legen in een glas met ca. 45 ml water en goed roeren. Let op, het poeder lost niet op. De vloeistof, die smaakloos is, geheel opdrinken wanneer deze nog troebel is; opnieuw roeren als het poeder naar de bodem zakt. Spoel het glas indien nodig met meer water om ervoor te zorgen dat de gehele inhoud van het sachet wordt ingenomen.
- Niet in droge vorm innemen.
- Kan met of zonder voedsel ingenomen worden.
Doseringen
Hyperkaliëmie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
Aanbevolen startdosering: oraal 8,4 g 1×/dag. Zo nodig na intervallen van een week of langer, de dagelijkse dosis verhogen of verlagen met 8,4 g om het gewenste streefbereik van de serumkaliumwaarde te bereiken, met een maximale dosis van 25,2 g/dag. Als het serumkaliumgehalte lager is dan de ondergrens van het gewenste streefbereik, de dosis verlagen of behandeling staken.
Kinderen vanaf 12 jaar
Aanbevolen startdosering: oraal 4 g 1×/dag. Zo nodig na intervallen van een week of langer, de dagelijkse dosis verhogen of verlagen om het gewenste streefbereik van de serumkaliumwaarde te bereiken, met een maximale dosis van 25,2 g/dag. Als het serumkaliumgehalte lager is dan de ondergrens van het gewenste streefbereik, de dosis verlagen of behandeling staken.
Dialysepatiënten: er zijn weinig gegevens beschikbaar over toepassing bij deze populatie, in de klinische onderzoeken waren geen speciale dosis- en toedieningsrichtlijnen van kracht voor deze populatie. Er zijn geen gegevens over toepassing bij kinderen die dialyse ondergaan.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk innemen op dezelfde dag. De overgeslagen dosis niet met de volgende dosis innemen.
Toediening
- Patiromeer 3 uur voor óf na andere orale geneesmiddelen innemen. De aanbevolen totale volumes voor bereiding van de suspensie zijn dosisafhankelijk: 4 gram bereiden met 40 ml water, bij > 4 gram: bereiden met 80 ml water. Hiertoe in een glas met de eerste helft van het aanbevolen volume, de volledige dosis strooien en roeren, Hier de tweede helft van het aanbevolen volume aan toevoegen en opnieuw roeren. Let op, het poeder lost niet op. Zo nodig extra water toevoegen voor de gewenste consistentie. Grotere volumes kunnen echter leiden tot een versnelde neerslag van het poeder.
- Het mengsel binnen één uur na bereiding opdrinken. Als er nog poeder in het glas achterblijft opnieuw water toevoegen, roeren en het restant direct innemen.
- Patiromeersuspensie kan met of zonder voedsel worden ingenomen, het mag echter niet opgewarmd worden of toegevoegd worden aan warm voedsel of hete dranken.
- In plaats van water kunnen de volgende vloeistoffen of zachte voedingsmiddelen worden gebruikt: appel-, cranberry-, ananas-, sinaasappel-, druiven- of perensap, abrikozennectar, perziknectar, yoghurt, melk, verdikkingsmiddel (bv. maïszetmeel), appelmoes, vanille- en chocoladepudding. Houd rekening met het kaliumgehalte van deze vloeistoffen of voedingsmiddelen.
- Niet in droge vorm innemen.
- Voor toediening via een sonde, volg de productinformatie van de fabrikant.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hypokaliëmie. Constipatie. Oedeemgerelateerde bijwerkingen (vochtretentie, oedeem; lokaal, perifeer of gegeneraliseerd, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
In twee open-label onderzoeken zijn nog de volgende bijwerkingen gemeld: maag-darmstoornissen (obstipatie, diarree, abdominale distensie/pijn, misselijkheid, braken) en overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, jeuk). Deze bijwerkingen waren mild tot matig van aard en verdwenen doorgaans spontaan ondanks het voortzetten van de behandeling.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): diarree, obstipatie, buikpijn, misselijkheid, flatulentie. Hypomagnesiëmie (doorgaans mild tot matig-ernstig, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Soms (0,1-1%): braken.
Verder is gemeld: overgevoeligheid.
Het bijwerkingenprofiel bij kinderen vanaf 6 jaar kwam overeen met dat bij volwassenen.
Interacties
Natriumzirkoniumcyclosilicaat wordt niet door het lichaam geabsorbeerd of gemetaboliseerd, waardoor er geen effecten van andere geneesmiddelen op de werking ervan zijn te verwachten.
Natriumzirkoniumcyclosilicaat gaat (in het maag-darmkanaal) geen binding van betekenis aan met andere geneesmiddelen.
De pH in de maag kan tijdelijk verhogen door absorptie van waterstofionen; dit kan leiden tot veranderingen in de oplosbaarheid en absorptiekinetiek van gelijktijdig toegediende orale geneesmiddelen met een pH-afhankelijke biologische beschikbaarheid. Als voorbeeld nemen de Cmax van en de blootstelling (AUC) aan dabigatran met ca. 40% af bij gelijktijdige toediening met natriumzirkoniumcyclosilicaat, een dosisaanpassing is echter niet nodig. Houd wel een interval van 2 uur aan, vóór of na de inname van orale geneesmiddelen met een klinisch relevante gastrische pH-afhankelijke biologische beschikbaarheid. Andere voorbeelden van dergelijke geneesmiddelen zijn: itraconazol, ketoconazol, posaconazol, enkele geneesmiddelen tegen HIV (atazanavir, raltegravir, rilpivirine, ritonavir) of HCV (ledipasvir) en enkele tyrosinekinaseremmers (dasatinib, erlotinib, nilotinib). Houd bij tacrolimus ook een interval aan van minstens 2 uur vóór of 2 uur na inname van natriumzirkoniumcyclosilicaat.
Thiazide- en lisdiuretica kunnen de serumkaliumspiegel verlagen en zo de werking van natriumzirkoniumcyclosilicaat versterken.
Wees vanwege mogelijke schommelingen in de serumkaliumspiegel extra voorzichtig met digoxine.
Interacties
Patiromeer wordt niet door het lichaam geabsorbeerd of gemetaboliseerd, waardoor er geen effecten van andere geneesmiddelen op de werking ervan zijn te verwachten.
Patiromeer kan in het maag-darmkanaal mogelijk binden aan enkele gelijktijdig toegediende orale geneesmiddelen (o.a. ciprofloxacine, levothyroxine, metformine en mogelijk kinidine, bisoprolol, carvedilol, nebivolol, telmisartan en mycofenolaatmofetil), met als gevolg een afname van hun absorptie. Van een aantal middelen is wel vastgesteld dat de biologische beschikbaarheid niet beïnvloed wordt, dit betreft: metoprolol, amlodipine, verapamil, furosemide, clopidogrel, lithium, cinacalcet, trimethoprim. Als voorzorg patiromeer ten minste 3 uur vóór óf na andere orale geneesmiddelen toedienen.
Kaliumsparende diuretica (zoals triamtereen), aldosteronantagonisten (zoals spironolacton), kaliumsupplementen en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. ACE-remmers, ARB's, amfotericine B, ciclosporine, tacrolimus, heparine, trimethoprim) kunnen het effect van patiromeer op het serumkaliumgehalte beperken.
Thiazide- en lisdiuretica kunnen de serum kaliumspiegel verlagen en zo de werking van patiromeer versterken.
Wees vanwege mogelijke schommelingen in de serumkaliumspiegel extra voorzichtig met digoxine.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Er wordt geen effect van natriumzirkoniumcyclosilicaat verwacht omdat de systemische blootstelling bij de moeder verwaarloosbaar is. Mogelijk kan er effect zijn als gevolg van eventuele natriumabsorptie of stijging van de bicarbonaatspiegel bij de moeder.
Advies: Uit voorzorg het gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Van patiromeer wordt niet verwacht omdat de systemische blootstelling bij de moeder verwaarloosbaar is. Mogelijk kan er wel een effect zijn van eventuele hypomagnesiëmie (of hypercalciëmie) bij de moeder. Bij de uitwisseling van calcium en kalium in het maag-darmkanaal komt een hoeveelheid calcium vrij voor absorptie bij de moeder, mogelijk is deze hoeveelheid hoger dan de aanbevolen hoeveelheid calcium bij zwangeren.
Advies: Uit voorzorg wordt het gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, maar wordt niet verwacht omdat natriumzirkoniumcyclosilicaat niet systemisch wordt geabsorbeerd.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, maar onwaarschijnlijk omdat patiromeer niet systemisch wordt geresorbeerd en de blootstelling aan patiromeer bij de moeder verwaarloosbaar is.
Advies: Desondanks adviseert de fabrikant het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding te ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer de kaliumspiegel tijdens de instelfase en daarna wanneer dit noodzakelijk is. Voorbeelden hiervan zijn na aanpassing van geneesmiddelen die van invloed zijn op het kaliumgehalte zoals RAAS-remmers of diuretica en na dosistitratie van natriumzirkoniumcyclosilicaat bii (dreigende) hypokaliëmie. De frequentie van de monitoring is verder afhankelijk van bijvoorbeeld de progressie van chronische nierinsufficiëntie en de kaliuminname met de voeding. Bij ernstige hypokaliëmie het gebruik staken en de patiënt evalueren.
Oedemen zijn in klinisch onderzoek gemeld bij ca. 6% van de patiënten behandeld met natriumzirkoniumcyclosilicaat. Oedemen worden vooral gezien in de onderhoudsfase en vaker bij een dosering van 15 g. De oedemen zijn te behandelen door een diureticum te starten of in dosering aan te passen.
QT-verlenging kan optreden gedurende de correctie van hyperkaliëmie, met name bij doorschieten naar hypokaliëmie.
Natriumzirkoniumcyclosilicaat is mogelijk radio-opaak; houd hiermee rekening bij het maken van abdominale röntgenfoto's.
Bij symptomen die kunnen duiden op intestinale perforatie, wees erop bedacht dat intestinale perforatie is gemeld bij kaliumbinders waaronder natriumzirkoniumcyclosilicaat. Het risico hierop is niet bekend.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: natriumzirkoniumcyclosilicaat suspensie bevat natrium (ca. 400 mg natrium per dosis van 5 g); wees voorzichtig bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling met patiromeer dient niet te worden ingezet als alternatief voor noodbehandeling bij levensbedreigende hyperkaliëmie.
Gastro-intestinale ischemie, necrose en/of perforatie zijn opgetreden bij andere kaliumbinders, mogelijk kunnen deze aandoeningen ook optreden bij gebruik van patiromeer. Patiënten met een voorgeschiedenis van darmobstructie, ingrijpende gastro-intestinale ingrepen of ernstige gastro-intestinale aandoeningen of slikstoornissen waren niet geïncludeerd in het klinisch onderzoek. Weeg de voordelen en risico's af bij patiënten met een maag-darmaandoening in het heden of verleden.
Controleer de serumkaliumspiegel tijdens de instelfase en daarna op klinische indicatie, bv. na wijziging van het gebruik van geneesmiddelen met een invloed op de kaliumconcentratie (bv. RAAS-remmers of diuretica), en ook na dosistitratie of staken van van patiromeer bij (dreigende) hypokaliëmie. De frequentie van de monitoring is verder afhankelijk van bijvoorbeeld de progressie van chronische nierinsufficiëntie en de kaliuminname met de voeding. Bij ernstige hypokaliëmie het gebruik staken en de patiënt evalueren.
Controleer de serummagnesiumspiegel gedurende ten minste 1 maand na aanvang van de therapie en overweeg suppletie bij een verlaagde waarde.
Patiromeer bevat calcium als tegenion (in het calcium-sorbitolcomplex), waarvan een gedeelte wordt vrijgegeven dat geresorbeerd kan worden; weeg de voor- en nadelen af bij patiënten met een toegenomen kans op hypercalciëmie. Controleer de serumcalciumspiegel gedurende ten minste 1 maand na aanvang van de therapie.
Na staken van patiromeer kan de serumkaliumwaarde stijgen met als gevolg terugkerende hyperkaliëmie, vooral indien een behandeling met een RAAS-remmer wordt voortgezet. Instrueer de patiënt de behandeling niet te staken zonder overleg met de arts. Een verhoging van de serumkaliumwaarde kan al 2 dagen na de laatste dosis patiromeer optreden.
Er zijn relatief weinig gegevens over toepassing bij een eGFR < 15 ml/min/1,73m², bij toepassing van dialyse of bij ernstige hyperkaliëmie (K > 6,5 mmol/l bij volwassenen, K > 6.2 mmol/l bij kinderen). De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 12 jaar zijn niet vastgesteld. De gegevens bij kinderen van 12-17 jaar zijn beperkt tot blootstelling gedurende 6 maanden. Wees daarom voorzichtig bij langere behandeling dan 6 maanden.
Hulpstoffen: Sorbitol kan maag-darmklachten veroorzaken en een licht laxerende werking hebben.
Eigenschappen
Kationenwisselaar. Natriumzirkoniumcyclosilicaat wordt in het maag-darmkanaal niet geabsorbeerd. Het is een niet-polymere anorganische verbinding die kalium opneemt en uitwisselt tegen waterstof- en natriumkationen. In vitro is het zeer selectief voor kalium, ook in aanwezigheid van andere kationen zoals calcium en magnesium. In vitro en in vivo blijkt het ook ammonium te binden en af te voeren, waardoor het serumbicarbonaatgehalte kan toenemen. De kaliumopname vindt plaats in het gehele gastro-intestinale stelsel, waardoor het gehalte vrij kalium in het lumen vermindert. Hierdoor treedt verlaging van het serumkaliumgehalte op. De uitscheiding van kalium met de feces neemt toe. De werking treedt binnen ca. 1 uur in, normalisatie van de kaliumspiegel doorgaans binnen 24–48 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | geen. |
Eliminatie | via de feces. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Patiromeer is een kationenwisselend polymeer dat niet vanuit het maag-darmkanaal wordt geresorbeerd. Het bevat een calcium-sorbitolcomplex als tegenion, waarbij kalium uitgewisseld wordt tegen een gedeelte van het calcium. Het verhoogt de fecale excretie van kalium door dit te binden in het lumen van het gastro-intestinale stelsel. Dit resulteert in een verminderde concentratie vrij kalium in het gastro-intestinale lumen, waardoor ook de serumkaliumwaarde daalt. Tijd tot intreden van de werking (met klinisch significante daling van de serumkaliumwaarde) is ca. 7 uur na inname van de eerste dosis, het effect houdt ca. 24 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | geen. |
Eliminatie | met de feces, ca. 24–48 uur na inname. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
natriumzirkoniumcyclosilicaat hoort bij de groep kationenwisselaars.
Groepsinformatie
patiromeer hoort bij de groep kationenwisselaars.