Samenstelling
Dropizol (watervrij) XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- druppels voor oraal gebruik
- Sterkte
- 10 mg/ml
1 druppel opiumtinctuur (uit Papaver somniferum) komt overeen met 0,5 mg morfine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xermelo (als etipraat) SERB SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
Voor de behandeling van chronische diarree bij kanker staat op pallialine de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van ernstige diarree bij volwassenen, na onvoldoende effect van andere behandelingen.
Indicaties
- Diarree veroorzaakt door het carcinoïdsyndroom in combinatie met somatostatine-analoga (SSA) bij volwassenen, indien therapie met alleen een SSA onvoldoende effectief is.
Doseringen
De dosering individualiseren; gebruik de laagst effectieve dosis en zo kortdurend als mogelijk, met inachtneming van de algehele conditie, leeftijd, gewicht en de medische voorgeschiedenis van de patiënt.
Ernstige diarree
Volwassenen
Startdosis: 5–10 druppels (2,5–5 mg) 2–3×/dag. Max. 1 ml per keer en max. 6 ml per dag.
Bij ouderen: met een lagere dosis starten en voorzichtig ophogen.
Bij verminderde leverfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren. Gebruik kan tot coma leiden.
Bij verminderde nierfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren.
Bij verminderde schildklierfunctie: een dosisaanpassing kan nodig zijn.
Interacties: Bij gelijktijdig gebruik met andere narcotica, sedativa, tricyclische antidepressiva of MAO-remmers: dosis verlagen en uiterst voorzichtig gebruiken.
Toediening: Onvermengd toedienen op een lepel of verdunnen in een glas water. Na verdunning direct innemen.
Doseringen
Diarree veroorzaakt door het carcinoïdsyndroom
Volwassenen
250 mg 3×/dag. In combinatie met een SSA, zie ook de rubriek Interacties. Omdat accumulatie bij een deel van de patiënten niet kan worden uitgesloten, worden hogere doses niet aanbevolen. Klinische respons treedt doorgaans op binnen 12 weken behandeling. Indien tijdens deze weken géén respons optreedt, evalueren of voortzetting van de therapie nog geïndiceerd is. In klinisch onderzoek zijn patiënten behandeld gedurende max. 5 jaar.
Leverfunctiestoornis: bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is mogelijk een verlaging van de dosering nodig: 250 mg 2×/dag, afhankelijk van of de patiënt het kan verdragen, en bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) 250 mg 1×/dag. Gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 9–15) wordt niet aanbevolen.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij nierfunctiestoornis met een creatinineklaring ≥ 15 ml/min. Gebruik is niet aanbevolen bij nierziekte waarvoor dialyse nodig is (creatinineklaring < 15 ml/min), vanwege onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Bij een gemiste dosis géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de tablet in verband met een betere blootstelling innemen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sufheid. Obstipatie, droge mond.
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Miose. Bronchospasme, verminderde hoestprikkel. Dysgeusie, misselijkheid, braken, verlies van eetlust, dyspepsie. Urticaria, zweten. Urineretentie. Asthenie.
Soms (0,1-1%): tachycardie, bradycardie, palpitaties, blozen van het gelaat. Ademhalingsdepressie. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk. Urethraal spasme.
Zelden (0,01-0,1%): orthostatische hypotensie. Verhoogde pancreasenzymen en pancreatitis. Galsteenkoliek, niersteenkoliek. Onthoudingssymptomen.
Zeer zelden (< 0,01%): syndroom van inadequate ADH-secretie (SIADH), amenorroe. Spierkrampen, convulsies, allodynie en hyperalgesie. Wazig zien, diplopie, nystagmus. Dyspneu. Ileus, buikpijn. Exantheem, perifeer oedeem. Onwel voelen, rillen.
Verder zijn gemeld: bijnierinsufficiëntie. Verslaving, dysforie, euforie, hallucinaties, rusteloosheid, verminderd libido of potentie. Draaiduizeligheid. Hyperthermie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): buikpijn, misselijkheid. Vermoeidheid. Stijging γ-GT.
Vaak (1–10%): opgezette buik, flatulentie, obstipatie. Verminderde eetlust. Depressieve stemming. Hoofdpijn. Koorts, perifeer oedeem. Stijging ASAT, ALAT en AF.
Soms (0,1-1%): fecale impactie (bij hogere dan aanbevolen dosering).
Interacties
De kans op sedatie, ademhalingsdepressie, coma of overlijden neemt toe bij gelijktijdig gebruik van centraal onderdrukkende middelen, zoals alcohol, hypnotica , algehele anesthetica (zoals barbituraten), MAO-remmers, tricyclische antidepressiva en psychotrope middelen met een sederende werking (zoals fenothiazinederivaten), gabapentine, anti-emetica (zoals bromopride, meclozine, metoclopramide), antihistaminica en andere opioïden. De dosis en duur van gelijktijdig gebruik dienen beperkt te zijn (zie ook de rubriek Doseringen).
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Amfetamine en analogen kunnen het sederende effect van opioïden verminderden.
Niet gelijktijdig gebruiken met morfine-agonisten (zoals buprenorfine, nalbufine, nalmefeen) of -antagonisten (zoals nalmefeen, naltrexon) omdat het therapeutisch effect kan verminderen en onthoudingssymptomen kunnen toenemen.
Gelijktijdig gebruik met rifampicine (een sterke CYP3A4-inductor) remt het effect van opioïden.
De werkingsduur van opium kan verminderd zijn na gebruik van fluoxetine.
Opioïden kunnen de plasmaconcentraties van desmopressine en sertraline verhogen.
Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva kan het hypotensieve effect versterken.
Een verminderde werkzaamheid van orale P2Y12-trombocytenaggregatieremmers is waargenomen bij patiënten met acuut coronair syndroom die behandeld werden met morfine. Deze interactie kan gerelateerd zijn aan verminderde gastro-intestinale motiliteit en geldt dan ook voor opium. Overweeg een parenterale P2Y12-remmer als bij een acuut coronair syndroom een snelle remming cruciaal is.
Opium remt de glucuronidering van zidovudine in vitro.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van MAO-remmers (incl. moclobemide) of binnen 2 weken na staken hiervan.
Wees voorzichtig met gelijktijdige toediening van anticholinergica, antihypertensiva en middelen die ook diarree of peristaltiek tegengaan.
Hulpstoffen: Ethanol, druppelvloeistof, niet gelijktijdig gebruiken met disulfiram of metronidazol, vanwege disulfiram-achtige reacties (zoals roodheid van het gelaat, snelle ademhaling, tachycardie).
Interacties
Carboxylesteraseremmers zoals loperamide veroorzaken in vitro een afname (< 30%) in de vorming van de actieve metaboliet; in de klinische onderzoeken had comedicatie met loperamide echter geen klinisch belangrijke gevolgen.
Gelijktijdige toediening van een kortwerkend somatostatine-analoog (SSA, bv. octreotide) leidt tot een significante vermindering in de blootstelling aan telotristat-ethyl en van de actieve metaboliet; daarom een kortwerkend SSA ten minste 30 min ná telotristat-ethyl toedienen. Deze interactie is niet waargenomen bij gebruik van langwerkende SSA's.
Toediening van telotristat-ethyl leidt in vitro tot inductie van CYP2B6 en van CYP3A4. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die voor een belangrijk deel door deze enzymsystemen worden omgezet en een nauwe therapeutische breedte hebben zoals carbamazepine, bupropion, sertraline, simvastatine, domperidon, ergotamine, PDE-5-remmers, alfuzosine, sommige calciumantagonisten, midazolam, methadon, fentanyl.
Gelijktijdig gebruik met carboxylesteraseremmer (CES) 2-substraten (zoals prasugrel, irinotecan, capecitabine) kan de blootstelling van deze geneesmiddelen veranderen. Controleer op suboptimale werkzaamheid en vermoedelijke bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is teratogeniteit en reproductietoxiciteit aangetoond.
Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan opioïdverslaving en neonataal abstinentiesyndroom (NAS) veroorzaken (rusteloosheid, braken, toegenomen eetlust, irritatie, hyperactiviteit, trillen, verstopte neus, convulsies, met hoge tonen huilen).
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Chromosoomschade in kiemcellen en verminderde vruchtbaarheid kunnen optreden (zoals vastgesteld in dieronderzoek), vruchtbare mannen en vrouwen dienen effectieve anticonceptie toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren in supratherapeutische doseringen aanwijzingen voor schadelijkheid (toename prenatale sterfte).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Bij ultra-rapid metabolizers van CYP2D6 kunnen er hogere spiegels van morfine in de moedermelk voorkomen welke zeer zelden symptomen van opioïdentoxiciteit veroorzaken bij de zuigeling, wat dodelijk kan zijn.
Advies: Het gebruik van dit middel is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- afhankelijkheid van opioïden;
- glaucoom;
- ernstige lever- of nierfunctiestoornis;
- delirium tremens;
- ernstig hoofdtrauma;
- (kans op) paralytische ileus;
- chronische obstructieve longziekte;
- acuut astma;
- ernstige ademhalingsdepressie met hypoxie en/of hypercapnie;
- hartfalen secundair aan longziekte (cor pulmonale).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Opium alleen gebruiken bij onvoldoende effect van eerstelijnsbehandeling.
Verslaving: Herhaalde toediening kan leiden tot afhankelijkheid en tolerantie. Wees extra voorzichtig bij neiging tot verslaving aan verdovende middelen en alcohol.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij: ouderen, chronische nier- of leverziekte, alcoholisme, galkoliek, cholelithiase, galgangziekte, hoofdletsel of verhoogde intracraniële druk, verminderd bewustzijn, cardiorespiratoire shock, bijnierschorsinsufficiëntie, hypothyroïdie, lage bloeddruk met hypovolemie, pancreatitis, prostaathyperplasie en andere aandoeningen die kunnen leiden tot urineretentie, convulsieve aandoening of gastro-intestinale bloeding.
Valrisico: vermijd gebruik bij ouderen met een voorgeschiedenis van vallen of fracturen, omdat ataxie, verstoorde psychomotorische functie en syncope kan optreden. Als gebruik noodzakelijk is, overweeg dan het gebruik van andere CZS-actieve middelen te reduceren en strategieën te implementeren om het valrisico te verlagen.
Gastro-intestinale effecten: Wees voorzichtig bij infectie of inflammatoire darmziekte, vanwege meer kans op absorptie van toxinen, toxisch megacolon of darmperforatie. Niet gebruiken vóór, of 24 uur na een operatieve ingreep, vanwege de kans op een paralytische ileus. Staak direct de behandeling bij het vermoeden van een paralytische ileus.
Bijnierinsufficiëntie: Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor controle en eventueel vervangingstherapie met glucocorticoïden nodig zijn. Symptomen zijn misselijkheid, braken, verlies van eetlust, vermoeidheid, zwakte, duizeligheid en lage bloeddruk.
Onderzoeksgegevens: Om veiligheidsredenen niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Leverfunctie: vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de leverenzymwaarden controleren. Er zijn géén gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); gebruik hierbij wordt niet aanbevolen. Bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) de patiënt goed monitoren op mogelijke bijwerkingen en op verslechtering van de leverfunctie. Bij vermoeden van de ontwikkeling van een (nieuwe) leverfunctiestoornis de behandeling onderbreken en de oorzaak achterhalen. Indien géén andere oorzaak kan worden gevonden, de behandeling niet meer hervatten.
Obstipatie komt vooral voor bij hogere doses (500 mg/keer). Controleer op de ontwikkeling van obstipatie. Bij ontstaan van obstipatie de behandeling (ook die van gelijktijdig gebruikte andere geneesmiddelen die invloed hebben op de darmperistaltiek) evalueren.
Depressieve stemming: depressieve stemming, depressie en verminderde interesse is gemeld tijdens het gebruik van telotristat. Adviseer patiënten om symptomen van depressie te melden.
Overdosering
Symptomen
Miose, ademhalingsdepressie, slaperigheid, verlaagde skeletspiertonus en daling van de bloeddruk. In ernstige gevallen kunnen circulatoire collaps, stupor, coma, bradycardie en non-cardiogeen longoedeem, hypotensie en overlijden voorkomen.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, buikpijn, diarree.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met telotristat-ethyl contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Opiumalkaloïde met agonistische activiteit op met name de μ-opioïdreceptor en daarnaast de κ en δ-receptor. De μ-opioïdreceptoragonisten remmen maaglediging, verhogen de pylorische spiertonus, induceren pylorische en duodeno-jejunale fasische druk-activiteit, verstoren het migrerend motorisch complex, vertragen de transitietijd door de dunne en dikke darm en verhogen de anale sfincterdruk in rust. Daarnaast verzwakken de opioïden de interne secretie van elektrolyten en water en faciliteren ze daarmee de netto absorptie van vloeistof. Bovendien dragen de μ, κ en δ-opioïdreceptoren bij aan de remming van spieractiviteit door opioïden in de darmen. Al deze effecten leiden tot obstipatie. Dit geneesmiddel valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. Zie hier voor meer eigenschappen van morfine.
Kinetische gegevens
T max | 2–4 uur (morfine). |
Metabolisering | uitgebreide metabolisering naar morfine-3-glucuronide en -6-glucuronide die een enterohepatische cyclus ondergaan. Morfine-6-glucuronide is een actieve metaboliet van morfine; die is ca. 50× actiever dan de moederstof. |
Eliminatie | via de urine: 90% van de totale morfine in 24 uur. Fecaal: < 10%. |
T 1/2el | ca. 2 uur (morfine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Zowel de prodrug telotristat-ethyl als de actieve metaboliet telotristat remmen L-tryptofaanhydroxylasen 1 en 2 (TPH1 en TPH2). Deze enzymen katalyseren de snelheidsbeperkende stappen in de biosynthese van serotonine. Serotonine speelt een cruciale rol in de regulatie van de secretie, motiliteit en ontsteking in het maag-darmkanaal. Het wordt in overmaat geproduceerd bij het carcinoïdsyndroom, waarbij vooral diarree en opvliegers voorkomen. Toediening van telotristat-ethyl vermindert de productie van serotonine en doet de stoelgang geassocieerd met het carcinoïdsyndroom verbeteren (frequentie stoelgang en consistentie feces).
Kinetische gegevens
Resorptie | inname met een vetrijke maaltijd verhoogt de blootstelling aan de prodrug en de actieve metaboliet. |
T max | 0,5–2 uur (telotristat-ethyl), 1,5–3 uur (actieve metaboliet). |
Eiwitbinding | > 99% (telotristat-ethyl, actieve metaboliet). |
Metabolisering | snelle omzetting (hydrolyse) door carboxylesterasen tot de actieve metaboliet telotristat. Deze wordt verder gemetaboliseerd (decarboxylering, deaminering) tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces, als metaboliet; < 1% met de urine. |
T 1/2el | ca. 0,6 uur (telotristat-ethyl). |
T 1/2el | ca. 11 uur (actieve metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
opium hoort bij de groep motiliteitsremmende middelen.
Groepsinformatie
telotristat-ethyl hoort bij de groep motiliteitsremmende middelen.