Samenstelling
Pamidronaat (di-Na-zout) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 9 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Pamipro (di-Na-zout) XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 3 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml, 30 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aclasta (als 1-water) Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Zoledroninezuur (als 1-water) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 100 ml
Zometa (als 1-water) Phoenix labs
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij pijn bij multipel myeloom en botmetastasen ten gevolge van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Indicaties
Behandeling van aandoeningen die gepaard gaan met een verhoogde activiteit van osteoclasten:
- tumorgeïnduceerde hypercalciëmie;
- osteolytische laesies bij mammacarcinoom met botmetastasen;
- multipel myeloom stadium III.
Indicaties
Zometa en Zoledroninezuur
- Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (TIH);
- Preventie van botcomplicaties (pathologische botfracturen, compressie van het ruggenmerg, behandeling van bot bij radiotherapie of operatieve behandeling, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie) bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot.
Aclasta
- Ziekte van Paget;
- Postmenopauzale osteoporose en osteoporose bij mannen met meer kans op fracturen (incl. een laagenergetische heupfractuur recent in de voorgeschiedenis);
- Behandeling van osteoporose samenhangend met langdurig gebruik van systemische glucocorticoïden bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.
Hypercalciëmie
Volwassenen
De totale dosis voor een kuur (max. 90 mg) toedienen als een eenmalige langzame i.v.-infusie (gedurende 4 uur in 500 ml) òf verdeeld over 2–4 opeenvolgende dagen. De totale dosis voor een kuur is afhankelijk van de beginconcentratie van calcium in het plasma: tot 3,0 mmol Ca/l: totale dosis 15–30 mg; 3–3,5 mmol/l: 30–60 mg; 3,5–4 mmol/l: 60–90 mg; > 4 mmol/l: 90 mg.
Bij terugkeer hypercalciëmie: de kuur herhalen.
Multipel myeloom
Volwassenen
Volgens de HOVON-richtlijn behandeling Multipel Myeloom (2021): 30 mg als langzame i.v. infusie 1×/maand gedurende minimaal 2 jaar. Raadpleeg voor het beleid daarna de richtlijn (zie Bisfosfonaten, p.68).
Osteolytische laesies
Volwassenen
90 mg elke 3–4 weken als eenmalige langzame i.v.-infusie (gedurende 2 uur in 250 ml).
Bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-90 ml/min) is de infusiesnelheid max. 90 mg/4 uur (20–22 mg/uur); aanpassing van de dosering is niet nodig. Niet gebruiken bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min), behalve in geval van levensbedreigende tumorgeïnduceerde hypercalciëmie.
Bij licht tot matig verminderde leverfunctie is aanpassing van de dosering niet nodig. Gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis is niet onderzocht.
Toediening
- Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%);
- De infusiesnelheid is max. 60 mg/uur (bij verminderde nierfunctie lager) en de concentratie max. 90 mg/250 ml, vanwege de kans op klinisch significante afname van de nierfunctie, met mogelijk nierfalen als gevolg;
- De canule in een relatief grote ader inbrengen om de kans op lokale reacties op de infusieplaats tot een minimum te beperken.
Doseringen
Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.
Verminder de kans op het optreden van symptomen van een acutefasereactie door vlak na het infuus paracetamol of ibuprofen toe te dienen.
Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met 100 ml calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%).
Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (albumine-gecorrigeerde serumcalciumspiegel ≥ 12 mg/dl of 3 mmol/l)
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij creatinineklaring < 30 ml/min wordt gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Preventie botcomplicaties
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: elke 3–4 weken als i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie. Tevens dagelijks: oraal calcium (500 mg) en vitamine D (400 IE).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 60 ml/min: geen dosisaanpassing nodig; bij 50–60 ml/min: 3,5 mg (= 4,4 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 88 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 12 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing) als i.v.-infuus elke 3–4 weken; bij 40–49 ml/min: 3,3 mg (= 4,1 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 82 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 18 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij 30–39 ml/min: 3 mg (= 3,8 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 75 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 25 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij < 30 ml/min: gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Ziekte van Paget
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Tevens dagelijks: elementair calcium (> 500 mg 2×/dag gedurende > 10 dagen) en vitamine D. Herbehandeling na een periode van remissie: na een interval van één jaar of langer een aanvullende i.v.-infusie in > 15 min van 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Hierover zijn weinig gegevens beschikbaar.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Behandeling osteoporose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmaal per jaar 5 mg via i.v.-infusie in > 15 min. Bij een recente, laagenergetische heupfractuur de infusie ≥ 2 weken na de operatie van de heupfractuur geven en vóór de eerste infusie een oplaaddosis van 50.000–125.000 IE vitamine D oraal of i.m. geven. De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; de noodzaak van voortgezette behandeling periodiek heroverwegen, vooral na 5 jaar gebruik of langer.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verhoging van lichaamstemperatuur met 1–2°C (treedt binnen 48 uur na infusie op) en griepachtige verschijnselen, soms gepaard gaande met malaise, koude rillingen, vermoeidheid en opvliegers. Asymptomatische hypocalciëmie, hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): reacties op de infusieplaats (pijn, roodheid, zwelling, verharding, flebitis, tromboflebitis). Botpijn, gewrichtspijn, spierpijn. Misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, diarree, obstipatie, gastritis. Hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid, symptomatische hypocalciëmie (paresthesie, tetanie). Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Huiduitslag. Hypertensie. Conjunctivitis. Anemie, trombocytopenie, lymfocytopenie. Stijging creatininespiegel in bloed.
Soms (0,1-1%): allergische reactie, anafylactoïde reactie, bronchospasme of dyspneu, angioneurotisch oedeem. Jeuk. Epileptisch insult, agitatie, duizeligheid, lethargie. Uveïtis (iritis, iridocyclitis). Hypotensie. Dyspepsie. Spierkramp, osteonecrose. Acuut nierfalen. Abnormale leverfunctietest, stijging ureum in bloed.
Zelden (0,01–0,1%): atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen, met name bij langdurige behandeling. Focale segmentale glomerulosclerose (incl. collapsvariant), nefrotisch syndroom.
Zeer zelden (< 0,01%): reactivatie van Herpes simplex en – zoster. Leukopenie. Anafylactische shock. Hyperkaliëmie, hypernatriëmie. Verwardheid, visuele hallucinaties. Scleritis, episcleritis, xanthopsie. Linkerventrikelfalen (dyspneu, longoedeem), congestief hartfalen (oedeem) als gevolg van vloeistofoverbelasting. Acuut ademhalingssyndroom (ARDS), interstitiële longaandoening. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang. Toename van pre–existente nierziekte, hematurie, aandoening van de niertubuli, tubulo-interstitiële nefritis, glomerulonefropathie.
Verder zijn gemeld: orbitale ontsteking. Atriumfibrilleren. Osteonecrose van de kaak. Ernstige, invaliderende bot, gewrichts– en/of spierpijn; deze ontstaan in de eerste maanden van behandeling en verdwijnen meestal na stopzetten.
Bijwerkingen
Binnen de eerste 3 dagen na toediening kunnen acutefasereacties of post-dosis symptomen optreden; deze omvatten botpijn, koorts, griepachtige symptomen, vermoeidheid, hoofdpijn, gewrichtspijn, spierpijn, stijfheid, artritis en gewrichtszwelling. De symptomen verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen.
Hypercalciëmie en botcomplicaties
Zeer vaak (> 10%): hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): anemie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Misselijkheid, braken, anorexie. Botpijn, spierpijn, artralgie. Koorts, griepachtige symptomen. Nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinine en ureum in bloed. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, leukopenie. Overgevoeligheidsreacties. Duizeligheid, smaakstoornis, para-, hypo- en hyperesthesie, beven, angst, slaapstoornissen, slaperigheid. Onscherp zicht, scleritis, orbitale ontsteking. Diarree, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, stomatitis, droge mond. Dyspneu, hoest, bronchoconstrictie. Jeuk, huiduitslag (incl. erythemateuze en maculeuze huiduitslag), toegenomen transpiratie. Spierkrampen, osteonecrose van de kaak. Hypertensie, hypotensie leidend tot syncope of circulatoire collaps, atriumfibrilleren. Hematurie, proteïnurie, acuut nierfalen. Asthenie, perifeer oedeem, pijn in de borststreek, reacties op de injectieplaats, gewichtstoename, anafylactische reactie/shock, netelroos. Hypomagnesiëmie, hypokaliëmie.
Zelden (0,01-0,1%): pancytopenie. Angio-oedeem. Verwardheid. Uveïtis. Bradycardie, hartritmestoornissen (secundair aan hypocalciëmie). Interstitiële longaandoening. Verworven Fanconi-syndroom. Artritis en gewrichtszwelling als symptoom van een acutefasereactie. Hypernatriëmie, hyperkaliëmie.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, gevoelloosheid en tetanie (secundair aan hypocalciëmie). Episcleritis. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang en van andere botstructuren zoals de femur en de heup.
Tevens zijn gemeld: atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen. Tubulo-interstitiële nefritis.
Osteoporose en ziekte van Paget
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. (Draai)duizeligheid, hoofdpijn. Diarree, misselijkheid, braken. Botpijn, rugpijn, spierpijn, artralgie. Oculaire hyperemie. Griepachtige symptomen, reactie op de injectieplaats. Verhoogd C-reactief eiwit. Hypocalciëmie (vooral bij de ziekte van Paget).
Soms (0,1-1%): lethargie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, smaakstoornis, tremor, syncope. Palpitaties. Hypertensie, opvliegers, anemie. Conjunctivitis, oogpijn. Verminderde eetlust, droge mond, tandpijn, oesofagitis, gastritis (bij gelijktijdig gebruik van glucocorticoïden), gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, buikpijn, obstipatie. Nasofaryngitis, influenza. Pollakisurie, proteïnurie, verhoogde serumcreatininewaarde. Hyperhidrose, jeuk, erytheem, huiduitslag. Perifeer oedeem, dorst, niet-cardiale pijn op de borst. Spierspasmen en -zwakte, stijfheid en pijn van de skeletspieren, zwelling en stijfheid van gewrichten, musculoskeletale pijn op de borst, artritis. Hoesten, dyspneu.
Zelden (0,01-0,1%): hypofosfatemie. Uveïtis, episcleritis, iritis. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.
Zeer zelden (< 0,01%): osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Tevens zijn gemeld: scleritis, panoftalmie. Overgevoeligheidsreacties waaronder bronchoconstrictie, urticaria, angio-oedeem en anafylactische reactie/shock. Hypotensie. Nierinsufficiëntie (m.n. bij bestaande nierstoornis of bijkomende risicofactoren), zelden is progressie tot acuut nierfalen en dialyse gerapporteerd na de initiële of enkelvoudige dosis. Osteonecrose van de kaak. Dehydratie als gevolg van post-dosis symptomen (koorts, braken, diarree).
Bij de ziekte van Paget kan zich voorbijgaande, soms symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen na infusie.
Interacties
- Niet combineren met andere bisfosfonaten;
- Gelijktijdig gebruik van calcitonine kan leiden tot symptomatische hypocalciëmie;
- Wees voorzichtig met andere nefrotoxische stoffen;
- Bij multipel myeloom kan gelijktijdig gebruik van thalidomide de kans op nierinsufficiëntie vergroten;
- Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen;
- Bisfosfonaten kunnen interfereren met de kwaliteit van botscintigrafiebeelden, omdat ze zich binden aan bot.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met nefrotoxische middelen en met middelen die dehydratie kunnen geven zoals diuretica.
Combinatie met aminoglycosiden, calcitonine of lisdiuretica, kan resulteren in een lagere serumcalciumconcentratie voor langere perioden.
In combinatie met thalidomide kan bij multipel myeloom de kans op renale disfunctie toenemen.
Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.
Advies: Gebruik vóór en tijdens de zwangerschap ontraden. Uitzondering hierop is gebruik bij levensbedreigende hypercalciëmie; in dat geval de zuigeling gedurende de eerste dagen na de geboorte controleren op hypocalciëmie.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Dystokie is waargenomen. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, ook gebruik vóór een zwangerschap ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend; in één studie was pamidroninezuur niet detecteerbaar in de moedermelk. Mogelijk risico voor de zuigeling kan desondanks niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor bisfosfonaten.
Zie ook de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor bisfosfonaten;
- Bij de ziekte van Paget en osteoporose tevens: hypocalciëmie en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 35 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen: niet als bolusinjectie toedienen wegens gevaar van calciumneerslagen in de nier en ernstige lokale reacties of tromboflebitis. Niet mengen met calciumbevattende i.v.-infusievloeistoffen. In verband met onvoldoende onderzoek niet combineren met andere bisfosfonaten. Bij herhaalde toediening of bij gevorderd stadium van kanker kan een zwakker therapeutisch effect optreden.
Controles: zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij een diuretische behandeling). Vóór elke dosis de nierfunctie controleren (bv. serumcreatininemeting). Na start van de behandeling serumcalcium en -fosfaat controleren. Na schildklieroperatie is er meer kans op hypocalciëmie als gevolg van relatief hypoparathyroïdisme. Eventueel oraal calcium en vitamine D-suppletie geven ter beperking van de kans op hypocalciëmie bij osteolytische metastasen of multipel myeloom en bij de ziekte van Paget.
Comorbiditeit: bij hartziekten (m.n. bij ouderen), en bij koorts kan een additionele NaCl-belasting hartfalen bespoedigen. Bij anemie, leukopenie of trombocytopenie regelmatig bloedonderzoek verrichten.
Bij nierinsufficiëntie met een creatinineklaring < 30 ml/min niet gebruiken, behalve in geval van levensbedreigende tumorgeïnduceerde hypercalciëmie. Vooral bij bestaande nierinsufficiëntie, predispositie voor verminderde nierfunctie (bv. bij multipel myeloom, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie), langdurige frequente infusies of bij gebruik van nefrotoxische farmaca is tijdens gebruik soms achteruitgang van de nierfunctie vastgesteld. Bij verslechtering van de nierfunctie bij de behandeling van botmetastasen of multipel myeloom de toediening uitstellen totdat de nierfunctie is teruggekeerd tot 90% van de uitgangswaarde. Er is zeer weinig ervaring met het gebruik bij patiënten die hemodialyse ondergaan.
Osteonecrose van de kaak is gemeld bij gebruik van pamidroninezuur. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op osteonecrose van de kaak bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van gebitsaandoening, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg bij patiënten met risicofactoren, vóór behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van pamidroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding.
Bij optreden van osteonecrose van de kaak met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met pamidroninezuur.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij symptomen met betrekking tot het oor, zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek, soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden vanaf de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Calcium en andere metabole parameters: Bij tumorgeïnduceerde hypercalciëmie na aanvang van de therapie de standaard aan hypercalciëmie gerelateerde metabole parameters zoals serumspiegels van calcium, fosfaat en magnesium controleren. Bij optreden van hypocalciëmie, hypofosfatemie of hypomagnesiëmie kan een kortdurende aanvullende behandeling nodig zijn. Bij osteoporose en ziekte van Paget, vóór begin van de behandeling een reeds bestaande hypocalciëmie en andere mineraal metabole stoornissen behandelen. Tijdens de behandeling wordt een toereikende inname van calcium en vitamine D aanbevolen. Informeer patiënten over de symptomen van hypocalciëmie en observeer klinisch tijdens de risicoperiode.
Er is meer kans op nierinsufficiëntie bij een reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij risicofactoren zoals dehydratie, gevorderde leeftijd, combinatie met nefrotoxische middelen, meervoudige cycli van zoledroninezuur of andere bisfosfonaten en een kortere infusietijd dan de aanbevolen infusietijd. Vóór elke dosering de creatinineklaring, gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met behulp van de Cockcroft-Gault-formule, bepalen. Bij achteruitgang van de nierfunctie de behandeling stoppen en alleen hervatten als de serumcreatinine is teruggekeerd tot < 10% boven de basislijn.
Zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij ouderen en bij een diuretische behandeling); bij kans op hartfalen het toedienen van teveel vocht vermijden.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) is gemeld bij gebruik van zoledroninezuur, voornamelijk bij patiënten met kanker. Mogelijk is er meer kans op ONJ bij bepaalde typen tumoren (gevorderde borstkanker, multipel myeloom). Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van tandaandoeningen, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg bij patiënten met risicofactoren, vóór behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van zoledroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met zoledroninezuur.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is zeer zelden gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden van de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.
Met betrekking tot herbehandeling zijn bij TIH en preventie van botcomplicaties relatief weinig gegevens beschikbaar. Hoewel er weinig gegevens over herbehandeling bij de ziekte van Paget zijn, kan herbehandeling worden overwogen bij een relaps, gebaseerd op een stijging van het serum alkalische fosfatase, of bij niet normaliseren van het serum alkalische fosfatase of bij symptomatische patiënten.
Acutefasereacties of post-dosis symptomen zoals koorts, spier- of gewrichtspijn, griepachtige symptomen en hoofdpijn kunnen optreden binnen drie dagen na toediening. De symptomen kunnen soms ernstig of langdurig zijn. De incidentie kan worden verminderd door kort na toediening van zoledroninezuur paracetamol of ibuprofen toe te dienen. Overweeg de behandeling uit te stellen als de patiënt klinisch onstabiel is als gevolg van een acute medische aandoening.
Gebruik bij kinderen (< 18 j.) wordt ontraden, omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Over de toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie zijn weinig gegevens beschikbaar.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pamidroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met zoledroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bisfosfonaat met remmend effect op de botafbraak door chemische adsorptie aan hydroxyapatietkristallen en/of rechtstreeks effect op de osteoclasten. Het klinisch effect is afhankelijk van de concentratie in het bot. Werking: binnen 24–48 uur; normalisatie serumcalciumspiegel gewoonlijk binnen 3–7 dagen.
Pamidroninezuur is ook bekend onder de afkorting 'APD', afgeleid van de chemische term voor deze stof (amino-hydroxy-propylideen-difosfonzuur).
Kinetische gegevens
Eliminatie | met de urine, 20–55% binnen 72 uur onveranderd. |
T 1/2el | in de urine is bifasisch, met tijden van ca. 1,6 en 27 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bisfosfonaat met hoge affiniteit voor gemineraliseerd bot. Remt de botafbraak zonder de vorming, mineralisatie of mechanistische eigenschappen van het bot negatief te beïnvloeden. Bezit tevens antitumoractiviteit, zoals remming van de osteoclastische botafbraak en de osteoblastische proliferatie, waardoor de progressie van botafwijkingen wordt vertraagd en de kans op het ontstaan van breuken en botpijn afneemt. Bij tumor-geïnduceerde hypercalciëmie treedt een daling in de serumcalciumspiegel op, met een mediane tijd tot normocalciëmie van 4 dagen. Bij de preventie van botcomplicaties is het resultaat pas na twee- tot drie maanden waarneembaar.
Kinetische gegevens
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | 39% (± 16%) wordt binnen 24 uur onveranderd met de urine uitgescheiden. De rest bindt voornamelijk aan botweefsel, van waaruit het zeer langzaam terugdiffundeert in de systemische circulatie en dan eveneens onveranderd wordt geëlimineerd met de urine. |
T 1/2el | 146 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pamidroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.
Groepsinformatie
zoledroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.