Samenstelling
Mozobil XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,2 ml
Plerixafor XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Immucothel XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor intravesicale instillatievloeistof
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de mobilisatie van voorlopercellen bedoeld voor stamceltherapie is G-CSF (filgrastim), eventueel in combinatie met chemotherapie, een middel van eerste keus. Bij de patiënten met een lymfoom of multipel myeloom die te weinig stamcellen verzamelen met G-CSF en met chemotherapie (cyclofosfamide), en hierdoor geen stamceltransplantatie kunnen ondergaan, kan mobilisatie met G-CSF met plerixafor worden overwogen. Aangetoond is dat toevoeging van G-CSF de opbrengst CD34+ cellen verhoogt.
Advies
Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
In combinatie met granulocyten-koloniestimulerende groeifactor (G-CSF), ter stimulering van de mobilisatie van hematopoëtische stamcellen naar het perifere bloed, ten einde deze te verzamelen en vervolgens te gebruiken voor autologe transplantatie.
- bij volwassen patiënten met een lymfoom of multipel myeloom waarbij hematopoëtische stamcellen niet goed zijn te mobiliseren;
- bij kinderen met een lymfoom of solide maligne tumoren:
- preventief, wanneer verwacht wordt dat er te weinig circulerende stamcellen op de voorspelde dag van oogsten na adequate mobilisatie met G-CSF (met of zonder chemotherapie) zijn, met betrekking tot de gewenste opbrengst aan hematopoëtische stamcellen, of
- bij wie het eerder niet is gelukt voldoende hematopoëtische stamcellen te oogsten.
Indicaties
- Voorkóming van recidief blaascarcinoom na transurethrale resectie (TUR), na falen van de voor deze indicatie geaccepteerde behandeling.
Doseringen
Mobilisatie van hematopoëtische stamcellen:
Volwassenen
De aanbevolen dosis bij ≤ 83 kg lichaamsgewicht: 20 mg/dag óf 0,24 mg/kg lichaamsgewicht/dag; bij > 83 kg lichaamsgewicht: 0,24 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Toedienen als subcutane injectie, 6–11 uur vóór de start van elke aferese; max. 40 mg/dag. Gedurende 4 dagen vóór de eerste dosis plerixafor en voorafgaand aan de aferese: 10 microg/kg G-CSF in de ochtend geven. Bij klinische onderzoeken is plerixafor meestal gedurende 2–4 (max. 7) opeenvolgende dagen gebruikt.
Kinderen
0,24 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Toedienen als subcutane injectie, 6–11 uur vóór de start van elke aferese; max. 40 mg/dag. Gedurende 4 dagen vóór de eerste dosis plerixafor en voorafgaand aan de aferese: 10 microg/kg G-CSF in de ochtend geven. Bij klinische onderzoeken is plerixafor meestal gedurende 2–4 (max. 7) opeenvolgende dagen gebruikt.
Bij nierinsufficiëntie: bij een creatinineklaring 20–50 ml/min de dosis met een derde verlagen tot 0,16 mg/kg/dag; max. 27 mg/dag. Bij patiënten met een creatinineklaring < 20 ml/min en bij hemodialysepatiënten is er onvoldoende klinische ervaring voor een dosisadvies.
Bij patiënten met een gewicht > 175% van het ideale lichaamsgewicht, zijn de dosis en behandeling met plerixafor niet onderzocht.
Doseringen
Voorkóming van recidief blaascarcinoom na TUR
Initiële therapie: testdosis 1 mg s.c. of intracutaan in de niet-dominante onderarm. Indien binnen 4 dagen géén erytheem optreedt als teken van primaire immuunreactie, de testdosis van 1 mg nog tweemaal herhalen binnen 2-4 dagen.
Onderhoudstherapie: bij optreden van erytheem, beginnen met de blaasinstillaties: 20 mg 1×/week gedurende 6 weken, vervolgens 20 mg 1×/maand gedurende 1 jaar.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid. Reacties op de injectie- en infusieplaats.
Vaak (1-10%): insomnia, duizeligheid, hoofdpijn. Braken, buikpijn, dyspepsie, gezwollen buik, constipatie, flatulentie, orale hypo-esthesie, droge mond. Hyperhidrose, erytheem. Artralgie, pijn in het skeletspierstelsel. Vermoeidheid, malaise.
Soms (0,1-1%): allergische reacties (urticaria, periorbitale zwelling, dyspneu of hypoxie), anafylactische reactie en anafylactische shock. Abnormale dromen, nachtmerries.
Verder zijn gemeld: myocardinfarct, hyperleukocytose, splenomegalie, miltruptuur (in combinatie met G-CSF), vasovagale reactie (orthostatische hypotensie en/of syncope) en paresthesie.
Bijwerkingen
Soms (0,1–1%): subfebriele temperatuur gedurende ten hoogste 3 dagen.
Zelden (0,01–0,1%): urinedrang, pijnlijke blaas. Stijging van γ-GT en ALAT.
Verder zijn gemeld: systemische allergische reacties. Lichte cystitis, allergische reacties van de blaas (steriele leukocyturie). Erytheem en zwelling op de injectieplaats.
Interacties
De werking kan worden verminderd door immunosuppressieve behandeling (bestraling, cytostatica, corticosteroïden); indien mogelijk niet gelijktijdig gebruiken of toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Op basis van het farmacodynamische werkingsmechanisme zijn congenitale misvormingen aannemelijk. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij een behandeling klinisch noodzakelijk is.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding onderbreken gedurende de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet geheel worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding afwegen.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- immunosuppressie;
- overgevoeligheid voor lichaamsvreemde eiwitten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gebruiken onder supervisie van een arts met ervaring op het gebied van oncologie en/of hematologie en in samenwerking met een hematologisch-oncologisch centrum met ervaring op dit gebied, en mogelijkheden voor monitoring van hematopoëtische voorlopercellen.
Leeftijd > 60 jaar en/of voorafgaande myelosuppressieve chemotherapie en/of uitgebreide voorafgaande chemotherapie en/of een piekwaarde van circulerende stamcellen < 20 stamcellen/microliter zijn voorspellers van een slechte mobilisatie.
Plerixafor kan de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen beïnvloeden, vanwege duizeligheid, vermoeidheid of vasovagale reacties.
Bij gebruik van plerixafor in combinatie met G-CSF voor mobilisatie van hematopoëtische stamcellen bij lymfoom of multipel myeloom, is aangetoond dat het aantal gemobiliseerde tumorcellen niet verhoogd is ten opzichte van gebruik van G-CSF alleen.
Het gebruik voor de mobilisatie en het verzamelen van hematopoëtische stamcellen wordt afgeraden bij patiënten met leukemie, omdat leukemiecellen kunnen worden gemobiliseerd die het product van de aferese kunnen contamineren.
Het aantal witte bloedcellen en bloedplaatjes tijdens behandeling en aferese regelmatig controleren. Bij een aantal neutrofiele granulocyten in het perifere bloed van > 50 × 109 cellen/l, de toediening heroverwegen.
Voor het optreden van vasovagale en allergische reacties dienen geschikte voorzorgsmaatregelen te worden genomen.
Bij pijn, links in de bovenbuik en/of in de schouderbladen of de schouders, de milt onderzoeken vanwege enige kans op een miltruptuur.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn nog niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij initiële therapie is een duidelijk rood worden en zwellen op de plaats van de injectie een gewenste reactie; dit is een teken van primaire immuunreactie. In geval van allergie kan incidenteel erytheem optreden; breng zonodig een corticosteroïdzalf aan. Alleen bij systemische allergische reacties systemische corticosteroïden toepassen; de werking van immunocyanine kan dan wel verminderen (zie rubriek Interacties).
Een eventuele lichte cystitis na intravesicale instillatie is een gewenst effect; bij blaaskramp lokaal of systemisch met analgetica behandelen. Tevens de diurese bevorderen. Indien bij intravesicale instillatie een systemische allergische reactie optreedt, zijn antihistaminica en eventueel corticosteroïden aangewezen.
Overdosering
Symptomen: maag-darmaandoeningen, vasovagale reacties, orthostatische hypotensie en/of syncope.
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met plerixafor contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bicyclamderivaat; een selectieve reversibele antagonist van de CXCR4-chemokinereceptor en blokkeert de binding van zijn verwante ligand SDF-1α ('stromalcell-derived factor-1alfa' = CXCL12). Aangenomen wordt dat verstoring van de binding van CXCR4 aan SDF-1alfa door plerixafor, leukocytose veroorzaakt en een toename van het aantal autologe perifere bloedvoorlopercellen ('peripheral blood progenitor cells' = PBPC) vanuit het beenmerg naar het perifere bloed geeft. Er komen zowel volwassen als pluripotente cellen in de systemische circulatie voor. De CD34+-cellen die door plerixafor zijn gemobiliseerd, zijn functioneel en in staat tot 'engraftment' met langdurige hematopoëtische her-populatie.
Kinetische gegevens
T max | 30–60 min. |
V d | 0,3 l/kg. |
Eliminatie | vnl. via urine, ca. 70% van de dosis, onveranderd, in de eerste 24 uur na toediening. |
T 1/2el | 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunocyanine is een eiwit, een stabiele modificatie van de bloedkleurstof hemocyanine van de zeeslak Megathura crenulata. Het is een mengsel van KLH1 en KLH2 sub-eenheden (KLH= 'keyhole limpet hemocyanin'). Hemocyanine is een van de grootste bekende eiwitten en daarmee een complex van antigenen met verschillende epitopen. Na subcutane immunisatie worden hemocyaninespecifieke IgM-antilichamen gevormd, gevolgd door IgG-antilichamen. Deze kunnen tot een jaar nog worden aangetoond (met behulp van monoklonale antilichamen). Na blaasinstillatie activeert immunocyanine het cellulaire en humorale immuunsysteem in het blaasslijmvlies.
Kinetische gegevens
Metabolisering | lokaal door zich in het weefsel bevindende proteïnasen en peptidasen tot peptiden en aminozuren. |
Eliminatie | na blaasinstillatie wordt hemocyanine na verloop van tijd door de urine verdund en uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
plerixafor hoort bij de groep immunostimulantia, overige.
Groepsinformatie
immunocyanine hoort bij de groep immunostimulantia, overige.