Samenstelling
Imnovid XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Pomalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Esbriet Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 267 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 267 mg, 801 mg
Pirfenidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 267 mg, 801 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor multipel myeloom (ziekte van Kahler) staat op Hovon.nl/nl de geldende behandelrichtlijn: Myeloom.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Multipel myeloom, in combinatie met bortezomib en dexamethason, bij volwassenen die eerder minimaal één ander behandelregime hebben gehad met lenalidomide.
- Recidiverend en refractair multipel myeloom, in combinatie met dexamethason, bij volwassenen die eerder minimaal twee andere behandelregimes hebben doorlopen, waaronder zowel lenalidomide als bortezomib, en die tijdens de laatste behandeling ziekteprogressie vertoonden.
Indicaties
- Idiopathische pulmonale fibrose (IPF) bij volwassenen.
Doseringen
Bij start van een nieuwe behandelcyclus moet het neutrofielenaantal ≥ 1,0 × 109/l en het trombocytenaantal ≥ 50 × 109/l zijn.
Ter preventie van uraatnefropathie bij een hoge tumorlast (tumorlysissyndroom) vóór én tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Multipel myeloom i.c.m. bortezomib en dexamethason
Volwassenen
Pomalidomide 4 mg 1×/dag op dag 1–14 van herhaalde cycli van 21 dagen. Gedurende behandelcyclus 1 t/m 8 in combinatie met bortezomib: s.c. of i.v. 1,3 mg/m² 1×/dag op dag 1, 4, 8 en 11, en dexamethason: oraal 20 mg 1×/dag op dag 1, 2, 4, 5, 8, 9, 11, en 12. Vanaf behandelcyclus 9 in combinatie met bortezomib: s.c. of i.v. 1,3 mg/m² 1×/dag op dag 1 en 8 en dexamethason: oraal 20 mg 1×/dag op dag 1, 2, 8 en 9.
Bij ouderen > 75 jaar: voor pomalidomide is geen dosisaanpassing nodig. Voor dexamethason starten met 10 mg 1×/dag.
Recidiverend en refractair multipel myeloom i.c.m. dexamethason
Volwassenen
Pomalidomide 4 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met dexamethason: oraal 40 mg 1×/dag op dag 1, 8, 15 en 22 van elke behandelcyclus.
Bij ouderen > 75 jaar: voor pomalidomide is geen dosisaanpassing nodig. Voor dexamethason starten met 20 mg 1×/dag.
Zie voor instructies voor het onderbreken van de behandeling of het verlagen van de dosis in verband met bijwerkingen die gerelateerd zijn aan pomalidomide of dexamethason de officiële productinformatie van pomalidomide CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4). Voor instructies in verband met bijwerkingen van bortezomib, zie productinformatie van bortezomib.
Bij gelijktijdig gebruik sterke CYP1A2-remmer (zoals fluvoxamine of ciprofloxacine): de dosering pomalidomide met 50% verlagen.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Controleer op bijwerkingen en indien nodig, verlaag de dosering of onderbreek de toediening.
Gemiste dosis: niet inhalen.
Toediening
- Capsule heel innemen met water, met of zonder voedsel, elke dag rond dezelfde tijd;
- Niet openen, breken of er op kauwen;
- Zorgverleners/familieleden dienen wegwerphandschoenen te dragen bij het hanteren van de blisterverpakking of capsule.
Doseringen
Lichte tot matige idiopathische pulmonale fibrose
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij begin van de behandeling de dosis titreren over een periode van 14 dagen tot de aanbevolen dagdosis van 2403 mg per dag. Dag 1–7: 267 mg 3×/dag; dag 8–14: 534 mg 3×/dag; dag 15 en verder: 801 mg 3×/dag; max. 2403 mg/dag. Bij een onderbreking van < 14 achtereenvolgende dagen kan de behandeling zonder titratie worden hervat met dezelfde voorgaande aanbevolen dagdosis; bij een onderbreking van ≥ 14 achtereenvolgende dagen de behandeling opnieuw instellen met het titratieschema.
Doseringsaanpassingen: Bij fotosensibilisatie of huiduitslag de dosering verlagen naar 267 mg 3×/dag; bij aanhoudende huiduitslag na 7 dagen de behandeling voor 15 dagen onderbreken. Hierna de behandeling opnieuw instellen met het titratieschema. Bij ernstige fotosensibilisatie of huiduitslag het gebruik staken; zodra de huiduitslag is verdwenen, kan opnieuw met de behandeling worden begonnen.
Bij aanhoudende gastro-intestinale bijwerkingen de dosering verlagen tot 267–534 mg 2–3×/dag, ingenomen met voedsel; indien dit goed verdragen wordt, verhogen tot de aanbevolen dagelijkse dosering. Zo nodig de behandeling 1–2 wekenonderbreken, zodat de verschijnselen kunnen verdwijnen.
Bij combinatie met een sterke CYP1A2-remmer (indien strikt noodzakelijk): de dosering verlagen tot 267 mg 3×/dag; bij ernstige bijwerkingen de behandeling staken. Alhoewel ciprofloxacine meestal geschaard wordt onder de sterke CYP1A2-remmers is gebleken dat bij gelijktijdig gebruik (in een dosering van 750 mg 2×/dag) de dosering van pirfenidon verlaagd kan worden naar 534 mg 3×/dag (zoals bij de combinatie met matig sterke CYP1A2-remmers).
Bij combinatie met een matig sterke CYP1A2-remmer (indien strikt noodzakelijk) de dosering verlagen tot 534 mg 3×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 50 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een creatinineklaring 30–50 ml/min. Gebruik bij ernstige nierfunctiestoornis (< 30 ml/min) of dialyse is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); plasmaspiegels kunnen wel verhoogd zijn. Gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte is gecontra-indiceerd.
Toediening: De capsules en tabletten heel doorslikken met water; innemen met voedsel om de kans op misselijkheid en duizeligheid te verlagen.
Bijwerkingen
Pomalidomide met bortezomib en dexamethason
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, bronchitis, (virale) bovensteluchtweginfectie, griep, urineweginfectie. Neutropenie, trombocytopenie, leukopenie, anemie. Hypokaliëmie, hyperglykemie. Insomnia. Perifere sensorische neuropathie, duizeligheid, tremor. Atriumfibrilleren. Dyspneu, hoesten. Diarree, braken, buikpijn, misselijkheid, obstipatie. Huiduitslag. Spierzwakte, rugpijn, spierspasmen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem.
Vaak (1-10%): sepsis, septische shock, C. difficile- colitis, (onderste) luchtweginfectie, longinfectie, bronchiolitis. Basaalcelcarcinoom. Febriele neutropenie, lymfopenie. Hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie. Pancytopenie. Depressie. Syncope, perifere sensomotorische neuropathie, paresthesie, dysgeusie, intracraniale bloeding. Cataract. Diepveneuze trombose, hypotensie, hypertensie. Longembolie, bloedneus, interstitiële longziekte. Pijn in de bovenbuik, stomatitis, droge mond, abdominale distensie. Huiduitslag. Botpijn. Acuut of chronisch nierletsel, urineretentie. Hartfalen, myocardinfarct. Angio-oedeem. Niet cardiale pijn op de borst, oedeem. verhoging ALAT, gewichtsverlaging. Valpartijen.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. CVA. Hepatitis. Hypothyroïdie.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnson-syndroom (SJS), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Reactivatie van hepatitis B-virus. Transplantaatafstoting niet-hol orgaan.
Pomalidomide met dexamethason
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bacteriële, virale, en schimmelinfecties, inclusief opportunistische infecties), dyspneu, hoesten. Verminderde eetlust. Misselijkheid, diarree, obstipatie. Botpijn, spierspasmen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): febriele neutropenie, pancytopenie. Neutropene sepsis, bronchopneumonie, bronchitis, (bovenste) luchtweginfectie, nasofaryngitis, herpes zoster. Hartfalen, myocardinfarct, atriumfibrilleren. Interstitiële longziekte, longembolie, bloedneus. Diepveneuze trombose. Longembolie. Intracraniale bloeding. Verwarde toestand. Verminderd bewustzijn, perifere sensorische neuropathie, (draai)duizeligheid, tremor. Braken, gastro-intestinale bloeding. Angio-oedeem, huiduitslag, urticaria, jeuk. Nierfalen, urineretentie. Bekkenpijn. Hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hyperurikemie. Verhoogde ALAT waarde.
Soms (0,1-1%): CVA. Basaalcel- of plaveiselcelcarcinoom van de huid. Tumorlysissyndroom. Hepatitis. Hyperbilirubinemie. Hypothyroïdie.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Reactivatie van hepatitis B-virus. Transplantaatafstoting niet-hol orgaan.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): gewichtsverlies, verminderde eetlust. Dyspepsie, misselijkheid, diarree, gastro-oesofageale refluxziekte, braken, obstipatie. Bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoest. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Huiduitslag. Vermoeidheid. Artralgie.
Vaak (1-10%): urineweginfectie. Dysgeusie, slaperigheid, lethargie. Opvliegers. Productieve hoest. Maagklachten, gastritis, opgezette buik, onaangenaam gevoel in de buik, buikpijn, flatulentie. Verhoogde ALAT/ASAT, verhoogde γGT-waarden. Jeuk, fotosensibilisatie, erytheem, droge huid, erythemateuze huiduitslag, maculeuze huiduitslag, jeukende huiduitslag. Myalgie. Asthenie, niet-cardiale pijn op de borst, zonnebrand.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Agranulocytose. Verhoogd totaal serum bilirubine in combinatie met verhogingen van ALAT en ASAT, geneesmiddel–geïnduceerde leverschade (waaronder gevallen met fatale afloop). Hyponatriëmie.
Gemeld zijn: anafylaxie, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Interacties
Vermijd in verband met het infectierisico vaccinatie met levende micro–organismen.
Gelijktijdige toediening van een sterke CYP1A2-remmer (zoals fluvoxamine of ciprofloxacine) kan de blootstelling aan pomalidomide aanzienlijk verhogen; zie rubriek Doseringen.
Gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva ontraden, vanwege een toegenomen kans op veneuze trombo-embolie (tot 6 weken na staken van gecombineerde orale anticonceptiva). Wees voorzichtig bij de combinatie met erytropoëtische middelen en andere behandelingen die de kans op trombose doen toenemen.
Interacties
Pirfenidon wordt voor 70–80% omgezet door CYP1A2; gelijktijdig gebruik van een CYP1A2-remmer vermindert de omzetting van pirfenidon, waardoor het eerder toxisch is. Fluvoxamine is een sterke remmer van CYP1A2 (en daarbij remmer van CYP2C9, CYP2C19 en CYP2D6) en is daarom gecontra-indiceerd voor gelijktijdig gebruik met pirfenidon. Combinatie met andere middelen die behalve CYP1A2 ook CYP2C9, CYP2C19 en/of CYP2D6 remmen (bv. amiodaron) wordt ontraden. Vermijd zo ook combinaties met meerdere geneesmiddelen die remmend werken op de betreffende enzymsystemen (bv. pirfenidon met een sterke CYP1A2-remmer én een matig tot sterke CYP2D6-remmer). Gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP1A2-remmers (bv. ciprofloxacine) en met grapefruit-/pompelmoessap vermijden en wees voorzichtig bij gebruik van matig sterke CYP1A2-remmers.
De biologische beschikbaarheid wordt verlaagd door sterke CYP1A2-inductoren en door roken.
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die fotosensibilisatie veroorzaken.
Zwangerschap
Teratogenese: Pomalidomide is structureel verwant aan de voor de mens teratogene stof thalidomide. Bij dieren in hoge doseringen teratogeen gebleken (verschillende embryofoetale misvormingen).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór aanvang behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient minimaal één adequate anticonceptiemethode te gebruiken vanaf ten minste 4 weken vóór tot ten minste 4 weken na de therapie, ook bij onderbreking van de dosering en dient ten minste eenmaal om de 4 weken een zwangerschapstest uit te voeren. Geschikte anticonceptie is bijvoorbeeld: een progestageenbevattend implantaat, een progestageenbevattend IUD, een medroxyprogesteron depot, een uitsluitend desogestrelbevattend oraal anticonceptivum of tubaire sterilisatie. Gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva ontraden, vanwege een toegenomen kans op veneuze trombo-embolie. Zie ook rubriek ook Waarschuwingen en voorzorgen voor aanbevelingen bij gebruik implantaat of IUD. Staak de behandeling indien een vrouw zwanger blijkt te zijn en verwijs door naar een gespecialiseerde arts op het gebied van aangeboren afwijkingen. Pomalidomide is in menselijk sperma aangetroffen tijdens de behandeling; een man moet tijdens de hele behandelduur (inclusief eventuele onderbrekingen) én tot 7 dagen na het onderbreken en/of staken van de behandeling een condoom gebruiken bij seksueel contact met een partner die zwanger is óf kán worden én geen anticonceptie gebruikt, zélfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Zwangerschap
Pirfenidon en/of de metabolieten passeren bij dieren de placenta met potentiële accumulatie in het vruchtwater.
Teratogenese: In hoge doses bij dieren verlenging van de zwangerschapsduur en daling van de levensvatbaarheid van de foetus.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren met potentiële accumulatie in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
- gelijktijdig gebruik van fluvoxamine (zie rubriek Interacties);
- ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte;
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse noodzakelijk maakt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij een voorgeschiedenis van ernstige allergische reacties bij gebruik van thalidomide of lenalidomide, vanwege de kans op een kruisreactie.
Staak definitief de behandeling bij angio-oedeem, anafylactische reactie, graad 4 huiduitslag, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag of bij een vermoeden van Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) of geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Laat de patiënt zich direct melden bij de ontwikkeling van klachten en symptomen van deze reacties.
Overweeg bij optreden van graad 2 of 3 huiduitslag de behandeling te onderbreken of te staken.
Controleer de patiënt vóór en tijdens de behandeling m.b.v. een standaard kankerscreening op tweede primaire maligniteiten.
Hepatitis is gemeld, Het wordt aanbevolen regelmatig de leverfunctie te controleren tijdens de eerste zes maanden van de behandeling en wanneer klinisch aangewezen. Ook reactivatie van hepatitis B-virus, in sommige gevallen leidend tot acuut leverfalen, is gemeld. De reactivatie vindt in de meeste gevallen tijdens de eerste behandelcyclus plaats. Vóór aanvang van de behandeling alle patiënten testen op hepatitis B. Raadpleeg een gespecialiseerde arts op het gebied van de behandeling van HBV-infectie indien de test positief is. Wees ook voorzichtig bij patiënten die anti-HBc-positief én HBsAg-negatief zijn. Indien gekozen wordt voor een behandeling met pomalidomide + dexamethason, tijdens de hele behandeling controleren op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie.
Voer een complete bloedtelling uit bij aanvang van de behandeling, tijdens de behandeling de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Laat de patiënt zich direct melden wanneer de eerste signalen optreden van een hematologische toxiciteit zoals een bloedneus en/of een febriele periode. Bij optreden van hematologische toxiciteit kan het nodig zijn de dosering aan te passen.
Bij gebruik van pomalidomide kunnen trombo-embolische complicaties optreden; patiënten met risicofactoren voor trombo–embolie (zoals eerdere trombose) nauwlettend controleren. Overweeg profylaxe met antitrombotica, maar houdt hierbij rekening met de kans op bloedingen door trombocytopenie. Behandel zo mogelijk beïnvloedbare risicofactoren zoals roken, hypertensie en hyperlipidemie. Laat de patiënt zich direct melden bij de ontwikkeling van klachten en symptomen van trombo-embolie zoals kortademigheid, pijn op de borst en zwelling van armen of benen.
Cardiale voorvallen zijn gemeld, waaronder congestief hartfalen, atriumfibrillatie en longoedeem, voornamelijk bij een bestaande hartziekte of cardiale risicofactoren. Wees zeer voorzichtig bij deze patiënten en controleer zorgvuldig op verschijnselen of symptomen van cardiale voorvallen.
Als longsymptomen ontstaan of een acute verergering optreedt van bestaande symptomen, de behandeling onderbreken en interstitiële longziekte (ILD) uitsluiten. Bij bevestiging van ILD de behandeling alleen na een grondige evaluatie hervatten.
Pomalidomide wordt geassocieerd met progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Er zijn meldingen (soms fataal) vanaf enkele maanden tot jaren na de behandeling, in het algemeen bij patiënten die tegelijkertijd dexamethason namen of voorafgaand een behandeling kregen met een andere immunosuppressieve chemotherapie. Wees alert op nieuwe of verergerende neurologische symptomen, cognitieve of gedragsmatige tekenen of symptomen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en bij bevestiging van de diagnose permanent staken.
Overweeg bij gebruik van een hormoonimplantaat of levonorgestrel-hormoonspiraaltje profylaxe met antibiotica, vooral bij neutropenie, vanwege kans op infectie bij het inbrengen. Ontraad het gebruik van een koperbevattend spiraaltje vanwege kans op extra bloedverlies tijdens menstruaties (vooral bij een ernstige trombocytopenie); daarnaast is er kans op infectie bij het inbrengen (vooral bij een ernstige neutropenie).
Voor behandeling van vruchtbare mannen én vrouwen, zie ook de rubriek Zwangerschap. Patiënten mogen gedurende de behandeling en gedurende ten minste7 dagen daarna géén bloed, zaad of sperma doneren.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Leverschade: Vóór aanvang van de behandeling leverfunctietesten (ALAT, ASAT en bilirubine) uitvoeren, vervolgens elke maand in de eerste 6 maanden en daarna om de 3 maanden tijdens de duur van de behandeling. Bij een verhoging van aminotransferasen van > 3 tot < 5 × ULN zonder hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen van geneesmiddel–geïnduceerde leverschade andere oorzaken uitsluiten, patiënt nauwlettend volgen en eventueel de dosis verlagen of de behandeling onderbreken tot waarden weer normaal zijn. Staak de behandeling definitief bij een verhoging van aminotransferasen van > 3 tot < 5 × ULN in combinatie met hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen van leverschade, of bij een verhoging van aminotransferasen tot ≥ 5 × ULN. Ernstige gevallen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade door pirfenidon, waaronder gevallen met fatale afloop zijn gemeld. Instrueer de patiënt om bij klachten die wijzen op geneesmiddel-geïnduceerde leverschade, zoals vermoeidheid, anorexia, buikpijn rechtsboven, donkerkleuring van de urine of geelzucht zich te melden. Voer dan direct een klinische evaluatie en leverfunctietesten uit.
Wees voorzichtig bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); bij een matige leverfunctiestoornis is de blootstelling met 60% verhoogd.
Bij het ontwikkelen van symptomen van angio-oedeem (zoals zwelling van gelaat, lippen en/of tong, dyspneu en/of piepende ademhaling) of ernstige allergische reacties de behandeling staken; bij eerder optreden van angio–oedeem of overgevoeligheid door pirfenidon geen behandeling meer instellen.
Blootstelling aan direct zonlicht (incl. zonnelampen) vermijden of zoveel mogelijk beperken. Patiënten instrueren om elke dag een zonbeschermingsmiddel te gebruiken, kleding te dragen die beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze fotosensibilisatie veroorzaken, te mijden en eventuele huidreacties te melden. Zo nodig bij lichte tot ernstige gevallen van fotosensibilisatie of huiduitslag de dosis aanpassen of tijdelijk de behandeling stopzetten.
Bij het ontwikkelen van symptomen die wijzen op Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) toxische epidermale necrolyse (TEN) of geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) de behandeling definitief staken. Gevallen van SJS, TEN en DRESS zijn gemeld.
Duizeligheid en vermoeidheid kunnen optreden en het reactievermogen beïnvloeden. Informeer patiënt hierover. Vaak is er sprake van één enkele keer duizeligheid en verdwijnt het gemiddeld binnen 22 dagen. Pas dosering aan of staak behandeling als duizeligheid veel langer aanhoudt of ernstiger wordt. Bij klachten van duizeligheid geen voertuigen besturen of andere activiteiten verrichten die aandacht vereisen.
Hyponatriëmie is gemeld. Controleer regelmatig relevante laboratoriumwaarden, vooral bij symptomen zoals misselijkheid, hoofdpijn of duizeligheid. Symptomen kunnen onduidelijk zijn en gemaskeerd worden door comorbiditeiten.
Monitor het gewicht van patiënten. Stimuleer bij klinisch significant gewichtsverlies een verhoogde calorische inname.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met pomalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pomalidomide bindt rechtstreeks aan het eiwit cereblon (CRBN), onderdeel van een E3- ubiquitineligasecomplex, en remt de auto-ubiquitinering van CRBN binnen dit complex. Hierdoor zorgt het voor afbraak van substraateiwitten Aiolos en Ikaros wat leidt tot directe cytotoxische en immunomodulerende effecten.
Pomalidomide remt de proliferatie en induceert de apoptose van hematopoëtische tumorcellen. Het remt ook de proliferatie van lenalidomide-resistente multipel-myeloomcellen. Combinatie met dexamethason werkt synergistisch bij het induceren van tumorcel-apoptose. Het verhoogt T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuniteit en remt de productie van pro-inflammatoire cytokinen (zoals TNF-α en IL-6) door monocyten. Remt tevens angiogenese door de migratie en adhesie van endotheelcellen te blokkeren.
Kinetische gegevens
Resorptie | ten minste 73%. Een calorierijke, vetrijke maaltijd vertraagt de absorptie, maar heeft een minimaal effect op de mate van absorptie. |
T max | 2–3 uur. |
V d | 0,89–1,97 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door hydroxylering (vnl. CYP1A2 en CYP3A4) en vervolgens glucuronidering, of hydrolyse. |
Eliminatie | met de urine ca. 73% (ca. 2% onveranderd), met de feces ca. 15% (ca. 8% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 7,5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Het werkingsmechanisme van pirfenidon is nog niet volledig vastgesteld. Er zijn aanwijzingen dat pirfenidon antifibrotische en ontstekingsremmende eigenschappen heeft (uit in-vitrosystemen en diermodellen van longfibrose). Pirfenidon vermindert de accumulatie van ontstekingscellen in respons op diverse prikkels. Pirfenidon reduceert de fibroblastproliferatie, de aanmaak van met fibrose samenhangende eiwitten en cytokinen, en de verhoogde biosynthese en accumulatie van extracellulaire matrix in respons op cytokinegroeifactoren, zoals transformerende groeifactor (TGF)-β en van bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGF).
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel vertraagt en verlaagt de absorptie, maar om de incidentie van misselijkheid en duizeligheid te verlagen wordt inname met voedsel geadviseerd. |
V d | ca. 1 l/kg. |
Overig | bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is de blootstelling aan pirfenidon met ca. 60% verhoogd. |
Metabolisering | voor 70–80% omgezet door CYP1A2 en in mindere mate door CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 en CYP2E1. De metabolieten zijn niet actief. |
Eliminatie | ca. 80% wordt binnen 24 uur uitgescheiden met de urine, waarvan > 95% als niet actieve metabolieten en < 1% in onveranderde vorm. |
T 1/2el | ca. 2,4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pomalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.
Groepsinformatie
pirfenidon hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.