Samenstelling
Hemangiol (als hydrochloride) Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 3,75 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 120 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Labetalol (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg, 400 mg
Trandate (hydrochloride) Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Propranolol kan toegepast worden wanneer systemische behandeling nodig is voor infantiel hemangioom in de prolifererende fase. Dit betreft levens- of functiebedreigend hemangioom, geülcereerd hemangioom met pijn en/of gebrek aan respons op eenvoudige maatregelen voor wondverzorging en hemangioom met een risico op blijvende littekens of ontsiering. Behandeling moet gestart worden tussen de leeftijd van 5 weken en 5 maanden met inachtneming van voorzorgsmaatregelen en monitoring. De behandelduur is maximaal 6 maanden. Extra voorzorg is nodig bij kinderen met PHACE syndroom. Veel contra-indicaties van propranolol zijn onderzocht bij volwassenen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Labetalol is één van de voorkeursmiddelen bij de behandeling van zwangerschapshypertensie.
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Het gebruik van labetalolinjecties in de kliniek bij hypertensiecrises is een zinvolle toepassing van de gecombineerde β- en α-receptorblokkerende werking.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
De behandeling van prolifererend infantiel hemangioom waarvoor systemische therapie vereist is, bij:
- levens- of functiebedreigend hemangioom;
- geülcereerd hemangioom met pijn en/of gebrek aan respons op eenvoudige maatregelen voor wondverzorging;
- hemangioom met kans op blijvende littekens of ontsiering.
De behandeling starten in de leeftijd van 5 weken tot 5 maanden.
Indicaties
Oraal
- Hypertensie;
- Zwangerschapshypertensie;
- Angina pectoris indien tevens hypertensie aanwezig is.
Parenteraal
- Als snelle bloeddrukdaling vereist is, zoals bij ernstige (zwangerschaps)hypertensie;
- Het bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Infantiel hemangioom
Kinderen vanaf 5 weken
Begindosering: volgens de fabrikant: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag gedurende 1 week; 1 dosis ’s morgens en 1 dosis in de late namiddag, met een tijdsinterval van minstens 9 uur tussen twee innamen. Volgens het Kinderformularium van het NKFK wordt klinisch de hiervoor genoemde dosering gebruikt, poliklinisch wordt begonnen met de helft van deze dosering (0,5 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses), gedurende 1 week. Zie voor meer informatie Kinderformularium.nl/propranolol.
Vervolgens de dosering verhogen naar 1 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag gedurende 1 week, vervolgens verhogen naar een onderhoudsdosering van 1,5 mg/kg 2×/dag. Minstens 1×/maand de dosering aanpassen op basis van gewicht. Totale behandelduur: 6 maanden. Als na staken van de behandeling opnieuw symptomen optreden, mag de behandeling opnieuw gestart worden.
Aanbevolen wordt om de dosis over te slaan als het kind niet eet of als hij/zij braakt. Bij uitbraken of niet geheel innemen van de dosis geen andere dosis geven en wachten tot de volgende geplande dosis.
Het staken van de behandeling met propranolol hoeft bij infantiel hemangioom niet geleidelijk te gebeuren.
Toediening:
- De fles niet schudden voor gebruik.
- De drank tijdens of onmiddellijk na een voeding toedienen, om hypoglykemie te vermijden. Toedienen rechtstreeks in de mond van het kind met behulp van de meegeleverde gegradueerde doseerspuit. Indien nodig mag het verdund worden met een kleine hoeveelheid (baby)melk of appel- of sinaasappelsap. Het geneesmiddel mag niet in de volle fles gedaan worden. Voor kinderen ≤ 5 kg mag het worden gemengd met één theelepel (ca. 5 ml) melk. Voor kinderen > 5 kg mag het gemengd worden met een eetlepel (ca. 15 ml) melk of vruchtensap; dit mengsel wordt dan in de zuigfles aan het kind gegeven. Het mengsel binnen 2 uur gebruiken.
Doseringen
Hypertensie, hypertensieve patiënten met angina pectoris
Volwassenen
Oraal: Begindosering 100 mg 2×/dag. Zo nodig na 1-2 weken deze doses verdubbelen (200 mg 2×/dag), zo nodig na 1-2 weken 400 mg 's morgens en 200 mg 's avonds, zo nodig 1-2 weken daarna 400 mg 's morgens en 400 mg 's avonds. Bij ernstige hypertensie kan de dosering verder worden aangepast tot max. 2400 mg per dag, bij voorkeur in 3 doses.
Ernstige hypertensie
Volwassenen
Intraveneus: indien snelle bloeddrukdaling nodig is: een bolusinjectie van 50 mg gedurende ten minste 1 minuut toedienen. Indien nodig de bolusinjectie iedere 5 minuten herhalen, max. 200 mg in totaal. Als continu infuus van (na reconstitutie) 1 mg/ml, onder controle van bloeddruk en hartfrequentie, met een infusiesnelheid van circa 120-160 mg/uur. Bij een bevredigende reactie het infuus geleidelijk stoppen. Meestal is 50–200 mg voldoende, maar soms zijn hogere doses noodzakelijk (bv. bij feochromocytoom).
Zwangerschapshypertensie
Volwassenen
Oraal: Begindosering 100 mg 2×/dag. Zo nodig iedere week de dosering met 2×100 mg per dag verhogen tot max. 2400 mg per dag; soms is driemaal daags doseren noodzakelijk vanwege de ernst van de zwangerschapshypertensie.
Parenteraal: Als i.v.-infuus: infusiesnelheid 20 mg/uur; deze dosis eventueel iedere 30 minuten verhogen totdat voldoende effect is bereikt of totdat de maximale dosis van 160 mg/uur is bereikt. De conditie van patiënte en kind hierbij nauwlettend controleren, zie ook rubriek Zwangerschap.
Bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie
Volwassenen
I.v.-injectie: aanvankelijk 10-20 mg, zo nodig na 5 min dosis incrementeel met 5-10 mg verhogen tot de gewenste bloeddruk.
Bij leverfunctiestoornissen, ouderen of laag lichaamsgewicht: beginnen met een zo laag mogelijke dosering.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met oraal toegediende β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.
Toediening
- Tabletten tijdens de maaltijd innemen met water.
- Injectie/infusie: patiënt laten liggen op de rug of linkerzij tijdens en tot 3 uur na het geven van de injectie/infusie, in verband met de kans op flinke orthostatische hypotensie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bronchitis, slaapstoornissen (ca. 17%: insomnia, slaap van slechte kwaliteit en hypersomnie). Diarree (ca. 17%), braken (ca. 12%).
Vaak (1-10%): nachtmerries, agitatie, prikkelbaarheid, sufheid. Verlaagde bloeddruk. Koude handen en voeten. Bronchospasme, bronchiolitis. Obstipatie, buikpijn. Erytheem, luierdermatitis. Verminderde eetlust.
Soms (0,1-1%): AV-blok, verlaagde hartfrequentie. Urticaria, alopecia. Hypoglykemie. Neutropenie.
Verder zijn gemeld: hypoglykemisch insult. Bradycardie, hypotensie, vasoconstrictie, fenomeen van Raynaud. Psoriaforme dermatitis. Agranulocytose, hyperkaliëmie.
Bijwerkingen
Tabletten
Zeer vaak (> 10%): niet met ziekte geassocieerde positieve antinucleaire antilichamen (ANA).
Vaak (1–10%): hartfalen met stuwing. Duizeligheid, tintelende hoofdhuid. Incontinentie. Erectiestoornis, falen van de zaadlozing. Overgevoeligheid, zoals huiduitslag, geneesmiddelkoorts. Stijging van leverenzymwaarden.
Soms (0,1–1%): bronchospasmen.
Zelden (0,01–0,1%): bradycardie.
Zeer zelden (< 0,01%): hartblok. Verergering van het syndroom van Raynaud. Hepatitis, hepatocellulaire/cholestatische geelzucht, levernecrose; de symptomen van lever– en galaandoeningen zijn meestal reversibel na staken van de behandeling. Toxische myopathie, systemische lupus erythematodes. Tremor (bij behandeling van hypertensie tijdens de zwangerschap).
Verder zijn gemeld: tepelpijn, fenomeen van Raynaud in de tepel. Orthostatische hypotensie, vooral bij zeer hoge doseringen of bij snelle dosisverhoging. Klachten over droge ogen zijn in verband gebracht met gebruik van β-blokkers.
Injectie/infusie
Vaak (1–10%): hartfalen met stuwing, (orthostatische) hypotensie (bij opstaan binnen 3 uur na injectie). Erectiestoornis. Verstopte neus (voorbijgaand). Overgevoeligheid, zoals huiduitslag, pruritus, dyspneu. Stijging van leverenzymwaarden.
Soms (0,1–1%): bronchospasmen.
Zelden (0,01–0,1%): bradycardie.
Zeer zelden (< 0,01%): hartblok. Verergering van het syndroom van Raynaud. Hepatitis, hepatocellulaire/cholestatische geelzucht, levernecrose; de symptomen van lever– en galaandoeningen zijn meestal reversibel na staken van de behandeling. Overgevoeligheidsreacties zoals geneesmiddelkoorts of angio–oedeem.
Verder zijn gemeld: tepelpijn, fenomeen van Raynaud in de tepel. Klachten over droge ogen zijn in verband gebracht met gebruik van β-blokkers.
Interacties
Er zijn geen interactiegegevens bij kinderen. Genoemde interacties zijn gezien bij volwassenen.
Wees voorzichtig bij kinderen met infantiel hemangioom bij gelijktijdige behandeling met corticosteroïden of gebruik van corticosteroïden in de voorgeschiedenis, omdat bijniersuppressie kan leiden tot verlies van de tegenregelende cortisolrespons en het risico op hypoglykemie kan verhogen. Dit is ook van toepassing op kinderen die borstvoeding krijgen van moeders die behandeld worden met corticosteroïden in een hoge dosering of langer durende behandeling.
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken, daarom ten minste 48 uur voor toediening van inhalatie-anesthetica de behandeling met propranolol stoppen.
Door de combinatie met niet-selectieve α-blokkers is er meer kans op (orthostatische) hypotensie, tachycardie en palpitaties.
Gelijktijdige toediening vermijden met bradycardie-inducerende calciumantagonisten (diltiazem, verapamil), vanwege versterking van de remmende werking op de AV-geleiding en de antihypertensieve werking wat kan leiden tot ernstige bradycardie, AV-blok en ventriculaire aritmie. Indien de combinatie niet te vermijden is, deze klinisch onder strikte monitoring instellen.
Combinatie met amiodaron kan ernstige sinusbradycardie veroorzaken; dit kan vanwege de extreem lange halfwaardetijd van amiodaron ook nog lang na staken van amiodarongebruik optreden.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden. Combinatie met digoxine kan leiden tot een verlengde AV-geleidingstijd en bradycardie.
Antihypertensiva, fenobarbital, fenothiazinen, niet-selectieve MAO-remmers, MAO-B-remmers, primidon en tricyclische antidepressiva kunnen het risico op hypotensie verhogen.
Combinatie met clonidine vermeerdert de kans op een 'rebound'-hypertensie.
Combinatie met propafenon kan de plasmaspiegel van propranolol met 100% verhogen; combinatie wordt afgeraden, ook omdat propafenon eveneens negatief inotrope effecten heeft.
Kinidine kan door CYP2D6 remming de plasmaspiegel van propranolol verhogen.
Propranolol kan het metabolisme van lidocaïne remmen.
Niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen; wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van β-sympathicomimetica die bij astma of COPD worden toegepast, zie β2-sympathicomimetica.
Propranolol kan het bloedglucoseverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken.
De bloedspiegel van propranolol kan afnemen bij gelijktijdige toediening van enzyminducerende geneesmiddelen zoals rifampicine of fenobarbital.
Gelijktijdige toediening van colestyramine met propranolol resulteerde in een daling tot 50% van de concentraties van propranolol.
Lopinavir en ritonavir remmen het metabolisme van propranolol.
Interacties
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij pre-existente gestoorde hartfunctie – worden vermeden; bij omzetting van intraveneus labetalol naar verapamil of omgekeerd niet eerder dan 48 uur na het staken van de vorige behandeling toedienen.
Door combinatie met dihydropyridinederivaten (zoals nifedipine) is er meer kans op hypotensie. Met name bij hartinsufficiëntie kan dit leiden tot hartfalen; labetalol zorgvuldig titreren en hemodynamische parameters controleren.
Combinatie met antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en andere antipsychotica (zoals clomipramine) vergroot eveneens het risico van hypotensie.
Bij combinatie met klasse I-antiaritmica (disopyramide, kinidine) rekening houden met een potentiërend effect op de AV-geleidingstijd en een mogelijk negatief-inotroop effect; combinatie niet toepassen bij een gestoorde hartfunctie.
Combinatie met digoxine kan leiden tot AV-dissociatie en versterking van de ventriculaire snelheid.
Labetalol kan het bloedglucoseverlagend effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken.
NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Cimetidine en alcohol kunnen de biologische beschikbaarheid van labetalol verhogen.
Het risico van rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening kan worden vergroot; daarom eerst de β-blokker stoppen, clonidine nog enige dagen gebruiken.
Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline (epinefrine) met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.
β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.
Bij combinatie met imipramine kan de plasmaspiegel van imipramine met 50% verhoogd zijn.
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie in principe niet van toepassing.
Advies: Voor een advies over het gebruik van propranolol voor andere indicaties, zie propranolol (cardiovasculair of neurologisch)#zwangerschap.
Zwangerschap
Labetalol passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Enkele studies suggereren een verhoogd risico op specifieke afwijkingen waaronder hartafwijkingen, schisis en neuralebuisdefecten. Dit wordt echter in andere studies niet bevestigd; mogelijk is het onderliggende ziektebeeld hiervan de oorzaak.
Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van labetalol is in verband gebracht met groeivertraging. Bij gebruik tijdens het 3e trimester van de zwangerschap en tijdens de bevalling kunnen bij de foetus en pasgeborene o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie en bradycardie; het pasgeboren kind gedurende 24–48 uur na de geboorte strikt controleren.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Tijdens het 3 trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie in principe niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Advies: Gezien de geregistreerde indicatie is gebruik tijdens de lactatie niet aan de orde. Voor een advies over het gebruik van propranolol voor andere indicaties, zie propranolol (cardiovasculair of neurologisch)#lactatie.
Overig: Gebruik is gecontra-indiceerd bij kinderen jonger dan 1 jaar die borstvoeding krijgen, als de moeder behandeld wordt met geneesmiddelen die overgaan in de moedermelk en gecontra-indiceerd zijn met propranolol.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (0,004-0,07% van de dosis bij de moeder).
Farmacologisch effect: Tepelpijn en het fenomeen van Raynaud in de tepel zijn gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. De zuigeling controleren op slaperigheid, bleekheid, loomheid, slecht drinken en groei.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom inclusief sinoatriaal blok;
- tweede- en derdegraads AV-blok;
- cardiogene shock;
- Prinzmetal-angina-pectoris;
- hypotensie (kind 0–3 maanden < 65/45 mmHg, kind 3–6 maanden < 70/50 mmHg, kind 6–12 maanden < 80/55 mmHg);
- bradycardie (kind 0–3 maanden < 100 slagen/min, kind 3–6 maanden < 90 slagen/min, kind 6–12 maanden < 80 slagen/min);
- onbehandeld hartfalen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- ernstige verstoringen van de perifere arteriële bloedsomloop (fenomeen van Raynaud);
- astma, bronchospasmen in de voorgeschiedenis;
- prematuren < 1 jaar bij wie de gecorrigeerde leeftijd van 5 weken niet bereikt is (de gecorrigeerde leeftijd wordt berekend door het aantal weken prematuriteit af te trekken van de reële leeftijd);
- kinderen die gevoelig zijn voor hypoglykemie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom (behalve bij een permanente pacemaker);
- tweede en derdegraads-AV-blok;
- langdurige hypotensie;
- cardiogene shock;
- klinisch relevante sinusbradycardie;
- onbehandeld hartfalen of dat niet reageert op digoxine en/of diuretica;
- astma en andere obstructieve longaandoeningen;
- metabole acidose.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voor begin van de behandeling de medische voorgeschiedenis analyseren en een algemeen lichamelijk onderzoek uitvoeren. Sluit bij vermoeden van een hartafwijking een onderliggende contra-indicatie uit.
Hartfalen kan mogelijk verergeren door behandeling met propranolol; verwijs naar een cardioloog. Onbehandeld hartfalen is een contra-indicatie voor de behandeling met dit middel.
Kinderen met een groot faciaal hemangioom vooraf door een gespecialiseerde arts laten onderzoeken op het PHACE-syndroom; bij deze kinderen komen ernstige cerebrovasculaire anomalieën vaker voor en daardoor is er meer kans op een CVA.
Propranolol kan de ernst van anafylactoïde reacties vergroten, daarom voorzichtig zijn bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de anamnese.
Bij een acute bronchopulmonale anomalie de behandeling uitstellen.
Na de eerste inname én na elke dosisverhoging het kind elk uur gedurende minstens 2 uur klinisch monitoren, inclusief meting van de bloeddruk en de hartslag. Bij symptomatische of ernstige bradycardie (< 80 slagen/min) of hypotensie de behandeling staken en advies van een specialist vragen.
Propranolol kan de adrenerge symptomen van hypoglykemie (in het bijzonder tachycardie, beven, angst en honger) maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd. Het kan hypoglykemie bij kinderen verergeren, in het bijzonder tijdens een periode van vasten (bv. slechte orale voedselinname, infectie, braken), als de glucosebehoefte verhoogd is (bv. bij kou, stress, infecties) of bij (relatieve) overdosering. Bij klinische verschijnselen van hypoglykemie direct de hypoglykemie behandelen (bv. door een suikerhoudende vloeistof te laten drinken) en tijdelijk de behandeling staken. Monitor het kind tot de symptomen verdwenen zijn. In uitzonderlijke gevallen kan hypoglykemie door propranolol leiden tot stuipen en/of coma. Bij diabetes de bloedglucosespiegel vaker controleren en zo nodig verwijzen naar de endocrinoloog.
Hyperkaliëmie is gemeld bij patiënten met een groot geülcereerd hemangioom.
Ademhalingsstoornissen: Onderbreek de behandeling bij een infectie van de onderste luchtwegen in combinatie met dyspneu en piepende ademhaling; bij volledig herstel kan de behandeling worden hervat. Bij een recidief of bij een geïsoleerd bronchospasme de behandeling permanent staken.
Bij algehele anesthesie de anesthesist informeren over het gebruik van propranolol; als het noodzakelijk is propranolol te staken voor de operatie, minimaal 48 uur voor de operatie stoppen met propranolol.
Bij opnieuw optreden van de hemangioom-klachten na het staken van de behandeling, kan de behandeling opnieuw begonnen worden.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij zuigelingen < 5 weken en voor het starten van de behandeling bij zuigelingen en kinderen > 5 maanden. Er zijn tevens geen gegevens bij een verminderde lever- of nierfunctie; gebruik hierbij wordt afgeraden.
Hulpstof: Wees voorzichtig met propyleenglycol, in de drank, bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals propyleenglycol of ethanol, bevatten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege de negatief dromotrope werking.
Wees terughoudend met β-blokkers bij een voorgeschiedenis van psoriasis of perifere vaataandoeningen vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina-pectoris vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals labetalol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden en de bloeddruk (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.
Bij feochromocytoom labetalol alleen toedienen ná α-receptorblokkade.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd, met name door de niet-selectieve β-blokkers. Controleer regelmatig de glucosespiegel bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.
Pas bij een ernstige leverfunctiestoornis zo nodig de dosering aan, vanwege tragere metabolisering. Er zijn heel zelden meldingen gedaan van ernstig hepatocellulair leverletsel bij behandeling met labetalol. Bij ontwikkeling van een leverbeschadiging of geelzucht de toediening onmiddellijk staken en niet herstarten.
Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR 15-29 ml/min/1,73m²).
Staken van een behandeling – ook tijdelijk – dient zo mogelijk geleidelijk plaats te vinden (zie ook de rubriek Dosering). Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Bij voortzetting van de behandeling tijdens anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Voorafgaand aan een eventuele cataractoperatie gebruik van labetalol melden aan de oogarts in verband met intraoperatief 'floppy iris'-syndroom (IFIS) na gebruik van een α-blokker (labetalol heeft tevens α-blokkerende eigenschappen).
Labetalol kan de uitslag van MIBG-scintigrafie beïnvloeden.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, hypotensie, acuut hartfalen, geleidingsstoornissen, aritmieën, syncope. Bronchospasmen, ademhalingsdepressie, longoedeem, cyanose. Braken. Slaperigheid, verwardheid, hallucinaties, verwijde pupillen. Gegeneraliseerde convulsies en coma. Zelden: hypoglykemie, hypocalciëmie.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/bèta-blokkers.
Overdosering
Symptomen
Forse orthostatische hypotensie, hartfalen, bronchospasmen en soms ernstige bradycardie. Oligurie door nierfalen is gemeld.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie#bètablokkers en vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Er zijn verschillende mogelijke werkingsmechanismen beschreven van propranolol bij prolifererend infantiel hemangioom, die allemaal nauw met elkaar verband houden. Hier volgen er drie:
- een lokaal hemodynamisch effect (vasoconstrictie als gevolg van de β–adrenerge blokkerende werking en een daling van de perfusie van het infantiel hemangioom);
- een anti-angiogeen effect (daling van de proliferatie van de vasculaire endotheelcellen, afname van de neovascularisatie en vorming van vasculaire tubuli, afname van de secretie van matrixmetalloprotease 9);
- een apoptose-uitlokkend effect op capillaire endotheelcellen (een afname van zowel de VEGF als bFGF-signalerende routes en daaropvolgend angiogenese/proliferatie).
Propranolol verkort bij infantiele hemangiomen het natuurlijke beloop en vermindert de duur en het aantal van de complicaties. Propranolol maakt ook operatieve behandeling of langdurig gebruik van glucocorticoïden overbodig. Behandeling starten in de leeftijd van 5 weken tot 5 maanden. Verbetering treedt gewoonlijk op binnen 7–14 dagen; in onderzoek was na 3 maanden bij ca. 36% van de patiënten het te behandelen hemangioom verdwenen. Bij vroegtijdige behandeling in de groeifase van het infantiele hemangioom heeft propranolol het meeste effect en treedt regressie eerder in. Ook in een latere fase heeft het enig effect; de kleur en de zwelling nemen af en de tumor wordt verzacht.
Kinetische gegevens
Resorptie | vrijwel volledig. |
Overig | ondergaat een uitgebreid 'first pass'-effect. |
F | 25%. Eiwitrijk voedsel verhoogt de biologische beschikbaarheid met 50%. |
T max | 1–4 uur. |
V d | 4 l/kg, wordt vooral gedistribueerd naar het hart, de hersenen, de longen, de nieren en de lever. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | in de lever via hydroxylering (CYP2D6), dealkylering en glucuronidering. |
Eliminatie | > 90 % via de nieren (metabolieten), < 1% onveranderd. |
T 1/2el | 3–6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Niet-selectieve, lipofiele β-blokker met een geringe intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Labetalol heeft selectieve postsynaptische α1- en niet-selectieve β-sympathicolytische eigenschappen (in een verhouding van 1:3 tot 1:7). Bloeddrukverlagende werking: i.v. binnen 5 minuten, oraal max. na 1–4 uur. Werkingsduur: na bolusinjectie gewoonlijk ca. 6 uur, soms zelfs tot 18 uur. Bij gebruik voor het bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie houdt de hypotensie na toedienen van 20–25 mg gemiddeld 50 min aan.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | 25% door groot 'first pass'-effect. |
Metabolisering | in de lever, conjugatie en glucuronidering. |
Eliminatie | met urine en feces, vnl. als inactieve metabolieten, < 5% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 4 uur, korter tijdens zwangerschap. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
propranolol (bij hemangioom) hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Groepsinformatie
labetalol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk