Samenstelling
Pyrazinamide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Isoniazide drank FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
(Mixtura isoniazidi FNA). Bevat o.a. propyleenglycol (9,1 mg/ml) en conserveermiddel methylparahydroxybenzoaat.
Isoniazide injectievloeistof FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Isoniazide tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat.
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat.
Indicaties
- Behandeling van infecties veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis (waaronder longtuberculose en tuberculeuze meningitis), en in combinatie met andere tuberculosemiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van:
- actieve tuberculose, in combinatie met andere tuberculosemiddelen;
- een latente tuberculose-infectie (LTBI).
Profylaxe van tuberculose als monotherapie in de volgende situaties:
- er is veel kans op infectie aanwezig, maar een dergelijke infectie is (nog) niet aantoonbaar;
- besmetting heeft aantoonbaar plaatsgevonden maar manifeste ziektesymptomen zijn nog niet aanwezig;
- inadequate medicamenteuze behandeling van tuberculose in de voorgeschiedenis;
- toevallig gevonden longafwijkingen en positieve tuberculinereactie die wijzen op een vroeger doorgemaakte tuberculose.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Pyrazinamide wordt bij normale gevoeligheid van Mycobacterium tuberculosis gegeven in combinatie met isoniazide, rifampicine en zonodig ethambutol en wordt vooral ingezet tijdens de eerste fase van de behandeling (fase waarin de tuberkelbacillen worden gedood, symptomen verdwijnen en de besmettelijkheid van de patiënt verdwijnt). Naast een behandelschema met dagelijkse doses zijn eventueel ook nog schema's met intermitterende doses beschikbaar in het Handboek Tuberculose Nederland (2019, vanaf p. 42).
De tablet heeft een breukgleuf zodat gedoseerd kan worden per 250 mg.
Infecties met M. tuberculosis
Volwassenen en kinderen vanaf 1 maand
Initiële behandeling (dagelijkse dosis): 25–30 mg/kg lichaamsgewicht per dag, zo mogelijk in 1 dosis, max. 2 g/dag. Behandelduur: 2 maanden. Bij resistentie tegen of intolerantie voor één van de andere geneesmiddelen toegepast tegen de TBC of bij een onvoldoende respons kan een afwijkende behandelduur nodig zijn.
Bij tuberculeuze meningitis is de dosering volgens de fabrikant 50 mg/kg lichaamsgewicht per dag, max. 2 g/dag. Behandelduur: volgens het Tuberculose Handboek: overweeg de totale behandelduur te verlengen naar 9 maanden, en het toevoegen van corticosteroïden (Bron: Handboek p. 42).
Bij ouderen en patiënten met veel gastro-intestinale klachten kan pyrazinamide over 2 doses worden verdeeld.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min het toedieningsinterval verlengen naar 48 uur (i.p.v. 24 uur).
Doseringen
Behandeling van tuberculose (volgens Handboek Tuberculose 2019, KNCV Tuberculosefonds)
Volwassenen en kinderen > 25 kg lichaamsgewicht
Intensieve fase: 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag (max. 300 mg per dag). Behandelduur: gedurende 2 maanden, gevolgd door de continueringsfase. De standaardbehandeling is in combinatie met rifampicine, pyrazinamide en ethambutol.
Continueringsfase: 5 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per dag). Bij de standaardbehandeling in combinatie met rifampicine. Bij intermitterende behandeling: (altijd onder 'directly observed treatment') is een dosering van 15 mg/kg driemaal per week (max. 900 mg per dag) mogelijk. Behandelduur: gedurende ten minste 4 maanden; voorafgegaan door ca. 2 maanden continue therapie met 5 mg/kg per dag. Bij een blijvend positieve sputumkweek ná twee maanden behandeling bij holtevorming bij het begín van de behandeling wordt de continueringsfase verlengd tot 7 maanden (totale behandeling is dan 2+7 maanden). Overweeg in geval van meningitis tuberculosa ook om de behandeling tot 9 maanden te verlengen. In geval van meningitis tuberculosa is, net als bij pericarditis tuberculosa, het advies corticosteroïden toe te voegen. (Bron: Handboek Tuberculose, vanaf p. 42).
Kinderen ≤ 25 kg lichaamsgewicht
10 (met een range van 7–15) mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag (max. 300 mg per dag). De basisprincipes van de behandeling zijn hetzelfde als bij volwassenen, met uitzondering van meningitis tuberculosa en osteoarticulaire tuberculose waarvoor 9–12 maanden behandeling geadviseerd wordt. (Bron: Handboek Tuberculose, vanaf p. 44).
Tuberculeuze meningitis
Volgens de fabrikant: 10-30 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2-3 doses (continue behandeling). Behandelduur: Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): in geval van meningitis tuberculosa wordt de continueringsfase verlengd tot 7 maanden (de totale behandeling is dan 2+7 maanden). Het advies is om ook corticosteroïden toe te voegen. (Handboek p. 42).
Behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI)
Volwassenen
De doseringen zijn hetzelfde als bij actieve tuberculose (zie boven).
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds, vanaf p. 57): De behandeling is gericht op enerzijds het voorkomen van actieve tuberculose bij de patiënt, anderzijds het voorkomen dat de persoon met LBTI een besmettelijke bron wordt en zo tuberculose verspreidt. Behandelduur: De standaardrichtlijn is 6 maanden isoniazide óf 3 maanden isoniazide én rifampicine. Bij bewezen resistentie voor isoniazide bij de geïnfecteerde contact(en), maar gevoeligheid voor rifampicine: 4 mnd. rifampicine. Bij ernstig gestoorde cellulaire immuniteit: vóór (of tijdens) anti-TNF-α therapie, óf bij een co-infectie met HIV met name bij een laag CD4-aantal óf bij toepassing van immunosuppressieve medicatie vanwege orgaantransplantatie; in dit geval wordt geadviseerd 9 mnd. te behandelen. Deze behandelduur ook toepassen als sprake is van fibrotische afwijkingen op de thoraxfoto passend bij oude, nooit behandelde, tuberculose; óf 4 maanden in combinatie met rifampicine.
Kinderen
In de WHO richtlijn wordt voor kinderen met een LBTI 10 mg/kg lichaamsgewicht geadviseerd. De Commisie voor Praktische Tuberculosebestrijding heeft de door de WHO aanbevolen behandelregimes voor LBTI ook in Nederland doorgevoerd (2016); het betreft in het geval van monotherapie met isoniazide een behandelduur van 6 mnd. óf in combinatie met rifampicine gedurende 3 mnd. Volgens het Handboek Tuberculose op p. 57: de doseringen isoniazide en rifampicine zijn hetzelfde als bij actieve tuberculose. De keuze van geneesmiddelen en duur van een LTBI-behandeling is bij kinderen gelijk aan die bij volwassenen. De dosering isoniazide voor kinderen < 25 kg is 10 mg/kg lichaamsgewicht.
Primaire profylaxe
Volwassenen en kinderen ≥ 5 jaar mét een verminderde weerstand
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): In geval van verminderde weerstand (bv. HIV-infectie (met een laag CD4-aantal), TNF-α blokkerende of gebruik van immunosuppressieve geneesmiddelen) én als een TBC-infectie (nog) niet betrouwbaar is/kan worden aangetoond én na nauw contact met een sputum ZN-positieve patiënt: een volledige preventieve behandeling toepassen. Behandelduur 9 maanden, óf indien isoniazide wordt gecombineerd met rifampicine; 4 maanden.
Kinderen vanaf 6 mnd. tot 5 jaar
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): Start zodra bekend is dat er nauw contact is geweest met een patiënt met 'open tuberculose', ook al is de tuberculinehuidtest (nog) negatief en onafhankelijk van of het kind met BCG is gevaccineerd. Behandelduur: De primaire profylaxe kan gestaakt indien er na 2 maanden, bij de tweede ronde van het contactonderzoek, geen aanwijzingen zijn voor een LTBI. (Handboek p. 58).
Zuigelingen tot 6 mnd.
De sensitiviteit van testen voor het aantonen van een LTBI is lager; er kan besloten worden een volledige preventie behandeling te geven (meestal 4 maanden isoniazide en rifampicine). ( Handboek Tuberculose p. 69).
Verminderde nierfunctie: isoniazide wordt verwijderd door hemodialyse en peritoneale dialyse; daarom toedienen onmiddellijk ná dialyse. Bij nierfunctiestoornissen zonder dialyse is geen dosisaanpassing nodig, controleer wel op bijwerkingen.
Verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren op geleide van de plasmaspiegel.
Toediening
- Drank of tablet: deze ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen. Bij maagklachten eventueel tijdens de maaltijd innemen. De tabletten kunnen verdeeld worden in gelijke doses.
- Intraveneuze injectievloeistof: toedienen als een langzame i.v. injectie (3–5 min) of als i.v. infusie opgelost in natriumchloride-oplossing 0,9% (in 15 min).
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): misselijkheid, braken, buikpijn, anorexie. Stijging levertransaminasewaarden (matig en voorbijgaand in de vroege fase van de behandeling). Spierpijn, gewrichtspijn. Hyperurikemie, jicht.
Zelden (0,01–0,1%): geelzucht, hepatomegalie, hepatotoxiciteit. Dysurie, interstitiële nefritis. Huiduitslag, urticaria, jeuk, fotosensibilisatie, koorts, acne. Trombocytopenie, sideroblastische anemie, purpura, splenomegalie.
Bijwerkingen
Soms (0,1–1%): hepatitis (soms fataal), in het bijzonder bij al bestaande leverafwijkingen, ouderen, kleine kinderen, alcoholgebruikers en bij gecombineerde therapie met rifampicine.
Zelden: (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Verder zijn gemeld: verhoogde serumtransaminasewaarden, geelzucht, bilirubinemie. LE-achtig syndroom. Gynaecomastie. Hyperglykemie.
Neurotoxische reacties: perifere neuropathie, pyridoxinedeficiëntie (pyridoxineprofylaxe; zie Waarschuwingen en voorzorgen), optische neuritis, convulsies, psychische veranderingen (incl. psychotische reacties, vooral bij een voorgeschiedenis hiervan), spiertrekkingen, duizeligheid, hoofdpijn, ataxie, stupor en toxische encefalopathie.
Voorts: overige overgevoeligheidsreacties zoals koorts, andere huidreacties (bv. erythema multiforme, purpura, exfoliatieve dermatitis, Stevens-Johnson-syndroom), vasculitis, lymfadenopathie. Hypotensie. Optische atrofie. Hematologische reacties zoals agranulocytose, eosinofilie, trombocytopenie, (hemolytische, sideroblastische of aplastische) anemie. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, droge mond, epigastrisch ongemak). Pancreatitis. Metabole acidose. Pellagra (nicotinezuur (vitamine B3)-deficiëntie). Alopecia. Reumatische symptomen, paresthesie, spierzwakte.
Interacties
De interacties tussen probenecide en pyrazinamide zijn complex. Controleer bij gelijktijdig gebruik de bloed- en urineconcentraties van urinezuur en wees alert op het optreden van een jichtaanval; pyrazinamide remt de uitscheiding van urinezuur in de urine.
Interacties
Rifampicine, halothaan, alcohol en ook aminosalicylzuur vermeerderen de kans op hepatotoxische reacties.
Gelijktijdige toediening met corticosteroïden kan de plasmaspiegels van isoniazide verlagen door verhoging van de metabole of renale klaring; aanpassing van de isoniazide-dosering kan nodig zijn.
Isoniazide kan de plasmaspiegel van carbamazepine verhogen tot soms toxische waarden; bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel van carbamazepine controleren en letten op eerste tekenen van carbamazepine-intoxicatie zoals hoofdpijn, ataxie, slaperigheid, verwardheid, wazig zien en braken. Ook de plasmaspiegel van fenytoïne kan stijgen; dit lijkt vooral van belang bij langzame acetyleerders. Omdat rifampicine (vaak gebruikt in combinatietherapie) de fenytoïneplasmaspiegel juist kan verlagen, is het effect bij gelijktijdige toediening van fenytoïne moeilijk in te schatten. Isoniazide verhoogt daarnaast ook de plasmaspiegel van theofylline, aanpassing van de theofyllinedosering kan nodig zijn.
Isoniazide heeft lichte tot matige MAO-remmende eigenschappen. Wees voorzichtig met het combineren met serotonerge geneesmiddelen (zoals serotonineheropname-remmers; bv. SSRI's en SNRI's) en controleer bij combinatie op tekenen van het serotoninesyndroom. Voedsel met een hoog gehalte aan tyramine of histamine vermijden; door remming van monoamine-oxydase en histaminase kan voedsel dat tyramine (kaas, rode wijn) of histamine (bv. tonijn) bevat leiden tot hypertensie, tachycardie, hartkloppingen, hoofdpijn, overmatig blozen en misselijkheid.
Combinatie met disulfiram kan leiden tot coördinatiestoornissen en psychotische verschijnselen; de combinatie vermijden.
De centrale bijwerkingen van diazepam kunnen toenemen.
Aluminiumbevattende preparaten (bv. antacida) kunnen de absorptie van isoniazide verminderen; neem isoniazide één uur eerder in dan het aluminiumbevattende preparaat.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn er op basis van een relatief beperkte hoeveelheid gegevens geen aanwijzingen voor teratogene afwijkingen.
Farmacologisch effect: Pyrazinamide is hepatotoxisch voor de zwangere.
Adviezen: Niet behandelen van actieve tuberculose tijdens de zwangerschap is schadelijker voor moeder en kind (o.a. vroeggeboorte, laag geboortegewicht, ook congenitale tuberculose is beschreven) dan wel behandelen. Pyrazinamide kan bij de behandeling van actieve tuberculose gebruikt worden; controleer tijdens gebruik wel regelmatig de leverfuncties, gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling elke 2 weken, daarna maandelijks.
Zwangerschap
Isoniazide passeert de placenta. Bij de geboorte is de serumconcentratie van isoniazide in de navelstreng tussen 0–66% van die in het maternale serum.
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens wijst niet op meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Tijdens de zwangerschap en post partum is er iets meer kans op hepatotoxiciteit bij de zwangere (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Advies: Niet behandelen van tuberculose tijdens de zwangerschap is schadelijker voor moeder en kind (o.a. vroeggeboorte en laag geboortegewicht) dan wel behandelen. Isoniazide kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Vanwege meer kans op neuropathie bij de zwangere tevens pyridoxine (vitamine B6) geven: 20 mg 1×/dag. Bij afwezigheid van tekenen van een actieve tuberculose de profylactische toepassing van isoniazide zo mogelijk uitstellen tot na de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate. Pyrazinamide wordt oraal (vanuit de borstvoeding) goed geabsorbeerd.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden.
Lactatie
Isoniazide gaat in relatief grote hoeveelheden over in de moedermelk (concentratie gelijk aan maternaal plasma), maar er zijn nooit nadelige effecten bij de zuigeling gemeld.
Advies: Kan worden gebruikt. Wees echter toch alert op mogelijke levertoxiciteit bij de zuigeling. Volgens behandelrichtlijn NVALT: vanwege meer kans op neuropathie bij vrouwen die borstvoeding geven, tevens pyridoxine (vitamine B6) geven: gebruikelijk is 10-20 mg 1×/dag. Borstvoeding door vrouwen met een co-infectie met HIV wordt wél ontraden; dit om het overdragen van HIV te voorkómen.
Contra-indicaties
- Leverfunctiestoornis, leverziekte;
- Acute jicht;
- Acute porfyrie.
Contra-indicaties
- acute leverziekte (zoals virale hepatitiden, symptomatische hepatitis);
- ernstige isoniazide-geassocieerde leverschade, óf (andere) ernstige isoniazide-geassocieerde bijwerkingen in de voorgeschiedenis, zoals koorts, rillingen en reumatische symptomen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór en elke 2–4 weken tijdens de behandeling de serumurinezuurspiegel. Wees terughoudend bij verminderde nierfunctie, bij hyperurikemie of jicht in de anamnese (remming renale uraatexcretie) en bij diabetes mellitus (verlaging bloedsuiker).
Leverfunctie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling ook de leverfunctie. Deze kan in de eerste weken van de behandeling gestoord raken en in de derde maand weer normaliseren. De behandeling staken bij ASAT- en ALAT-waarden > 5× de ULN, bij tekenen van hepatocellulaire beschadiging en bij prodromale symptomen van hepatitis (anorexie, misselijkheid, braken, vermoeidheid en malaise). Wees terughoudend bij chronisch alcoholisme.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij:
- epilepsie of andere neurologische aandoeningen;
- alcoholisten;
- AIDS-patiënten;
- ernstig gestoorde nierfunctie;
- diabetes mellitus;
- chronische leverziekte (o.a. hepatitis);
- G6PD-deficiëntie (vanwege kans op hemolyse).
Leverfunctie: controleer op symptomen van hepatitis (misselijkheid, braken, zwakte, geelzucht, donkere urine, koorts, huiduitslag en paresthesieën). Serumtransaminasespiegels (ASAT, ALAT) en bilirubine bepalen bij het begin van de therapie. Regelmatige controle van deze spiegels tijdens de behandeling wordt aanbevolen. Tijdens de zwangerschap de eerste 8 weken iedere 2 weken controleren, daarna maandelijks. De toediening staken bij het optreden van overgevoeligheidsreacties en bij ernstige of progressieve leverfunctiestoornissen (ASAT en/of ALAT > 5× ULN of bij > 3× ULN én klachten; alle tuberculosemiddelen tijdelijk staken). De transaminasen normaliseren (bij hepatitis geïnduceerd door isoniazide en/of rifampicine) meestal 10–14 dagen na het staken van de therapie. De potentieel hepatotoxische middelen één voor één hervatten wanneer de enzymwaarden gedaald zijn tot < 2× ULN. Overleg met een tuberculose-deskundige is meestal gewenst bij onbekendheid met het onderbreken/herstarten van tuberculosemiddelen; en ook bij rifampicine monoresistentie. Patiënten met chronisch leverlijden of ernstige nierfunctiestoornissen hebben meer kans op bijwerkingen.
Pyridoxineprofylaxe (vitamine B6 20 mg per dag) toepassen bij volwassenen met een dosering > 5 mg/kg per dag, bij langzame acetyleerders, bij nierfunctiestoornissen, diabetes mellitus, bij ouderen, HIV-geïnfecteerden, alcoholisten en ondervoede kinderen.
De hulpstof propyleenglycol, in de drank, kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol.
Overdosering
Bij intoxicatie is opname in een ziekenhuis geïndiceerd. Na inname van 2–3 g treden toxische verschijnselen op. Inname van 10–15 g door een volwassene is levensbedreigend.
Symptomen
Pupilverwijding, optische hallucinaties, perifere neuropathie, convulsies, coma, ernstige metabole acidose, acetonurie, hyperglykemie.
Therapie
Zo spoedig mogelijk pyridoxine i.v. toedienen in een hoeveelheid die in grammen equivalent is aan de hoeveelheid ingenomen isoniazide. De toedieningssnelheid is 500 mg/min. Bij een onbekende dosis is de pyridoxinedosering bij volwassenen 5 gram; bij kinderen 70 mg/kg (max. 5 gram). Bij aanhoudende convulsies of het optreden van coma pyridoxine elke 5–20 minuten herhalen tot de convulsies uitblijven. De pyridoxinetoediening kan een isoniazide-geïnduceerd coma tegengaan. Bij convulsies en/of bij sterke achteruitgang van de leverfunctie die langer dan 24 uur duurt, ook hemodialyse toepassen, omdat indien niet toegepast de metabolisering van isoniazide sterk afneemt en de T1/2 aanzienlijk kan worden verlengd. Het gebruik van fenytoïne bij convulsies vermijden, o.a. vanwege CYP2C9-remming door isoniazide.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling op toxicologie.org de monografie isoniazide.
Eigenschappen
Tuberculosemiddel. Pyrazinamide werkt bacteriostatisch of bactericide, afhankelijk van de concentratie die wordt bereikt op de infectieplaats en de gevoeligheid van het micro-organisme. Het is alleen werkzaam in een zuur milieu (pH 5–6). Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend. De bactericide werking is afhankelijk van de intrabacteriële omzetting van pyrazinamide in het actieve pyrazinezuur door het enzym pyrazinamidase.
Bij monotherapie treedt resistentie binnen 6–8 weken op.
Het werkingsspectrum is zeer smal.
Gevoelig is: Mycobacterium tuberculosis.
Ongevoelig zijn: Mycobacterium bovis, atypische mycobacteriën (M. fortuitum, M. scrofulaceum, M. xenopi, M. kansasii en M. avium) en andere micro-organismen.
Kinetische gegevens
Resorptie | vrijwel volledig. |
T max | 1–2 uur. |
V d | 0,57–0,84 l/kg. |
Overig | Pyrazinamide wordt uitgebreid verdeeld over de weefsels en passeert de bloed-liquorbarrière. De spiegels in de cerebrospinale vloeistof zijn binnen 5 uur gelijk aan die in het bloedplasma. |
Metabolisering | vnl. in de lever door hydrolyse tot m.n. actief pyrazinezuur en vervolgens tot andere metabolieten. |
Eliminatie | met de urine, vnl. als metabolieten (waarvan 30–40% pyrazinezuur). |
T 1/2el | ca. 10 uur (pyrazinamide), 10–20 uur (pyrazinezuur). Bij verminderde nierfunctie en/of verminderde leverfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Isoniazide is een tuberculostaticum, in hoge doseringen werkt het bactericide. Het werkingsmechanisme is niet geheel bekend, een van de belangrijkste effecten lijkt de remming van de mycolzuursynthese in de celwand van de bacterie. Isoniazide is alleen werkzaam bij delende cellen.
Het werkingsspectrum is smal en omvat alleen mycobacteriën (zowel intra- als extracellulair). Bij monotherapie ontstaat gemakkelijk selectie van resistente mutanten, daarom wordt isoniazide bij de behandeling gecombineerd met andere tuberculostatica. Atypische mycobacteriën zijn doorgaans resistent.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 1–2 uur. |
Overig | isoniazide dringt goed door in lichaamsvochten, weefsels en lichaamsholtes, óók in de liquor cerebrospinalis (ca. 90% van de plasmaconcentratie). |
Metabolisering | in grote mate; in de lever middels acetylering (de snelheid hiervan, het acetyleringsvermogen, is genetisch bepaald) en hydrolyse tot inactieve metabolieten. |
Overig | ca. 50% van de Kaukasische bevolking en Amerikanen van Afrikaanse afkomst zijn langzame acetyleerders (van isoniazide). De meerderheid van de inwoners van Groenland en Arctisch Noord-Amerika en Aziaten met Mongoolse etniciteit, zoals Japanners, Chinezen en Vietnamezen, zijn snelle acetyleerders. |
Eliminatie | met de urine, vnl. als metabolieten (bij kinderen sneller). Hemodialyse en peritoneale dialyse verwijderen isoniazide. |
T 1/2el | ½–1½ uur (snelle acetyleerders), 2–4 uur (langzame acetyleerders). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pyrazinamide hoort bij de groep tuberculosemiddelen.
Groepsinformatie
isoniazide hoort bij de groep tuberculosemiddelen.