Samenstelling
Pariet
Bijlage 2
Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 20 mg
Rabeprazol
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Pantoprazol injectie (als Na-sesquihydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg
Pantoprazol tablet
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 20 mg, 40 mg
Pantoprazol tablet OTC (als Na-sesquihydraat) XGVS OTC Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 20 mg
Pantozol injectie (als Na-sesquihydraat) Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg
Pantozol tablet
Bijlage 2
Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 20 mg, 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Maagklachten: Start bij een (eerste) episode van maagklachten empirisch met medicatie, waarbij de mate van maagzuurremming stapsgewijs wordt opgehoogd. Achtereenvolgens is dit: een antacidum (bij voorkeur algeldraat/magnesiumhydroxide) of mucosaprotectivum (sucralfaat), een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine), een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten). Bouw de protonpompremmer of H2-antagonist na 4 weken gebruik af.
Eradicatie: Behandel door H. pylori veroorzaakte peptische ulcera (bij een ulcus duodeni is geen positieve test nodig) gedurende 7 dagen met de combinatie van een protonpompremmer (bij voorkeur esomeprazol) en twee antibiotica (bij voorkeur amoxicilline en claritromycine). Continueer daarna gedurende 4 weken alleen de protonpompremmer. Als 2 weken na eradicatie bij blijvende klachten de test op H. pylori positief blijft, geef dan gedurende 14 dagen een antibioticakuur met een hogere dosis amoxicilline en met metronidazol i.p.v. claritromycine.
Endoscopische bevindingen: Geef bij een endoscopisch aangetoonde oesofagitis graad A en B een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten) gedurende 8 weken en bouw deze vervolgens af. Bij H. pylori-negatieve ulcera en H. pylori-negatieve erosieve gastritis of bulbitis is de behandelduur 4 weken. Bij oesofagitis graad C en D is het gebruik van een protonpompremmer levenslang.
Afbouwen: Halveer de dosis van de protonpompremmer of H2-antagonist wekelijks tot de halve standaarddosis, staak vervolgens na één week helemaal. Dus bij gebruik van de standaarddosis 1 week de dosering halveren en daarna stoppen. Adviseer bij klachten tijdens of na afbouwen zo nodig gedurende max. drie weken een antacidum of mucosaprotectivum. Geef bij hinderlijke of recidiverende klachten een H2-antagonist en staak deze na één maand; probeer bij klachten uit te komen met een antacidum.
Aan de vergoeding van rabeprazol zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Maagklachten: Start bij een (eerste) episode van maagklachten empirisch met medicatie, waarbij de mate van maagzuurremming stapsgewijs wordt opgehoogd. Achtereenvolgens is dit: een antacidum (bij voorkeur algeldraat/magnesiumhydroxide) of mucosaprotectivum (sucralfaat), een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine), een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten). Bouw de protonpompremmer of H2-antagonist na 4 weken gebruik af.
Maagklachten bij NSAID-gebruik zonder indicatie voor preventie van maagklachten (Zie hiervoor de tekst Maagbescherming): Probeer het NSAID te staken of te vervangen; overweeg een lokale toedieningsvorm. Als dit niet mogelijk is, geef dan bij maagklachten zonder een indicatie voor maagbescherming een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine). Geef bij onvoldoende effect of bij een indicatie voor maagbescherming een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten).
Eradicatie: Behandel door H. pylori veroorzaakte peptische ulcera (bij een ulcus duodeni is geen positieve test nodig) gedurende 7 dagen met de combinatie van een protonpompremmer (bij voorkeur esomeprazol) en twee antibiotica (bij voorkeur amoxicilline en claritromycine). Continueer daarna gedurende 4 weken alleen de protonpompremmer. Als 2 weken na eradicatie bij blijvende klachten de test op H. pylori positief blijft, geef dan gedurende 14 dagen een antibioticakuur met een hogere dosis amoxicilline en met metronidazol i.p.v. claritromycine.
Endoscopische bevindingen: Geef bij een endoscopisch aangetoonde oesofagitis graad A en B een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten) gedurende 8 weken en bouw deze vervolgens af. Bij H. pylori-negatieve ulcera en H. pylori-negatieve erosieve gastritis of bulbitis is de behandelduur 4 weken. Bij oesofagitis graad C en D is het gebruik van een protonpompremmer levenslang.
Afbouwen: Halveer de dosis van de protonpompremmer of H2-antagonist wekelijks tot de halve standaarddosis, staak vervolgens na één week helemaal. Dus bij gebruik van de standaarddosis 1 week de dosering halveren en daarna stoppen. Adviseer bij klachten tijdens of na afbouwen zo nodig gedurende max. drie weken een antacidum of mucosaprotectivum. Geef bij hinderlijke of recidiverende klachten een H2-antagonist en staak deze na één maand; probeer bij klachten uit te komen met een antacidum.
Maagbescherming: Bij gebruik van NSAID’s en laaggedoseerde salicylaten (zonder maagklachten) is preventief maagbescherming geïndiceerd bij patiënten met risicofactoren voor maagschade. Geef als maagbeschermer een protonpompremmer, bij voorkeur omeprazol.
Aan de vergoeding van pantoprazol zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Behandeling van ulcus duodeni;
- Behandeling van ulcus ventriculi;
- Behandeling van reflux-oesofagitis;
- Recidiefprofylaxe van reflux-oesofagitis;
- Behandeling van gastro-oesofagale reflux;
- Eradicatie van H. pylori bij ulcus pepticum, in combinatie met antibiotica;
- Zollinger-Ellisonsyndroom.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Behandeling van ulcus duodeni;
- Behandeling van ulcus ventriculi;
- Behandeling van reflux-oesofagitis en recidiefprofylaxe van reflux-oesofagitis;
- Behandeling van gastro-oesofageale reflux;
- Preventie van ulcera ten gevolge van NSAID's;
- Eradicatie van H. pylori bij ulcus pepticum, in combinatie met antibiotica;
- Zollinger-Ellisonsyndroom en andere aandoeningen die gepaard gaan met pathologische hypersecretie;
- Zelfzorgtablet 20 mg: Alleen kortdurende zelfzorgbehandeling van refluxsymptomen bij volwassenen.
Parenteraal
- Behandeling van ulcus duodeni;
- Behandeling van ulcus ventriculi;
- Reflux-oesofagitis;
- Zollinger-Ellisonsyndroom en andere aandoeningen die gepaard gaan met pathologische hypersecretie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Een langdurige behandeling (vooral > 1 j.) regelmatig beoordelen.
Ulcus duodeni
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 4 weken; zo nodig verlengen met nog 4 weken.
Ulcus ventriculi
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 6 weken; zo nodig verlengen met nog 6 weken.
Reflux-oesofagitis
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 4–8 weken. Onderhoudsdosering ter preventie van recidieven 10-20 mg 1× per dag.
Behandeling van gastro-oesofagale reflux
Volwassenen (incl. ouderen)
10 mg 1×/dag. Indien na 4 weken behandelen geen duidelijke verbetering is opgetreden, is nader onderzoek aangewezen. Nadat de symptomen verdwenen zijn zo nodig 10 mg 1×/dag indien klachten optreden ('on demand').
Eradicatietherapie H. pylori
Volwassenen (incl. ouderen)
gedurende 1 week: 20 mg rabeprazol 2×/dag + claritromycine 500 mg 2×/dag + amoxicilline 1 g 2×/dag.
Zollinger-Ellisonsyndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen begindosering: 60 mg 1×/dag; hierna individueel aanpassen, maximaal 120 mg per dag, de behandeling voortzetten zolang dit klinisch noodzakelijk is. Doseringen > 100 mg per dag in 2 doses toedienen.
Nierfunctiestoornis: geen aanpassing van de dosering nodig.
Leverfunctiestoornis: volgens de fabrikant is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens. Zie voor het doseeradvies van Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina protonpompremmers op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Toediening: De tablet niet kauwen of verpulveren maar in zijn geheel innemen. Bij inname 1× per dag: 's ochtends voor het ontbijt innemen.
Doseringen
Een langdurige behandeling (vooral > 1 jaar) regelmatig beoordelen.
Behandeling van ulcus duodeni
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende 2 weken; zo nodig verlengen met nog 2 weken. Zo nodig 40 mg 2×/dag, met name bij patiënten die niet of onvoldoende reageerden op andere therapieën.
Volwassenen i.v.: 40 mg 1×/dag. Alleen i.v. toedienen indien orale toediening niet geschikt is, gedurende 2–15 minuten; maximaal 7 dagen.
Behandeling van ulcus ventriculi
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende 4 weken; zo nodig verlengen met nog 4 weken. Zo nodig 40 mg 2×/dag, met name bij patiënten die niet of onvoldoende reageerden op andere therapieën.
Volwassenen i.v.: 40 mg 1×/dag. Alleen i.v. toedienen indien orale toediening niet geschikt is, gedurende 2–15 minuten; maximaal 7 dagen.
Behandeling van reflux-oesofagitis
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende 4 weken; zo nodig verlengen met nog 4 weken. Zo nodig 40 mg 2×/dag, met name bij patiënten die niet of onvoldoende reageerden op andere therapieën.
I.v.: 40 mg 1×/dag. Alleen i.v. toedienen indien orale toediening niet geschikt is, gedurende 2–15 minuten; maximaal 7 dagen.
Kinderen > 12 jaar
Oraal: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende 4 weken; zo nodig verlengen met nog 4 weken. Zo nodig 40 mg 2×/dag, met name bij patiënten die niet of onvoldoende reageerden op andere therapieën.
Langdurige behandeling en preventie van recidieven van reflux-oesofagitis
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 12 jaar
Oraal: 20 mg 1×/ dag; bij optreden van een recidief verhogen naar 40 mg 1×/dag totdat genezing is opgetreden, daarna weer 20 mg 1×/dag.
Symptomen van gastro-oesofageale reflux
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 20 mg 1×/dag gedurende 2-4 weken; zo nodig nog 4 weken voortzetten. Vervolgens zo nodig 20 mg 1× per dag indien klachten optreden ('on demand'). Zelfzorg niet langer dan 4 weken toepassen zonder een arts te raadplegen, maar indien na 2 weken geen symptoomverlichting plaatsvindt al na 2 weken een arts raadplegen.
Kinderen > 12 jaar
Geen zelfzorg. Oraal: 20 mg 1×/dag gedurende 2-4 weken; zo nodig nog 4 weken voortzetten. Vervolgens zo nodig 20 mg 1× per dag indien klachten optreden ('on demand').
Preventie van peptische ulcera, geïnduceerd door chronisch gebruik van NSAID's bij risicopatiënten
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 20 mg 1×/dag.
Eradicatie Helicobacter pylori bij ulcus pepticum
Volwassenen (incl. ouderen)
Houd rekening met de lokale richtlijnen in verband met het optreden van resistentie. Oraal: 40 mg 2×/dag in combinatie met (o.a afhankelijk van het resistentiepatroon) twee van de volgende antibiotica: amoxicilline 1000 mg 2×/dag, claritromycine 500 mg 2×/dag, metronidazol 500 mg 2×/dag. De therapieduur bedraagt 7 dagen, zo nodig max. 2 weken. Pantoprazol 40 mg 2×/dag + amoxicilline 1000 mg 2×/dag + claritromycine 500 mg 2×/dag is ook beschikbaar als combinatieverpakking, zie pantoprazol/claritromycine/amoxicilline.
Zollinger-Ellisonsyndroom en pathologische hypersecretie
Volwassenen (incl. ouderen)
oraal of i.v.: aanbevolen dosering 80 mg per dag, hierna individueel aanpassen. Doseringen boven 80 mg per dag in 2 doses toedienen. Een tijdelijke verhoging van de dosering boven 160 mg is mogelijk. De behandeling voortzetten zolang dit klinisch noodzakelijk is. Alleen i.v. toedienen indien orale toediening niet geschikt is, gedurende 2–15 minuten; maximaal 7 dagen.
Pas bij een CYP2C19-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Verminderde leverfunctie: Bij een ernstige leverfunctiestoornis maximaal 20 mg pantoprazol per dag gebruiken en de leverenzymwaarden regelmatig controleren, m.n. tijdens langdurige behandeling; bij stijging van de leverenzymwaarden, de behandeling staken. Niet gebruiken in de combinatietherapie voor H. pylori-eradicatie bij een matig tot ernstig gestoorde leverfunctie, omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld. Zie voor het doseeradvies van Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina protonpompremmers op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Verminderde nierfunctie: Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Niet gebruiken in de combinatietherapie voor H. pylori-eradicatie bij een nierfunctiestoornis.
Bij gelijktijdig gebruik van atazanavir maximaal 20 mg pantoprazol per dag gebruiken en de patiënt klinisch monitoren.
Toediening: De tabletten niet kauwen of fijnmaken maar in hun geheel innemen met water 1 uur voor een maaltijd, bij toepassing 2×/dag de eerste tablet voor het ontbijt, de tweede tablet voor de avondmaaltijd.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): infectie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Hoest, faryngitis, rinitis. Diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, flatulentie, benigne fundic-gland poliepen. (Rug)pijn. Asthenie, op griep gelijkend syndroom.
Soms (0,1-1%): nervositeit. Slaperigheid. Bronchitis, sinusitis. Dyspepsie, droge mond, oprispingen. Huiduitslag, erytheem. Spierpijn, beenkramp, gewrichtspijn, heup-, pols- en wervelkolomfracturen. Urineweginfectie. Pijn op de borst, rillingen, koorts. Stijging van leverenzymwaarden.
Zelden (0,01-0,1%): neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, leukocytose. Acute allergische reacties (zwelling van het gezicht, hypotensie en dyspneu). Anorexie. Depressie. Visusstoornis. Gastritis, stomatitis, smaakstoornis. Hepatitis, geelzucht, hepatische encefalopathie (bij patiënten met onderliggende cirrose). Jeuk, overmatig transpireren, bulleuze reacties. Tubulo-interstitiële nefritis (kan leiden tot nierinsufficiëntie). Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom.
Verder zijn gemeld: subacute cutane lupus erythematodes (SCLE). Microscopische colitis. Hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Verwardheid. Perifeer oedeem. Gynaecomastie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): benigne maagpoliepen. Bij injecties: tromboflebitis op de toedieningsplaats.
Soms (0,1-1%): slaapstoornis. Hoofdpijn, duizeligheid. Diarree, misselijkheid, braken, opgeblazen gevoel, obstipatie, droge mond, buikpijn. Huiduitslag, exantheem, erupties, jeuk. Asthenie, vermoeidheid. Fractuur van heup, pols, wervelkolom. Stijging leverenzymwaarden (transaminasen, γ-GT).
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid (inclusief urticaria, angio-oedeem, anafylactische shock). Hyperlipidemie, gewichtsverandering. (Verergering van) depressie. Visusstoornis. Smaakstoornis. Verhoogde waarden bilirubine. Agranulocytose. Artralgie, myalgie. Gynaecomastie. Verhoogde lichaamstemperatuur, perifeer oedeem.
Zeer zelden (< 0,01%): trombocytopenie, leukopenie, pancytopenie. Desoriëntatie.
Verder zijn gemeld: hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypokaliëmie. Spierspasmen. Hallucinaties, (verergering van) verwardheid. Paresthesie. Hepatocellulaire schade, geelzucht, leverfalen. Subacute cutane lupus erythematosus (SCLE), Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) erythema multiforme, fotosensibilisatie. Tubulo-interstitiële nefritis (mogelijk met nierfalen). Microscopische colitis.
Interacties
Vanwege vermindering van de biologische beschikbaarheid van atazanavir wordt combinatie met atazanavir ontraden.
Door verhoging van de pH in de maag kan de absorptie en werkzaamheid van een aantal stoffen afnemen (cefuroxim, posaconazol, ketoconazol, itraconazol, atazanavir, dasatinib, erlotinib, cyanocobalamine); de combinatie met erlotinib en posaconazol vermijden.
De absorptie van digoxine kan toenemen in combinatie met rabeprazol; zeker bij hoge doses rabeprazol bij ouderen digoxine–spiegels vaker controleren.
Protonpompremmers kunnen in combinatie met (vooral hoge dosering) methotrexaat de spiegels van methotrexaat verhogen en de werkingsduur ervan verlengen; dit kan leiden tot toxische verschijnselen van methotrexaat; overweeg tijdelijk stoppen met de protonpompremmer bij gebruik van hoge doses methotrexaat.
Rabeprazol kan de orale absorptie van vitamine B12 (cyanocobalamine) reduceren als gevolg van hypo- of achloorhydrie.
Interacties
Invloed van andere middelen op pantoprazol:
Pantoprazol is een substraat van CYP2C19. Gelijktijdig gebruik van CYP2C19-remmers (zoals fluvoxamine) kan de plasmaconcentraties van pantoprazol verhogen. Gelijktijdig gebruik van CYP2C19-inductoren (zoals rifampicine en sint-janskruid) kan de plasmaconcentratie van pantoprazol verlagen.
Invloed van pantoprazol op andere middelen:
Vanwege vermindering van de biologische beschikbaarheid van HIV-proteaseremmers (zoals atazanavir) wordt combinatie met deze middelen ontraden. Indien de combinatie onvermijdelijk is, nauwgezet klinisch volgen, een dosering van 20 mg pantoprazol niet overschrijden en eventueel de dosering atazanavir verhogen. Voor zelfzorgmiddelen
Pantoprazol kan de orale absorptie van vitamine B12 (cyanocobalamine) reduceren als gevolg van hypo- of achloorhydrie.
Doordat protonpompremmers de pH in de maag verhogen, kan de absorptie van andere geneesmiddelen toenemen of (bv. van ketoconazol, itraconazol, posaconazol en erlotinib) afnemen. Protonpompremmers kunnen in combinatie met (vooral hoge doseringen) methotrexaat, de spiegels van methotrexaat verhogen en de werkingsduur ervan verlengen, dit kan leiden tot toxische verschijnselen van methotrexaat; overweeg tijdelijk stoppen met de protonpompremmer bij gebruik van hoge doses methotrexaat.
Overige interacties:
Er zijn meldingen van verandering in INR waarde; controle van de protrombine tijd/INR wordt aanbevolen bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten. Volg de magnesiumspiegels bij combinatie van protonpompremmers met digoxine of diuretica.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: protonpompremmers zijn instabiel in het zure milieu van de maag van de zuigeling en zullen waarschijnlijk snel worden afgebroken.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: protonpompremmers zijn instabiel in het zure milieu van de maag van de zuigeling en zullen waarschijnlijk snel worden afgebroken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor gesubstitueerde benzimidazolen (zoals andere protonpompremmers, domperidon, albendazol);
- overgevoeligheid voor soja (tabletten waar lecithine in zit);
- zelfzorgmiddel: gelijktijdig gebruik met HIV-proteaseremmers (zie ook de rubriek Interacties).
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met andere gesubstitueerde benzimidazolen kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten: Bij alarmsymptomen zoals fors onbedoeld gewichtsverlies, veelvuldig braken, dysfagie, hematemese of melena) een maligne aandoening uitsluiten. Rabeprazol kan de symptomen van maag- of slokdarmcarcinoom maskeren.
Subacute cutane lupus erythematodes (SCLE): Protonpompremmers worden geassocieerd met zeer zeldzame gevallen van SCLE. Indien laesies optreden, vooral bij aan zonlicht blootgestelde huid én bij gepaardgaande gewrichtspijn, dient men direct medische hulp te zoeken en te overwegen om de behandeling te staken. Bij SCLE na behandeling met een protonpompremmer kan het risico op SCLE na gebruik van een andere protonpompremmer verhoogd zijn.
Acute tubulo-interstitiële nefritis (TIN): Bij het vermoeden van TIN rabeprazol direct staken en een gepaste behandeling starten. TIN kan zich op elk moment tijdens de behandeling voordoen.
Bacteriële infecties: Protonpompremmers kunnen de kans op gastro-intestinale bacteriële infecties door bijvoorbeeld Salmonella spp., Campylobacter en Clostridioides difficile vergroten.
Hypomagnesiëmie: Bij langdurig gebruik van protonpompremmers kan ernstige hypomagnesiëmie optreden. Wees alert op tekenen van hypomagnesiëmie zoals tetanie, vermoeidheid, delier, convulsies, duizeligheid en ventriculaire aritmieën. Overweeg regelmatige controle van de magnesiumspiegel bij combinatie met digoxine of andere middelen die de magnesiumspiegel kunnen verlagen (zoals diuretica).
Vitamine-B12: Tevens kunnen de waarden van de gastrinespiegel verdubbelen en kan de absorptie van vitamine B12 verminderen als gevolg van hypo- of achloorhydrie. Bij langdurig gebruik is het advies om regelmatig te controleren.
Fracturen: Protonpompremmers vermeerderen mogelijk de kans op fracturen, met name bij ouderen of bij aanwezigheid van andere risicofactoren.
Chromogranine A (CgA): De behandeling met rabeprazol tijdelijk stopzetten gedurende ten minste 5 dagen voor CgA-metingen. Als de CgA- en gastrinespiegel na 5 dagen niet is genormaliseerd, deze 14 dagen na stoppen met rabeprazol opnieuw bepalen.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij ernstig gestoorde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens. Er zijn onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
:Protonpompremmers worden geassocieerd met zeer zeldzame gevallen van subacute cutane lupus erythematodes (SCLE). Indien leasies optreden, vooral bij aan zonlicht blootgestelde huid én bij gepaardgaande gewrichtspijn, dient men direct medische hulp te zoeken en te overwegen om de behandeling te staken. Bij SCLE na behandeling met een protonpompremmer kan het risico op SCLE na gebruik van een andere protonpompremmer verhoogd zijn.
Informeer over symptomen van ernstige huidreacties (SJS, TEN, DRESS, EM) en controleer op het optreden hiervan. Staak de behandeling direct bij het optreden van een ernstige huidreactie. Mogelijk levensbedreigende of fatale huidreacties zijn gemeld.
Pantoprazol kan de symptomen van maagcarcinoom maskeren. Bij alarmsymptomen zoals fors onbedoeld gewichtsverlies, veelvuldig braken, dysfagie, hematemese of melaena) een maligne aandoening uitsluiten.
Bij een ernstig verminderde leverfunctie, de leverenzymwaarden regelmatig controleren, m.n. tijdens langdurige behandeling. Bij stijging van de leverenzymwaarden, de behandeling staken.
Protonpompremmers vermeerderen de kans op gastro-intestinale bacteriële infecties, bijvoorbeeld door Salmonella, Campylobacter en Clostridioides difficile.
Bij langdurig gebruik van protonpompremmers kan ernstige hypomagnesiëmie (en met hypomagnesiëmie geassocieerde hypocalciëmie en hypokaliëmie) optreden. Wees alert op tekenen van hypomagnesiëmie zoals tetanie, vermoeidheid, delier, convulsies, duizeligheid en ventriculaire aritmieën. Overweeg bij (verwacht) langdurig gebruik regelmatige controle van de magnesiumspiegel bij combinatie met digoxine of andere middelen die de magnesiumspiegel kunnen verlagen (zoals diuretica). Bij de meesten verbeterde de hypomagnesiëmie na magnesiumsuppletie en staken van de behandeling met de betreffende protonpompremmer.
Gastrinespiegels kunnen verdubbelen en de absorptie van vitamine B12 kan verminderen als gevolg van hypo- of achloorhydrie. Bij langdurig gebruik is het advies om regelmatig te controleren.
Protonpompremmers vermeerderen mogelijk de kans op botfracturen, met name bij ouderen of bij aanwezigheid van andere risicofactoren.
Gedurende ten minste 5 dagen voor chromogranine A (CgA)-metingen de behandeling met pantoprazol tijdelijk staken; als 5 dagen na stoppen de CgA- en gastrinespiegels niet genormaliseerd zijn, de CgA-meting 14 dagen na stoppen met pantoprazol opnieuw doen.
Er zijn meldingen geweest van vals-positieve resultaten bij enkele urineonderzoeken op tetrahydrocannabinol (THC) bij gebruik van pantoprazol; overweeg een alternatieve methode om positieve resultaten te bevestigen.
Onderzoeksgegevens: Er zijn onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 12 jaar. Vanwege onvoldoende gegevens over veiligheid en werkzaamheid wordt de i.v. toepassing en de toepassing van pantoprazol als zelfzorg niet aanbevolen bij patiënten < 18 jaar.
Overdosering
Zie voor symptomen en/of behandeling de monografie op Vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en/of behandeling de monografie op Vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Gesubstitueerd benzimidazolderivaat. Remt selectief het maagzuurproducerende enzym H+/K+-ATP-ase (de zgn. protonpomp) in de pariëtale cel van de maagmucosa. In de pariëtale cel vindt omzetting plaats in de actieve sulfonamidevorm. Zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie wordt (dosisafhankelijk) geremd. Het effect van protonpompremmers bij de eradicatie van Helicobacter pylori berust waarschijnlijk op een verhoging van de lokale pH, waardoor de effectiviteit van antibiotica toeneemt. Het secretieremmend effect begint binnen 1 uur en houdt maximaal 48 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, in de dunne darm. |
F | ca. 52%, met name vanwege first-pass-effect. |
T max | ca. 3,5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | vrijwel volledig door de lever (via de iso-enzymen CYP3A4 en CYP2C19) tot voornamelijk inactieve metabolieten. |
Eliminatie | ca. 90% als metabolieten met de urine, de rest met de feces. Rabeprazol kan niet makkelijk worden gedialyseerd. |
T 1/2el | ca. 1 uur, verlengd bij gestoorde leverfunctie (tot ca. 12 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gesubstitueerd benzimidazolderivaat. Remt selectief het maagzuurproducerende enzym H+/K+-ATP-ase (de zgn. protonpomp) in de pariëtale cel van de maagmucosa. In de pariëtale cel vindt omzetting plaats in de actieve sulfonamidevorm. Zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie wordt (dosisafhankelijk) geremd. Het secretieremmend effect houdt tot 24 uur aan. Het effect van protonpompremmers bij de eradicatie van Helicobacter pylori berust waarschijnlijk op een verhoging van de lokale pH, waardoor de effectiviteit van antibiotica toeneemt.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en volledig. |
F | ca. 77%. |
T max | ca. 2½ uur. |
V d | 0,15 l/kg |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in de lever, vooral door CYP2C19 en in mindere mate door CYP3A4. |
Eliminatie | 80% als metabolieten met de urine, 20% met de feces. Pantoprazol is niet goed dialyseerbaar. |
T 1/2el | 1 uur, bij gestoorde leverfunctie 7–9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
rabeprazol hoort bij de groep protonpompremmers.
Groepsinformatie
pantoprazol hoort bij de groep protonpompremmers.