Samenstelling
Rabiësvaccin Mérieux
Bijlage 2
Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (gelyofiliseerd)
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 1,0 ml (intramusculair) ten minste 2,5 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam PM/WI 38–1503–3M), verkregen door cultuur op humane diploïde cellen (HDCV). Bevat tevens: albumine en neomycine < 200 microg.
Rabipur XGVS Bavarian Nordic A/S
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 1,0 ml (intramusculair) ten minste 2,5 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam Flury LEP), verkregen door cultuur op embryocellen van kuikens (PCEV). Bevat tevens: kippeneiwitten en sporen van neomycine, chloortetracycline en amfotericine B.
Verorab XGVS Sanofi Pasteur
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 0,5 ml (intramusculair) 3,25 IE en per dosis à 0,1 ml (intradermaal) 0,65 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam PM/WI381503–3M), geproduceerd in Vero-cellen (PVCV). Bevat tevens: polymyxine B, streptomycine en neomycine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vaxneuvance Aanvullende monitoring Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml
Bevat per dosis à 0,5 ml: serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 9V, 14, 18C, 19A, 19F, 22F, 23F, 33F: 2 microg; serotype 6B: 4,0 microg. Is geconjugeerd aan dragereiwit CRM 197 en geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Pre-expositievaccinatie met rabiësvaccin wordt geadviseerd als bescherming tegen onbemerkte blootstelling bij personen die reizen of verblijven in endemische gebieden, afhankelijk van de bestemming, verblijfsomstandigheden en de verblijfsduur in de regio. Ook aan personen die beroepshalve meer kans lopen (bv. dierenartsen) kan vaccinatie met rabiësvaccin worden aangeraden.
Postexpositiebehandeling bestaat uit wondreiniging en -desinfectie, vaccinaties en eventueel toedienen van menselijk anti–rabiësimmunoglobuline (MARIG). Het postexpositievaccinatieschema dat gegeven wordt is afhankelijk van het type blootstelling, vaccinatiestatus en verschilt voor gezonde en immuungecompromitteerde personen.
Overleg met de arts infectiebestrijding van de GGD in de regio over indicatiestelling van postexpositieprofylaxe.
Zie de richtlijn Rabiës van LCI/RIVM.
Aan de vergoeding van rabiësvaccin zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
De richtlijn Pneumokokkenziekte en de factsheet Pneumokokkenvaccinatie op de site van het RIVM informeert over de actieve immunisatie met behulp van een pneumokokkenvaccin.
Indicaties
Actieve immunisatie tegen hondsdolheid
- Pre-expositievaccinatie: in aanmerking komen:
- mensen die beroepsmatig of als vrijwilliger besmet kunnen worden;
- mensen die reizen of verblijven in endemische gebieden, afhankelijk van bestemming, verblijfsomstandigheden en verblijfsduur (zie voor informatie LCR).
- Postexpositievaccinatie: na mogelijke blootstelling aan het rabide dier (zie LCI-richtlijn Rabiës en daar de bijlage 1: Besluitvorming behandeling na blootstelling mogelijk rabide dier en bijlage 2: Postexpositiebeleid bij mogelijke blootstelling).
Indicaties
- Actieve immunisatie tegen invasieve ziekte, pneumonie en acute otitis media veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij kinderen vanaf 6 weken oud.
- Actieve immunisatie tegen invasieve ziekte en pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij volwassenen.
Doseringen
Het transmissierisico van het rabiësvirus bij een incident met een mogelijk rabide dier is afhankelijk van de diersoort, de hoeveelheid speeksel die bij het incident is overgedragen en de aard van de verwonding. In het algemeen is postexpositieprofylaxe (PEP) geïndiceerd na type II en type III blootstelling. Bij type I blootstelling en een onbetrouwbare anamnese wordt altijd tot behandeling overgegaan. Bij kinderen < 15 j. wordt de anamnese altijd als onbetrouwbaar beschouwd, tenzij er een betrouwbare heteroanamnese is. PEP bestaat uit wondverzorging en -desinfectie, vaccinaties en eventueel toedienen van rabiësimmunoglobuline. Het vaccinatieschema dat gegeven wordt is afhankelijk van het type blootstelling, vaccinatiestatus en verschilt voor gezonde en immuungecompromitteerde personen. Altijd de wond zorgvuldig en grondig reinigen en overvloedig spoelen met lauwwarm water en zeep gedurende 15 minuten, en vervolgens, indien mogelijk, desinfectie met alcohol 70%. Wond niet direct hechten. Overweeg profylaxe tegen microbiële infectie en tetanusvaccinatie.
Zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 1: Besluitvorming behandeling na blootstelling mogelijk rabide dier, en bijlage 2: Postexpositiebeleid bij mogelijke blootstelling. Overleg met arts infectiebestrijding van de GGD in de regio.
Pre-expositievaccinatie (Rabiësvaccin Mérieux, Rabipur)
Volwassenen en kinderen
Volgens LCI richtlijn: intramusculair 1 ml op dag 0 en 7 (WHO-schema 2018). Voor kinderen < 1 jaar, personen met een immuunstoornis of personen die zeer frequent en veelal onbemerkt blootgesteld worden aan het klassiek rabiësvirus, 3 doses: i.m. 1 ml op dag 0, 7 en 21–28. Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuizen) wordt een apart schema gebruikt, zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers.
Revaccinatie: voor personen met een immuunstoornis of personen die zeer frequent en veelal onbemerkt blootgesteld worden aan het klassiek rabiësvirus, revaccineren indien de titer < 0,5 IU/ml is gedaald. Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuisverzorgers) geldt een specifiek stroomschema; zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers. Voor reizigers is revaccinatie doorgaans niet nodig.
Postexpositievaccinatie (Rabiësvaccin Mérieux, Rabipur)
Volwassenen en kinderen
Behandeling gevaccineerden: intramusculair 1 ml op dag 0 en dag 3 (2 vaccinaties).
Behandeling niet (volledig) gevaccineerd: i.m. 1 ml op dag 0, 3, 7, 14–28 (4 vaccinaties, WHO-Essenschema) óf 2×1 ml op dag 0, 1×1 ml op dag 7 en 1×1 ml op dag 21 (4 vaccinaties, WHO-Zagrebschema), waar nodig gecombineerd met passieve immunisatie (anti-rabiës-immunoglobuline; MARIG) op dag 0. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 3: Praktische informatie over MARIG en rabiësvaccin.
Behandeling immuungecompromitteerde personen: bij volledige vaccinatie in immunocompetente periode 1 ml op dag 0 en 3 (2 vaccinaties) én MARIG op dag 0. Als de vroegere vaccinaties niet tijdens immunocompetente periode zijn geweest of niet volledig zijn: 1 ml op dag 0, 3, 7, 14 en 28 (5 vaccinaties, Essenschema immuungecompromitteerden) én MARIG op dag 0. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Overweeg titerbepaling van virusneutraliserende antistoffen als er een eerdere volledige vaccinatie is geweest. Indien reeds begonnen is met het Zagrebschema is het advies om dit om te zetten naar het Essenschema voor immuungecompromitteerden (dag 0, 3, 7, 14 en 28). Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 2.
Pre-expositieprofylaxe (Verorab)
Volwassenen en kinderen
Volgens de fabrikant intramusculair 0,5 ml/dosis: drie doses-schema met 1 dosis op dag 0, dag 7 en 21-28. Een weekschema is ook mogelijk met 1 dosis op dag 0 en dag 7. Overweeg een revaccinatie met 1 dosis op basis van het risico op blootstelling en van serologietesten om de aanwezigheid te detecteren van rabiësvirus-neutraliserende antilichamen (≥ 0,5 IE/ml). Bij immuungecompromitteerde personen het drie doses-schema gebruiken en 2 tot 4 weken na vaccinatie een bloedtest uitvoeren om vast te stellen of een extra dosis nodig is.
Intradermaal 0,1 ml/dosis: bij immunocompetente personen: 2 doses op dag 0 en dag 7 (4 vaccinaties). Overweeg een revaccinatie met 1 dosis op basis van het risico op blootstelling en van serologietesten om de aanwezigheid te detecteren van rabiësvirus-neutraliserende antilichamen (≥ 0,5 IE/ml).
Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuisverzorgers) geldt een specifiek stroomschema; zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers. Voor reizigers is revaccinatie doorgaans niet nodig.
Postexpositie profylaxe (Verorab)
Volwassenen en kinderen
Intramusculair 0,5 ml/dosis Behandeling gevaccineerden: 1 dosis op dag 0 en dag 3 (2 vaccinaties). Als alternatief kunnen 4 doses à 0,1 ml intradermaal worden gegeven op 4 afzonderlijke plaatsen op dag 0. Het geven van immunoglobulinen tegen rabiës is niet geïndiceerd.
Behandeling niet (volledig) gevaccineerde en immuungecompromitteerde personen: 1 dosis op dag 0, 3, 7, 14 en 28 (5 vaccinaties Essenschema) óf 2 doses op dag 0, 1 dosis op dag 7 en 1 dosis op dag 21 (4 vaccinaties Zagrebschema). Bij niet-gevaccineerde personen MARIG toedienen op dag 0 bij type III blootstelling; bij immuungecompromitteerde personen bij type II en III blootstelling. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven.
Intradermaal 0,1 ml/dosis: Behandeling gevaccineerden: 1 dosis op dag 0 en 3 (2 vaccinaties). Als alternatief kunnen 4 doses à 0,1 ml intradermaal worden gegeven op 4 afzonderlijke plaatsen op dag 0. Het geven van immunoglobulinen tegen rabiës is niet geïndiceerd.
Behandeling niet (volledig) gevaccineerde en immuungecompromitteerde personen: 2 doses op dag 0, 3, 7 en dag 28 (8 vaccinaties schema Rode Kruis Thailand TRC); óf 2 doses op dag 0, 3 en 7 ( 6 vaccinaties schema Instituut Pasteur Cambodja) óf 4 doses op dag 0, 3 en 7 (12 vaccinaties schema 4 plaatsen 1-wekelijks). Bij niet-gevaccineerde personen MARIG toedienen op dag 0 bij type III blootstelling; bij immuungecompromitteerde personen bij type II en III blootstelling. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 3: MARIG en rabiësvaccinatie.
Het wordt aangeraden om bij basisvaccinatie zo mogelijk gebruik te maken van één type celcultuurvaccin.
Toediening
- Intramusculair: toedienen in de deltaspier, of bij kleine kinderen in het anterolaterale deel van het bovenbeen. Bij 2 doses op 1 dag: contralateraal geven.
- Intradermaal: toedienen in bovenarm of onderarm. Bij 2 doses op 1 dag: zo mogelijk contralateraal geven.
- MARIG niet intraveneus toedienen; het kan anafylactische reacties of shock geven bij mensen met een (onbekende) IgA- deficiëntie en/of anti-IgA-antilichamen in de circulatie. Het immunoglobuline afzonderlijk toedienen; zoveel mogelijk van de aanbevolen dosis zo diep mogelijk in én rondom alle wonden injecteren. Bij vragen of bestellen van MARIG contact opnemen met de afdeling infectiebestrijding van de plaatselijke GGD in de regio.
Doseringen
Actieve immunisatie
Kinderen 6 weken tot 2 jaar (standaard vaccinatie)
Primaire serie 2 doses+booster: i.m. 3 doses (0,5 ml) waarvan de eerste dosis op de leeftijd van 6-12 weken en de tweede dosis 8 weken later. De derde (booster)dosis op de leeftijd van 11-15 maanden.
Primaire serie 3 doses + booster: i.m. 4 doses (0,5ml) waarvan de eerste dosis op de leeftijd van 6-12 weken, de tweede en de derde dosis met een interval van 4-8 weken. De vierde (booster) dosis op de leeftijd van 11-15 maanden en minimaal 2 maanden na de derde dosis.
Te vroeggeboren zuigelingen (< 37 weken): het vaccinatieschema is hetzelfde als de primaire serie 3 doses + booster: i.m. 4 doses (0,5ml) waarvan de eerste dosis op de leeftijd van 6-12 weken, de tweede en de derde dosis met een interval van 4-8 weken. De vierde (booster) dosis op de leeftijd van 11-15 maanden en minimaal 2 maanden na de derde dosis.
Eerdere vaccinatie met een pneumokokkenconjugaatvaccin: overschakelen is op elk moment binnen het schema mogelijk.
Kinderen 7 maanden tot 18 jaar (inhaalvaccinatie)
Zuigelingen 7 maanden tot 12 maanden: i.m. 3 doses (0,5ml), waarvan de eerste 2 doses met een interval van ten minste 4 weken. De derde (booster)dosis na de leeftijd van 12 maanden en het interval met de tweede dosis is minimaal 2 maanden.
Kinderen van 12 maanden tot 2 jaar: i.m. 2 doses (0,5ml), met een interval van 2 maanden.
Kinderen van 2 tot 18 jaar: i m. 1 dosis (0,5ml). Als eerder een pneumokokkenconjugaatvaccin is toegediend, interval van minimaal 2 maanden aanhouden.
Volwassenen
i.m. 1 dosis (0,5 ml); de noodzaak van een boostervaccinatie is niet vastgesteld.
Toediening
- De vaccinatie toedienen door middel van een i.m.-injectie, bij voorkeur in het anterolaterale deel van het bovenbeen bij baby's of de deltaspier in de bovenarm bij kinderen en volwassenen. Niet intravasculair toedienen.
- Wees voorzichtig bij mensen met trombocytopenie, bloedstollingsstoornissen (zoals hemofilie) of mensen die met anticoagulantia worden behandeld; overweeg s.c. toedienen als het voordeel opweegt tegen het risico.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): injectieplaatsreacties (zoals pijn, verharding, hematoom), malaise, vermoeidheid, asthenie, koorts. Hoofdpijn, duizeligheid. Huiduitslag. Lymfadenopathie. Misselijkheid. Myalgie. Bij kleine kinderen slaperigheid, prikkelbaarheid en ontroostbaar huilen.
Vaak (1-10%): Verminderde eetlust. Allergische reacties zoals urticaria, jeuk, dyspneu, piepende ademhaling. Rillingen. Braken, diarree, buikpijn. Gewrichtspijn.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid. Paresthesie. Hyperhidrose.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie (waaronder anafylactische shock), angio-oedeem. Encefalitis, Guillain-Barrésyndroom, (pre)syncope. Vertigo.
Gemeld zijn: vasculitis. Convulsies, neuritis, onrust, concentratiestoornissen, emotionele labiliteit, oedeem, op serumziekte lijkende reacties, plots gehoorverlies
Bijwerkingen
Kinderen 6 weken - 2 jaar
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust. Prikkelbaarheid. Slaperigheid. Pyrexie (38°-39°C). Pijn, zwelling, verharding en erytheem op injectieplaats.
Vaak (1-10%): urticaria. Huiduitslag. Roodheid. Braken. Pyrexie (≥ 40°C). Hematoom op injectieplaats.
Soms (0,1-1%): urticaria op injectieplaats.
Kinderen 2 - 18 jaar
Zeer vaak (> 10%): pijn, zwelling en erytheem op injectieplaats. Vermoeidheid. Hoofdpijn. Spierpijn.
Vaak (1-10%): verminderde eetlust. Prikkelbaarheid. Slaperigheid. Urticaria. Nausea. Pyrexie (≥ 38°C). Verharding, hematoom op injectieplaats.
Soms (0,1-1%): braken.
Gemeld is: huiduitslag (2 voorvallen bij sikkelcelziekte en HIV-populatie).
Volwassenen
Zeer vaak (> 10%): pijn, zwelling en erytheem op injectieplaats. Vermoeidheid. Hoofdpijn. Spierpijn.
Vaak (1-10%): jeuk op de injectieplaats. Artralgie.
Soms (0,1-1%): warmte, hematoom op injectieplaats. Koude rillingen, pyrexie (≥ 38°C). Misselijkheid, braken. Huiduitslag. Duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreactie waaronder urticaria, tongoedeem, overmatig blozen, opgezette keel.
Interacties
Corticosteroïden en immunosuppressieve middelen kunnen het effect van de vaccinatie nadelig beïnvloeden; controleer zo nodig de serologische respons.
Indien gelijktijdige vaccinatie van één of meerdere andere vaccins noodzakelijk is, deze in twee verschillende delen van het lichaam toedienen, bij voorkeur in contralaterale ledematen. Bij eventuele toediening van rabiësimmunoglobuline als aanvulling op vaccin, deze ver van de vaccinatieplaats toedienen.
Interacties
Bij combinatie met immunosuppressieve therapie wordt mogelijk geen adequate respons op de vaccinatie bereikt.
Gebruik van koortsverlagende middelen bij baby's, tegelijk of op de dezelfde dag als de vaccinatie kan de immuunrespons verlagen. Dit was niet bij de boosterdosis na 12 maanden. De klinische significantie hiervan is onbekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gezien de ernst van de ziekte vormt zwangerschap geen contra-indicatie bij post-expositie–gebruik. Bij pre–expositie–gebruik alleen op strikte indicatie toepassen.
Zwangerschap
Antistoffen kunnen de placenta passeren.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens. De beschikbare gegevens over de toediening van vaccins met geïnactiveerde micro-organismen of delen daarvan wijzen niet op een groter risico op aangeboren afwijkingen of andere nadelige effecten.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten bekend.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
Pre-expositie
- vaccinatie uitstellen bij acute infectieziekte met koorts.
Postexpositie
- vanwege een mogelijk fataal beloop van klinische rabiës is er géén contra-indicatie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor difterietoxoïd.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij postexpositieprofylaxe kan naast het vaccin ook menselijk anti-rabiës-immunoglobuline (MARIG) geïndiceerd zijn. . Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 3: Praktische informatie over MARIG en rabiësvaccin.
Voor immuungecompromitteerde of onvolledig gevaccineerde personen kunnen de vaccinatieschema's afwijken, zie de Bijlage 2: Postexpositievaccinatieschema bij mogelijke blootstelling van de LCI-richtlijn Rabiës. Voor HIV-positieve mensen is een specifiek PEP beleid vastgesteld; wanneer is zo'n persoon immuungecompromitteerd en dient het bijbehorende schema te worden gebruikt. Zie hiervoor ook de LCI-richtlijn.
Hulpstof: Fenylalanine, in Verorab, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
Waarschuwingen en voorzorgen
Stel vaccinatie uit bij acute hoge koorts of een acute infectie; dit hoeft niet bij een lichte infectie of lichte verhoging.
Bij een verzwakt immuunsysteem door behandeling met immunosuppressieve middelen, een genetische afwijking, een HIV-infectie of andere oorzaken kan een verminderde antilichaamrespons optreden.
Wees voorzichtig bij gebruik van antistollingsmiddelen, trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen in verband met de kans op hematoomvorming.
Overweeg ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur bij de toediening van de primaire immunisatieserie aan zeer vroeg geboren kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap), vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie echter niet onthouden of uitstellen.
Gegevens over veiligheid en immunogeniciteit zijn beschikbaar bij mensen met HIV, mensen met sikkelcelziekte of mensen die een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) hebben gekregen. Deze zijn niet beschikbaar bij mensen in andere specifieke immuungecompromitteerde groepen. Vaccinatie moet dan per individueel geval worden beoordeeld.
Eigenschappen
Specifiek immuniserende werking tegen rabiës. Induceert stimulatie van lymfocyten en antilichaam-uitscheidende plasmocyten, resulterend in de productie van rabiësvirus-neutraliserende antilichamen (RVNA's). Bij bijna alle mensen met een normaal immuunsysteem treedt seroconversie op. Een serumantistoftiter > 0,5 IE/ml wordt als beschermend beschouwd en wordt na 14 dagen bij bijna 100% van de personen bereikt.
Eigenschappen
Pneumokokkenconjugaatvaccin (PCV), bevat kapselpolysacchariden van vijftien Streptococcus pneumoniae-serotypen (15-valent). Het wekt een T-celafhankelijke immuunrespons op om antilichamen te induceren die zorgen voor betere opsonisatie, fagocytose en vernietiging van pneumokokken om te beschermen tegen pneumokokkenziekte.
Groepsinformatie
rabiësvaccin hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Engerix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Fendrix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (15-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tetanusvaccin (J07AM01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk
Groepsinformatie
pneumokokkenvaccin (15-valent) hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Engerix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Fendrix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rabiësvaccin (J07BG01) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tetanusvaccin (J07AM01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk