Samenstelling
Veklury XGVS Aanvullende monitoring Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
Na reconstitutie is de concentratie 5 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aciclovir infusie (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 20 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 mg, 500 mg
Aciclovir tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg, 800 mg
Zovirax suspensie GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 125 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of (zeer) ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een (zeer) ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gegeven).
Remdesivir wordt ontraden als standaardbehandeling van opgenomen COVID-19-patiënten, omdat het waarschijnlijk geen effect heeft op harde eindpunten en er wel kans is op bijwerkingen.
Advies
Een cutane herpesinfectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Doorgaans kan volstaan worden met lokale behandeling met een indifferent middel met zinkoxide of zinksulfaat (eventueel met lidocaïne). Geef bij pijn paracetamol. Start bij acute herpes zoster neuralgie laagdrempelig met amitriptyline (bij ouderen nortriptyline). Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt bij de herpesinfecties alleen in bepaalde situaties in aanmerking. Gezien het gebruiksgemak en de kosten gaat de voorkeur in het algemeen uit naar valaciclovir. De antivirale behandeling is slechts zinvol wanneer gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuungecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan 2 weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling. Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon (valaciclovir of aciclovir).
De i.v.-toepassing van aciclovir is vooral aangewezen bij verminderde immuunrespons, bij ernstige recidiverende Herpes zoster-infecties en bij Herpes simplex-encefalitis.
Voor aciclovir is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
Behandeling van 'coronavirus disease 2019' (COVID-19) bij:
- volwassenen en kinderen vanaf 4 weken oud, die minstens 3 kg wegen, met pneumonie die zuurstofsuppletie nodig hebben (zuurstoftoediening met lage of hoge flow, of andere niet-invasieve beademing bij het begin van de behandeling);
- volwassenen en kinderen die minstens 40 kg wegen, die (nog) geen zuurstofsuppletie nodig hebben maar die wel een verhoogd risico hebben op progressie naar ernstige COVID-19.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Behandeling van Herpes simplex-virusinfecties van huid en slijmvliezen, waaronder initiële en recidiverende herpes genitalis;
- Profylaxe van (frequent) recidiverende Herpes-simplex-infecties bij immuuncompetente patiënten;
- Profylaxe van Herpes simplex-infecties bij immuungecompromitteerde patiënten (bv. na beenmerg- en orgaantransplantaties en bij remissie-inductiekuren voor acute leukemie);
- Behandeling van infecties van huid en slijmvliezen veroorzaakt door het Varicella zoster-virus, zoals gordelroos (incl. herpes zoster ophthalmicus), met name als een ernstig beloop kan worden verwacht.
Intraveneus
- Profylaxe en behandeling van Herpes simplex-infecties bij een verminderde immuunrespons;
- Behandeling van: primaire en recidiverende Varicella zoster-infecties bij een verminderde immuunrespons, gordelroos bij een adequate immuunrespons wanneer een ernstig verloop van de ziekte te verwachten is;
- Behandeling van: ernstige initiële herpes genitalis, van herpes encefalitis en van Herpes simplex-infecties bij pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden (herpes neonatorum).
Gerelateerde informatie
Doseringen
COVID-19, waarbij zuurstofsuppletie nodig is
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
I.v.-infusie: Oplaaddosis van 200 mg op dag 1, en vanaf dag 2: 100 mg 1×/dag. Behandelduur: volgens de fabrikant ten minste 5 en maximaal 10 dagen.
Kinderen vanaf 4 weken oud met een lichaamsgewicht 3–40 kg
I.v.-infusie: Oplaaddosis van 5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, vanaf dag 2: 2,5 mg/kg 1×/dag. Behandelduur: volgens de fabrikant maximaal 10 dagen.
COVID-19, (nog) zonder zuurstofsuppletie maar met verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
I.v.-infusie: Start zo snel mogelijk, in elk geval binnen 7 dagen na aanvang van de symptomen. Oplaaddosis van 200 mg op dag 1, en op dag 2 en 3: 100 mg 1×/dag.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Kan worden toegediend zonder dosisaanpassing, ook bij patiënten die dialyse ondergaan. Voor de timing van toediening hoeft geen rekening gehouden te worden met dialyse. Zie ook rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen, achter Nierfunctie.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte, matige of ernstige leverfunctiestoornis. De veiligheidsgegevens bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15) zijn echter beperkt en alleen gebaseerd op toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg.
Toediening
- Toedienen middels intraveneuze infusie gedurende 30–120 minuten.
- Overweeg de max. infusietijd van 120 minuten om overgevoeligheidsreacties mogelijk te voorkomen.
- Niet toedienen als i.m.-injectie.
- Voor informatie over de reconstitutie, verdunning en infusiesnelheid, zie rubriek 4.2 (tabel 3) en 6.6 van de Veklury® epar (officiële productinformatie) via ema.europa.eu.
Doseringen
Om kristalvorming in de nieren te voorkómen zorgen voor goede hydratie, vooral bij oudere patiënten die intraveneus en/of met hoge doses aciclovir worden behandeld; bepaal ook vooraf de creatinineklaring.
Let op: de i.v.-dosering is sterk afhankelijk van de nierfunctie.
Behandeling Herpes simplex-infecties (waaronder initiële en recidiverende herpes genitalis)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 2 jaar
Oraal: Volgens de fabrikant: 200 mg 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosis komt te vervallen, gedurende 5 dagen. Bij een ernstige initiële infectie kan een langere behandelduur noodzakelijk zijn. De eerste dosis zo spoedig mogelijk na het begin van de infectie toedienen, bij een recidief gedurende de prodromale periode of zodra de laesies optreden. Bij ernstig immuungecompromitteerden (bv. na beenmergtransplantatie) of bij een verminderde absorptie in de darmen kan de keerdosis verdubbeld worden naar 400 mg, of overweeg intraveneuze toediening.
Oraal: Volgens de Multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdaagbare Aandoeningen (juli 2024, sectie C4.9.3) bij zwangeren: Behandeling bij een primaire anogenitale HSV-infectie met 400 mg 3×/dag, gedurende 5 dagen, en overweeg in de laatste 4 weken van de zwangerschap eveneens te behandelen met 400 mg 3×/dag. Voor het beleid rondom de partus daarbij, zie sectie C4.9.3 van de richtlijn. Bij een recidiverende anogenitale HSV-infectie: in principe geen antivirale behandeling (tenzij de vrouw ook HIV+ is), overweeg in de laatste 4 weken van de zwangerschap wel suppressieve therapie met 400 mg 3×/dag. Bij een recidiverende anogenitale HSV-infectie én gebroken vliezen < 34 weken amenorroeduur eveneens behandelen met 400 mg 3×/dag gedurende 5 dagen. Bij HIV + anogenitale HSV-infectie bij zwangerschap: bij een primaire infectie behandeling zoals hiervoor genoemd; bij een recidiverende infectie: overweeg suppressieve behandeling vanaf 32 weken amenorroeduur met 400 mg 3×/dag.
I.v.-infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen.
Kinderen < 2 jaar
Oraal: 100 mg (2,5 ml suspensie) 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosis komt te vervallen, gedurende 5 dagen. Bij een ernstige initiële infectie kan een langduriger therapie noodzakelijk zijn. De eerste dosis zo spoedig mogelijk na het begin van de infectie toedienen. Voor de behandeling van herpes neonatorum wordt infusie geadviseerd, zie het voorschrift onder die indicatie hieronder.
Kinderen 3 maanden – 12 jaar
I.v.-infusie (bij ernstige vormen): 250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen; volgens het Kinderformularium van het NKFK: gedurende 10 dagen.
Pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden (congenitale HSV-infectie; herpes neonatorum)
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 21 dagen bij een verspreid ziektebeeld en infectie van het CZS, of gedurende 14 dagen wanneer het ziektebeeld beperkt is tot de huid en slijmvliezen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK (bij a terme neonaten tot 3 mnd.): 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses. Bij aantasting van alléén de huid, ogen en mond: gedurende 14 dagen; bij uitgebreide infectie en/of betrokkenheid van het CZS: gedurende 21 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses. Bij aantasting van alléén de huid, ogen en mond: gedurende 14 dagen; bij uitgebreide infectie en/of betrokkenheid van het CZS: gedurende 21 dagen.
Herpes simplex-encefalitis
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 10 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 10 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK tot 18 jaar: 1500 mg/m² lichaamsoppervlak/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 14–21 dagen.
Kinderen 3 maanden – 12 jaar
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 500 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, gedurende 10 dagen. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: de hiervoor genoemde dosis gedurende 14–21 dagen.
A terme pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag, verdeeld over 4 doses, gedurende 14–21 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag, verdeeld over 3 doses, gedurende 14–21 dagen.
Profylaxe van (regelmatig) recidiverende herpes simplex infecties (waaronder herpes genitalis en labialis) bij immuuncompetente patiënten
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 400 mg 2×/dag iedere 12 uur óf 200 mg 4×/dag iedere 6 uur. Een dosisverlaging tot 200 mg 3×/dag (iedere 8 uur) of zelfs 2×/dag (iedere 12 uur) kán nog doeltreffend zijn. Bij sommige patiënten kunnen echter toch doorbraakinfecties optreden, zelfs ondanks een totale dagdosis van 800 mg. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt. Bij langdurige behandeling verdient het aanbeveling de behandeling na een aantal maanden (bv. 6–12 mnd.) te onderbreken om mogelijke veranderingen in het natuurlijk beloop van de infectie te kunnen waarnemen.
Oraal: Volgens de NHG-behandelrichtlijn Koortslip (herpes labialis) (2017) op p. 5: 400 mg 2×/dag gedurende 3–4 maanden, alléén toepassen bij zeer frequente (meermaals per maand) en hinderlijke of uitgebreide recidieven, in overleg met de patiënt en na uitleg over de bijwerkingen. De omvang van het effect is beperkt, het is niet bekend of het aanhoudt na het staken van de preventieve behandeling.
Profylaxe van Herpes simplex-infecties bij immuungecompromitteerden
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar
Oraal: 200 mg 4×/dag iedere 6 uur. Zo nodig de dosis verdubbelen tot 400 mg 4×/dag iedere 6 uur bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten (bv. na beenmergtransplantatie) of bij een verminderde absorptie in de darmen, of overweeg bij hen intraveneuze toediening. De profylaxe dient te beginnen op het moment dat de immuunstatus wordt verlaagd. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt.
Kinderen < 2 jaar
Oraal: 100 mg (2,5 ml suspensie) 4×/dag iedere 6 uur. De profylaxe starten op het moment dat de immuunstatus wordt verlaagd. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt.
Behandeling van Varicella zoster-infecties (zoals gordelroos)
Volwassenen
Oraal: 800 mg 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosering komt te vervallen, gedurende 7 dagen (bij herpes ophthalmicus 10 dagen); de eerste dosis zo spoedig mogelijk, liefst binnen 48 uur, na het begin van de eerste huidverschijnselen toedienen. Bij een herpes zoster van het hoofd-halsgebied (boven het sleutelbeen) zoals een herpes zoster ophthalmicus en herpes zoster oticus ook meer dan 72 uur na het verschijnen van de huiduitslag nog met de behandeling beginnen met oog op het voorkómen van oogcomplicaties. Zie voor aanvullende informatie de rubriek Advies.
Bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten of bij verminderde absorptie uit de darm verdient i.v.-toediening via infusie de voorkeur.
I.v.-infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen; bij immuungecompromitteerde patiënten 10 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Kinderen vanaf 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant vanaf 3 maanden tot 12 jaar (en normale nierfunctie): 250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, bij immuungecompromitteerde patiënten 500 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur gedurende 5–7 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 3 maanden tot 12 jaar met een normale immuunrespons en met een recidiverende infectie: 750 mg/m² lichaamsoppervlak/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 10 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 12–18 jaar met een normale immuunrespons en met een recidiverende infectie: 15 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 5 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 3 maanden tot 18 jaar bij immuungecompromitteerde status: 1500 mg/m²/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 7 dagen.
A terme pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij immuungecompromitteerde status: 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, gedurende 7 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij immuungecompromitteerde status: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 7 dagen.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Verminderde nierfunctie
Na een normale oplaaddosis gelden de volgende onderhoudsdoseringen:
- Oraal: Volwassenen:
- profylaxe en behandeling van Herpes simplex (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- creatinineklaring < 10 ml/min: 200 mg iedere 12 uur.
- behandeling van Varicella zoster (bv. gordelroos) (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- creatinineklaring 10–25 ml/min: 800 mg iedere 8 uur;
- creatinineklaring < 10 ml/min: 800 mg iedere 12 uur.
- Bij hemodialyse: volgens de fabrikant een extra dosis toedienen na iedere dialyse.
- profylaxe en behandeling van Herpes simplex (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- I.v.-infusie: Volwassenen en kinderen:
- volgens de fabrikant: creatinineklaring 0–10 ml/min, bij hemodialyse of bij continue ambulante peritoneaaldialyse (CAPD): de aanbevolen dosering halveren en iedere 24 uur toedienen, in geval van hemodialyse direct na de dialyse toedienen;
- bij een creatinineklaring van 10–25 ml/min, en bij CVVH: de aanbevolen dosering iedere 24 uur toedienen;
- creatinineklaring 25–50 ml/min: de aanbevolen dosering iedere 12 uur toedienen.
Obesitas: Bij obese patiënten die intraveneus aciclovir krijgen op basis van hun werkelijke lichaamsgewicht, kunnen verhoogde plasmaconcentraties worden gemeten. Bij hen moet daarom een dosisverlaging overwogen worden als ze een verminderde nierfunctie en/of een hogere leeftijd hebben. Bij doseren op basis van het ideale lichaamsgewicht waren in een onderzoek bij 7 morbide obese patiënten de piekconcentraties ca. 29% lager dan bij patiënten met een normaal lichaamsgewicht die een dosis kregen op basis van het totale lichaamsgewicht. De gevolgen van de lagere piekconcentraties voor de werkzaamheid zijn onbekend.
Toediening
- Dispergeerbare tabletten: deze kunnen geheel worden ingenomen met ruim water of vóór inname tot oplossing worden gebracht in water.
- Suspensie: voor gebruik goed schudden. De suspensie niet verdunnen.
- Intraveneuze infusie toedienen over een periode van 1 uur, in combinatie met adequate hydratie. Niet toedienen als snelle - of bolusinjectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verhoogde transaminasewaarden, verlengde protrombinetijd.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Huiduitslag.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties, incl. infusiegerelateerde reacties. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie (incl. anafylactische shock). Sinusbradycardie (gewoonlijk genormaliseerd binnen 4 dagen na de laatste toediening en zonder extra medisch ingrijpen). Hoesten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Vermoeidheid, koorts. Huiduitslag (incl. fotosensibilisatie), jeuk.
Soms (0,1-1%): urticaria, toename van diffuse haaruitval.
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, anafylaxie. Dyspneu. Reversibele stijging van bilirubine- en leverenzymwaarden. Verhoging van ureum en creatinine in het bloed.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, encefalopathie, coma, tremor, ataxie, dysartrie, slaperigheid. Agitatie, verwardheid, hallucinaties, psychose. Hepatitis, geelzucht. Acuut nierfalen, pijn in nierloges. Anemie, leukopenie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: myoklonieën, lethargie, asterixis, hemi-paresthesie.
Na i.v.-toediening komen ook voor: hypotensie. Diaforese. Snelle stijging van ureum- en creatininespiegels in het bloed (vooral bij dehydratie, slechte nierfunctie en/of te snelle infusie), waarschijnlijk door precipitatie van aciclovirkristallen in de niertubuli en in zeldzame gevallen leidend tot acuut nierfalen. Ernstige lokale ontstekingen en tromboflebitis op de injectieplaats, bij extravasatie leidend tot ulceraties.
Bij neonaten: let op neutropenie (bij ca. 20%; gaat meestal vanzelf over tijdens gebruik of na het staken) en vermindering van de nierfunctie (nefrotoxisch bij ca. 6%).
Interacties
In vitro is remdesivir substraat voor de volgende enzymen: plasma- en weefsel-esterasen, CYP3A4 en de transporteiwitten organisch anion-transporterend polypeptide 1B1 (OATP1B1) en P-glycoproteïne (Pgp), één van de metabolieten is substraat voor OATP1B1 en -1B3. Interacties met remmers van OAT1B1/1B3 en/of met sterke inductoren van CYP3A4 en/of Pgp worden niet verwacht.
Remdesivir is geen klinisch relevante remmer van CYP3A4, OATP1B1 en -1B3. In vitro is remdesivir een remmer van UGT1A1, MATE1, OAT3, OCT1; er worden echter geen klinisch significante interacties met substraten van deze enzymen/transporters verwacht.
Remdesivir is geen klinisch relevante inductor van CYP3A4. In vitro induceert remdesivir CYP1A2, er wordt echter geen klinisch significante interactie verwacht bij gelijktijdige toediening met substraten van dit enzym.
Gelijktijdig gebruik met (hydroxy)chloroquine wordt niet aanbevolen op basis van in vitro gegevens, waaruit een antagonistisch effect van chloroquine op de intracellulaire metabole activering en antivirale effectiviteit van remdesivir blijkt. Toenemende concentraties van chloroquinefosfaat verminderen de vorming van actief remdesivirtrifosfaat in o.a. humane bronchiale epitheelcellen.
Interacties
Comedicatie die nefrotoxisch is, o.a. ciclosporine, tacrolimus, vergroot de kans op nierbeschadiging; controleer op veranderingen in de nierfunctie.
Gelijktijdig gebruik van cimetidine, mycofenolzuur of probenecide kan de blootstelling aan aciclovir doen toenemen. Dosisaanpassing is echter niet nodig vanwege de grote therapeutische breedte van aciclovir.
Bij gelijktijdig gebruik van zidovudine kunnen neuropathie, convulsies en lethargie optreden. Bij gelijktijdige toepassing van interferon α (2a en 2b) of (intrathecaal) methotrexaat is er een grotere kans op neurologische bijwerkingen.
De blootstelling aan theofylline kan bij gelijktijdige behandeling ca. 50% toenemen; volg de plasmaconcentratie van theofylline.
Sterk verhoogde lithiumspiegels zijn gemeld bij hoge i.v.-doses (case-report); controleer voor de zekerheid de lithiumspiegel.
Sorbitol, in de suspensie, kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (< 300 zwangerschapsuitkomsten) betreffende reproductietoxiciteit. Bij 113 zwangerschappen waarbij behandeld werd met remdesivir, vaak in combinatietherapie, tijdens het 2e of 3e trimester zijn geen ernstige nadelige effecten gezien. Bij dieren zijn bij (supra)therapeutische doseringen, bij blootstellingen aan de belangrijkste metaboliet van remdesivir rond of boven het therapeutisch niveau bij de mens geen negatieve effecten gezien op de embryofoetale en de pre- en postnatale ontwikkeling.
Advies: Vanwege de zeer beperkte ervaring remdesivir volgens de fabrikant niet gebruiken tijdens het 1e trimester van de zwangerschap, tenzij de klinische toestand van de vrouw het gebruik van remdesivir vereist. Het gebruik in het 2e of 3e trimester kan (volgens de fabrikant) worden overwogen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek is vermindering van het aantal corpora lutea, aantal innestelingsplaatsen en levensvatbare embryo's waargenomen. De relevantie voor mensen is onbekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn bij een groot aantal zwangerschappen geen schadelijke effecten gezien na oraal gebruik. Er is beperkte ervaring met de toepassing van intraveneus aciclovir. Bij dieren alleen aanwijzingen voor schadelijkheid bij doseringen die toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Kan oraal, ook tijdens het 1e trimester, worden gebruikt bij primaire en recidiverende herpes genitalis-infecties. De intraveneuze toediening alleen op strikte indicatie gebruiken, voor ernstige infecties.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (remdesivir en de actieve metaboliet).
Farmacologisch effect: Naast de lage overdracht in moedermelk is de orale opname van remdesivir en de actieve metaboliet beperkt. De verwachte blootstelling bij de zuigeling via de moedermelk is dus laag (er is een relatieve kinddosis <2% gemeten); een klinisch effect op de zuigeling wordt niet verwacht.
Advies: Volgens de fabrikant: zowel het gebruik van dit geneesmiddel als het geven van borstvoeding ontraden, vanwege de mogelijke bijwerkingen van het middel bij de zuigeling en de niet uitgesloten mogelijkheid van virale transmissie naar een SARS-CoV-2 negatieve zuigeling. Volgens het Standpunt COVID-19 en zwangerschap, bevalling en kraambed (2021) van de NVOG kan borstvoeding door een SARS-CoV-2 positieve vrouw wel gegeven worden, met adequate hoest- en handhygiëne en het dragen van een chirurgisch mondneusmasker. Het masker max. 3× gebruiken (of 3 uur achtereen). Horizontale transmissie kan met deze maatregel echter niet 100% voorkomen worden. Een andere optie is om afgekolfde melk door een ander te laten geven voor de duur van de besmettelijke periode.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (na oraal gebruik). De zuigeling kan zo via de moedermelk tot 0,3 mg/kg lichaamsgewicht/dag binnen krijgen; dit is slechts een klein percentage van de toegestane zuigelingendosering. De relatieve kinddosis is 1–2%, berekend op basis van enkele cases. Er is zeer beperkt ervaring opgedaan met intraveneus gebruik tijdens de lactatie. De opname door de zuigeling is waarschijnlijk laag, de biologische beschikbaarheid is rond de 20%.
Farmacologisch effect: Nadelige effecten bij de zuigeling zijn nooit gemeld.
Advies: Kan veilig oraal worden gebruikt, en ook intraveneus gebruik is waarschijnlijk veilig.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor (val)aciclovir.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal de nierfunctie voor aanvang, en gedurende de therapie wanneer klinisch aangewezen, middels de eGFR. De veiligheidsgegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) en terminale nierziekte (ESRD) zijn vergelijkbaar met het bekende veiligheidsprofiel van remdesivir. De gegevens zijn echter beperkt en gebaseerd op een 5-daagse behandelduur. Controleer nauwlettend op bijwerkingen, rekening houdend met een significant hogere blootstelling aan de metaboliet GS-441524.
Overgevoeligheidsreacties met inbegrip van infusiegerelateerde en anafylactische reacties zijn gemeld. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken; controleer hierop tijdens en na toediening. Overweeg een lagere infusiesnelheid met een max. infusietijd van 120 minuten, om ze mogelijk te voorkomen. Bij klinisch significante overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een passende behandeling instellen.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- kinderen < 4 weken;
- een lichaamsgewicht < 3 kg;
- immuungecompromitteerden. Over toepassing bij deze patiënten zijn slechts beperkt gegevens beschikbaar. Onduidelijk is of de behandelduur van 3 dagen voldoende is om de 'viral load' te verminderen bij immuungecompromitteerden, bij wie langdurige virusuitscheiding optreedt. Er is een potentieel risico op het ontwikkelen van resistentie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij bestaande neurologische afwijkingen, ernstige hypoxie, lever- of elektrolytafwijkingen.
Bij ouderen en bij een verminderde nierfunctie neemt de kans op neurologische bijwerkingen toe; controleer hier nauwkeurig op. Ze verdwijnen meestal na het staken van de behandeling.
In verband met de kans op renale bijwerkingen na intraveneuze toediening gedurende enkele uren letten op de urineproductie van de patiënt. Zorg voor goede vochtinname bij hoge orale doseringen en bij intraveneuze toediening. Overweeg bij intraveneuze toepassing van aciclovir bij obesitas in combinatie met pre-existente verminderde nierfunctie een dosisreductie, zie rubriek Doseringen onder Obesitas. De aantasting van de nierfunctie reageert gewoonlijk snel op rehydratie van de patiënt en/of een verlaging van de dosis (zie rubriek Doseringen) of het staken van de behandeling met aciclovir. Let bij kinderen op niertoxiciteit; bepaal het serumcreatinine 2×/week.
Bepaal bij kinderen het bloedbeeld 2×/week in verband met het frequent optreden van neutropenie in deze groep.
Resistente virussen kunnen zich ontwikkelen bij immuungecompromitteerde patiënten na langdurige of herhaalde behandeling.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering van remdesivir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Zie voor informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met aciclovir de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Nucleotide-analoog, polymeraseremmer. Remdesivir is een adenosinenucleotide-prodrug. Het wordt binnen gastheercellen gemetaboliseerd tot het farmacologisch actieve remdesivirtrifosfaat (GS-443902). Dit fungeert als analoog van adenosinetrifosfaat (ATP) en concurreert met het natuurlijke ATP-substraat om door het coronavirus SARS-CoV-2 RNA-afhankelijke RNA-polymerase-enzym ingebouwd te worden in nieuwe RNA-ketens, wat resulteert in vertraagde ketenterminatie tijdens replicatie van het virale RNA. Substituties in het virale RNA-afhankelijke RNA-polymerase zijn niet geassocieerd met resistentie tegen remdesivir. Als bijkomend mechanisme kan remdesivirtrifosfaat ook de virale RNA-synthese remmen na het inbouwen ervan in het virale RNA-template als gevolg van 'read-through' door het virale polymerase, wat kan plaatsvinden in de aanwezigheid van hoge nucleotideconcentraties. Wanneer een remdesivir-nucleotide in het template van het virale RNA aanwezig is, neemt de efficiëntie waarmee het complementaire natuurlijke nucleotide wordt ingebouwd af, waardoor de virale RNA-synthese wordt geremd.
Coronavirussen zijn RNA-virussen. Remdesivir toont in vitro activiteit tegen het coronavirus SARS-CoV-2, de verwekker van COVID-19, in humane luchtwegepitheelcellen.
Kinetische gegevens
Overig | De meeste farmacokinetische eigenschappen zijn onderzocht bij gezonde vrijwilligers, er zijn weinig gegevens beschikbaar van COVID-19-patiënten. |
T max | 1,5–2 uur na start van een 30 min durende infusie (meest gevormde metaboliet; GS-441524). |
Eiwitbinding | ca. 93% aan humane plasma-eiwitten (o.b.v. ex-vivo gegevens). |
Metabolisering | uitgebreid. Via hydrolyse door esterasen tot een intermediaire metaboliet. In de lever zijn carboxylesterase 1 en cathepsine A verantwoordelijk voor resp. 80% en 10% van het metabolisme. Na fosforylering van de intermediaire metaboliet ontstaat intracellulair het farmacologisch actieve trifosfaat: GS-443902. Defosforylering van alle gefosforyleerde metabolieten kan leiden tot de vorming van de metaboliet GS-441524, welke zelf niet efficiënt opnieuw wordt gefosforyleerd. Decyanering van remdesivir en/of zijn metabolieten, gevolgd door een door rhodaan gemedieerde omzetting, genereert thiocyanaat anion. |
Overig | De thiocyanaatspiegels na toediening van 100 of 200 mg remdesivir zijn aanzienlijk lager dan de endogene niveaus in menselijk plasma. |
Eliminatie | ca. 74% met de urine (49% als de metaboliet GS-441524, en ca. 10% onveranderd) en ca. 18% met de feces. |
T 1/2el | ca. 1 uur (remdesivir), ca. 27 uur (GS-441524). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Purine (guanine) nucleoside-analogon. Aciclovir is een antivirale stof met in vitro grote werkzaamheid tegen Herpes simplex-virus type 1 en 2 en Varicella zoster-virus. Aciclovir wordt in de cel door middel van, door het virus geïnduceerd thymidinekinase, omgezet in aciclovirmonofosfaat, dat door cellulaire enzymen verder wordt omgezet tot het actieve aciclovirtrifosfaat. Aciclovirtrifosfaat remt competitief het virale DNA-polymerase en voorkomt verdere virale DNA-synthese, met als gevolg blokkade van de vermenigvuldiging van het virus.
Kinetische gegevens
F | ca. 10-20% |
T max | 1½–2 uur. |
V d | ca. 0,37 l/kg; bij neonaten geboren na zwangerschapsduur 36–41 weken: ca. 2,5 l/kg; 30–35 weken: ca. 4,5 l/kg; < 30 weken: ca. 2,9 l/kg. |
Overig | Er is wijde verspreiding in het lichaam, zoals in de nieren, lever, longen en hersenen. Penetratie in de liquor: de concentratie is ca. 50% ten opzichte van die in het plasma. |
Metabolisering | deels tot 9-carboxymethoxymethylguanine, mogelijk verantwoordelijk voor neuropsychiatrische bijwerkingen, m.n. bij een verminderde nierfunctie. |
Eliminatie | ca. 75% onveranderd via de nieren via glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie, en ca. 10-15% van de toegediende dosis als 9-carboxymethoxymethylguanine. Aciclovir kan door middel van hemodialyse uit het lichaam worden verwijderd; de plasmaspiegel daalt met ca. 60% tijdens een hemodialysesessie. |
T 1/2el | ca. 2,8-4,1 uur, bij creatinineklaring 15–50 ml/min ca. 3,5 uur, bij anurie ca. 20 uur, gedurende hemodialyse ca. 6 uur; bij neonaten 0–3 mnd.: 3,8 uur, geboren na een zwangerschapsduur van 36–41 weken: ca. 3 uur; 30–35 weken: ca. 6,5 uur; < 30 weken: ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
remdesivir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.
Groepsinformatie
aciclovir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.