Samenstelling
Kisqali (als succinaat) XGVS Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg
Bevat tevens: sojalecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Balversa XGVS Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 3 mg, 4 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van ribociclib de Commissie BOM (onder ribociclib).
Zie voor de behandeling van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor erdafitinib is door de Commissie BOM nog geen advies vastgesteld.
Indicaties
Mammacarcinoom
- Adjuvante behandeling van hormoonreceptorpositief (HR-positief), humane epidermale groeifactorreceptor 2-negatief (HER2-negatief) vroeg mammacarcinoom met een hoog risico op recidief, in combinatie met een aromataseremmer. Combineer aromataseremmer bij pre- of perimenopauzale vrouwen of bij mannen met een luteïniserend-hormoon-'releasing'-hormoon (LHRH)-agonist
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom, in combinatie met een aromataseremmer of fulvestrant (als eerste endocriene therapie), of als eerdere endocriene therapie is gegeven. Combineer bij pre- of perimenopauzale vrouwen de endocriene therapie met een gonadoreline-agonist.
Indicaties
Als monotherapie bij volwassenen met niet-reseceerbaar of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom (UC) met gevoelige veranderingen in het fibroblastgroeifactorreceptor 3 (FGFR3)-gen, die minstens één therapielijn met een PD-1- of PD-L1-remmer hebben gekregen in een niet-reseceerbare of gemetastaseerde behandelsetting.
Doseringen
Bevestig voorafgaand aan de behandeling de HR-positieve en HER2-negatieve tumorexpressie middels een gevalideerde test.
HR-positief, HER2-negatief, vroeg mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
400 mg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door 7 dagen géén behandeling (= cyclus van 28 dagen). In combinatie geven met een aromataseremmer. De aromataseremmer gedurende de hele cyclus van 28 dagen eenmaal daags innemen. De behandeling gedurende 3 jaar voortzetten, of tot de ziekte terugkeert of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
600 mg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door 7 dagen géén behandeling (= cyclus van 28 dagen). In combinatie geven met een aromataseremmer óf fulvestrant. De aromataseremmer gedurende de hele cyclus van 28 dagen eenmaal daags innemen; fulvestrant op dag 1, 15 en 29 en daarna 1×/maand. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) is de aanbevolen startdosis 400 mg 1×/dag (op basis van farmacokinetisch onderzoek). Ribociclib is niet formeel onderzocht bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie.
In combinatie met sterke CYP3A4-remmers (indien noodzakelijk)
- Bij een uitgangsdosis van 600 mg: verlagen naar 400 mg 1×/dag;
- Bij een uitgangsdosis van 400 mg: verlagen naar 200 mg 1×/dag. Indien de dosis al eerder was verlaagd tot 200 mg, de behandeling van ribociclib onderbreken;
- Bij staken van de sterke CYP3A4-remmer na ten minste 5 eliminatiehalfwaardetijden van de betreffende werkzame stof (raadpleeg de betreffende geneesmiddeltekst) de dosis van ribociclib hervatten in de sterkte van vóór het opstarten van de sterke CYP3A4-remmer. Zie voor meer informatie de rubriek Interacties.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosering niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen startdosis 200 mg 1×/dag (op basis van farmacokinetisch onderzoek), met zorgvuldige controle op bijwerkingen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. neutropenie, hepatobiliaire toxiciteit, verlenging QT-tijd, interstitiële longziekte) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 6).
Vergeten of uitbraken van een dosis: neem géén nieuwe tablet in, maar vervolg het normale innameschema.
Toediening
- De tabletten in zijn geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) doorslikken met of zonder voedsel, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, bij voorkeur 's morgens;
- Nuttig géén grapefruit-/pompelmoessap (zie de rubriek Interacties);
- Neem géén tablet in die niet intact is (gebarsten, etc.).
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan de behandeling of er een gevoelige verandering in het FGFR3-gen aanwezig is middels een gevalideerde test.
urotheelcelcarcinoom (UC)
Volwassenen (incl. ouderen)
De aanbevolen startdosering is 8 mg 1×/dag. Beoordeel de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen na het begin van de behandeling. Verhoog de dosering naar 9 mg 1×/dag als de serumfosfaatspiegel < 9,0 mg/dl (< 2,91 mmol/l) is en er geen toxiciteit opgetreden is. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk op dezelfde dag inhalen, de volgende dag het normale schema hervatten. Neem geen dubbele dosis om een gemiste dosis in te halen.
Bij braken geen extra dosis nemen, maar de volgende dag het normale schema hervatten.
Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde nierfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde leverfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor de dosis voorzichtig verhogen met 1 tot 2 mg (tot max. 9 mg/dag) en elke 2-3 weken geleidelijk aanpassen op basis van klinische controle op bijwerkingen. Bij het staken van een matige CYP3A4-inductor de dosering aanpassen op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer, de dosering verlagen tot de eerstvolgende lagere dosering op basis van verdraagbaarheid; als deze remmer wordt gestaakt, kan de dosering terug worden verhoogd op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bijwerkingen: Zie dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals hyperfosfatemie, oogaandoeningen, nagelafwijkingen, droge huid, huidtoxiciteit, orale mucositis of droge mond), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1-5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip heel innemen, met of zonder voedsel.
- Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel).
Bijwerkingen
Vroeg mammacarcinoom
Zeer vaak (> 10%): hoest. Misselijkheid, diarree, obstipatie, (boven)buikpijn. Infecties, zoals urineweginfectie, luchtweginfectie. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts. Alopecia. Stijging ALAT, ASAT en bloedbilirubine. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 62%; CTCAE-graad 3 of 4 bij ca. 45%).
Vaak (1-10%): verlengde QT-tijd, stijging creatininespiegel in bloed. Dyspneu, interstitiële longziekte (incl. pneumonitis). Braken, stomatitis. Hepatotoxiciteit zoals levercytolyse. Jeuk, huiduitslag (waaronder maculopapuleuze huiduitslag). Duizeligheid. Perifeer oedeem, orofaryngeale pijn. Verminderde eetlust, hypocalciëmie, hypokaliëmie. Trombocytopenie, anemie, lymfopenie.
Soms (0,1-1%): febriele neutropenie.
Gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, (boven)buikpijn, dyspepsie. Verminderde eetlust. Infecties, zoals urineweginfectie, luchtweginfectie, gastro-enteritis en sepsis (< 1%). Hoofdpijn, duizeligheid. Rugpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, perifeer oedeem. Huiduitslag (waaronder maculopapuleuze huiduitslag), jeuk, alopecia. Stijging ALAT, ASAT en bloedbilirubine. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 75%; CTCAE-graad 3 of 4 bij ca. 59%), anemie, lymfopenie.
Vaak (1-10%): syncope, verlengde QT-tijd. Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis). Dysgeusie. Hepatotoxiciteit zoals levercytolyse, hepatocellulaire schade, auto-immuunhepatitis en leverfalen. Erytheem, droge huid, vitiligo. Vertigo. Droge ogen, toegenomen traanvorming. Droge mond, orofaryngeale pijn. Hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie. Trombocytopenie, febriele neutropenie.
Zelden (0,01-0,1%): erythema multiforme.
Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse (TEN).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperfosfatemie, hyponatriëmie, afgenomen eetlust. Dysgeusie. Centrale sereuze retinopathie (zoals glasvochtloslating, macula-loslating, (sereuze) retina-loslating, loslating van (maculair) retinaal pigmentepitheel, retina-oedeem, subretinaal vocht, retinale verdikking, choroïdale vochtophoping, choroïdoretinitis, chorioretinopathie, maculopathie, afgenomen gezichtsvermogen), droge ogen. Bloedneus. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Paronychie, onycholyse, onychomadese, nageldystrofie, nagelafwijking, nagelverkleuring, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom, alopecia, droge huid. Asthenie, vermoeidheid. Anemie. Gewichtsverlies. Stijging serumcreatininespiegel, stijging ALAT, stijging ASAT.
Vaak (1-10%): hyperparathyroïdie. Hypercalciëmie, hypofosfatemie. (Ulceratieve) keratitis, conjunctivitis, xeroftalmie, cataract, blefaritis, toegenomen traanproductie. Droge neus. Dyspepsie. Onychalgie, onychoclase, nagelrichels, huidkloven, jeuk, huidexfoliatie, xerodermie, hyperkeratose, huidlaesie, eczeem, huiduitslag. Acuut nierletsel, verminderde nierfunctie, nierfalen. Hepatische cytolyse, verminderde leverfunctie, hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): vaatverkalking. Nagelbedbloeding, nagelongemak, huidatrofie, palmair erytheem, huidtoxiciteit. Droge slijmvliezen.
Interacties
Ribociclib wordt in belangrijke mate gemetaboliseerd door CYP3A4. Combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, sommige HIV-proteaseremmers, grapefruit-/pompelmoessap)) vermijden. Indien een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, moet de dosis van ribociclib worden verlaagd (zie de rubriek Dosering). De aanbevolen dosisaanpassingen zijn echter niet in klinisch onderzoek onderzocht; daarom zorgvuldig controleren op bijwerkingen door ribociclib. Bij combinatie met een matig-sterke CYP3A4-remmer (zoals erytromycine, fluconazol, verapamil, diltiazem, aprepitant) hoeft de dosis van ribociclib niet te worden aangepast; controleer echter in dat geval ook extra op bijwerkingen.
Vermijd gelijktijdig gebruik met tamoxifen, omdat de blootstelling aan tamoxifen ongeveer tweemaal hoger wordt.
Vermijd combinatie met sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital, sint-janskruid) vanwege een verlaging van de blootstelling aan ribociclib. Bij combinatie met minder sterke inductoren zoals efavirenz is er een kans op verminderde werkzaamheid, vooral bij toegepaste lagere doses ribociclib (400 mg of 200 mg 1×/dag).
Ribociclib is zelf een matig tot sterke CYP3A4-remmer (matig-sterk bij een dosis van 400 mg, sterk bij een dosis van 600 mg). Wees daarom voorzichtig of vermijd de combinatie met geneesmiddelen die in belangrijke mate door CYP3A4 worden gemetaboliseerd én een nauwe therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE-5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV-proteaseremmers.
Mogelijk remt ribociclib de geneesmiddeltransporters Pgp, BCRP, OAT1B1/1B3, OCT1, OCT2, MTE1 en BSEP (op basis van in vitro-gegevens). Wees voorzichtig en controleer op bijwerkingen bij de combinatie met geneesmiddelen die gebruik maken van deze transporters en tevens een smalle therapeutische breedte hebben zoals digoxine, pravastatine, rosuvastatine en metformine.
Vermijd de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, chloroquine, pimozide, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Interacties
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumfosfaatspiegels kunnen veranderen tot de beoordeling van de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen, vanwege de mogelijke invloed op de dosering van erdafitinib. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van deze middelen bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Suppletie met vitamine D wordt niet aanbevolen, omdat dit de serumfosfaat- en -calciumspsiegels kan verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, fluconazol, miconazol, ceritinib, claritromycine, elvitegravir, ritonavir, lopinavir, amiodaron), is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Doseringen). Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel), vanwege sterke CYP3A4-remming.
Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor, zoals apalutamide, enzalutamide, lumacaftor, ivosidenib, mitotaan, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en sint-janskruid. Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor (zoals dabrafenib, bosentan, cenobamaat, efavirenz, etravirine, lorlatinib, modafinil, fenobarbital, primidon, rifabutine, sotorasib, telotristat-ethyl) is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Dosering).
Door CYP3A4-inductie van erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen. Gebruik een alternatief anticonceptiemiddel, dat niet wordt beïnvloed door enzyminductoren (bv. een niet-hormonale spiraal) of een aanvullend niet-hormonaal anticonceptiemiddel (bv. condooms) tijdens de behandeling met en tot 1 maand na de laatste dosis.
Erdafitinib is een Pgp-remmer. Gelijktijdig gebruik van orale Pgp-substraten, kan de blootstelling aan deze middelen verhogen, neem daarom middelen met een smalle therapeutische index, zoals colchicine, digoxine, dabigatran en apixaban ten minste 6 uur voor of na erdafitinib in.
Wees voorzichtig met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen of 'torsade de pointes' kunnen induceren, zoals antiaritmica van klasse IA (o.a. kinidine, disopyramide) of klasse III (o.a. amiodaron, sotalol, ibutilide), macrolide antibiotica, SSRI’s (o.a. citalopram, escitalopram), methadon, moxifloxacine en antipsychotica (o.a. haloperidol).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren misvormingen en varianten van uitwendige en inwendige organen en het skelet. Tevens lager gewicht van de foetus.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij therapeutische doseringen antiproliferatieve effecten op de kiemcellen in de testes waargenomen, met als gevolg atrofie van de tubuli seminiferi.
Overig: Een mogelijk nog vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 21 dagen na de therapie; tevens vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen, tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling. Erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen; pas een alternatief anticonceptiemiddel toe (zie ook de rubriek Interacties). Voer voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren ja, met een hogere concentratie ribociclib in de moedermelk ten opzichte van het bloedplasma.
Advies: Geen borstvoeding geven tot ten minste 21 dagen na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor soja of pinda.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verlenging QT-interval: vóór aanvang van de behandeling het ECG beoordelen en de behandeling alleen starten indien de QTcF-tijd < 450 ms bedraagt. Na aanvang van de behandeling na ca. 14 dagen (eerste cyclus) opnieuw een ECG maken, en daarna indien geïndiceerd. Onderbreek de behandeling met ribociclib bij een QTcF-tijd > 480 ms en ≤ 500 ms, totdat de QTcF-tijd weer ≤ 480 ms is en hervat de behandeling dan op een lager dosisniveau (gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom) of hetzelfde dosisniveau (vroeg mammacarcinoom). Als QTcF-tijd ≥ 481 ms opnieuw optreedt, behandeling onderbreken tot QTcF-tijd afneemt tot < 481 ms, daarna hervatten op een dosisniveau lager. Bij > 500 ms de behandeling onderbreken tot QTcF-tijd weer < 481 ms is en de behandeling hervatten op een lager dosisniveau. Als QTcF-tijd > 500 ms opnieuw optreedt, behandeling staken. Staak definitief de behandeling bij verlenging van de QTcF-tijd > 500 ms óf bij een verandering van > 60 ms ten opzichte van de uitgangswaarde, wanneer deze afwijkingen optreden in combinatie met 'torsade de pointes' of polymorfe ventriculaire tachycardie of verschijnselen/klachten van een ernstige ritmestoornis. Staak de behandeling ook als lagere doses dan 200 mg/dag nodig zijn. In klinisch onderzoek was de mediane tijd tot optreden van een verlenging van de QTcF-tijd > 480 ms ca. 15 dagen. Het gebruik vermijden bij patiënten met een aanzienlijke kans op of al bestaande verlenging van de QTc-tijd. Dit betreft o.a. patiënten met:
- lange QT-tijdsyndroom;
- significante hartaandoeningen of hartaandoeningen die niet afdoende onder controle zijn waaronder een recent myocardinfarct, congestief hartfalen, angina pectoris en bradyaritmie;
- elektrolytstoornissen zoals hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hypokaliëmie;
- comedicatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie de rubriek Interacties).
Elektrolytstoornissen: serumelektrolyten bepalen (inclusief kalium, calcium, magnesium en fosfor) vóór aanvang van de behandeling en bij het begin van de eerste 6 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Corrigeer elektrolytstoornissen vóór en tijdens de behandeling.
Neutropenie is de meest gemelde bijwerking: bij ca. 74%, CTCAE-graad 3 of 4 bij ca. 60%. De mediane tijd tot het optreden van neutropenie is ca. 16 dagen. Daarom vóór aanvang van de behandeling een volledig bloedbeeld bepalen, daarna elke twee weken gedurende de eerste 2 cycli, vervolgens bij het begin van elk van de volgende 4 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of op termijn (bij noodzaak tot een derde keer dosisverlaging) kan definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Hepatobiliaire toxiciteit: vóór aanvang van de behandeling leverfunctietesten uitvoeren (ALAT, ASAT, bloedbilirubine), daarna elke twee weken gedurende de eerste 2 cycli, vervolgens bij het begin van elk van de volgende 4 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Bij afwijkingen met CTCAE-graad ≥ 2 vaker controleren. Onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. De mediane tijd tot optreden van graad 3- of 4 -verhogingen van ALAT of ASAT is ca. 57 dagen.
Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis) is gemeld. Controleer nauwgezet op symptomen hiervan, zoals hypoxie, hoest en dyspneu. Op basis van de ernst kan onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Ernstige huidreacties: toxische epidermale necrolyse (TEN) is gemeld. Bij symptomen van ernstige huidreacties, zoals gevorderde en uitgebreide huiduitslag, vaak met blaren of mucosale laesies, de behandeling onmiddellijk staken.
Bij een verhoogde creatininespiegel in bloed de nierfunctie verder controleren om nierinsufficiëntie uit te sluiten. Ribociclib kan stijging van het creatinine in het bloed veroorzaken doordat het de niertransporteiwitten organisch kationtransporteiwit 2 (OCT2) en multigeneesmiddel- en toxine-extrusietransporteiwit 1 (MATE1) remt, die betrokken zijn bij de actieve secretie van creatinine uit de proximale tubuli.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de: werkzaamheid en veiligheid bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15). Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten met mammacarcinoom en een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) is niet vastgesteld; gezien de geregistreerde indicatie is er geen relevante toepassing bij kinderen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hyperfosfatemie is een verwacht, voorbijgaand farmacodynamisch effect van FGFR-remmers. Controleer de serumfosfaatspiegel voorafgaand aan de behandeling, 14-21 dagen na het begin van de behandeling en vervolgens wekelijks bij afwijkende waarden en anders maandelijks en tijdens onderbrekingen. Overweeg bij hyperfosfatemie de dosis te verlagen of de behandeling te onderbreken dan wel definitief te staken en/of een fosfaatbinder toe te voegen, afhankelijk van de duur en de ernst van de hyperfosfatemie. De mediane tijd tot het optreden van hyperfosfatemie, onafhankelijk van de graad is 16 dagen. Beperk de fosfaatinname via voeding (600-800 mg/dag) bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Langdurige hyperfosfatemie kan leiden tot mineralisatie van weke delen, cutane calcinose, niet-uremische calcifylaxie, hypocalciëmie, anemie, secundaire hyperparathyroïdie, spierkrampen, insultactiviteit, verlenging van het QT-interval en aritmie.
Tijdens behandeling kan hypofosfatemie optreden. Controleer de serumfosfaatspiegel ook tijdens onderbrekingen. Als de serumfosfaatspiegel in serum daalt tot onder het normale niveau, beëindig dan een eventuele fosfaatverlagende behandeling en/of fosfaatbeperkend dieet. Ernstige hypofosfatemie kan leiden tot verwardheid, insulten, focale neurologische bevindingen, hartfalen, respiratoir falen, spierzwakte, rabdomyolyse en hemolytische anemie.
Oogaandoeningen, zoals centrale sereuze retinopathie (incl. loslating van retinaal pigmentepitheel), kunnen voorkomen en resulteren in gezichtsvelduitval. Voorafgaand aan de behandeling moet een oogheelkundig onderzoek plaatsvinden. Voer daarna gedurende de eerste 4 maanden elke maand en daarna elke 3 maanden een oogheelkundig onderzoek uit; voer dit onderzoek tevens direct uit bij visuele symptomen. Controleer nauwgezet bij een leeftijd > 65 jaar, bij eerdere oculaire bijwerkingen waarvoor de behandeling tijdelijk gestaakt is en bij patiënten met klinisch significante medische oogaandoeningen, zoals netvliesaandoeningen. Onderbreek de behandeling als centrale sereuze retinopathie optreedt; staak de behandeling definitief als de aandoening niet verdwijnt binnen 4 weken of een ernst heeft van graad 4.
Geef alle patiënten profylaxe tegen droge ogen of een behandeling met oculaire kalmerende middelen. Ernstige klachten van droge ogen laten beoordelen door een oogarts.
Controleer op symptomen van nagelafwijkingen, zoals onycholyse, nagelverkleuring en paronychie. Geef advies over preventie, zoals goede hygiëne, vrij verkrijgbare nagelversterkende middelen en regelmatige controle op symptomen van infectie. De mediane tijd tot het optreden van een nagelafwijking, onafhankelijk van de graad is 63 dagen. Volg bij nagelafwijkingen de richtlijnen voor dosisaanpassing of beëindiging (zie de rubriek Dosering en de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 4).
Controleer op symptomen van huidaandoeningen, waaronder droge huid, palmoplantaire erytrodysesthesie, alopecia en jeuk. Geef advies over preventie, zoals het vermijden van geparfumeerde producten en van overmatig gebruik van zeep en langdurig douchen, en adviseer regelmatig gebruik van vochtinbrengende middelen. Adviseer voorzichtig te zijn met blootstelling aan zonlicht, vanwege het risico op fototoxische reacties. Adviseer het dragen van beschermende kleding en/of het gebruik van zonnebrandcrème. De mediane tijd tot het optreden van een huidaandoening, onafhankelijk van de graad, is 47 dagen.
Controleer op stomatitis en droge mond. Geef advies over preventie, zoals goede mondhygiëne, zo nodig mondspoelingen met baking soda (natriumwaterstofcarbonaat) en het vermijden van pittig gekruide en/of zure voedingsmiddelen. Adviseer patiënten medische hulp in te schakelen als de symptomen verergeren.
Voer regelmatig een volledige bloedtelling en serumchemie uit. Stijging van de serumcreatininespiegel, hyponatriëmie, stijging van transaminase en anemie zijn gemeld.
Onderzoeksgegevens: Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over het gebruik bij ouderen > 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Overdosering
Symptomen
verlenging QT-tijd; tevens misselijkheid en braken en hematologische toxiciteit (neutropenie, trombocytopenie).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ribociclib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met erdafitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Ribociclib remt selectief cyclineafhankelijke kinase (CDK) 4 en 6. Na activering van de kinasen door binding aan cycline D-eiwitten (D-CDK4/6-complex) spelen deze een belangrijke rol in de progressie van de celcyclus via fosforylering van het retinoblastoomeiwit (pRb). Toediening van ribociclib leidt tot een verminderde fosforylering van pRb met als gevolg een stilstand van de celcyclus in de G1-fase en tot verminderde celproliferatie in borstkankercellijnen. Bij oestrogeenpositief mammacarcinoom werkt de combinatie ribociclib+anti-oestrogeen beter dan de afzonderlijke stoffen. Ribociclib werkt beter bij oestrogeenpositieve borstkankercellijnen dan bij oestrogeennegatieve.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
F | ca. 66%. |
V d | ca. 15,6 l/kg. |
Metabolisering | in grote mate; via CYP3A4 en daarna diverse fase II reacties. |
Eliminatie | zowel met de feces (ca. 69%; 17% onveranderd) als de urine (ca. 23%; 12% onveranderd). |
T 1/2el | 30–55 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Erdafitinib is een pan-fibroblastgroeifactorreceptor (FGFR)-tyrosinekinaseremmer. Het remt de fosforylering en -signalering van FGFR.
Kinetische gegevens
T max | 2,5 uur (bereik 2-6 uur), ca. 1,5 uur langer bij inname met voedsel. |
Overig | De 'steady state'-concentratie wordt na 2 weken bereikt. |
V d | 0,411 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | grotendeels door CYP2C9 en CYP3A4, voornamelijk tot de O-gedemethyleerde metaboliet. De bijdrage van CYP2C9 is ca. 39% en die van CYP3A4 is ca. 20%. |
Eliminatie | 69% met de feces (waarvan 14-21% onveranderd) en ca. 19% met de urine (waarvan 13% onveranderd). |
T 1/2el | 58,9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ribociclib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erdafitinib (L01EN01) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
erdafitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk