Samenstelling
Kisqali (als succinaat) XGVS Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg
Bevat tevens: sojalecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Retsevmo XGVS Aanvullende monitoring Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 40 mg, 80 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van ribociclib de Commissie BOM (onder ribociclib).
Zie voor de behandeling van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
De EMA heeft de marktregistratie van selpercatinib voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Zie voor de adviezen van de Commissie BOM nvmo.org (onder selpercatinib).
Indicaties
Mammacarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd hormoonreceptorpositief (HR-positief), humane epidermale-groeifactorreceptor 2-negatief (HER2-negatief) mammacarcinoom, in combinatie met een aromataseremmer of fulvestrant (als eerste endocriene therapie), of als eerdere endocriene therapie is gegeven. Combineer bij pre- of perimenopauzale vrouwen de endocriene therapie met een gonadoreline-agonist.
Indicaties
Als monotherapie bij volwassenen
- Gevorderd RET-fusiepositief NSCLC bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met een RET-remmer.
- Gevorderde RET-fusiepositieve solide tumoren, als de niet op RET gerichte behandelopties beperkt klinisch voordeel opleveren of niet toereikend zijn.
Als monotherapie bij volwassenen en kinderen ≥12 jaar
- Gevorderd RET-fusiepositief schildkliercarcinoom, dat radioactief jodium-refractair is (indien radioactief jodium niet geschikt is).
- Gevorderd RET-gemuteerd medullair schildkliercarcinoom (MTC).
Doseringen
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
600 mg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door 7 dagen géén behandeling (= cyclus van 28 dagen). In combinatie geven met een letrozol (of een andere aromataseremmer) óf fulvestrant. De aromataseremmer gedurende de hele cyclus van 28 dagen eenmaal daags innemen; fulvestrant op dag 1, 15 en 29 en daarna 1×/maand. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met sterke CYP3A4-remmers (alleen indien noodzakelijk): 400 mg 1×/dag. Indien de dosis van ribociclib al eerder was verlaagd tot 400 mg, dan bij het opstarten van de sterke CYP4A4-remmer 200 mg 1×/dag geven. Indien de dosis al eerder was verlaagd tot 200 mg, dan de behandeling van ribociclib onderbreken bij opstarten van de sterke CYP3A4-remmer. Bij staken van de sterke CYP3A4-remmer na ten minste 5 eliminatiehalfwaardetijden van de betreffende werkzame stof (raadpleeg de betreffende geneesmiddeltekst) de dosis van ribociclib weer ophogen tot het niveau van vóór het opstarten van de sterke CYP3A4-remmer. Zie voor meer informatie de rubriek Interacties.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) is de aanbevolen startdosis 400 mg 1×/dag (op basis van farmacokinetisch onderzoek). Ribociclib is niet formeel onderzocht bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosering niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen startdosis 200 mg 1×/dag (op basis van farmacokinetisch onderzoek), met zorgvuldige controle op bijwerkingen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. neutropenie, hepatobiliaire toxiciteit, verlenging QT-tijd, interstitiële longziekte) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 6).
Vergeten of uitbraken van een dosis: neem géén nieuwe tablet in, maar vervolg het normale innameschema.
Toediening: de tabletten in hun geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) doorslikken met of zonder voedsel, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, bij voorkeur 's morgens. Nuttig géén grapefruit-/pompelmoessap (zie de rubriek Interacties). Neem géén tablet in die niet intact is (gebarsten, etc.).
Doseringen
Bevestig voorafgaand aan de behandeling de aanwezigheid van een RET-genfusie of een RET-mutatie (MTC) middels een gevalideerde test.
Alle indicaties
Volwassenen met lichaamsgewicht ≥ 50 kg
160 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Volwassenen met lichaamsgewicht < 50 kg
120 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Verminderde nierfunctie: bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij eindfase nierfalen of bij dialysepatiënten.
Verminderde leverfunctie: bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) is de aanbevolen dosis 80 mg 2×/dag. Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig.
Sterke CYP3A4-remmer: bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-remmer de dosis van selpercatinib halveren. Indien de CYP3A4-remmer wordt gestaakt, de dosis van selpercatinib (na 3–5× de halfwaardetijd van de CYP3A4-remmer) verhogen naar de oorspronkelijke dosis.
Gemiste dosis: na missen of uitbraken van een dosis de volgende dosis op het volgende geplande moment innemen; neem geen extra dosis in.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals verhoogde transaminasewaarden, hypertensie, overgevoeligheid, verlengd QT-interval, hemorragische voorvallen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2 en rubriek 4.4).
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet kauwen, breken of vermalen) innemen met water, met of zonder voedsel. Neem de capsules elke dag op ongeveer het zelfde tijdstip in. Bij gelijktijdig gebruik met een H₂-antagonist, selpercatinib 2 uur voor óf 10 uur na de H₂-antagonist innemen. Bij gelijktijdig gebruik met een protonpompremmer, selpercatinib tijdens de maaltijd innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, (boven)buikpijn, dyspepsie. Verminderde eetlust. Infecties, zoals urineweginfectie, luchtweginfectie, gastro-enteritis en sepsis (< 1%). Hoofdpijn, duizeligheid. Rugpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, perifeer oedeem. Huiduitslag (waaronder maculopapuleuze huiduitslag), jeuk, alopecia. Stijging ALAT, ASAT en bloedbilirubine. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 74%; CTCAE-graad 3 of 4 bij ca. 59%), anemie, lymfopenie.
Vaak (1-10%): syncope, verlengde QT-tijd. Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis). Dysgeusie. Hepatotoxiciteit zoals hepatocellulaire schade, auto-immuunhepatitis en leverfalen. Erytheem, droge huid, vitiligo. Vertigo. Droge ogen, toegenomen traanvorming. Droge mond, orofaryngeale pijn. Hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie. Trombocytopenie, febriele neutropenie.
Zelden (0,01-0,1%): erythema multiforme.
Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse (TEN).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, urineweginfectie. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid. Verlengd QT-interval. Hypertensie. (Fatale) bloeding. Droge mond, misselijkheid, braken, stomatitis, buikpijn, diarree, obstipatie. Huiduitslag. Koorts, vermoeidheid, oedeem. Trombocytopenie, lymfocytopenie, neutropenie. Hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, hypokaliëmie. Stijging van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, hemoglobine, albumine en serumcreatinine.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Interstitiële longziekte/pneumonitis, chylothorax. Chyleuze ascites. Epifysiolyse van de heupkop (bij adolescenten).
Interacties
Ribociclib wordt in belangrijke mate gemetaboliseerd door CYP3A4. Combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, sommige HIV-proteaseremmers, grapefruit-/pompelmoessap)) vermijden. Indien een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, moet de dosis van ribociclib worden verlaagd (zie de rubriek Dosering). De aanbevolen dosisaanpassingen zijn echter niet in klinisch onderzoek onderzocht; daarom zorgvuldig controleren op bijwerkingen door ribociclib. Bij combinatie met een matig-sterke CYP3A4-remmer (zoals erytromycine, fluconazol, verapamil, diltiazem, aprepitant) hoeft de dosis van ribociclib niet te worden aangepast; controleer echter in dat geval ook extra op bijwerkingen.
Vermijd gelijktijdig gebruik met tamoxifen, omdat de blootstelling aan tamoxifen ongeveer tweemaal hoger wordt.
Vermijd combinatie met sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital, sint-janskruid) vanwege een verlaging van de blootstelling aan ribociclib. Bij combinatie met minder sterke inductoren zoals efavirenz is er een kans op verminderde werkzaamheid, vooral bij toegepaste lagere doses ribociclib (400 mg of 200 mg 1×/dag).
Ribociclib is zelf een matig tot sterke CYP3A4-remmer (matig-sterk bij een dosis van 400 mg, sterk bij een dosis van 600 mg). Wees daarom voorzichtig of vermijd de combinatie met geneesmiddelen die in belangrijke mate door CYP3A4 worden gemetaboliseerd én een nauwe therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE-5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV-proteaseremmers.
Mogelijk remt ribociclib de geneesmiddeltransporters Pgp, BCRP, OAT1B1/1B3, OCT1, OCT2, MTE1 en BSEP (op basis van in vitro-gegevens). Wees voorzichtig en controleer op bijwerkingen bij de combinatie met geneesmiddelen die gebruik maken van deze transporters en tevens een smalle therapeutische breedte hebben zoals digoxine, pravastatine, rosuvastatine en metformine.
Vermijd de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, chloroquine, pimozide, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Interacties
Onderzoek naar interacties met selpercatinib is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Selpercatinib wordt voornamelijk door CYP3A4 gemetaboliseerd; vermijd gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer, zoals ketoconazol, itraconazol, voriconazol, ritonavir, saquinavir en posaconazol, omdat deze de plasmaconcentratie van selpercatinib kunnen verhogen. Indien vermijden niet mogelijk is moet de dosis van selpercatinib worden verlaagd, zie de rubriek Dosering. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine, rifampicine en sint-Janskruid, omdat deze de plasmaconcentratie van selpercatinib kunnen verlagen.
De oplosbaarheid van selpercatinib is pH-afhankelijk, met een lagere oplosbaarheid bij een hogere pH. Adviseer inname van selpercatinib 2 uur voor óf 10 uur na toediening van een H2-antagonist. Adviseer inname van selpercatinib tijdens de maaltijd bij gelijktijdig gebruik met een protonpompremmer.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van CYP2C8-substraten, zoals buprenorfine, enzalutamide, montelukast, paclitaxel, repaglinide, selexipag en sorafenib, omdat de plasmaconcentratie van deze middelen kan stijgen.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van CYP3A4-substraten, zoals alfentanil, avanafil, buspiron, darifenacine, darunavir, ebastine, lomitapide, midazolam, naloxegol, saquinavir, simvastatine en vardenafil, omdat de plasmaconcentratie van deze middelen kan stijgen.
Selpercatinib is in vivo een remmer van P-glycoproteïne (Pgp). Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met een Pgp-substraat, zoals colchicine, dabigatran, digoxine, fexofenadine of saxagliptine.
Bij gelijktijdige behandeling met geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze het QT-interval verlengen, zoals o.a. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macroliden en enkele antimycotica, het ECG frequenter controleren op QT-verlenging dan in de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen voor alle patiënten wordt geadviseerd. Onderbreken of aanpassen van de dosering selpercatinib kan vereist zijn.
Selpercatinib remt mogelijk D2-dejodinase, waardoor de omzetting van levothyroxine (T4) in liothyronine (T3) wordt geremd. Patiënten kunnen daardoor onvoldoende reageren op substitutie met levothyroxine. Aanvulling met liothyronine kan nodig zijn.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren misvormingen en varianten van uitwendige en inwendige organen en het skelet. Tevens lager gewicht van de foetus.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij therapeutische doseringen antiproliferatieve effecten op de kiemcellen in de testes waargenomen, met als gevolg atrofie van de tubuli seminiferi.
Overig: Een mogelijk nog vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 21 dagen na de therapie; tevens vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij de mens, geen gegevens. Op basis van gegevens uit dierstudies kan selpercatinib de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid verminderen; adviseer vrouwen om een genetisch adviescentrum te raadplegen en mannen om advies in te winnen over de mogelijkheid van cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare man of vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 1 week na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren ja, met een hogere concentratie ribociclib in de moedermelk ten opzichte van het bloedplasma.
Advies: Geen borstvoeding geven tot ten minste 21 dagen na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Het risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 week na de therapie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor soja of pinda.
Contra-indicaties
Er zijn voor dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verlenging QT-interval: vóór aanvang van de behandeling het ECG beoordelen en de behandeling alleen starten indien de QTcF-tijd < 450 ms bedraagt. Na aanvang van de behandeling na ca. 14 dagen (eerste cyclus) opnieuw een ECG maken, en daarna indien geïndiceerd. Onderbreek de behandeling bij een QTcF-tijd > 480 ms, totdat de QTcF-tijd weer ≤ 480 ms is en hervat de behandeling dan op een lager dosisniveau. Staak definitief de behandeling bij verlenging van de QTcF-tijd > 500 ms óf bij een verandering van > 60 ms ten opzichte van de uitgangswaarde, wanneer deze afwijkingen optreden in combinatie met 'torsade de pointes' of polymorfe ventriculaire tachycardie of verschijnselen/klachten van een ernstige ritmestoornis. In klinisch onderzoek was de mediane tijd tot optreden van een verlenging van de QTcF-tijd > 480 ms ca. 15 dagen. Het gebruik vermijden bij patiënten met een aanzienlijke kans op of al bestaande verlenging van de QTc-tijd. Dit betreft o.a. patiënten met:
- lange QT-tijdsyndroom;
- significante hartaandoeningen of hartaandoeningen die niet afdoende onder controle zijn waaronder een recent myocardinfarct, congestief hartfalen, angina pectoris en bradyaritmie;
- elektrolytstoornissen zoals hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hypokaliëmie;
- comedicatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie de rubriek Interacties).
Elektrolytstoornissen: serumelektrolyten bepalen (inclusief kalium, calcium, magnesium en fosfor) vóór aanvang van de behandeling en bij het begin van de eerste 6 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Corrigeer elektrolytstoornissen vóór en tijdens de behandeling.
Neutropenie is de meest gemelde bijwerking: bij ca. 74%, CTCAE-graad 3 of 4 bij ca. 60%. De mediane tijd tot het optreden van neutropenie is ca. 16 dagen. Daarom vóór aanvang van de behandeling een volledig bloedbeeld bepalen, daarna elke twee weken gedurende de eerste 2 cycli, vervolgens bij het begin van elk van de volgende 4 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of op termijn (bij noodzaak tot een derde keer dosisverlaging) kan definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Hepatobiliaire toxiciteit: vóór aanvang van de behandeling leverfunctietesten uitvoeren (ALAT, ASAT, bloedbilirubine), daarna elke twee weken gedurende de eerste 2 cycli, vervolgens bij het begin van elk van de volgende 4 cycli en daarna indien klinisch geïndiceerd. Bij afwijkingen met CTCAE-graad ≥ 2 vaker controleren. Onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. De mediane tijd tot optreden van graad 3- of 4 -verhogingen van ALAT of ASAT is ca. 57 dagen.
Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis) is gemeld. Controleer nauwgezet op symptomen hiervan, zoals hypoxie, hoest en dyspneu. Op basis van de ernst kan onderbreking van de behandeling, dosisverlaging of definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Ernstige huidreacties: toxische epidermale necrolyse (TEN) is gemeld. Bij symptomen van ernstige huidreacties, zoals gevorderde en uitgebreide huiduitslag, vaak met blaren of mucosale laesies, de behandeling onmiddellijk staken.
Bij een verhoogde creatininespiegel in bloed de nierfunctie verder controleren om nierinsufficiëntie uit te sluiten. Ribociclib kan stijging van het creatinine in het bloed veroorzaken doordat het de niertransporteiwitten organisch kationtransporteiwit 2 (OCT2) en multigeneesmiddel- en toxine-extrusietransporteiwit 1 (MATE1) remt, die betrokken zijn bij de actieve secretie van creatinine uit de proximale tubuli.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de: werkzaamheid en veiligheid bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15). Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten met mammacarcinoom en een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) is niet vastgesteld; gezien de geregistreerde indicatie is er geen relevante toepassing bij kinderen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gebruik selpercatinib alleen als er geen andere behandelopties zijn waarvoor klinisch voordeel is vastgesteld, of wanneer andere behandelopties niet toereikend zijn.
Pneumonitis/interstitiële longziekte (ILD), waaronder ernstige en fatale gevallen, zijn gemeld. Controleer op tekenen van pneumonitis/ILD, zoals dyspneu, hoesten en koorts en onderbreek de behandeling als deze symptomen zich voordoen. Bij pneumonitis/ILD graad 2 de dosering verlagen. Bij pneumonitis/ILD ≥ graad 3 de behandeling onderbreken tot herstel naar baseline. Bij recidiverende of levensbedreigende pneumonitis/ILD de behandeling definitief staken.
Stijging van de transaminasewaarden ≥ graad 3 zijn gemeld. Controleer de waarden van ASAT en ALAT voorafgaand aan, elke 2 weken gedurende de eerste 3 maanden én maandelijks gedurende de daaropvolgende 3 maanden van de behandeling, of indien klinisch geïndiceerd.
Controleer de bloeddruk voorafgaand aan en gedurende de behandeling. Start indien nodig met antihypertensieve therapie. Afhankelijk van de mate van bloeddrukstijging kan een dosisaanpassing van selpercatinib nodig zijn. Staak selpercatinib definitief indien klinisch relevante hypertensie niet onder controle kan worden gebracht met standaard antihypertensieve therapie.
QT-verlenging is gemeld. Wees voorzichtig bij aandoeningen die ritmestoornissen kunnen uitlokken, zoals congenitaal of verworven lang QT-syndroom. Start niet met de behandeling bij een QTcF-interval > 470 ms of afwijkende waarden van de serumelektrolyten. Controleer bij alle patiënten het ECG en de serumelektrolyten na 1 week en ten minste maandelijks gedurende de eerste 6 maanden van de behandeling, of indien klinisch geïndiceerd. Stel de frequentie bij op basis van risicofactoren, zoals diarree, braken en/of misselijkheid. Controleer vaker bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen, zie ook de rubriek Interacties. Corrigeer hypokaliëmie, hypomagnesiëmie of hypocalciëmie alvorens te starten met selpercatinib en tijdens de behandeling.
Hypothyroïdie is gemeld bij patiënten die selpercatinib kregen. Bepaal bij alle patiënten voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling de schildklierfunctie. Controleer tijdens de behandeling op tekenen en symptomen van een schildklierfunctiestoornis. Controleer de schildklierfunctie tijdens de behandeling periodiek. Houd er rekening mee dat selpercatinib de omzetting van levothyroxine (T4) remt en aanvulling met liothyronine nodig kan zijn, zie ook de rubriek Interacties.
Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de volgende dosis uitstellen, en starten met een behandeling met steroïden. Afhankelijk van de ernst, kan aanpassing van de dosering van selpercatinib nodig zijn. Staak selpercatinib definitief bij terugkerende overgevoeligheidsreacties. Verschijnselen van overgevoeligheid zijn o.a. koorts, huiduitslag en gewrichts- of spierpijn met gelijktijdige daling van het aantal trombocyten of verhoogde transferasewaarden. Het merendeel van de gevallen trad op bij patiënten met NSCLC die eerder werden behandeld met anti-PD-1/PD-L1 immunotherapie.
Bij optreden van een levensbedreigende of ernstige bloeding selpercatinib definitief staken.
Vanwege kans op groeischijfafwijkingen (epifysiolyse van de heupkop) bij adolescenten open groeischijven monitoren. Bij optreden van groeischijfafwijkingen afhankelijk van de ernst overwegen de behandeling te onderbreken of te staken.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er zijn beperkte gegevens beschikbaar bij een ernstig verminderde leverfunctie en bij ouderen ≥ 75 jaar. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen ≤ 18 jaar met RET-positieve tumoren, met uitzondering van RET-fusiepositief schildkliercarcinoom. Bij RET-gemuteerd MTC en RET-fusiepositief schildkliercarcinoom zijn er zeer beperkte gegevens beschikbaar bij kinderen ≤ 18 jaar. Het gebruik is niet onderzocht bij eindfase nierfalen en hemodialyse voor de indicaties RET-fusiepositief NSCLC of schildkliercarcinoom.
Overdosering
Symptomen
verlenging QT-tijd; tevens misselijkheid en braken en hematologische toxiciteit (neutropenie, trombocytopenie).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ribociclib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met selpercatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Ribociclib remt selectief cyclineafhankelijke kinase (CDK) 4 en 6. Na activering van de kinasen door binding aan cycline D-eiwitten (D-CDK4/6-complex) spelen deze een belangrijke rol in de progressie van de celcyclus via fosforylering van het retinoblastoomeiwit (pRb). Toediening van ribociclib leidt tot een verminderde fosforylering van pRb met als gevolg een stilstand van de celcyclus in de G1-fase en tot verminderde celproliferatie in borstkankercellijnen. Bij oestrogeenpositief mammacarcinoom werkt de combinatie ribociclib+anti-oestrogeen beter dan de afzonderlijke stoffen. Ribociclib werkt beter bij oestrogeenpositieve borstkankercellijnen dan bij oestrogeennegatieve.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
F | ca. 66%. |
V d | ca. 15,6 l/kg. |
Metabolisering | in grote mate; via CYP3A4 en daarna diverse fase II reacties. |
Eliminatie | zowel met de feces (ca. 69%; 17% onveranderd) als de urine (ca. 23%; 12% onveranderd). |
T 1/2el | 30–55 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Selpercatinib is een selectieve remmer van de 'rearranged during transfection' (RET)-receptor tyrosinekinase. RET is een proto-oncogen dat na mutatie zorgt voor celproliferatie via de GDNF-signaleringsroute. Selpercartinib remt de tyrosinekinase-activiteit van wildtype RET en RET-gemuteerde isovormen. Dit leidt tot remming van de celgroei van tumorcellen met een verhoogde RET-acitiviteit. Daarnaast remt selpercatinib VEGFR1, VEGFR3 en FGFR 1, 2 en 3.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2 uur. |
F | ca. 73%. |
V d | ca. 2,5 liter/kg. |
Eiwitbinding | 96%. |
Metabolisering | voornamelijk in de lever via CYP3A4. |
Eliminatie | voor ca. 69% met de feces (waarvan ca. 14% in onveranderde vorm) en voor ca. 24% met de urine (waarvan ca. 12% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | 22 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ribociclib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
selpercatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk