Samenstelling
Litfulo
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aspaveli
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Swedish Orphan Biovitrum BVBA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor infusie
- Sterkte
- 54 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Overweeg, naast een conservatief beleid, lokale medicamenteuze therapie bij milde of ernstige alopecia areata (AA) zoals klasse 3-corticosteroïden. Overweeg intralaesionale triamcinolonacetonide bij volwassenen met milde AA. Conventionele systemische therapie (ciclosporine, methotrexaat, corticosteroïden) komt in aanmerking bij volwassenen met milde of ernstige AA, vooral bij een hoge ziektelast, eventueel aangevuld met lokale therapie bij ernstige AA. Geef bij onvoldoende respons eventueel de JAK-remmer ritlecitinib of baricitinib. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Alopecia Areata.
Geef ritlecitinib bij patiënten van 12 jaar en ouder met ernstige AA (SALT ≥50) met een huidige episode en ziekte-ernst van AA korter dan 8 jaar waarbij de hergroei van haar onvoldoende is ondanks de inzet van lokale middelen en ten minste één systemisch immunosuppressivum (methotrexaat, ciclosporine, prednison oraal of i.m.), tenzij er contra-indicaties zijn voor of bijwerkingen zijn van deze middelen. Evalueer na 6 maanden of de behandeling moet worden voortgezet.
Aan de vergoeding van ritlecitinib zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) kan pegcetacoplan worden toegepast bij patiënten die anemisch zijn, Hb-waarde < 6,5mmol/l, na behandeling gedurende ten minste 3 maanden met eculizumab of ravulizumab. Behandeling met pegcetacoplan kan de hemoglobinewaarden bij patiënten verbeteren.
Aan de vergoeding van pegcetacoplan zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Ernstige alopecia areata bij volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar.
Indicaties
- Paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) bij volwassenen die hemolytische anemie hebben, als monotherapie.
Doseringen
Behandeling niet starten bij absoluut aantal lymfocyten (ALC) < 0,5×109/l of een aantal trombocyten < 100×109/l.
Alopecia areata
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar
1×/dag 50 mg. Overweeg de behandeling te staken als er na 36 weken onvoldoende respons is.
Gemiste dosis: de dosis zo snel mogelijk alsnog innemen, tenzij de tijd tot de volgende dosis < 8 uur is. Dan de gemiste dosis niet innemen. Daarna het reguliere schema hervatten.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij Child-Pughscore 5-10. Bij Child-Pughscore 10-15 is het gecontra-indiceerd.
Toediening: capsule heel doorslikken, innemen met of zonder voedsel.
Doseringen
PNH
Volwassenen (incl. ouderen)
S.c. als infusie: 1080 mg 2×/week op dag 1 en dag 4 van elke behandelweek.
Bij overschakelen van een C5-remmer: gedurende de eerste 4 weken pegcetacoplan 2×/week 1080 mg, als aanvulling op de dosis van de C5-remmer, om het risico op hemolyse te beperken bij abrupt staken. Na 4 weken C5-remmer staken en doorgaan met pegcetacoplan monotherapie.
Bij LDH waarde > 2× de ULN: 1080 mg op elke derde dag (bv. dag 1, 4, 7, 10, 13 enz.). Bij dosisverhoging het LDH monitoren: 2×/week, gedurende minstens 4 weken.
Vergeten dosis: deze zo snel mogelijk toedienen en het gebruikelijke schema hervatten.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig. Er zijn geen gegevens over gebruik bij hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig. Het heeft naar verwachting geen invloed op de klaring.
Toediening
- Subcutaan toedienen via een spuitpomp;
- Mogelijke gebieden voor infusie zijn de buik, dijen, heupen of bovenarmen. Wissel de infusieplaatsen bij elke infusie af. Als er meerdere infusieplaatsen zijn, moet de tussenafstand ten minste 7,5 cm zijn;
- Vermijd gebieden waar de huid gevoelig, rood of hard is, waar een blauwe plek zit of in een tatoeage, litteken of striem;
- Na klaarmaken spuit, infusie gelijk starten, en voltooien binnen 2 uur;
- Infusieduur ca. 30 minuten bij 2 infusieplaatsen en ca. 60 minuten bij 1 infusieplaats.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): herpes zoster, folliculitis, bovensteluchtweginfectie. Duizeligheid. Diarree. Acne, urticaria, huiduitslag. Creatinekinase verhoogd.
Soms (0,1-1%): aantal trombocyten verlaagd, lymfocytentelling verlaagd, verhoging transaminase (ALAT/ASAT > 3×ULN).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Reacties op de injectieplaats zoals pijn, roodheid, jeuk, zwelling, blauwe plek en verharding. Vermoeidheid, koorts. Artralgie, rugpijn, pijn in de ledematen. Buikpijn, diarree. Hoesten. Hoofdpijn, duizeligheid. Hemolyse. Bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie. Vaccinatiecomplicatie.
Vaak (1-10%): sepsis, COVID-19, maag-darmstelselinfectie, schimmelinfectie, huidinfectie, orale infectie, oorinfectie, luchtweginfectie, virale infectie, bacteriële infectie, vaginale infectie, ooginfectie. Trombocytopenie, neutropenie. Hypokaliëmie. Hypertensie. Dyspneu, bloedneus, orofaryngeale pijn, verstopte neus. Misselijkheid. Roodheid, huiduitslag. Myalgie, spierspasme. Acute nierschade, chromaturie. Verhoogde waarden ALAT, bilirubine.
Soms (0,1-1%): cervicitis, liesinfectie, longontsteking, neusabces, tuberculose, slokdarmcandidiasis, COVID-19 pneumonie, anaal abces, urticaria.
Interacties
Ritlecitinib is een matige remmer van CYP3A; wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van CYP3A-substraten (bv. kinidine, ciclosporine, ergotamine, pimozide) waarbij matige veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen. Voor het CYP3A-substraat (bv. colchicine, everolimus, tacrolimus, sirolimus) dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen voor dosisaanpassing.
Ritlecitinib is een matige remmer van CYP1A2; voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van andere CYP1A2-substraten (bv. tizanidine) waarbij kleine veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen. Voor het CYP1A2-substraat (bv. theofylline, pirfenidon) dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen voor dosisaanpassing.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met OCT1-substraten waarbij kleine veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen.
Niet combineren met levende vaccins tijdens of vlak voor de behandeling.
Ritlecitinib veroorzaakte geen klinisch significante verandering in de blootstelling aan orale anticonceptiva (bv. ethinylestradiol of levonorgestrel), CYP2B6-substraten (bv. efavirenz), CYP2C-substraten (bv. tolbutamide), of substraten van organische aniontransporter (OAT)P1B1, breast cancer resistant protein (BCRP) en OAT3 (bv. rosuvastatine).
Bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers of inductoren van CYP-enzymen is geen dosisaanpassing nodig van ritlecitinib.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren (bij hoge doses) schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling en gedurende 1 maand na de laatste dosis .
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, is reproductietoxiciteit gebleken (toename abortussen of doodgeboorten). Er zijn geen toxische effecten bij het moederdier, of teratogene effecten bij voldragen nakomelingen waargenomen.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 8 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (< 1%).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie, waaronder tuberculose (tbc);
- ernstig verminderde leverfunctie.
Zie ook de rubriek Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Infectie met ingekapselde bacteriën, waaronder Neisseria meningitidis, Streptococcus pneumoniae en Haemophilus influenzae.
- Niet gevaccineerd tegen Neisseria meningitidis, Streptococcus pneumoniae en Haemophilus influenzae, tenzij tot 2 weken na de vaccinatie een profylactische behandeling met geschikte antibiotica wordt gegeven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór aanvang, 4 weken na start van de behandeling en daarna volgens het behandelbeleid het aantal trombocyten en het absoluut aantal lymfocyten (ALC). De behandeling staken bij het aantal trombocyten < 50×109/l. Onderbreek de behandeling als ALC < 0,5×109/l en herstart als deze weer boven deze waarde terugkeert.
Niet starten bij een actieve ernstige infectie. Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met meer kans op infecties, bv. op basis van voorgeschiedenis, blootstelling aan TBC, reisverleden (gebieden met endemische TBC of mycosen). Monitor op tekenen van infectie tijdens en na de behandeling; onderbreek de behandeling als een opportunistische of een ernstige infectie optreedt. Wees voorzichtig bij de behandeling van ouderen en patiënten met diabetes omdat bij hen een hogere incidentie van infecties is.
Virale reactivatie kan optreden; gevallen van reactivatie van het herpesvirus (bv. herpes zostervirus) zijn gemeld. Bij optreden van herpes zoster de behandeling tijdelijk onderbreken totdat de episode voorbij is. Screen op virale hepatitis voor start van de behandeling. Patiënten met een aangetoonde hepatitis B- of C-infectie werden uitgesloten van onderzoeken met ritlecitinib. Controleer tijdens de behandeling op reactivatie van virale hepatitis. Bij aanwijzingen voor reactivatie, een leverspecialist raadplegen.
Test op TBC (actief of latent) voor start van de behandeling. Behandel bij een positieve uitslag vóór het starten met ritlecitinib. Overweeg behandeling bij personen met een negatieve uitslag voor een latente TBC en een hoog risico op tbc; overweeg deze ook te screenen tijdens de behandeling.
Het risico op maligniteiten waaronder niet-melanome huidkanker (non-melanoma skin cancer, NMSC) is verhoogd bij gebruik van immunomodulerende middelen, waaronder JAK-remmers. Het aantal maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en NMSC nam toe in onderzoek met tofacitinib. Houd rekening met de risico's en de voordelen van de behandeling bij patiënten met een andere bekende maligniteit anders dan met succes behandelde NMSC of baarmoederhalskanker. Onderzoek periodiek de huid, vooral bij risicofactoren voor huidkanker.
Voorvallen van MACE (major adverse cardiac event) en diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE) zijn gemeld. Bij patiënten ≥ 50 jaar met RA met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van MACE, gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fatale beroerte, en een dosisafhankelijk hoger percentage veneuze trombo-embolie, waaronder DVT en PE, waargenomen bij tofacitinib vergeleken met TNF-remmers. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met bekende risicofactoren voor trombo-embolie. Staak de behandeling bij vermoeden van trombo-embolisch proces.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk vóór de behandeling, wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins bij patiënten die ritlecitinib krijgen. Zorg vóór start behandeling voor voldoende vaccinaties inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster.
Als de behandeling moet worden onderbroken, is het risico op aanzienlijke haaruitval van nieuw aangegroeid haar op de hoofdhuid na de onderbreking laag, als de onderbreking korter dan 6 weken duurt.
Behandeling staken bij onverklaarde neurologische symptomen. Aan ritlecitinib gerelateerde axonale dystrofie is waargenomen in onderzoeken naar chronische toxiciteit bij Beagle-honden.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen <12 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Het is niet onderzocht bij patiënten met eindstadium nierfalen (end-stage renal disease, ESRD) of bij patiënten met een niertransplantatie en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze patiënten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het gebruik van pegcetacoplan kan meer kans geven op ernstige infecties die worden veroorzaakt door ingekapselde bacteriën, waaronder Neisseria meningitidis type A, C, W, Y en B, Streptococcus pneumoniae en Haemophilus influenzae type B. Controleer vaccinatiestatus. Bij bekende vaccinatiestatus moet bevestigd worden dat minder dan 2 jaar voor start behandeling de vereiste vaccinaties zijn gegeven. Bij onbekende vaccinatiestatus de vereiste vaccins ten minste 2 weken vóór toediening van de eerste dosis pegcetacoplan toedienen, tenzij het risico van uitstel van de behandeling opweegt tegen het risico op het ontwikkelen van een infectie. Als onmiddellijke behandeling geïndiceerd is, de vereiste vaccins zo snel mogelijk toedienen en de patiënt tot 2 weken na de vaccinatie behandelen met geschikte antibiotica. Vaccinatie is mogelijk niet voldoende om een ernstige infectie te voorkomen. Controleer op vroege tekenen van infecties met ingekapselde bacteriën. Informeer patiënt hierover en adviseer om medische hulp in te roepen.
Controleer patiënt met PNH regelmatig op tekenen en symptomen van hemolyse, waaronder het meten van de LDH-waarden. Pas zo nodig de dosis aan.
Wees voorzichtig met staken na het overschakelen van andere complementremmers dan eculizumab, voordat een steady-state-concentratie van pegcetacoplan wordt bereikt. Dit overschakelen is niet onderzocht.
Vermijd het gebruik van silica reagentia in coagulatiepanels. Dit kan door interferentie leiden tot een kunstmatig verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT).
Uitstellen of staken van toediening kan leiden tot intravasculaire hemolyse. Controleer op tekenen en symptomen van hemolyse gedurende ten minste 8 weken na de laatste dosis ('wash out' periode). Overweeg een langzame afbouw. Ernstige intravasculaire hemolyse wordt vastgesteld op basis van verhoogde LDH-waarden die gepaard gaan met plotselinge afname van PNH-kloongrootte of hemoglobine, of opnieuw optreden van symptomen als vermoeidheid, hemoglobinurie, abdominale pijn, dyspneu, belangrijke vasculaire complicaties (waaronder trombose), dysfagie of erectiestoornis. Overweeg bij ernstige hemolyse: bloedtransfusie (geconcentreerde RBC’s), wisseltransfusie, antistolling en corticosteroïden.
Pegcetacoplan bevat polyethyleenglycol (PEG). De potentiële langetermijngevolgen van PEG-stapeling in de nieren, de plexus choroideus van de hersenen en andere organen zijn niet bekend. Controleer regelmatig de nierfunctie.
Vorming van antilichamen tegen het geneesmiddel (anti-drug antibody, ADA) en neutraliserende antilichamen (NAb) kan optreden. In onderzoek had het geen invloed op de farmacokinetiek en de klinische werkzaamheid. Ook kunnen antilichamen tegen PEG ontstaan.
Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ritlecitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pegcetacoplan contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie centrum.
Eigenschappen
Ritlecitinib remt irreversibel en selectief Januskinase 3 (JAK3) en tyrosinekinase (TEC). In een cellulaire omgeving remt ritlecitinib cytokinen (IL-2, IL-4, IL-7, IL-15 en IL-21) via JAK3-afhankelijke receptoren. Remming van TEC, betrokken bij de regulatie van T- en B-cellen, leidt tot een verminderde cytolytische activiteit van NK- en CD8+ T-cellen. Door JAK3 en de TEC-familie gemedieerde signaaltransductieroutes zijn beide betrokken bij de pathogenese van alopecia areata.
Kinetische gegevens
F | ca. 64%. |
T max | binnen 1 uur. |
V d | ca. 1.1 l/kg na i.v.-toediening. |
Metabolisering | vooral metabool door isovormen van glutathion-S-transferase en CYP-enzymen. Bijdrage per klaringsroute ≤ 25%. |
Eliminatie | ca. 66% via urine, 20% via feces. |
T 1/2el | 1,3-2,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Pegcetacoplan bestaat uit twee identieke pentadecapeptiden, op covalente wijze gebonden aan de uiteinden van een lineair PEG-molecuul van 40 kDa. Het bindt zich aan complement C3 en het activeringsfragment C3b en remt zo de complementcascade. Bij paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) is het complementsysteem te actief en valt het de eigen erytrocyten aan. Extravasculaire hemolyse wordt gefaciliteerd door opsonisatie met C3b, terwijl intravasculaire hemolyse wordt gemedieerd door het neerwaartse membrane-attack complex (MAC). Pegcetacoplan reguleert de vorming van zowel C3b als MAC, waardoor de mechanismen die leiden tot extravasculaire en intravasculaire hemolyse worden gecontroleerd. De PEG-groep van 40 kDa zorgt voor een betere oplosbaarheid en langere verblijftijd in het lichaam na toediening van het geneesmiddel.
Kinetische gegevens
F | ca. 76%. Bij een persoon van 50 kg is naar verwachting bij steady-state een tot 20% hogere gemiddelde blootstelling dan een persoon van 70 kg. Bij 40 kg is de gemiddelde concentratie 45% hoger. |
T max | 4.5-6 dagen. |
V d | ca. 0.06 l/kg. |
Metabolisering | via katabole routes afgebroken tot kleine peptiden, aminozuren en PEG. Belangrijkste eliminatieroute is via de urine. |
T 1/2el | ca. 8,6 dagen. |
Overig | Cmax na 4.5-6 dagen en steady-state-serumconcentratie na ca. 4 tot 6 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ritlecitinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
pegcetacoplan hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk