Samenstelling
Kevzara XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 132 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen à 150 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 150 mg (1,14 ml)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 175 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen à 200 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 200 mg (1,14 ml)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Simulect XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor i.v. injectie of infusie
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor i.v.-injectie of infusie
- Sterkte
- 20 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Offlabel: De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart). Baricitinib en sarilumab zijn een alternatief indien tocilizumab niet beschikbaar is, of om een andere reden niet kan worden voorgeschreven.
Advies
Voor basiliximab is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of intolerant zijn voor, één of meer DMARD's. Toepassen in combinatie met methotrexaat (MTX); eventueel als monotherapie bij intolerantie voor MTX of als MTX niet geschikt is.
- Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij 'coronavirus disease 2019' (COVID-19), in combinatie met dexamethason. De patiënt heeft extra-zuurstoftoediening nodig of wordt beademd.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Profylaxe van acute afstoting van de-novo allogene niertransplantaten bij volwassenen en kinderen (> 1 jaar), in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden bij patiënten met 'panel reactive antibodies' < 80%, of bij een drievoudige immunosuppressieve onderhoudsbehandeling met ciclosporine, corticosteroïden en azathioprine of mycofenolaatmofetil.
Doseringen
Matige tot ernstige reumatoïde artritis
Volwassenen incl. > 65 jaar
Subcutaan: 200 mg, 1×/2 weken. Verlaag naar 150 mg 1×/2 weken om neutropenie, trombocytopenie en verhoogde ASAT/ALAT-waarden onder controle te houden. Bij ANC > 1 × 10 9/l dosering handhaven; bij ANC 0,5–1 onderbreken tot > 1, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen naar 200 mg/2 weken; bij ANC < 0,5 de behandeling staken. Indien zich een ernstige infectie ontwikkelt de behandeling tijdelijk onderbreken tot de infectie onder controle is. Bij bloedplaatjes 50–100 × 10 9/l onderbreken tot > 100, de behandeling dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij < 50 (herhaald vastgesteld) de behandeling staken. Bij een ALAT-waarde > 1–3× 'upper limit of normal' (ULN): overweeg dosisaanpassing van eventueel gelijktijdig toegediende DMARD's; bij ALAT > 3–5× ULN de behandeling onderbreken tot < 3 × ULN, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij ALAT > 5× de ULN, de behandeling staken.
Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij COVID-19
Volwassenen
Volgens SWAB: intraveneus eenmalig 400 mg als i.v.-infusie, bereid uit de subcutane formulering conform het protocol van de REMAP-CAP studie. Zie voor advies over toepassing van sarilumab rubriek 4.1.6 (IL-6 remmers) van de richtlijn COVID-19 op richtlijnendatabase.nl.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig, de toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Verminderde leverfunctie: toepassing bij een gestoorde leverfunctie wordt niet aanbevolen, omdat het effect op de kinetiek per dosering niet onderzocht is.
Een vergeten dosis alsnog toedienen als maximaal 3 dagen verstreken zijn sinds de vergeten dosis; de volgende dosis volgens het normale schema toedienen. Als 4 of meer dagen zijn verstreken, de volgende dosis volgens het normale schema toedienen.
Toediening: de volledige inhoud van de spuit/pen toedienen, hierbij de injectieplaats (buik, dij of bovenarm) bij iedere injectie afwisselen.
Doseringen
Profylaxe van de afstoting van een niertransplantaat:
Volwassenen en kinderen ≥35 kg:
20 mg binnen 2 uur vóór de transplantatie, gevolgd door 20 mg 4 dagen na de transplantatie. De tweede dosis niet (meer) geven indien zich gedurende de eerste dagen na de transplantatie ernstige complicaties voordoen, zoals ernstige overgevoeligheidsreacties of verlies van het transplantaat.
Kinderen > 1 jaar en < 35 kg:
10 mg binnen 2 uur vóór de transplantatie, gevolgd door 10 mg 4 dagen na de transplantatie. De tweede dosis niet (meer) geven indien zich gedurende de eerste dagen na de transplantatie ernstige complicaties voordoen, zoals ernstige overgevoeligheidsreacties of verlies van het transplantaat.
De dosis als intraveneuze bolusinjectie toedienen of infunderen in 20–30 min.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): neutropenie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis, orale herpes, urineweginfectie. Trombocytopenie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Verhoogde ASAT/ALAT-waarden. Erytheem of jeuk op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): pneumonie, cellulitis. Diverticulitis.
Zelden (0,01-0,1%): gastro-intestinale perforatie.
Verder gemeld zijn: opportunistische infecties zijn o.a. tuberculose, candidiase en pneumocystose. Herpes zoster.
Bijwerkingen
De symptomen die worden aangetroffen zijn een gevolg van de aandoening en de totale immunosuppressie met comedicatie.
Meest frequent (> 20%): misselijkheid, obstipatie, diarree, hoofdpijn, bovenste luchtweginfecties, hypertensie, perifeer oedeem, hyperkaliëmie, hypercholesterolemie, toename van creatinine in het bloed, hypofosfatemie, anemie, urineweginfectie, gewichtstoename en pijn.
Zelden: ernstige allergische reacties zoals huiduitslag, urticaria, jeuk, niezen, piepen, bronchospasmen, dyspneu, pulmonaal oedeem, hartfalen, hypotensie, tachycardie, respiratoir falen en capillaire-leksyndroom.
Individuele gevallen van 'cytokine release syndrome' zijn gemeld.
Bij kinderen werd vaker rinitis, pyrexie, hypertrichose, urineweginfectie, hypertensie, bovenste luchtweginfectie, virale infectie, sepsis en obstipatie gemeld dan bij volwassenen.
Interacties
CYP-enzymen: Verhoogde IL-6-waarden kunnen downregulatie van CYP-activiteit (specifiek van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4) veroorzaken en daarmee de geneesmiddelconcentraties van middelen die substraat zijn voor deze enzymen, verhogen. Blokkering van IL-6-signalering door sarilumab kan de CYP-activiteit herstellen. Controleer het effect van CYP-substraten, met name bij middelen met een nauwe therapeutische breedte waarvan de dosis individueel aangepast is; voorbeelden zijn controle van de INR bij vitamine K-antagonisten en van de plasmaspiegel bij theofylline. Het effect van CYP3A4-substraten (bv. orale anticonceptiva of statinen) kan afnemen door sarilumab. De wisselwerking met substraten van andere CYP's (CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6) is onvoldoende onderzocht.
Vaccins: combinatie met levende en levende verzwakte vaccins vermijden omdat de veiligheid hiervan niet is vastgesteld; immuniseer daarom bij voorkeur voorafgaand aan de behandeling met sarilumab. Het interval tussen vaccinatie met een levend vaccin en het begin van de behandeling met sarilumab dient in lijn te zijn met de richtlijnen voor vaccinaties met betrekking tot immunosuppressiva.
Interacties
Bij vaccinatie met levend verzwakt virus is er een risico van mogelijk ernstig (fataal) verlopende algemene systemische ziekte. Gebruik van levende verzwakte vaccins in combinatie met basiliximab vermijden. De antilichaamreactie op andere vaccins kan afnemen als gevolg van de immunosuppressie door basiliximab.
Zwangerschap
Teratogenese: bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: immunosuppressieve eigenschappen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot 16 weken na de laatste dosis basiliximab.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: onbekend. Humaan IgG1 wordt echter uitgescheiden in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties: niet toepassen bij een actieve infectie (waaronder ook lokale infecties). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico voor infecties. Overweeg de baten en risico's van de behandeling alvorens deze te beginnen bij patiënten met een chronische of recidiverende infectie, HIV-infectie, voorgeschiedenis van ernstige of opportunistische infectie, andere onderliggende aandoeningen die vatbaarder maken voor infecties, die zijn blootgesteld aan tuberculose (onderzoek op latente infectie), leven in of reizen naar gebieden met endemische tuberculose of endemische mycose. Volg elke patiënt nauwkeurig op de ontwikkeling van klachten en symptomen van een infectie, vooral oudere patiënten. Onderbreek de behandeling tijdelijk als zich een ernstige of opportunistische infectie ontwikkelt.
Neutrofielen: het absolute neutrofielen aantal (ANC) controleren voor aanvang van de behandeling; start niet bij een ANC < 2 × 109/l. Controleer het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij een ANC < 0,5 × 109/l.
Bloedplaatjes: controleer het aantal bloedplaatjes voor aanvang van de behandeling; start niet bij een aantal < 150 × 109/l. Controleer het aantal bloedplaatjes ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij < 50 × 109/liter.
Lever: controleer voorafgaand aan de behandeling de levertransaminasen; start niet bij een ALAT- of ASAT-waarde > 1,5× de 'upper limit of normal' (ULN). Controleer 4–8 weken na start van de medicatie; bij een ALAT-waarde > 5× de ULN, de behandeling staken. Controleer daarna om de 3 maanden. Het effect van een leverfunctiestoornis op de kinetiek per dosering is niet onderzocht. Bij een gestoorde leverfunctie (o.a. bij patiënten met een positieve uitslag voor hepatitis B of C) niet toepassen.
Lipiden: controleer 4–8 weken na start van de medicatie en daarna iedere 6 maanden.
Gastro-intestinale perforatie en diverticulitis zijn gemeld. Gastro-intestinale perforatie is gemeld bij patiënten met en zonder diverticulitis. Wees voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. Laat de patiënt direct contact opnemen bij nieuwe abdominale symptomen zoals aanhoudende pijn met koorts.
Maligniteiten zijn gemeld in klinisch onderzoek.
Veiligheid vaccinaties: immuniseer voorafgaand aan de behandeling met sarilumab, omdat de veiligheid van gelijktijdig gebruik van sarilumab en levende of levende verzwakte vaccins niet is vastgesteld.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Basiliximab uitsluitend toedienen als het absoluut zeker is dat de patiënt het transplantatieorgaan en bijbehorende immunosuppressie gaat krijgen.
Bij circa 3,5% van de patiënten treedt een antilichaamreactie op tegen het gehumaniseerd muizenmonoklonaal antilichaam. Latere behandeling met antilymfocyt-antilichaam van de muis hoeft overigens geen antilichaamreactie op te roepen. Indien een ernstige overgevoeligheidsreactie optreedt, de behandeling met basiliximab permanent staken. Als patiënten, eerder behandeld met basiliximab, opnieuw worden blootgesteld aan een volgende therapiekuur met dit geneesmiddel, moet voorzichtigheid in acht worden genomen. Patiënten die eerder zijn behandeld met basiliximab waarbij de immunosuppressie vroegtijdig werd onderbroken bleken een vergroot risico van acute overgevoeligheidsreacties te hebben bij een nieuwe toediening van basiliximab voor een volgende transplantatie.
Immunosupressieve bijwerkingen: Bij immunosuppressieve therapie bestaat een groter risico van het ontwikkelen van lymfoproliferatieve stoornissen en is de vatbaarheid voor infectie vergroot waaronder opportunistische infecties (met bv. CMV of het BK-virus), dodelijke infecties en sepsis.
De werkzaamheid en veiligheid ter preventie van afstoting bij andere organen dan de nier zijn niet aangetoond; in kleine studies bij harttransplantatie zijn ernstige cardiale bijwerkingen gemeld. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik van basiliximab bij ouderen.
Overdosering
Neem bij overdosering met sarilumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunosuppressivum, interleukineremmer. Humaan monoklonaal antilichaam (subtype IgG1), bindt aan en blokkeert de IL-6-receptor (IL-6Rα). Remt daardoor de IL-6-gemedieerde signalering, waarbij glycoproteïne 130 en STAT-3 betrokken zijn. IL-6 is een cytokine dat diverse cellulaire responsen stimuleert, zoals proliferatie, differentiatie, overleving en apoptose. Het kan hepatocyten activeren om acute-fase-eiwitten vrij te geven, waaronder C-reactieve proteïne (CRP) en serumamyloïd A. IL-6 speelt een rol bij migratie en activering van T-cellen, B-cellen, monocyten en osteoclasten, wat bij patiënten met reumatoïde artritis leidt tot bot-erosie, synoviale en systemische ontstekingen.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 2–4 dagen. |
V d | 0,12 l/kg. |
Metabolisering | Afbraak tot kleine peptiden en aminozuren, vergelijkbaar met endogeen IgG. |
Eliminatie | lineair en non-lineair. Niet via nier of lever. |
T 1/2el | 8–10 dagen (initieel), 21 dagen (effectief bij steady-state-concentratie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Basiliximab is een chimere monoklonaal antilichaam, gericht tegen de interleukine-2 receptor (CD25-antigeen) van geactiveerde humane T-lymfocyten. Hierdoor wordt voorkómen dat interleukine-2 de T-lymfocyten kan stimuleren tot T-celproliferatie. De werking van basiliximab houdt aan zolang de serumspiegel > 0,2 microg/ml is. Werkingsduur: 4–6 weken.
Kinetische gegevens
V d | 0,12 ± 0,06 l/kg bij volwassenen, bij kinderen van 1 tot 11 jaar ongeveer de helft hiervan. |
Overig | Cmax = 7,1 ± 5,1 microg/ml (na infunderen van 20 mg in 30 min). |
T 1/2el | 4 tot 10 dagen bij volwassenen, bij kinderen ca. 2 dagen langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sarilumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
basiliximab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk