Samenstelling
Sylvant XGVS Aanvullende monitoring Recordati
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 100 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kevzara XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 132 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 150 mg (1,14 ml), wegwerpspuit 150 mg (1,14 ml)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 175 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 200 mg (1,14 ml), wegwerpspuit 200 mg (1,14 ml)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Offlabel: De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart). Baricitinib en sarilumab zijn een alternatief indien tocilizumab niet beschikbaar is, of om een andere reden niet kan worden voorgeschreven.
Indicaties
- Multicentrische vorm van de ziekte van Castleman (MCD) bij volwassenen die negatief zijn voor het humaan immunodeficiëntievirus (HIV) en voor het humaan herpesvirus-8 (HHV-8).
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of intolerant zijn voor, één of meer DMARD's. Toepassen in combinatie met methotrexaat (MTX); eventueel als monotherapie bij intolerantie voor MTX of als MTX niet geschikt is.
- Polymyalgia rheumatica (PMR) bij volwassenen die onvoldoende reageren op corticosteroïden of bij wie een terugval optreedt tijdens het afbouwen van corticosteroïden.
- Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij 'coronavirus disease 2019' (COVID-19), in combinatie met dexamethason. De patiënt heeft extra-zuurstoftoediening nodig of wordt beademd.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Multicentrische vorm van de ziekte van Castleman (MCD)
Volwassenen
11 mg/kg lichaamsgewicht in 1 uur als i.v. infuus, per 3 weken, totdat de behandeling faalt.
Bij ouderen is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij een verminderde nierfunctie is gebruik niet onderzocht. Er kan geen dosisadvies worden gegeven.
Bij een verminderde leverfunctie is gebruik niet onderzocht. Er kan geen dosisadvies worden gegeven.
Doseringen
Behandeling niet starten bij een ANC < 2 × 109/l of bij aantal bloedplaatjes < 150 × 109/l.
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan: 200 mg, 1×/ 2 weken. Verlaag naar 150 mg 1×/ 2 weken om neutropenie, trombocytopenie en verhoogde ASAT/ALAT-waarden onder controle te houden.
Onderbreken of staken van de behandeling
Bij ANC 0,5–1 × 10 9/l behandeling onderbreken en hervatten bij > 1 × 10 9/l met 150 mg/ 2 weken en zo nodig verhogen naar 200 mg/ 2 weken; bij ANC < 0,5 × 10 9/l de behandeling staken. Bij een ernstige infectie de behandeling tijdelijk onderbreken tot de infectie onder controle is.
Bij bloedplaatjes 50–100 × 10 9/l de behandeling onderbreken en hervatten bij > 100 × 10 9/l met 150 mg/ 2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/ 2 weken; bij < 50 × 10 9/l (herhaald vastgesteld) de behandeling staken.
Bij een ALAT-waarde > 1–3× 'upper limit of normal' (ULN): overweeg dosisaanpassing van eventueel gelijktijdig toegediende DMARD's of immunomodulerende middelen; bij ALAT > 3–5 × ULN de behandeling onderbreken en hervatten bij < 3 × ULN met 150 mg/ 2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/ 2 weken; bij ALAT > 5 × de ULN, de behandeling staken.
Polymyalgia rheumatica
Volwassenen
Subcutaan 200 mg 1×/ 2 weken in combinatie met een afbouwkuur van systemische corticosteroïd, waarna sarilumab als monotherapie kan worden voortgezet. Er zijn gegevens beschikbaar over een behandelduur langer dan 1 jaar.
Behandeling staken bij ANC < 1 × 10 9/l aan het einde van het toedieningsinterval, aantal bloedplaatjes < 100 × 10 9/l, of ASAT/ALAT > 3 × de ULN. Dosisaanpassingen bij deze aandoeningen zijn niet onderzocht.
Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij COVID-19
Volwassenen
Volgens SWAB: intraveneus eenmalig 400 mg als i.v.-infusie, bereid uit de subcutane formulering conform het protocol van de REMAP-CAP studie. Zie voor advies over toepassing van sarilumab rubriek 4.1.6 (IL-6 remmers) van de richtlijn COVID-19 op richtlijnendatabase.nl.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig, de toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Verminderde leverfunctie: toepassing bij een gestoorde leverfunctie wordt niet aanbevolen, omdat het effect op de kinetiek per dosering niet onderzocht is.
Een vergeten dosis alsnog toedienen als maximaal 3 dagen verstreken zijn sinds de vergeten dosis; de volgende dosis volgens het normale schema toedienen. Als 4 of meer dagen zijn verstreken, de volgende dosis volgens het normale schema toedienen.
Toediening: de volledige inhoud van de spuit/pen toedienen, hierbij de injectieplaats (buik, dij of bovenarm) bij iedere injectie afwisselen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Bovenste luchtweginfectie, nasofaryngitis, urineweginfectie. Verminderde nierfunctie. Duizeligheid, hoofdpijn. Orofaryngeale pijn. Misselijkheid, buikpijn, braken, obstipatie, diarree, gastro-oesofageale reflux, mondzweer. Rash, jeuk, eczeem. Artralgie, pijn in extremiteit. Neutropenie, trombocytopenie. Hypertriglyceridemie, hyperurikemie. Lokaal oedeem. Gewichtstoename.
Vaak (1-10%): anafylactische of overgevoeligheidsreactie. infusiegerelateerde reactie. Hypercholesterolemie.
Verder is gemeld: gastro-intestinale perforatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): neutropenie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, orale herpes, urineweginfectie, pneumonie, cellulitis. Trombocytopenie, leukopenie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Verhoogde ASAT/ALAT-waarden. Roodheid of jeuk op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): Diverticulitis, nasofaryngitis.
Zelden (0,01-0,1%): gastro-intestinale perforatie.
Verder gemeld zijn: opportunistische infecties zijn o.a. tuberculose, candidiase en pneumocystose. Herpes zoster.
Interacties
Combinatie met substraten van CYP450 met een smalle therapeutische breedte kan mogelijk het effect of de geneesmiddelconcentratie van deze middelen veranderen (bv. bij ciclosporine) door toegenomen metabolisering; monitoring en eventuele dosisaanpassing bij begin én eind van de behandeling met siltuximab zijn aangewezen.
Levende verzwakte vaccins niet gelijktijdig met of binnen 4 weken voor het begin van de behandeling geven wegens ontbreken van gegevens. Voorzichtig zijn bij toediening van levende vaccins aan zuigelingen van behandelde moeders.
Interacties
CYP-enzymen: Verhoogde IL-6-waarden kunnen downregulatie van CYP-activiteit (specifiek van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4) veroorzaken en daarmee de geneesmiddelconcentraties van middelen die substraat zijn voor deze enzymen, verhogen. Blokkering van IL-6-signalering door sarilumab kan de CYP-activiteit herstellen. Controleer bij starten en stoppen van sarilumab, het effect of de plasmaspiegel van CYP-substraten met een nauwe therapeutische breedte waarvan de dosis individueel aangepast is; voorbeelden zijn controle van de INR bij vitamine K-antagonisten en van de plasmaspiegel bij theofylline. Het effect van CYP3A4-substraten (bv. orale anticonceptiva of statinen) kan afnemen door sarilumab. De wisselwerking met substraten van andere CYP's (CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6) is onvoldoende onderzocht.
Vaccins: combinatie met levende en levende verzwakte vaccins vermijden omdat de veiligheid hiervan niet is vastgesteld; immuniseer daarom bij voorkeur voorafgaand aan de behandeling met sarilumab. Het interval tussen vaccinatie met een levend vaccin en het begin van de behandeling met sarilumab dient in lijn te zijn met de richtlijnen voor vaccinaties met betrekking tot immunosuppressiva.
Zwangerschap
Siltuximab passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: De pasgeborene kan meer kans op infecties hebben.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 3 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: onbekend. Humaan IgG1 wordt echter uitgescheiden in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorafgaand aan elke dosis hematologisch onderzoek laten verrichten in het eerste jaar, daarna voorafgaand aan elke 3e dosering. Behandelcriteria zijn: absoluut aantal neutrofielen ≥1,0 × 109/l, aantal plaatjes voor eerste toediening ≥ 75 × 109/l en voor herbehandeling ≥ 50 × 109/l , hemoglobine < 170 g/l (10,6 mmol/l).
Siltuximab kan symptomen van acute ontsteking maskeren. Ernstige infecties zoals pneumonie en sepsis zijn gemeld.
De behandeling onderbreken bij een ernstige infectie of ernstige niet-hematologische toxiciteit, na herstel verdergaan met dezelfde dosis. Staken als in de eerste 48 weken > 2× een dosis werd uitgesteld wegens toxiciteit. Bij ernstige allergische reactie, ernstige infusiegerelateerde reactie, anafylaxie of het 'cytokine release syndrome' (CRS) de behandeling staken.
Hypoglobulinemie tijdens behandeling is gemeld.
Wees voorzichtig bij een toegenomen kans op gastro-intestinale perforatie.
Monitor patiënten met bekende leverinsufficiëntie of verhoogde transaminasen of verhoogd bilirubine; er zijn meldingen van verhoogde waarden na behandeling.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toepassen bij een actieve infectie (waaronder ook lokale infecties). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico voor infecties. Overweeg de baten en risico's van de behandeling alvorens deze te beginnen bij patiënten met een chronische of recidiverende infectie, HIV-infectie, voorgeschiedenis van ernstige of opportunistische infectie, andere onderliggende aandoeningen die vatbaarder maken voor infecties, die zijn blootgesteld aan tuberculose (onderzoek op latente infectie), die leven in of reizen naar gebieden met endemische tuberculose of endemische mycose. Volg elke patiënt nauwkeurig op de ontwikkeling van klachten en symptomen van een infectie, vooral oudere patiënten. Onderbreek de behandeling tijdelijk als zich een ernstige of opportunistische infectie ontwikkelt.
Controle labwaarden:
- Neutrofielen: start niet bij een ANC < 2 × 109/l. Controleer het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig. Staak de behandeling bij RA bij een ANC < 0,5 × 109/l en bij PMR bij <1 × 109/l.
- Bloedplaatjes: start niet bij een aantal < 150 × 109/l. Controleer het aantal bloedplaatjes ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij RA bij < 50 × 109/l en bij PMR < 100 × 109/l.
- Lever: start niet bij een ALAT- of ASAT-waarde > 1,5 × de 'upper limit of normal' (ULN). Controleer 4–8 weken na start van de medicatie, daarna om de 3 maanden. Staak de behandeling bij RA bij een ALAT-waarde > 5× de ULN en bij PMR > 3 × de ULN. Het effect van een leverfunctiestoornis op de kinetiek per dosering is niet onderzocht. Bij een gestoorde leverfunctie (o.a. bij patiënten met een positieve uitslag voor hepatitis B of C) niet toepassen.
- Lipiden: controleer 4–8 weken na start van de medicatie en daarna iedere 6 maanden.
Controleer vooraf op tuberculose (TB). Niet toepassen bij latente of actieve TB. Overweeg voor start anti-TB therapie bij een medische voorgeschiedenis van latente of actieve TB, bij wie een afdoende behandeling niet kan worden bevestigd en bij een negatieve test op latente TB maar wel risicofactoren voor een TB-infectie. Er is risico op fout-negatieve resultaten van tuberculine-huidtesten en interferon-gamma-TB-bloedtesten, vooral bij patiënten die ernstig ziek of immuungecompromitteerd zijn. Controleer tijdens de behandeling op klachten en symptomen van tuberculose.
Virale reactivatie is gemeld bij immunosuppressieve biologische behandelingen. Gevallen van herpes zoster zijn waargenomen bij gebruik van sarilumab, geen gevallen van hepatitis B. Patiënten die risico liepen op reactivatie waren uit het onderzoek uitgesloten.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. Gastro-intestinale perforatie en diverticulitis zijn gemeld. Gastro-intestinale perforatie is gemeld bij patiënten met en zonder diverticulitis, bij gelijktijdig gebruik van NSAID's, corticosteroïden of methotrexaat. Laat de patiënt direct contact opnemen bij nieuwe abdominale symptomen zoals buikpijn, gastro-intestinale bloeding en/of onverklaarde verandering in de stoelgang met koorts.
De kans op maligniteiten kan verhoogd zijn bij een behandeling met immunosuppressiva.
Antigeneesmiddel-antilichamen (ADA) kunnen zich ontwikkelen. Bij RA werd geen samenhang waargenomen tussen de ontwikkeling van ADA en het verlies van werkzaamheid of bijwerkingen. Bij PMR is vanwege het geringe optreden van ADA, het effect van deze antilichamen op de veiligheid en/of werkzaamheid van sarilumab onbekend.
Geef benodigde vaccinaties voorafgaand aan de behandeling met sarilumab, omdat de veiligheid van gelijktijdig gebruik van sarilumab en levende of levende verzwakte vaccins niet is vastgesteld.
Overdosering
Neem bij overdosering met sarilumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant chimerisch (mens-muis) monoklonaal antilichaam van G1κ-immunoglobuline (IgG1κ). Vormt complexen met de oplosbare biologisch actieve vormen van humaan interleukine-6, verhindert hiermee de binding van IL-6 aan IL-6-receptoren en neutraliseert daardoor de biologische activiteit van IL-6. Overproductie van IL-6 wordt in verband gebracht met anemie en cachexie, wat waarschijnlijk een centrale rol speelt bij systemische manifestaties van de ziekte van Castleman.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 16 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum, interleukineremmer. Humaan monoklonaal antilichaam (subtype IgG1), bindt aan en blokkeert de IL-6-receptor (IL-6Rα). Remt daardoor de IL-6-gemedieerde signalering, waarbij glycoproteïne 130 en STAT-3 betrokken zijn. IL-6 is een cytokine dat diverse cellulaire responsen stimuleert, zoals proliferatie, differentiatie, overleving en apoptose. Het kan hepatocyten activeren om acute-fase-eiwitten vrij te geven, waaronder C-reactieve proteïne (CRP) en serumamyloïd A. IL-6 speelt een rol bij migratie en activering van T-cellen, B-cellen, monocyten en osteoclasten, wat bij patiënten met reumatoïde artritis leidt tot bot-erosie, synoviale en systemische ontstekingen.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 2–4 dagen. |
V d | 0,12 l/kg. |
Metabolisering | Afbraak tot kleine peptiden en aminozuren, vergelijkbaar met endogeen IgG. |
Eliminatie | lineair en non-lineair. Niet via nier of lever. |
T 1/2el | 8–10 dagen (initieel), 21 dagen (effectief bij steady-state-concentratie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
siltuximab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
sarilumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk