Samenstelling
Rapamune Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
Bevat tevens: ethanol 25 mg/ml, propyleenglycol circa 350 mg/ml, soja-olie.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg
Bevat tevens: sucrose.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Enjaymo XGVS Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 22 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Sirolimus kan als aanvulling worden gezien op het therapeutisch arsenaal van de profylaxe van de acute afstotingsreactie van niertransplantaten. De Commissie ziet voorlopig een plaats voor sirolimus als onderdeel van een algehele therapie wanneer ciclosporine met name aanleiding geeft tot teveel nefrotoxiciteit of neurotoxiciteit.
Zie voor meer informatie de KDIGO-richtlijn niertransplantatie.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Profylaxe van orgaanafstoting bij volwassen patiënten met een klein tot matig immunologisch risico na een niertransplantatie. De eerste 2–3 maanden dient sirolimus in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden gegeven te worden. Therapie met sirolimus mag hierna alleen worden gecontinueerd met corticosteroïden indien de ciclosporine geleidelijk kan worden gestaakt.
- Behandeling van patiënten met sporadische lymfangioleiomyomatose (S-LAM) met een matig ernstige longaandoening of een verslechterende longfunctie.
Indicaties
- Hemolytische anemie bij volwassen patiënten met primaire auto-immuun hemolytische anemie met koude antistoffen ('cold agglutinin disease', CAD).
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Sirolimus van tdm-monografie.org.
Profylaxe van orgaanafstoting na niertransplantatie
Bij volwassenen en adolescenten > 18 j.
Gedurende de eerste 2–3 maanden na transplantatie, richtlijn: zo spoedig mogelijk na de transplantatie een oplaaddosis van 6 mg oraal, gevolgd door 2 mg 1×/dag. De dosering individualiseren op geleide van de dalconcentratie in volbloed 4–12 nanog/ml (chromatografisch assay). Geadviseerde ciclosporine dalconcentratiebereik hierbij is 150–400 nanog/ml (monoklonale assay of equivalente techniek).
Onderhoudsdosering: ciclosporine gedurende 4–8 weken geleidelijk afbouwen en de dosering sirolimus hierbij circa 4× verhogen op geleide van de dalspiegel in volbloed (12–20 nanog/ml). Maximale dosis sirolimus is 40 mg/dag (inclusief oplaaddosis). Therapie met corticosteroïden handhaven. Indien het niet lukt ciclosporine te staken, maximaal drie maanden combineren, daarna de therapie met sirolimus staken en een ander immunosuppressief regime instellen.
Sporadische lymfangioleiomyomatose (S-LAM)
Volwassenen
startdosering 2 mg/dag gedurende 10–20 dagen. De dosering individualiseren op geleide van de dalconcentratie (volbloed 5–15 nanog/ml). Bij aanpassing dosering de dalspiegel na 7–14 dagen meten vóór verdere dosisaanpassing. Bij stabiele onderhoudsdosering ten minste elke 3 maanden de dalspiegel meten; er zijn geen gegevens over gebruik langer dan een jaar.
Bij nierfunctiestoornis: er is geen dosisaanpassing nodig.
Bij ernstig leverfunctiestoornis: de onderhoudsdosis halveren en de dalspiegel in volbloed nauwlettend controleren. Hierbij in ogenschouw nemen dat de steady-state vertraagd wordt bereikt door een verlengde halfwaardetijd.
Toediening: Sirolimus consequent 4 uur na de ciclosporinedosis en consequent met, óf zonder, voedsel innemen. De tabletten heel innemen.
Bij gebruik van de drank: de doseerspuit legen in een glazen of plastic beker met ten minste 60 ml water of sinaasappelsap (geen andere vloeistoffen met inbegrip van grapefruit-/pompelmoessap); hierna krachtig roeren en direct opdrinken, daarna de beker opnieuw vullen met 120 ml water of sinaasappelsap, opnieuw krachtig roeren en direct opdrinken.
Doseringen
Controleer de patiënt tot ten minste twee uur na de eerste infusie op klachten en verschijnselen van een infusie- en/of overgevoeligheidsreactie (zie rubriek bijwerkingen). Controleer de patiënt gedurende één uur na de volgende infusie.
Primaire auto-immuun hemolytische anemie met koude antistoffen
Volwassenen (incl. ouderen)
via intraveneuze infusie: lichaamsgewicht ≥ 75 kg: 7500 mg 1×/week gedurende 2 weken, daarna 1×/2 weken met een infusiesnelheid van max.150 ml per uur; lichaamsgewicht 39–75 kg: 6500 mg 1×/week gedurende 2 weken, daarna 1×/2 weken met een infusiesnelheid van max.130 ml per uur. Bij cardiopulmonale aandoeningen in 120 minuten toedienen.
Verminderde nier- of leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Gemiste dosis: bij ≤ 17 dagen na de laatste dosis, deze zo snel mogelijk toedienen. Bij >17 dagen na de laatste dosis, de behandeling opnieuw starten met 1×/ week gedurende de eerste twee weken, gevolgd door toediening 1×/ 2 weken.
Toediening
- Alleen toedienen via intraveneuze infusie, niet toedienen als een i.v.-push of bolus.
- Infusie toedienen gedurende 1–2 uur, via een filter van 0,22 micron met een polyethersulfon (PES) membraan.
- Toedienen op de aanbevolen tijdstippen van het doseerschema, of binnen twee dagen na deze tijdstippen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, urineweginfectie, bacteriële en virale infecties (zoals Herpes simplex infectie), schimmelinfecties. Tachycardie, hypertensie. Lymfokèle, (perifeer) oedeem. Buikpijn, misselijkheid, diarree, obstipatie. Koorts, hoofdpijn, gewrichtspijn. Menstruatiestoornissen inclusief amenorroe en menorragie. Acne, huiduitslag, slechte wondgenezing. Anemie, leukopenie, trombocytopenie. Hypokaliëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie, diabetes mellitus, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie, abnormale leverfunctietesten (waaronder stijging ASAT- en ALAT-waarden), LDH-verhoging, verhoogd gehalte creatinine in bloed, proteïnurie.
Vaak (1-10%): sepsis, pyelonefritis, cytomegalovirus-infectie, herpes zoster-infectie. Neutropenie, hemolytisch-uremisch syndroom. Overgevoeligheidsreacties zoals anafylaxie, anafylactoïde reactie, angio-oedeem. Pericardeffusie, (diep)veneuze trombose, oedeem. Longembolie, mogelijk fatale interstitiële longziekten (waaronder pneumonitis en zelden longfibrose), pleura-effusie. Pancreatitis. Botnecrose. Huidkanker. Stomatitis. Bloedneus. Ascites. Abnormale leverfunctietesten. Eierstokcysten. Gewichtsafname (bij S-LAM).
Soms (0,1-1%): Clostridioides difficile enterocolitis, mycobacteriële infectie (incl. tuberculose), Epstein-Barrvirusinfectie. Lymfoproliferatieve aandoening (zoals lymfoom), pancytopenie, trombotische trombocytopenische purpura. Maligne melanoom. Exfoliatieve dermatitis. Longbloeding. Leverfalen. Nefrotisch syndroom, focale segmentale glomerulosclerose. Lymfoedeem.
Zelden (0,01-0,1%): alveolaire proteïnose. Hypertensieve vasculitis.
Verder zijn gemeld: abnormale heling na de transplantatie waaronder dehiscentie van de fascia en disruptie van een anastomose, meestal met fatale afloop. Neuro-endocrien carcinoom van de huid. Bij niertransplantatiepatiënten met een glomerulaire filtratiesnelheid kleiner dan 40 ml/min die werden overgezet van een calcineurine-remmer (zoals ciclosporine en tacrolimus) op sirolimus zijn ernstige bijwerkingen gemeld, waaronder pneumonie en acute afstoting van het transplantaat. 'Posterior reversible encephalopathy syndrome' (PRES=RPLS) en gevallen van BK-virus samenhangend met nefropathie en met JC-virus samenhangende progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld. Stoornissen van de spermaparameters zijn gemeld, meestal reversibel na het staken van sirolimus (zie ook de rubriek Zwangerschap). Ernstige bijwerkingen hangen veelal samen met verhoogde dalspiegels.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie, cystitis, bovensteluchtweginfectie, (naso)faryngitis, gastro-enteritis, rinitis. Hoofdpijn. Hypertensie, cyanose (gemeld als acrocyanose), fenomeen van Raynaud. Buikpijn, misselijkheid.
Vaak (1-10%): Ondersteluchtweginfectie, urosepsis, Escherichia-urineweginfectie, bacteriële urineweginfectie, bacteriële cystitis, orale herpes, herpes zoster, herpes simplex (viremie). Infusiegerelateerde reacties (binnen 24 uur na start infusie) waaronder koorts, koud gevoel, aura, 'stress'-cardiomyopathie, diarree, dyspepsie en afteuze zweer, en overgevoeligheidsreacties waaronder duizeligheid, hypotensie, ongemak op de borst en jeuk.
Interacties
Sirolimus is een substraat voor CYP3A4 en P–glycoproteïne (Pgp).
Ciclosporine verhoogt de bloedconcentratie van sirolimus, bij gelijktijdig gebruik de nierfunctie extra controleren en sirolimus 4 uur ná ciclosporine innemen. Gelijktijdig gebruik van sirolimus en een calcineurine-remmer (zoals tacrolimus) vermeerdert de kans op het hemolytisch uremisch syndroom, trombotische trombocytopenische purpura en trombotische microangiopathie). Comedicatie met middelen die CYP3A4 sterk induceren of remmen, wordt afgeraden.
CYP3A4-inductoren (bv. rifampicine, rifabutine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en sint-janskruid) verlagen de bloedconcentratie van sirolimus; bij comedicatie met rifampicine of rifabutine, (de combinatie wordt afgeraden), de dosering van sirolimus aanvankelijk verhogen en daarna binnen 5–7 dagen de juiste dosering verlagen. Houd er rekening mee dat het effect van sint-janskruid en andere inductoren nog tot minstens twee weken na het staken van het gebruik kan aanhouden.
Middelen die CYP3A4 remmen, verhogen de bloedspiegel van sirolimus; hiermee rekening houden bij comedicatie met macrolide antibiotica zoals claritromycine en erytromycine, antimycotica zoals clotrimazol, fluconazol, itraconazol en voriconazol, antidepressiva zoals fluoxetine en paroxetine, de HIV-proteaseremmers zoals ritonavir en calciumantagonisten zoals diltiazem, nicardipine en verapamil, en bromocriptine, cimetidine, danazol en grapefruit-/pompelmoessap. Indien oraal ketoconazol wordt toegevoegd aan sirolimus, (gelijktijdige toediening wordt afgeraden), de dosering van sirolimus verlagen en daarna de juiste dosering instellen aan de hand van het klinisch beeld en de bloedspiegel. Bij gelijktijdige toediening van een statine en/of fibraat controleren op mogelijke ontwikkeling van rabdomyolyse.
Remmers van Pgp kunnen de efflux van sirolimus uit darmcellen verlagen en de concentratie van sirolimus verhogen. Metoclopramide kan de sirolimusconcentratie verhogen. Combinatie met ACE-remmers kan angio-oedeemachtige reacties geven. Verhoogde sirolimusconcentratie, bijvoorbeeld door gebruik van CYP3A4-remmers, kunnen (met of zonder gelijktijdige ACE-remmers) angio-oedeem versterken. Ook is een hoger percentage van acute afstoting (door middel van biopt bevestigd) waargenomen bij combinatie met ramipril.
Wees voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die P-glycoproteïne (Pgp) remmen, zoals cannabidiol. De sirolimus-concentratie kan stijgen. Controleer nauwgezet op bijwerkingen en de bloedspiegel van sirolimus en pas zo nodig de dosis van sirolimus aan.
Vaccinaties kunnen minder effectief zijn bij gelijktijdig gebruik van sirolimus. Vermijd toediening van levende vaccins.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
De interactie met substraten van CYP-enzymen is niet onderzocht. Echter, sutimlimab verlaagt bij patiënten de niveaus van pro-inflammatoire cytokinen, zoals IL-6 waarvan bekend is dat het de expressie van specifieke hepatische CYP450-enzymen (CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4) onderdrukt. Wees daarom voorzichtig bij het starten of stoppen met sutimlimab bij patiënten die ook substraten krijgen van CYP450 3A4, 1A2, 2C9 of 2C19, met name de middelen met een smalle therapeutische index (zoals carbamazepine, fenytoïne en theofylline). Pas zonodig doses aan.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (toegenomen mortaliteit, verlaagd geboortegewicht en vertraagde ossificatie van het skelet).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dieren is een verlaging van de mannelijke vruchtbaarheid gezien met gedeeltelijk reversibele reducties in spermatellingen en histologische laesies zoals tubulaire atrofie en tubulaire reuzencellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 12 weken na de therapie.
Zwangerschap
Sutimlimab kan de placenta passeren.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij strikt noodzakelijk.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: onbekend. Het is bekend dat immunoglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn geen klinische relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Sirolimus dient alleen te worden gebruikt door artsen die ervaring hebben met immunosuppressiva bij transplantaties. Het gebruik van sirolimus, mycofenolaatmofetil en corticosteroïden in combinatie met IL-2 receptor antilichaam inductie, wordt afgeraden bij 'de novo' niertransplantaties. Bij niertransplantatiepatiënten met een uitgangswaarde van de glomerulaire filtratiesnelheid van < 40 ml/min treden vaker ernstige bijwerkingen (zoals acute afstoting en verlies van transplantaat) op bij gebruik van sirolimus dan bij dat van calcineurine-remmers. Controleer regelmatig op eiwit-excretie via de urine: bij omzetting van calcineurine-remmers naar sirolimus is de eiwit-excretie vaak na 6–24 maanden vergroot.
Bij de toediening van sirolimus bij mensen met leverfunctiestoornissen, de dalspiegel in het bloed nauwgezet controleren: bij ernstige leverinsufficiëntie na iedere dosisaanpassing elke 5 tot 7 dagen, totdat bij drie opeenvolgende metingen van deze spiegel, een stabiele sirolimusconcentratie is verkregen. Ook de sirolimusconcentratie controleren als de ciclosporinedosering is verlaagd of beëindigd. Ook tijdens therapie met sterke CYP3A4-inductoren of -remmers en na staken van de inductor of remmer de sirolimus bloedspiegel zorgvuldig controleren.
Sirolimus is niet voldoende bestudeerd bij niertransplantatiepatiënten met een groot immunologisch risico. Bij behandeling met immunosuppressiva is er meer kans op opportunistische infecties en op het ontstaan van lymfomen en andere maligniteiten, in het bijzonder van de huid. Tijdens het eerste jaar na de niertransplantatie antimicrobiële profylaxe tegen Pneumocystis jiroveci geven en bij risicopatiënten tijdens de eerste drie maanden na de niertransplantatie tevens een profylaxe tegen cytomegalovirus. Tevens goed letten op aanwijzingen van nefropathie geassocieerd met het BK-virus en van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) geassocieerd met het JC-virus. Geadviseerd wordt de huid te beschermen tegen teveel UV-stralen met behulp van geschikte kleding en zonnebrandmiddelen met een hoge beschermingsfactor.
Wees voorzichtig bij hyperlipidemie. Behandeling met sirolimus kan het serumcholesterol- en triglyceridengehalte verhogen; behandeling hiervoor kan nodig zijn. Gebruik bij lever- of longtransplantaties wordt niet aanbevolen; bij levertransplantatie is er meer kans op trombose in de leverarterie leidend tot verlies van transplantaat of overlijden en bij longtransplantatie op dehiscentie van de bronchiale anastomose, meestal met fatale afloop. Hepatische veno-occlusieve ziekte (VOD) is bij patiënten die sirolimus (vooral in combinatie met methotrexaat) gebruikten in relatief hoge frequentie waargenomen. Bij obesitas (BMI > 30 kg/m²) is de kans op verminderde wondgenezing en wondcomplicaties toegenomen.
Uit een beperkte hoeveelheid informatie blijkt dat negroïde ontvangers van een donornier, hogere doses en dalconcentraties nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken als niet-negroïde patiënten; de gegevens over werkzaamheid en veiligheid zijn te beperkt om specifieke dosisaanbevelingen te doen. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen en adolescenten tot 18 jaar en bij een leeftijd > 65 jaar zijn niet voldoende vastgesteld.
De drank bevat alcohol, wat bij bepaalde groepen patiënten schadelijk kan zijn.
De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol hierover.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties kunnen optreden, met name infecties veroorzaakt door ingekapselde bacteriën zoals Neisseria meningitides, Streptococcus pneumoniae en Haemophilus influenza. Ernstige infecties, waaronder sepsis, zijn gemeld. Niet starten bij een actieve, ernstige infectie. Controleer op vroege klachten en verschijnselen van infecties. Informeer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen als dergelijke symptomen zich voordoen. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van hepatitis B, hepatitis C of HIV-infectie. Vóór en tijdens de behandeling moeten patiënten hun arts op de hoogte brengen als ze gediagnosticeerd zijn met hepatitis B, hepatitis C of HIV-infectie.
Vaccineer patiënten volgens de lokale aanbevelingen voor patiënten met aanhoudende complementdeficiënties, waaronder vaccinatie met meningokokken- en streptokokkenvaccins. Vaccineer patiënten opnieuw. Immuniseer patiënten zonder een voorgeschiedenis van vaccinatie tegen gekapselde bacteriën ten minste 2 weken vóór de eerste dosis sutimlimab. Dien vaccin(s) zo snel mogelijk toe bij een niet-gevaccineerde patiënt wanneer behandeling urgent is. De voordelen en risico’s van antibioticaprofylaxe om infecties te voorkomen zijn niet vastgesteld.
Overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie kunnen optreden na toediening van een eiwitproduct. In klinische studies werden geen ernstige overgevoeligheidsreacties waargenomen. Staak behandeling bij optreden van een overgevoeligheidsreactie en start met geschikte behandeling.
Infusiegerelateerde reacties kunnen ontstaan, tijdens of onmiddellijk na de infusie. Controleer hierop; onderbreek de infusie bij het optreden van een reactie en start een geschikte behandeling.
Wees voorzichtig met gebruik bij systemische lupus erythematodes (SLE). Personen met een erfelijke klassieke complementdeficiëntie lopen een hoger risico op het krijgen van SLE. Controleer op klachten en verschijnselen van SLE.
Monitor op CAD-manifestaties na het stoppen van de behandeling. De effecten op hemolyse verminderen na het einde van de behandeling.
Hulpstof: Wees voorzichtig met natrium bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sirolimus contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met sutimlimab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Sirolimus remt de T-cel activering door remming van de intracellulaire signaaloverdracht. Dit gebeurt door remming van 'mammalian target of rapamycin' (mTOR), een belangrijke kinase voor de progressie van de celcyclus. Het netto resultaat is remming van de lymfocytenactivatie, wat resulteert in immunosuppressie. Bij lymfangioleiomyomatose (LAM) remt het de proliferatie en afgifte van lymfangiogene groeifactoren en daarmee de proliferatie van LAM-cellen.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur, in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden ca. 3 uur, tijdens een vetrijke maaltijd een derde langer. |
F | ca. 14% voor de drank en iets hoger bij de tablet. |
Eiwitbinding | 92%. |
Metabolisering | uitgebreid in de darmwand en lever door o.a. CYP3A4 tot weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (> 91%). Het wordt aangenomen dat sirolimus niet in significante mate door dialyse verwijderd wordt, gezien slechte wateroplosbaarheid en hoge erytrocyt- en plasma-eiwitbinding. |
T 1/2el | 50–70 uur, de 'steady-state-concentratie' wordt echter al bereikt na 5–7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sutimlimab is een humaan monoklonaal IgG4-antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster (CHO) door middel van DNA-recombinanttechniek. Het remt de klassieke complementroute en bindt zich specifiek aan complementeiwitcomponent 1, s subcomponent (C1s); een serineprotease die C4 splitst. De activiteiten van de lectine- en alternatieve complementroutes worden niet geremd. Het voorkomt afzetting van complementopsonines op het oppervlak van rode bloedcellen. Hierdoor remt het hemolyse bij patiënten met CAD en voorkomt het het genereren van de pro-inflammatoire anafylatoxinen C3a en C5a en het downstream terminale complementcomplex C5b-9.
Kinetische gegevens
V d | 0.08 l/kg. |
Metabolisering | op dezelfde manier als endogeen immunoglobuline, via intracellulair katabolisme tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 16 dagen. |
Overig | lichaamsgewicht en etniciteit (Japans versus niet-Japans) beïnvloeden de farmacokinetiek, resp. lagere blootstelling bij hoger lichaamsgewicht en hogere blootstelling bij Japanse proefpersonen dan bij niet-Japanse deelnemers (na 30 tot 100 mg/kg tot 38 % hoger). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sirolimus hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
sutimlimab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk