Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Januvia (als fosfaatmonohydraat) Bijlage 2 Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Ristaben (als fosfaatmonohydraat) Bijlage 2 Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Sitagliptine (als fumaraat, als hydrochloridemonohydraat, als malaat) Bijlage 2 Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Tesavel (als fosfaatmonohydraat) Bijlage 2 Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg

Xelevia (als fosfaatmonohydraat) Bijlage 2 Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

Aan de vergoeding van sitagliptine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Volwassenen met diabetes mellitus type 2:

  • als monotherapie indien met dieet en lichaamsbeweging alleen onvoldoende resultaat wordt behaald en metformine niet in aanmerking komt vanwege contra-indicaties of intolerantie;
  • in combinatie met metformine, indien met dieet en lichaamsbeweging plus metformine onvoldoende resultaat wordt behaald;
  • in combinatie met een sulfonylureumderivaat, indien met dieet en lichaamsbeweging plus het sulfonylureumderivaat in maximaal te verdragen dosering onvoldoende resultaat wordt behaald en metformine niet in aanmerking komt vanwege contra-indicaties of intolerantie;
  • in combinatie met pioglitazon, indien met dieet en lichaamsbeweging plus pioglitazon onvoldoende controle van de glucosespiegel wordt verkregen en gebruik van pioglitazon aangewezen is;
  • in combinatie met metformine en een sulfonylureumderivaat indien met dieet en lichaamsbeweging plus behandeling met deze middelen onvoldoende resultaat wordt behaald;
  • in combinatie met metformine en pioglitazon indien het gebruik van pioglitazon aangewezen is en met dieet en lichaamsbeweging plus behandeling met deze middelen onvoldoende resultaat wordt behaald;
  • als toevoeging aan insuline (met of zonder metformine) als dieet en lichaamsbeweging plus stabiele dosering insuline onvoldoende glucoseregulatie geven.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen (incl. ouderen)

100 mg 1×/dag. Bij toevoeging van sitagliptine aan een behandeling met metformine en/of pioglitazon, de dosering van deze middelen onveranderd houden en sitagliptine gelijktijdig toedienen. In combinatie met een sulfonylureumderivaat of met insuline een lagere dosering van resp. het sulfonylureumderivaat of insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Bij verminderde nierfunctie: creatinineklaring ≥ 45 ml/min: geen dosisaanpassing nodig; creatinineklaring 30–45 ml/min: 50 mg 1×/dag; creatinineklaring < 30 ml/min of eindstadium nierziekte (ESRD) waarbij hemo- of peritoneale dialyse nodig is: 25 mg 1×/dag (onafhankelijk van tijdstip dialyse).

Bij lichte tot matige verminderde leverfunctie is een aanpassing van de dosering niet nodig. Toepassing bij ernstige leverfunctiestoornis is niet onderzocht.

Bij het vergeten van een dosis, die innemen zodra eraan wordt gedacht; maximaal één dosis per dag.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (in combinatie met een sulfonylureumderivaat).

Vaak (1–10%): hypoglykemie (in combinatie met insuline). Hoofdpijn. Bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis. Osteoartritis, pijn in extremiteiten.

Soms (0,1-1%): duizeligheid. Obstipatie. Jeuk.

Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie.

Verder zijn gemeld: ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, angio-oedeem, cutane vasculitis en exfoliatieve huidaandoeningen (o.a. Stevens-Johnsonsyndroom). Interstitiële longziekte. Braken, acute pancreatitis, waaronder fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis. Huiduitslag, urticaria, bulleus pemfigoïd. Gewrichts-, spier- en rugpijn, artropathie. Verminderde nierfunctie, waaronder acuut nierfalen.

Interacties

Theoretisch is het mogelijk dat krachtige CYP3A4-remmers (bv. ketoconazol, itraconazol, ritonavir, claritromycine) bij ernstige nierinsufficiëntie of eindstadium nierziekte (ESRD) de farmacokinetiek van sitagliptine kunnen veranderen.

Sitagliptine verhoogt de blootstelling aan digoxine enigszins, maar het is niet te verwachten dat dit klinisch significant is.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge doses schadelijk gebleken.

Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Beoordeel de nierfunctie vóór instelling therapie en periodiek daarna.

Bij optreden van een overgevoeligheidsreactie het gebruik staken en een alternatieve behandeling instellen.

Bij verdenking op bulleus pemfigoïd, de behandeling staken.

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij vermoeden van pancreatitis, met als kenmerkend symptoom aanhoudende, ernstige buikpijn, de behandeling met sitagliptine staken. Bij bevestiging van de diagnose acute pancreatitis, de behandeling niet opnieuw beginnen. Na stopzetten van sitagliptine (met of zonder ondersteunende behandeling) is herstel waargenomen, maar zelden is necrotiserende of hemorragische pancreatitis en/of overlijden gemeld.

Bij mensen met ernstige leverfunctiestoornis is het gebruik niet onderzocht.

Behandel kinderen niet met linagliptine. In klinisch onderzoek bij kinderen van 10-17 jaar is geen werkzaamheid aangetoond.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie orale bloedglucoseverlagende middelen op toxicologie.org.

Eigenschappen

Selectieve remmer van dipeptidylpeptidase 4 (DPP-4). Voorkomt hydrolyse van incretine-hormonen door het enzym DPP-4. Hierdoor stijgen de plasmaconcentraties van de actieve vorm van GLP-1 (glucagon-like-peptide-1) en GIP (glucose-afhankelijke insulinotrope polypeptide). Door deze toename van GLP-1 en GIP wordt de insulineafgifte verhoogd en de glucagonconcentratie verlaagd op glucoseafhankelijke wijze. Dit leidt bij diabetes mellitus type 2 tot een lager HbA1c-gehalte en lagere nuchtere en postprandiale glucosewaarden.

Kinetische gegevens

F ca. 87%.
T max 1–4 uur.
V d 2,7 l/kg.
Metabolisering gering; m.n. via CYP3A4.
Eliminatie ca. 79% onveranderd via de urine. Wordt matig verwijderd door hemodialyse (13,5% gedurende een 3-4 urige hemodialysesessie).
T 1/2el ca. 12 uur.
Overig bij matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30-45 ml/min) is de plasma-AUC ongeveer 2 keer zo hoog, bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) ongeveer 4 keer zo hoog.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd