Samenstelling
Imlygic XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mln. PFU/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mln. PFU/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
PFU = plaquevormende eenheden.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kymriah Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Dispersie voor infusie
Bevat: 1,2 × 10 6 tot 6 × 10 8 cellen in één of meerdere infusiezakken.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL-richtlijn), diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL-richtlijn), folliculair lymfoom-richtlijn de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2018 tisagenlecleucel Kymriah® bij pediatrische en jongvolwassen patienten tot 25 jaar met refractaire B-cel ALL, of met een recidief na transplantatie of met een tweede of later recidief van B-cel ALL
- ZIN-rapport 2022 tisagenlecleucel_Kymriah® bij recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL)
Indicaties
- Niet operatief te verwijderen maligne melanoom van de huid bij volwassenen, dat regionaal of op afstand gemetastaseerd is (stadium IIIB, IIIC en IVM1a), zonder bot-, hersen-, long- of andere viscerale ziekte.
Indicaties
- Refractaire B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij kinderen en volwassenen tot en met 25 jaar, met een recidief na beenmergtransplantatie of in geval van een tweede of latere recidief van B-cel ALL;
- recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) bij volwassenen, als derdelijnsbehandeling.
- recidief of refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, na ≥ 2 lijnen systemische therapie.
Doseringen
Niet operatief te verwijderen melanoom met metastasen
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij de eerste behandeling max. 4 ml van de sterkte 1 mln. PFU/ml injecteren. Het volume verdelen over verschillende laesies, waarbij de grootste laesies eerst worden behandeld. Het aantal ml per laesie is afhankelijk van de grootte van de laesie: > 5 cm: tot 4 ml, 2,5–5 cm: tot 2 ml, 1,5–2,5 cm: tot 1 ml, 0,5–1,5 cm: tot 0,5 ml en ≤ 0,5 cm: tot 0,1 ml. De tweede behandeling is 3 weken na de eerste behandeling en ook hierbij max. 4 ml, maar nu de sterkte 100 mln. PFU/ml injecteren en eerst eventuele nieuwe laesies behandelen en daarna de andere laesies op basis van de laesiegrootte. Alle volgende behandelingen vinden steeds plaats 2 weken na de vorige behandeling en ook hierbij max. 4 ml van de sterkte 100 mln. PFU/ml injecteren volgens het principe genoemd onder de tweede behandeling. Voordat patiënten een respons bereiken, kunnen bestaande laesies groter worden of nieuwe laesies ontstaan. Zolang er nog één of meerdere laesies over zijn, de behandeling ten minste 6 maanden voortzetten, tenzij de patiënt geen baat heeft bij de behandeling of dat een andere behandeling noodzakelijk is (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Na een complete respons kan na het ontstaan van nieuwe laesies herstart worden met talimogeen laherparepvec: volg hierbij de dosering zoals aangegeven onder 'Alle volgende behandelingen'.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening:toedienen via intralaesionale injectie in cutane, subcutane en/of nodale laesies, die zichtbaar of palpabel zijn, of met behulp van echografie kunnen worden gedetecteerd. Niet transcutaan intrahepatisch toedienen.
Let op: beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, die immuungecompromitteerd zijn of zwanger, mogen talimogeen laherparepvec niet bereiden noch toedienen, noch mogen ze in direct contact komen met de injectieplaatsen of het lichaamsvocht van behandelde patiënten. Zie verder ook onder de rubriek Zwangerschap en de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Doseringen
De productie van tisagenlecleucel duurt 3–4 weken. Voorafgaand aan de infusie (2–14 dagen) van tisagenlecleucel moet een conditioneringsbehandeling, d.w.z. chemotherapie voor lymfocytendepletie worden gegeven. Dit hoeft niet als er sprake is van aanzienlijke cytopenie, bv. als de concentratie witte bloedcellen binnen één week voor de infusie ≤ 1.000 cellen/microl is. Als er meer dan 4 weken tussen de chemotherapie en de toediening van tisagenlecleucel zit, de patiënt opnieuw behandelen met chemotherapie voordat tisagenlecleucel wordt gegeven (en indien concentratie witte bloedcellen > 1.000 cellen/microliter is).
Voorafgaand aan infusie moet tocilizumab en noodapparatuur aanwezig zijn vanwege het mogelijk optreden van het cytokineafgiftesyndroom.
Geef premedicatie bestaande uit paracetamol en een H1-antihistaminicum 30 tot 60 minuten voorafgaand aan de infusie, om potentiële acute infusiereacties te beperken. Corticosteroïden mogen niet worden gebruikt, behalve als er sprake is van een levensbedreigende noodsituatie.
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom, bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Zie de begeleidende batchspecifieke documentatie voor aanvullende informatie over de dosering.
B-cel ALL
Kinderen en volwassenen ≤ 25 jaar
Lichaamsgewicht ≤ 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,2–5 × 10 6 cellen/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder. .
Lichaamsgewicht > 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,1–2,5 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling : fludarabine i.v. 30 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 4 dagen en cyclofosfamide i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: cytarabine i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen en etoposide i.v. 150 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
DLBCL en FL
Volwassenen (incl. ouderen)
0,6 tot 6 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef bij DLBCL 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie. Geef bij FL 2–6 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling: : fludarabine i.v. 25 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 3 dagen en cyclofosfamide i.v. 250 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: bendamustine i.v. 90 mg/m²/dag gedurende 2 dagen.
Toediening: tisagenlecleucel is uitsluitend voor autoloog gebruik. Na ontdooien tisagenlecleucel binnen 30 minuten, inclusief eventuele onderbrekingen tijdens infusie, toedienen als intraveneuze infusie met een snelheid van 10–20 ml/min. Als het toe te dienen volume tisagenlecleucel ≤ 20 ml is, kan als alternatieve toedieningsmethode een intraveneuze bolus worden gebruikt.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): influenza-achtig beeld (ca. 31%). Hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteit. Koorts, koude rillingen, vermoeidheid. Perifeer oedeem. Pijn op de injectieplaats.
Vaak (1–10%): hypertensie, tachycardie, blozen, diepveneuze trombose. Dyspneu, bovensteluchtweginfectie, orofaryngeale pijn. Cellulitis, (orale) herpes. Immuungemedieerde voorvallen (zoals pneumonitis, vasculitis, glomerulaire nefritis, verergering psoriasis en vitiligo). Angst, verwardheid, depressie, duizeligheid, slapeloosheid. Tumorpijn. Oorpijn. Rugpijn, pijn in de lies, pijn in oksel. Buikpijn. Malaise, dehydratie. Gewichtsafname. Huiduitslag, dermatitis. Anemie. Andere reacties op de injectieplaats zoals zwelling, bloeding, ontsteking, secreetafscheiding.
Soms (0,1–1%): obstructieve luchtwegaandoening. (Herpes) keratitis. Plasmacytoom op de injectieplaats. Overgevoeligheid. Granulomateuze dermatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, niet-gespecificeerd). Bloeding. Tachycardie. Hypotensie. Hoofdpijn, encefalopathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Hoesten, dyspneu, hypoxie. Huiduitslag. Verminderde eetlust. Artralgie, spierpijn. Acute nierschade. Koorts, vermoeidheid, oedeem, pijn. Cytokineafgiftesyndroom ('cytokine release syndrome'). Hypogammaglobulinemie. Hypokaliëmie, hypofosfatemie. Anemie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase in het bloed. Daling hemoglobine in het bloed.
Vaak (1-10%): schimmelinfecties. Hartfalen, hartstilstand, atriumfibrilleren. Trombose, capillairleksyndroom, hypertensie. Orofaryngeale pijn, pulmonaal oedeem, neusverstopping, pleurale effusie, tachypneu. Stomatitis, opgezette buik, droge mond, ascites. Duizeligheid, perifere neuropathie, tremor, motorische disfunctie, insult, spraakstoornis, neuralgie. Angst, delier, slaapstoornis. Infusiegerelateerde reactie. Graft-versus-host-ziekte. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Tumorlysissyndroom. Jeuk, erytheem, hyperhidrose, nachtzweten. Verminder gezichtsvermogen. Myalgie. Griepachtige klachten, asthenie, multiorgaanfalen, koude rillingen. Gewichtsverlies. Hypoalbuminemie, hyperglykemie, hyponatriëmie, hyperurikemie, hypercalciëmie, hyperkaliëmie, hyperfosfatemie, hypernatriëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, overvulling. Leukopenie, pancytopenie, lymfopenie. Coagulopathie. Hyperbilirubinemie.. Stijging serumferritine, fibrine-D-dimeer. Stijging INR, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, verlengde protrombinetijd. Daling bloedfibrinogeen.
Soms (0,1-1%): B-cel-aplasie. Ischemisch cerebraal infarct, ataxie. Ventriculaire extrasystole. Longinfiltratie. Overmatig blozen. Hypermagnesiëmie. 'Acute respiratory distress syndrome' (ARDS).
Zelden: secundaire T-celmaligniteiten.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Neurotoxiciteit.
Interacties
Aciclovir en andere antivirale geneesmiddelen (systemisch of lokaal bij de betreffende tumor) kunnen de effectiviteit van talimogeen laherparepvec verminderen.
Chronisch gebruik van hoge doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva vergroot mogelijk de kans op een verspreide herpesinfectie; deze combinaties niet toepassen.
Interacties
Er is geen onderzoek naar farmacokinetische of farmacodynamische interacties met tisagenlecleucel uitgevoerd.
Vaccinatie met levende vaccins wordt ontraden gedurende ten minste 6 weken voor het starten van chemotherapie voor lymfocytendepletie, gedurende de behandeling met tisagenlecleucel en tot immuunherstel na de behandeling met tisagenlecleucel.
Reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) kan voorkomen bij patiënten gelijktijdig behandeld met geneesmiddelen die gericht zijn tegen B-cellen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Het is niet uitgesloten dat het HSV-1 uit het talimogeen laherparepvec de placenta passeert en op het kind wordt overgedragen tijdens de bevalling of gedurende de zwangerschap. Infecties met wild-type HSV-1 bij de foetus of neonaat kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen waaronder multi-orgaanfalen en overlijden.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Wild-type HSV-1 kan via seksueel contact worden overgedragen; daarom dient de man in ieder geval uit voorzorg een (latex) condoom te gebruiken. Zwangeren mogen niet het verband verwisselen en de injectieplaats reinigen en zij mogen ook niet worden blootgesteld aan besmette materialen. Ook de neonaat mag niet worden blootgesteld aan besmette materialen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij zowel mens als dier onbekend.
Farmacologisch effect: Hypogammaglobulinemie kan optreden bij de moeder.
Advies: Gebruik ontraden. Indien toch toegepast tijdens de zwangerschap, ná de bevalling de immunoglobulinespiegels controleren bij de pasgeborene.
Vruchtbaarheid: Het effect op de vruchtbaarheid is niet onderzocht.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg de voordelen van het gebruik van dit middel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
- ernstig immuungecompromitteerd zijn (bv. een ernstige aangeboren of verworven cellulaire en/of humorale immunodeficiëntie).
Contra-indicaties
Van dit zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verspreide herpesinfectie is gemeld. Niet gebruiken bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten wegens een mogelijk verhoogd risico op een verspreide herpesinfectie. Wees tevens voorzichtig bij licht tot matig ernstige immuungecompromitteerde patiënten. Het is niet onderzocht bij immuungecompromitteerden.
Na een doorgemaakte wild-type HSV-1-infectie is er levenslang het risico op een symptomatische herpesinfectie na reactivering van latent wild-type HSV-1. Talimogeen laherparepvec kan mogelijk aanleiding geven tot zo'n reactivering.
Op de injectieplaats kan necrose of ulceratie van tumorweefsel ontstaan met als mogelijk gevolg een cellulitis en systemische bacteriële infectie. Verzorg de wond en neem voorzorgsmaatregelen tegen infectie, vooral als weefselnecrose leidt tot open wonden. Op de injectieplaats kan zich tevens een plasmacytoom ontwikkelen; wees daarom voorzichtig bij patiënten met multipel myeloom. Verder kan talimogeen laherparepvec vertraging van genezing van de injectieplaats veroorzaken bij aanwezigheid van risicofactoren zoals laesies in slecht doorbloede gebieden of eerdere bestraling van de injectieplaats. Indien er sprake is van een persisterende infectie of vertraagde genezing evalueren of voortzetting van de behandeling nog is geïndiceerd.
Obstructieve luchtwegaandoening is gemeld na gebruik van talimogeen laherparepvec; wees daarom voorzichtig bij het injecteren van laesies dicht bij de grote luchtwegen.
Er is meer kans op een influenza-achtig beeld met koorts en rillingen bij HSV–1–seronegativiteit vóór de behandeling dan bij HSV–1–seropositiviteit, vooral tijdens de periode van de eerste zes behandelingen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en nauwe contacten van de patiënt (huisgenoten, mantelzorgers, sekspartners of personen die hetzelfde bed delen) moeten gedurende de gehele behandelperiode én tot 30 dagen na de laatste toediening direct contact met lichaamsvocht en de geïnjecteerde laesies vermijden. Zwangeren en immuungecompromitteerden mogen het verband niet verwisselen noch de injectieplaats reinigen; ook mogen zij niet worden blootgesteld aan besmette materialen. De patiënt dient in staat te zijn om zelf de injectieplaatsen af te dekken met occlusief verband, zonder de injectieplaatsen aan te raken, om accidentele overdracht te voorkómen naar andere delen van hun lichaam of naar anderen. Verzorgers wordt aangeraden beschermende handschoenen te dragen wanneer zij patiënten helpen bij het aanbrengen of verwisselen van occlusief verband. Bij accidentele blootstelling aan talimogeen laherparepvec, het aangedane gebied grondig reinigen met water en zeep en/of een desinfecterend middel. Consulteer een arts indien desondanks toch klachten of symptomen van een herpesinfectie ontstaan. Talimogeen laherparepvec is gevoelig voor aciclovir.
Niet transcutaan intrahepatisch toedienen. Gevallen van leverbloeding zijn gemeld, leidend tot ziekenhuisopname en overlijden.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Redenen tot uitstellen: stel de infusie met tisagenlecleucel uit indien er sprake is van: onopgeloste ernstige bijwerkingen (met name van de longen, van het hart of hypotensie) van eerdere chemotherapieën, actieve infectie die niet onder controle is, actieve graft-versus-host-ziekte (GVHD), significante toename van leukemie of snelle progressie van lymfoom na chemotherapie voor lymfocytendepletie.
Donatie: patiënten behandeld met tisagenlecleucel mogen geen bloed, organen, weefsel of cellen doneren.
Monitoring na infusie: controleer gedurende de eerste 10 dagen na infusie dagelijks op tekenen en symptomen van het cytokineafgiftesyndroom, neurologische voorvallen en andere toxiciteiten. Overweeg ziekenhuisopname gedurende de eerste 10 dagen na de infusie of wanneer de eerste tekenen zich hiervan voordoen. Na de eerste 10 dagen volgend op de infusie moeten patiënten gecontroleerd worden naar inzicht van de arts. Instrueer de patiënt om in de nabijheid (< 2 uur reisafstand) van een gekwalificeerd behandelingscentrum te blijven gedurende ten minste 4 weken na de infusie.
Cytokineafgiftesyndroom het cytokineafgiftesyndroom, waaronder fatale of levensbedreigende gevallen, is frequent gemeld. Ontwikkeling van het syndroom trad op tussen 1 en 14 dagen na de infusie. De mediane tijd tot herstel was 4-8 dagen. Symptomen zijn o.a. hoge koorts, rigor, myalgie, artralgie, misselijkheid, braken, diarree, diaforese, huiduitslag, anorexie, vermoeidheid, hoofdpijn, hypotensie, dyspneu, tachypneu en hypoxie. Orgaandisfunctie, met inbegrip van hartinsufficiëntie en aritmie, nierinsufficiëntie en leverletsel kunnen ook worden waargenomen. Soms kunnen diffuse intravasale stolling (DIS) met lage fibrinogeenspiegels, capillairleksyndroom (CLS) en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) voorkomen. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van het cytokineafgiftesyndroom. Risicofactoren voor een ernstig beloop van het cytokineafgiftesyndroom bij pediatrische en jongvolwassen patiënten met B-cel ALL zijn een hoge tumorlast voorafgaand aan infusie, ongecontroleerde of versnelde tumorgroei na chemotherapie voor lymfocytendepletie, actieve infectie en vroegtijdig optreden van koorts of het cytokineafgiftesyndroom na behandeling met tisagenlecleucel. Bij volwassen met DLBCL is een hoge tumorlast voorafgaand aan de toediening een risicofactor voor ernstig beloop. Probeer voorafgaand aan de behandeling van pediatrische en jongvolwassenen met B-cel ALL de tumorlast te verminderen en onder controle te houden. Bij alle indicaties moet geschikte profylactische en therapeutische behandeling voor infecties worden gegeven en een volledig herstel van enige bestaande infectie vastgesteld zijn. Infecties kunnen ook optreden gedurende cytokineafgiftesyndroom en kunnen het risico op overlijden vergroten.
Neurologische bijwerkingen neurologische bijwerkingen, in het bijzonder encefalopathie, verwarde toestand of delier, treden frequent op en kunnen ernstig of levensbedreigend zijn. Andere symptomen zijn een verminderd bewustzijn, epileptische insulten, afasie en spraakstoornissen. De meeste neurologische bijwerkingen traden op binnen 8 weken na de behandeling en waren tijdelijk van aard. De mediane duur tot het optreden van de eerste neurologische bijwerkingen was 8 dagen bij B-cel ALL, 6 dagen bij DLBCL en 9 dagen bij FL. De mediane duur tot het verdwijnen ervan was 7 dagen voor B-cel ALL en 13 dagen voor DLBCL. Controleer de patiënt op neurologische bijwerkingen. Indien deze optreden moet verdere diagnostiek en behandeling plaatsvinden afhankelijk van de onderliggende pathofysiologie en in overeenstemming met lokale standaardzorg.
Infecties en febriele neutropenie: patiënten met een actieve infectie die niet onder controle is, mogen pas starten met de behandeling als de infectie is verdwenen. Voorafgaand aan de infusie voor infectieprofylaxe de standaardrichtlijnen volgen, op basis van de mate van de voorafgaande immunosuppressie. Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn frequent gemeld en kunnen ook nog op een later moment optreden. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van infectie en behandel indien nodig. Indien noodzakelijk profylactische antibiotica toedienen en regelmatig controleren voorafgaand aan en tijdens de behandeling. Infecties kunnen het verloop en de behandeling van gelijktijdig optredend cytokineafgiftesyndroom bemoeilijken. Houd bij patiënten met neurologische bijwerkingen rekening met de mogelijkheid van opportunistische infecties van het centrale zenuwstelsel en voer hiervoor passende diagnostiek uit. Febriele neutropenie werd frequent waargenomen en kan gelijktijdig optreden met het cytokineafgiftesyndroom. Bij patiënten die een complete remissie bereiken kan het infectierisico stijgen, dankzij de ontstane lage immunoglobulinespiegels.
Langdurige cytopenieën: weken na chemotherapie voor lymfocytendepletie en behandeling met tisagenlecleucel kunnen nog cytopenieën optreden; behandel deze volgens de standaardrichtlijnen. Bij de meeste patiënten die een cytopenie hadden op dag 28 na de behandeling, keerde deze terug naar graad 2 of lager binnen drie maanden na behandeling bij pediatrische ALL- en DLBCL-patiënten en binnen zes maanden bij FL-patiënten. Langdurige neutropenie is in verband gebracht met een verhoogd infectierisico. Myeloïde groeifactoren, in het bijzonder granulocyt-macrofaagkoloniestimulerende factor (GM-CSF), kunnen symptomen van het cytokineafgiftesyndroom verergeren en worden niet aanbevolen tijdens de eerste 3 weken na infusie met tisagenlecleucel of tot het cytokineafgiftesyndroom is verdwenen.
Hypogammaglobulinemie: hypogammaglobulinemie en agammaglobulinemie kunnen optreden. Controleer daarom de immunoglobulinespiegels. Bij lage immunoglobulinewaarden, preventieve maatregelen nemen op basis van standaard richtlijnen.
Tumorlysissyndroom (TLS), dat ernstig kan zijn, is gemeld. Ter preventie van TLS voorafgaand aan de behandeling maatregelen treffen, zie ook de rubriek Dosering. Controleer op tekenen en symptomen van TLS, en behandel indien nodig volgens standaard richtlijnen.
Eerdere stamceltransplantatie: behandeling met tisagenlecleucel binnen 4 maanden na een allogene stamceltransplantatie (SCT) ontraden, vanwege het de kans dat tisagenlecleucel graft-versus-host-ziekte verergert. Leukaferese voor de productie van tisagenlecleucel moet ten minste 12 weken na allogene SCT worden uitgevoerd.
Secundaire maligniteiten: vanwege de kans op secundaire maligniteiten, waaronder T-celmaligniteiten, de patiënt hier levenslang op controleren.
Comorbiditeit: patiënten met een actieve aandoening van het centraal zenuwstelsel of een verminderde nier-, lever-, long- of hartfunctie zijn waarschijnlijk kwetsbaarder voor de gevolgen van bijwerkingen van tisagenlecleucel en behoeven extra aandacht.
Interferentie met serologische testen: sommige testen voor HIV kunnen een valspositieve uitslag geven, vanwege de lentivirale vector die wordt gebruikt bij de productie van tisagenlecleucel.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij DLBCL en FL bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Bij B-cel ALL is er relatief weinig ervaring bij kinderen < 3 jaar en zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld bij ouderen ≥ 65 jaar. Er is relatief weinig ervaring met het gebruik bij patiënten met actieve leukemie van het centraal zenuw stelsel (CZS) en actief CZS-lymfoom. Er is tevens relatief weinig ervaring bij eerdere behandeling gericht tegen CD19. Patiënten met een voorgeschiedenis van actieve CZS-aandoeningen of ontoereikende renale, hepatische, pulmonale of cardiale functie, werden uitgesloten van studies. Er is geen ervaring met de productie van tisagenlecleucel bij patiënten die positief testen op HBV, HCV of HIV.
Eigenschappen
Oncolytisch immunotherapeuticum. Talimogeen laherparepvec is een verzwakt Herpes simplexvirus type 1 (HSV-1), verkregen door functionele deletie van twee genen (ICP34.5 en ICP47) en insertie van de coderende sequentie voor humaan granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende factor (GM-CSF). Het wordt geproduceerd in Vero-cellen door middel van recombinant DNA-technologie. De modificatie van het HSV-1 zorgt er voor dat het HSV-1 zich binnen de tumoren vermenigvuldigt en het lokaal GM-CSF produceert, met als gevolg de dood van tumorcellen en het vrijkomen van tumorantigenen. Er wordt verondersteld dat talimogeen laherparepvec op die manier samen met GM-CSF een systemische antitumor-immuunrespons en een effector-T-celrespons bevordert.
Kinetische gegevens
Overig | Talimogeen laherparepvec wordt lokaal geïnjecteerd in de tumor. De farmacokinetiek en biodistributie zijn daardoor afhankelijk van de plaats van de intralaesionale injectie, tumorselectieve replicatie en het vrijkomen uit tumorweefsel. Na de lokale injectie vindt cellulaire opname van talimogeen laherparepvec plaats via de HSV–1–receptoren op tumorcellen en niet-tumorcellen. Bij ca. 90% van de patiënten zijn in onderzoek tijdelijke en lage concentraties van talimogeen laherparepvec-DNA gedetecteerd. |
Metabolisering | via typische katabole routes voor endogene eiwitten en DNA. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tisagenlecleucel is een autologe, immunocellulaire kankertherapie waarbij de eigen T-cellen van een patiënt worden geherprogrammeerd. De autologe T-cellen worden ex vivo genetisch gemodificeerd door gebruik te maken van een lentivirale vector die voor een anti-CD19 chimere antigeenreceptor codeert (CAR). De CAR bestaat uit een murien antilichaamfragment met één keten die CD19 herkent en gefuseerd is met intracellulaire signaleringsdomeinen van CD137 en CD3-ζ (CD3-zèta). CD3-ζ is belangrijk voor het initiëren van T-celactivatie en antitumoractiviteit, CD137 versterkt de expansie en persistentie van tisagenlecleucel. Na binding aan cellen die CD19 tot expressie brengen geeft de CAR een signaal af dat de expansie van T-cellen en de persistentie van tisagenlecleucel bevordert.
Kinetische gegevens
Overig | Bij kinderen en jongvolwassenen met B-cel ALL is aanwezigheid van tisagenlecleucel in het bloed en het beenmerg na 2 jaar aangetoond. Tisagenlecleucel verplaatst zich ook naar cerebrospinaal vocht, waar het bij patiënten met B-cel ALL tot 1 jaar aanwezig blijft. Bij volwassenen met DLBCL is tisagenlecleucel tot 3 jaar teruggevonden in perifeer bloed en tot 9 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. Bij volwassenen met FL is tisagenlecleucel tot 18 maanden teruggevonden in perifeer bloed en tot 3 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
talimogeen laherparepvec hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.
Groepsinformatie
tisagenlecleucel hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.