Samenstelling
Revestive XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1,25 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit
Bevat na reconstitutie: 2,5 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit
Bevat na reconstitutie: 10 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cufence
(als dihydrochloride)
Bijlage 2
Univar Solutions BV
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 200 mg
Cuprior
(als tetrahydrochloride)
Bijlage 2
gmp-orphan
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg
Trientine
(als dihydrochloride)
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het belangrijkste behandeldoel bij patiënten met intestinaal falen (IF) is het in balans houden van voeding en vocht en te zorgen voor zo weinig mogelijk complicaties. De beste ondersteunende zorg bestaat uit voeding (voedingsregime waaronder parenterale voeding, ORS) en ondersteunende therapie (zoals maagzuurremmers of motiliteitsremmende middelen).
Bij patiënten met type 3 intestinaal falen door kortedarm-syndroom (SBS-IF) kan teduglutide worden toegepast. Begin de behandeling met teduglutide nadat de patiënt stabiel is geworden na de darmoperatie. De periode van intestinale aanpassing duurt meestal 1 tot 2 jaar.
In een direct vergelijkend studie van 24 weken is bij 63% van de patiënten die teduglutide gebruikten een volumereductie gemeten van ten minste 20% van de parenterale ondersteuning. In de controlegroep met placebo bereikte 30% van de patiënten, door natuurlijke adaptatie, deze resultaten. Tussen de groep die behandeld is met teduglutide en de controlegroep kon geen verschil in de kwaliteit van leven worden gemeten.
Evalueer het behandelingseffect na 6 maanden. Wanneer geen algemene verbetering is bereikt, het nut van voortzetting van de behandeling overwegen.
Advies
Het behandeldoel bij de ziekte van Wilson bestaat uit het verwijderen van overtollig koper uit het lichaam (soms 'ontkopering' genoemd) en het voorkómen van verdere koper accumulatie in het lichaam (onderhoud). De behandeling is levenslang, tenzij een levertransplantatie wordt uitgevoerd. Bij de symptomatische behandeling en de onderhoudsbehandeling van hepatische symptomen kunnen chelators (d-penicillamine, of bij intolerantie triëntine) worden ingezet. Bij de onderhoudsbehandeling van neurologische symptomen wordt zinkacetaat ingezet. Bij intolerantie voor zink kan d-penicillamine worden ingezet, en bij intolerantie voor d-penicillamine komt triëntine in aanmerking.
Voor de behandeling van patiënten met de ziekte van Wilson die intolerant zijn voor therapie met D-penicillamine, heeft triëntine tetrahydrochloride (Cuprior) een gelijke therapeutische waarde in vergelijking met triëntine dihydrochloride (Cufence). Met triëntine dihydrochloride is meer ervaring en klinische data beschikbaar dan met triëntine tetrahydrochloride.
Aan de vergoeding van triëntine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Kortedarm-syndroom (SBS) bij volwassenen en kinderen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van ≥ 4 maanden. Na operatief ingrijpen dient de patiënt stabiel te zijn na een periode van intestinale aanpassing.
Indicaties
- Ziekte van Wilson bij volwassenen en kinderen ≥ 5 jaar die intolerant zijn voor therapie met D-penicillamine.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling moet de intraveneuze vocht- en voedingsondersteuning optimaal en stabiel zijn.
Kortedarm-syndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml). Overweeg voor sommige patiënten geleidelijk verminderen van de dagdosis onder nauwlettende controle, met als doel de behandeling beter te verdragen. Evalueer het effect van de behandeling na 6 maanden en zo nodig opnieuw na 12 maanden. Zet de behandeling voort na staken van de parenterale voeding. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.
Kinderen ≥ 4 maanden
0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik bij een lichaamsgewicht > 20 kg de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml) en bij een lichaamsgewicht ≤ 20 kg de injectieflacon 1,25 mg (na reconstitutie 2,5 mg/ml). Bij kinderen ≥ 2 jaar wordt een behandelduur van 6 maanden aanbevolen, daarna het effect van de behandeling evalueren. Bij kinderen < 2 jaar de behandeling na 12 weken evalueren. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min. Bij een creatinineklaring < 50 ml/min: verlaag de dagdosis met 50%.
Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≤ 9). Gebruik is niet onderzocht bij ernstige leverfunctiestoornis.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen op dezelfde dag.
Toediening
- De gereconstitueerde oplossing toedienen via subcutane injectie bij voorkeur in de buik:
- Wissel de plaats van toediening af tussen 1 van de 4 kwadranten van het abdomen;
- Als een injectie in het abdomen belemmerd wordt door pijn, littekens of verhard weefsel kan ook de dij worden gebruikt.
Doseringen
Doel van de onderhoudsbehandeling is om de concentratie vrij koper in serum binnen aanvaardbare grenzen te houden.
Controleer bij een leverfunctiestoornis iedere 2–3 weken en bij neurologische symptomen iedere 1–2 weken, tot de beoogde dosis wordt bereikt.
Let op! Bij overschakelen van een andere triëntineformulering is dosisaanpassing nodig.
Ziekte van Wilson
Volwassenen
(als dihydrochloride) Cufence of generiek: 800–1600 mg per dag, verdeeld over 2–4 doses. Start laag, ophogen op basis van de klinische respons.
(als tetrahydrochloride) Cuprior: 450–975 mg per dag, verdeeld over 2–4 doses. Start laag, ophogen op basis van de klinische respons.
Kinderen ≥ 5 jaar tot 18 jaar
(als dihydrochloride) Cufence of generiek: afhankelijk van leeftijd en gewicht 400–1000 mg per dag, verdeeld over 2–4 doses. De dosering aanpassen op basis van de klinische respons.
(als tetrahydrochloride) Cuprior: afhankelijk van leeftijd en gewicht 225–600 mg per dag, verdeeld over 2–4 doses. De dosering aanpassen op basis van de klinische respons.
Dosisaanpassing bij klachten: overweeg dosisverhoging bij tekenen van verminderde werkzaamheid, zoals een (aanhoudende) stijging van leverenzymen en verergering van tremor. Verlaag eventueel tijdelijk de dosering in geval van bijwerkingen, zoals gastro-intestinale klachten en hematologische veranderingen. Een dosisaanpassing dient in kleine stappen te gebeuren.
Bij ouderen: wees voorzichtig, start aan de lage kant van het dosisbereik.
Bij verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Met water innemen op een lege maag, ten minste één uur vóór of twee uur na de maaltijd én met een interval van ten minste één uur tussen inname van een ander geneesmiddel, voedsel of melk. Voor sommige geneesmiddelen geldt een ander interval, zie de rubriek Interacties;
- De capsule heel innemen;
- De tablet kan zo nodig in twee gelijke doses worden verdeeld.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfectie. Hoofdpijn. Opgezette buik, buikpijn, misselijkheid, braken. Reacties op de injectieplaats (waaronder erytheem, hematoom, pijn, zwelling en hemorragie). Complicaties van een gastro-intestinaal stoma.
Vaak (1-10%): griepachtige verschijnselen. Verminderde eetlust, overvulling (met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling). Angst, slapeloosheid. Congestief hartfalen. Dyspneu, hoesten. Colorectale poliep, pancreatitis, flatulentie, darmobstructie, stenose van de dunne darm, dikke darm of ductus pancreaticus. (Acute) cholecystitis. Perifeer oedeem.
Soms (0,1-1%): syncope. Dunnedarmpoliep.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid. Maagpoliep. Cholangitis, cholelithiase. Vochtretentie. Stijging bloedwaarden amylase en lipase.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid.
Soms (0,1-1%): anemie, aplastische anemie, sideroblastische anemie. Dystonie, tremor. Huiduitslag, jeuk, erytheem.
Verder zijn gemeld: ijzergebreksanemie. Dysartrie, spierstijfheid, neurologische verslechtering. Lupusachtig syndroom, lupus nefritis. Duodenitis, (ernstige) colitis. Urticaria.
Bij aanvang van de behandeling kan neurologische verslechtering optreden met als symptomen o.a. dystonie, stijfheid, tremor en dysartrie.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gebaseerd op het farmacodynamische effect van teduglutide neemt de absorptie van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen mogelijk toe. Controleer daarom nauwlettend bij gelijktijdig gebruik van orale geneesmiddelen die titratie vereisen of die een smalle therapeutische breedte hebben.
Interacties
Triëntine en ijzer remmen elkaars absorptie waardoor de serumconcentratie van ijzer kan afnemen, ijzersupplementen kunnen nodig zijn; triëntine ten minste twee uur vóór een ijzersupplement innemen.
Triëntine vormt mogelijk complexen met calcium- of magnesiumbevattende antacida; triëntine ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het antacidum innemen.
Er zijn onvoldoende gegevens ter ondersteuning van het gelijktijdig gebruik met zink. Een interactie is waarschijnlijk en de combinatie wordt daarom niet aanbevolen.
Voedsel vermindert de absorptie; triëntine ten minste één uur vóór of twee uur na de maaltijd innemen. Een interval van ten minste één uur aanhouden tussen inname van een ander (anders dan hierboven genoemd) geneesmiddel, voedsel of melk.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren (in hoge dosering) schadelijk gebleken, waarschijnlijk als gevolg van door triëntine geïnduceerde koperdeficiëntie.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken; weeg de risico's van de ziekte zelf, andere behandelingen en de mogelijke teratogene effecten af. Verlaag de dosis tot de laagst werkzame dosis en controleer de naleving van het behandelregime. Pas de dosis gedurende de zwangerschap aan om de koperconcentratie in serum van de moeder binnen het normale bereik te houden. Controleer tijdens de zwangerschap nauwlettend om mogelijke afwijkingen bij de foetus vast te stellen. Controleer na de partus de koper- en ceruloplasmineconcentratie in het serum van de pasgeborene.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, in geringe mate bij dieren.
Farmacologisch effect: Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling is niet uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor restsporen van tetracycline;
- (vermoeden van) maligniteit;
- voorgeschiedenis, gedurende de voorgaande 5 jaar, van maligniteit in het maag-darmstelsel, waaronder het hepatobiliaire systeem en de pancreas.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij volwassenen
Voer een coloscopie met verwijdering van poliepen uit bij aanvang van de behandeling, vanwege het trofische effect van teduglutide op de intestinale mucosa. Tijdens de eerste twee jaar van behandeling is een coloscopie (of andere beeldvorming) 1×/jaar aanbevolen en daarna met een minimuminterval van 5 jaar. Vaker controleren kan nodig zijn bij bepaalde patiëntkenmerken (bv. leeftijd, onderliggende ziekte). Als een maligniteit wordt ontdekt, de behandeling met teduglutide staken.
Bij kinderen
Vóór aanvang van de behandeling, een test op fecaal occult bloed uitvoeren. Coloscopie/sigmoïdoscopie is vereist bij tekenen van onverklaard bloed in de ontlasting. Test vervolgens gedurende de behandeling jaarlijks op fecaal occult bloed.
Een coloscopie/sigmoïdoscopie is aanbevolen na één jaar behandeling, vervolgens elke 5 jaar (bij continue behandeling) én bij nieuwe of onverklaarde gastro-intestinale bloedingen.
Gebruik is niet onderzocht bij zuigelingen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van < 4 maanden.
Algemeen
Pas de parenterale ondersteuning zorgvuldig aan bij gebruik van teduglutide. Controleer de elektrolytenbalans en de vochtstatus, vooral tijdens de initiële therapeutische respons en bij staken van de behandeling. Overvulling met vocht kan met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling optreden door een toename van de vochtabsorptie. Verlaag de parenterale ondersteuning voorzichtig en zet deze niet abrupt stop, wegens risico op dehydratie (mogelijk leidend tot acuut nierfalen).
Controleer patiënten met cardiovasculaire ziekte, zoals hartfalen of hypertensie, nauwlettend op overvulling met vocht, met name in het begin van de behandeling. Laat de patiënt contact opnemen met de arts in geval van plotse gewichtstoename, een opgezwollen gezicht, opgezwollen enkels en/of dyspneu.
Bij optreden van bijwerkingen gerelateerd aan de galblaas, galwegen of pancreas, de noodzaak tot het voortzetten van de behandeling opnieuw evalueren.
Gebruik is niet onderzocht bij:
- gelijktijdig aanwezige ernstige, klinisch instabiele aandoening (bv. cardiovasculair, respiratoir, renaal, infectieus, endocrien, hepatisch of CZS);
- maligniteit in de voorgaande 5 jaar (zie rubriek Contra-indicaties);
- ernstige leverfunctiestoornis.
Staken van de behandeling moet voorzichtig gebeuren, wegens risico op dehydratie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verergering van neurologische symptomen kan optreden aan het begin van de chelatietherapie, door een overmaat aan vrij koper in het serum tijdens de initiële respons; controleer nauwlettend en pas de dosering zo nodig aan.
Controleer regelmatig de koperparameters: ten minste tweemaal per jaar, maar frequenter bij aanvang van de therapie, tijdens ziekteprogressie en bij dosisaanpassingen. De bepaling van vrij koper in serum (de normale concentratie hiervan is 100–150 microg/l), is de meest betrouwbare indicator voor het controleren van de therapie. De meting van koperuitscheiding in de urine kan nuttig zijn om de therapietrouw te bepalen. Controleer op manifestaties van overbehandeling (koperdeficiëntie), met name tijdens de zwangerschap en bij kinderen, omdat koper nodig is voor een goede groei en geestelijke ontwikkeling.
Bij patiënten met verminderde nier- of leverfunctie nauwlettend de nier- of leverfunctie controleren.
Triëntine kan de ijzerconcentratie in serum verlagen. IJzersupplementen kunnen soms nodig zijn; deze op een ander moment dan triëntine innemen (zie rubriek Interacties).
Bij patiënten die eerder met D-penicillamine zijn behandeld, zijn lupus-achtige reacties gemeld tijdens daaropvolgende behandeling met triëntine; een oorzakelijk verband is echter niet vastgesteld.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met teduglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Chronische overbehandeling kan leiden tot koperdeficiëntie en reversibele sideroblastische anemie.
Voor meer informatie over een vergiftiging met triëntine, neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Teduglutide is een analoog van humaan glucagon-like-peptide-2 (GLP-2), geproduceerd in Escherichia coli-cellen door middel van recombinante DNA-technologie. GLP-2 is een peptide dat wordt uitgescheiden door de L-cellen van de darm; het verhoogt de intestinale en portale bloeddoorstroming, remt de maagzuursecretie en vermindert de maag-darmmotiliteit. Teduglutide bevordert herstel en normale groei van de darm doordat het de villushoogte en de cryptediepte van het darmepitheel verhoogt.
Teduglutide is resistent tegen afbraak door het dipeptidylpeptidase-IV-(DPP-IV)-enzym, vanwege een aminozuursubstitutie. Dit resulteert in een verlengde halfwaardetijd ten opzichte van het natuurlijk voorkomende GLP-2.
Kinetische gegevens
F | 88%. |
T max | 3–5 uur. |
V d | 0,37 l/kg bij patiënten met SBS. |
Eliminatie | met de urine. |
T 1/2el | ca. 2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Triëntine is een koperchelator. Het vormt met geabsorbeerd koper een stabiel complex, dat met de urine wordt uitgescheiden. Ook cheleert het koper in het maag-darmkanaal en remt hierdoor de normale koperabsorptie. De ziekte van Wilson is een zeldzame erfelijke aandoening waarbij de uitscheiding van koper via de gal is verminderd.
Kinetische gegevens
Resorptie | gering en variabel. Door inname van voedsel binnen 30 minuten vóór toediening neemt de absorptie van het dihydrochloride-zout met ca. 45% af. Het is onbekend in welke mate de absorptie van het tetrahydrochloride-zout wordt beïnvloed door voedsel. |
T max | ½–6 uur. |
Metabolisering | triëntine wordt geacetyleerd tot twee hoofdmetabolieten; N(1)-acetyltri-ethyleentetramine (MAT) en N(1),N(10)-diacetyltri-ethyleentetramine (DAT). Deze metabolieten hebben Cu-chelerende eigenschappen, maar de stabiliteit van de resulterende Cu-complexen is laag. |
Eliminatie | snel in de urine (triëntine en metabolieten). Niet-geabsorbeerd triëntine wordt met de feces uitgescheiden. |
T 1/2el | ca. 4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
teduglutide hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.
Groepsinformatie
triëntine hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.