Samenstelling
Thalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lenalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg
Revlimid XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn via hovon.nl.
Advies
Voor multipel myeloom (ziekte van Kahler) staat op HOVON: MM de geldende behandelrichtlijn.
Voor myelodysplastisch syndroom komt op HOVON MDS de geldende behandelrichtlijn. Let op: de richtlijn is nog in ontwikkeling!
Voor mantelcellymfoom staat de geldende behandelrichtlijn op HOVON MCL.
Offlabel: Voor Primaire Myelofibrose (PMF) staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn onder 'Oncologische Hematologie'.
Indicaties
Indicaties
- Multipel myeloom (ziekte van Kahler):
- Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom bij volwassenen die autologe stamceltransplantatie (ASCT) hebben ondergaan. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie (onderhoudsbehandeling).
- Eerder onbehandeld multipel myeloom bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor stamceltransplantatie. Lenalidomide hierbij toepassen in combinatie met dexamethason (Rd) óf in combinatie met bortezomib en dexamethason (RVd) óf in combinatie met melfalan en prednison (MPR).
- Multipel myeloom bij volwassenen, in combinatie met dexamethason, na minimaal één andere behandeling.
- Transfusie-afhankelijke anemie bij volwassenen als gevolg van laag- of intermediair 1-risico myelodysplastisch syndroom die gerelateerd is aan een geïsoleerde cytogenetische afwijking (5q-deletie), wanneer andere behandelopties onvoldoende zijn. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie.
- Recidiverend of refractair mantelcellymfoom bij volwassenen. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie. Lenalidomide is niet aanbevolen bij een hoge tumorlast (ten minste 1 laesie groter dan of gelijk aan 5 cm of 3 laesies groter dan of gelijk aan 3 cm) als er alternatieve behandelopties beschikbaar zijn.
- Eerder behandeld folliculair lymfoom (graad 1-3a) bij volwassenen in combinatie met rituximab.
- Offlabel: Primaire Myelofibrose (PMF) in combinatie met prednison, als behandeling in de tweedelijnszorg.
Doseringen
Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie en alkaliseren van de urine.
Controleer op trombo-embolieën, perifere neuropathie, ernstige huidreacties, bradycardie, syncope, slaperigheid, neutropenie en trombocytopenie. Uitstel, verlaging of staking van de dosis kan noodzakelijk zijn. Het advies is om ten minste gedurende de eerste vijf maanden trombose-profylaxe te geven, met name voor patiënten met aanvullende risicofactoren.
Onbehandeld multipel myeloom
Volwassenen
Eén cyclus bestaat uit 42 dagen (6 weken), waarbij thalidomide iedere dag wordt gegeven: bij een leeftijd ≤ 75 jaar 200 mg 1×/dag en bij > 75 jaar 100 mg 1×/dag. Melfalan en prednison worden beide op dag 1 t/m 4 van elke cyclus gegeven. Maximaal 12 cycli van 6 weken.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij perifere neuropathie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Zie daar ook voor de richtlijnen van het gebruik van melfalan en prednison. Zie voor andere informatie de geneesmiddelteksten: melfalan en prednison.
Gemiste dosis: tot 12 uur na het vergeten van de dosis deze alsnog innemen. Is het langer dan 12 uur geleden, dosis niet innemen en volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Verminderde lever- of nierfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Toediening
- In verband met het sedatieve effect vlak voor het slapen gaan innemen.
- Capsule niet openmaken of pletten.
- Gebruik als zorgverlener wegwerphandschoenen bij hanteren van blisterverpakking of de capsule. Na gebruik handen grondig wassen.
- Vrouwen die (mogelijk) zwanger zijn mogen de blisterverpakking of capsule niet hanteren.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling controle op cytopenieën verrichten door middel van volledige bloedbeeldbepaling (hemoglobine- en hematocriet, trombocytentelling en incl. differentiële telling van leukocyten), gedurende de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Bij mantelcellymfoom is het controleschema in cyclus 3 en 4 om de 2 weken en daarna in het begin van elke cyclus. Bij folliculair lymfoom is het controleschema wekelijks voor de eerste 3 weken van cyclus 1 (28 dagen), eenmaal per 2 weken gedurende cycli 2 t/m 4 en daarna bij het begin van elke nieuwe cyclus.
Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast (tumorlysissyndroom) vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Onderhoudsbehandeling multipel myeloom na autologe stamceltransplantatie
Volwassenen
aanvankelijk oraal 1×/dag 10 mg dag continu in herhaalde cycli van 28 dagen tot ziekteprogressie of intolerantie optreedt. Na 3 cycli dosis verhogen naar 1×/dag 15 mg indien goed verdragen. Behandeling niet starten als ANC ≤ 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l.
Multipel myeloom in combinatie met dexamethason (Rd-kuur)
Volwassenen
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 bij herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met dexamethason oraal 40 mg 1×/dag op dag 1, 8, 15 en 22. Voortzetten tot ziekteprogressie of intolerantie. Behandeling niet starten als ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is.
Ouderen > 75 jaar: aanvangsdosis dexamethason 20 mg per dag op dag 1, 8, 15 en 22 van elke behandelcyclus van 28 dagen.
Multipel myeloom in combinatie met bortezomib en dexamethason (RVd-kuur)
Volwassenen
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–14 bij iedere cyclus van 21 dagen, in combinatie met s.c. bortezomib 1,3 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/week op dag 1, 4, 8 en 11 van iedere cyclus en dexamethason. Behandelen tot 8 cycli van 21 dagen en hierna behandeling voortzetten met 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen in combinatie met dexamethason (zie Rd-kuur) tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Behandeling niet starten als ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is.
Multipel myeloom in combinatie met melfalan en prednison (MPR-kuur)
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 10 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen tot maximaal 9 cycli, in combinatie met melfalan oraal 0,18 mg/kg en prednison oraal 2 mg/kg op dag 1 tot 4 van herhaalde cycli van 28 dagen. Na 9 cycli of niet kunnen voltooien bij intolerantie alleen lenalidomide oraal 10 mg 1×/dag op dag 1 tot 21 van herhaalde cycli van 28 dagen totdat ziekteprogressie optreedt. Behandeling niet starten als het ANC < 1,5 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l is.
Multipel myeloom met ten minste één eerdere behandeling, in combinatie met dexamethason
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen in combinatie met dexamethason oraal 40 mg op dag 1 tot 4, 9 tot 12 en 17 tot 20 van elke cyclus gedurende de eerste 4 behandelcycli en vervolgens 1×/dag 40 mg op dag 1–4 van elke cyclus van 28 dagen. Behandeling niet starten als het ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 10 9/l of afhankelijk van de infiltratie van beenmerg door plasmacellen het aantal trombocyten < 30 × 10 9is.
Myelodysplastisch syndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 10 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen. Behandeling niet starten bij ANC < 0,5 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 25 × 10 9/l is.
Mantelcellymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
oraal 25 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen.
Folliculair lymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
starten met oraal 20 mg 1×/dag op dag 1–21 van herhaalde cycli van 28 dagen, in combinatie met rituximab i.v. 375 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week (dag 1, 8, 15 en 22) in cyclus 1 en vervolgens 375 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 van cyclus 2 t/m 5 van elke cyclus van 28 dagen. Maximaal 12 behandelcycli. Behandeling niet starten bij ANC < 1,0 × 10 9/l en/of het aantal trombocyten < 50 × 10 9/l is, tenzij secundair aan infiltratie van lymfoom in beenmerg.
Offlabel: PMF
Volwassenen
Volgens de landelijke richtlijn van de NVvH op hematologienederland.nl: 10–15 mg 1×/dag in combinatie met prednison 20 mg 1×/dag gedurende 3 maanden, daarna 10 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige of ernstige verminderde nierfunctie of een terminale nieraandoening de dosering aanpassen bij aanvang en tijdens de behandeling, zie rubriek 4.2 van de officiële productinformatie.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen zoals hematologische toxiciteit, overgevoeligheidsreacties (waaronder huidreacties), de 'tumor flare'-reactie, het tumorlysissyndroom en andere graad 3 of 4 bijwerkingen, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Vergeten dosis kan tot 12 uur na de geplande innametijd nog ingenomen worden; daarna moet de dosis worden overgeslagen.
Toediening
- Elke dag rond dezelfde tijd innemen met water, met of zonder voedsel.
- Capsules niet openen, breken of erop kauwen.
- Gebruik als zorgverlener wegwerphandschoenen bij hanteren van blisterverpakking of de capsule.
- Vrouwen die (mogelijk) zwanger zijn mogen de blisterverpakking of capsule niet hanteren.
Bijwerkingen
De vermelde bijwerkingen zijn gebaseerd op de gehele therapie (thalidomide + melfalan + prednison).
Zeer vaak (> 10%): tremor, duizeligheid, slaperigheid, perifere neuropathie waaronder paresthesie en dysesthesie (zie ook Waarschuwingen en Voorzorgen). Obstipatie. Perifeer oedeem. Anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie, trombocytopenie.
Vaak (1–10%): pneumonie. Acute myeloïde leukemie (AML). Febriele neutropenie, pancytopenie. Gehoorstoornis, doofheid. Bradycardie, hartfalen. Diep-veneuze trombose. Dyspneu, longembolie, interstitiële longziekte. Verwardheid, depressie. Coördinatiestoornissen, convulsies. Braken, droge mond. Toxische huideruptie, huiduitslag, droge huid. Nierfalen. Koorts, malaise, asthenie.
Soms (0,1-1%): Myelodysplastisch syndroom (MDS). Myocardinfarct, CVA, atriumfibrilleren, AV-blok. Intestinale obstructie.
Verder zijn gemeld: ernstige infecties (bv. fatale sepsis), re-activatie van eerder doorgemaakte virusinfectie (vooral van HBV en herpes zoster). Pulmonale hypertensie (sommige met fatale afloop). Maag-darmbloeding of -perforatie, pancreatitis, leveraandoeningen. Syndroom van Steven-Johnson, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), leukocytoclastische vasculitis. Tumorlysissyndroom (bij hoge tumorlast). Toxische epidermale necrolyse. Allergische reacties (bv. angio-oedeem). Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), verslechtering symptomen van de ziekte van Parkinson. Hypothyroïdie. Seksuele disfunctie, menstruatiestoornissen (bv. amenorroe).
Bij patiënten > 75 jaar is er mogelijk meer kans op ernstige bijwerkingen.
Bijwerkingen
Bij multipel myeloom, monotherapie (onderhoudsbehandeling na autologe stamceltransplantatie)
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bacterieel, viraal; incl. pneumonitis), bronchitis, neutropene infectie, infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis, hoest. Griep. Misselijkheid, diarree, obstipatie, buikpijn. Paresthesie. Spierspasmen. Huiduitslag, droge huid. Vermoeidheid, asthenie, koorts. Anemie, leukopenie, neutropenie (incl. febriele neutropenie), lymfopenie, trombocytopenie. Afwijkende uitkomsten leverfunctietesten. Hypokaliëmie.
Vaak (1–10%): longembolie, diep-veneuze trombose. (onderste)luchtweginfectie, longinfectie. Dyspneu, rinorroe. Bacteriëmie, sepsis, herpes zoster. Braken. Hoofdpijn, perifere neuropathie (incl. polyneuropathie). Myalgie, skeletspierstelsel- en bindweefselpijn. Jeuk. Urineweginfectie. Myelodysplastisch syndroom. Pancytopenie. Dehydratie.
Bij multipel myeloom, in combinatie met bortezomib en dexamethason, dexamethason óf melfalan en prednison
Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties), (naso)faryngitis, pneumonie, bronchitis, rinitis. Neutropenie, trombocytopenie, anemie, hemorragische aandoening, leukopenie, lymfopenie. Hypokaliëmie, hyperglykemie, hypoglykemie, hypocalciëmie, hyponatriëmie, dehydratie, verminderde eetlust, gewichtsverlies. Depressie, slapeloosheid. Perifere neuropathie, paresthesie, duizeligheid, tremor, smaakstoornis, hoofdpijn. Cataract, wazig zien. Veneuze trombo-embolische voorvallen (vooral diepveneuze trombose en longembolie), hypotensie. Dyspneu, bloedneus, hoesten. Diarree, obstipatie, buikpijn, misselijkheid, braken, dyspepsie, droge mond, stomatitis. Verhoging ALAT of aspartaataminotransferase. Huiduitslag, jeuk. Spierzwakte, spierspasmen, Skeletspierstelsel- en bindweefselpijn en -ongemak (incl. rugpijn), pijn en ledematen, myalgie, artralgie. (Acuut) nierfalen. Vermoeidheid, (perifeer) oedeem, koorts, asthenie, griepachtige verschijnselen. Verhoging alkalische fosfatase.
Vaak (1-10%): sepsis, urineweginfectie, infectieuze enterocolitis, cellulitis, sinusitis. Atriumfibrilleren, bradycardie, tachycardie, (acute) myocard ischemie of (acuut) myocardinfarct, hartfalen. Hypotensie, hypertensie, vasculitis. Evenwichtsstoornis, ataxie. Doofheid, oorsuizen. Bloeding in het maag-darmkanaal, tandvleesbloeding, stomatitis, droge mond, dysfagie. Hypothyroïdie. Hematurie, urineretentie of –incontinentie. Erectieproblemen. Ecchymose, urticaria, hyperhidrose, hyperpigmentatie van de huid, eczeem, erytheem, droge huid. Spierzwakte, spierpijn, vallen, gewrichtszwelling. Pijn op de borst. Lethargie. Hypomagnesiëmie, hypofosfatemie, hypercalciëmie, hyperurikemie, jicht, diabetes mellitus. Dehydratie. Afwijkende leverfunctiewaarden, cholestase, hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Acute myeloïde leukemie, myelodysplastisch syndroom, plaveiselcarcinoom van de huid. Febriele neutropenie, pancytopenie, hemolytische anemie. Stijging C-reactief proteïne.
Soms (0,1-1%): hemolyse, auto-immune hemolytische anemie, (hyper)coagulatie, coagulopathie. (Perifere) ischemie, intracraniale veneuze sinustrombose. Atriumflutter, ventriculaire extrasystolen, verlengd QT-interval. Colitis, blindedarmontsteking (caecitis). (Acuut) leverfalen. Basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom van de huid, acute T-celleukemie, tumorlysissyndroom. Huidverkleuring, fotosensibilisatie, uitgebreide huiduitslag (ook 'geneesmiddelrash' genoemd) met eosinofilie en systemische symptomen. Fanconi-syndroom, necrose van niertubuli. Verminderd libido. Overgevoeligheid.
Bij myelodysplastische syndromen, monotherapie
Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties), pneumonie. Hypothyroïdie. Bloedneus. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid, hoofdpijn. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk, droge huid. Spierspasmen, myalgie, artralgie, rugpijn, pijn in extremiteit, Vermoeidheid, perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 75% CTCAE-graad 3 of 4), trombocytopenie (ca. 37% graad 3 of 4), anemie.
Vaak (1–10%): febriele neutropenie. Hyperglykemie. Hypertensie, hematoom. Acuut myocardinfarct, atriumfibrilleren, hartfalen. Veneuze trombo-embolische voorvallen (vooral diepveneuze trombose en longembolie). Hyperthyroïdie. Paresthesie. Dyspepsie, droge mond, kiespijn. Gewichtsverlies. IJzerstapeling. Stemmingswisselingen. Afwijkende leverfunctiewaarden. Vallen. Nierfalen.
Bij mantelcellymfoom, monotherapie
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, nasofaryngitis, dyspneu. Andere infecties (bacterieel, viraal, door schimmels; incl. opportunistische infecties). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk. Vermoeidheid, asthenie, influenza-achtig beeld, perifeer oedeem. Spierspasmen, rugpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 44% CTCAE graad 3 of 4), anemie, trombocytopenie. Hypokaliëmie.
Vaak (1–10%): sinusitis. Hypotensie, diep-veneuze trombose, longembolie. (Acuut) myocardinfarct, hartfalen. Nierfalen. Febriele neutropenie. 'Tumor flare' reactie, plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom. Perifere neuropathie, hoofdpijn, lethargie, vertigo, smaakstoornis. Buikpijn. Slapeloosheid. Nachtzweten, droge huid. Sinusitis. Koude rillingen. Artralgie, spierzwakte, pijn in extremiteit. Dehydratie, hyponatriëmie, hypocalciëmie
Bij folliculair lymfoom in combinatie met rituximab
Zeer vaak (> 10%): infectie van de bovenste luchtwegen. 'Tumor flare' reactie. Neutropenie, anemie, trombocytopenie, leukopenie, lymfopenie. Verminderde eetlust, hypokaliëmie. Hoofdpijn, duizeligheid. Dyspneu, hoesten. Buikpijn, diarree, obstipatie, misselijkheid, braken, dyspepsie. Huiduitslag, jeuk. Spierspasmen, rugpijn, artralgie. Koorts, vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Verhoging ALAT.
Vaak (1-10%): pneumonie, sepsis, longinfectie, gastro-enteritis, griep, bronchitis, sinusitis, urineweginfectie, cellulitis. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom. Febriele neutropenie, pancytopenie. Hypofosfatemie, hypercalciëmie, hyperurikemie, dehydratie. Depressie, slapeloosheid. Syncope. Perifere sensorische neuropathie, smaakstoornis. Hypotensie, longembolie. Orofaryngeale pijn, dysfonie. Stomatitis, bovenbuikpijn, droge mond. Droge huid, nachtzweten, erytheem. Spierzwakte, nekpijn, pijn in de ledematen, spierpijn. Acuut nierletsel. Malaise, koude rillingen. Gewichtsverlies. Verhoogd bloedbilirubine.
Algemeen
Verder zijn in algemene zin gemeld: hyperthyroïdie (vaak). Angio-oedeem, pulmonale hypertensie (soms). Anafylactische reactie. Steven-Johnsonsyndroom (zelden), toxische epidermale necrolyse (zelden). Virusinfectie (inclusief herpes zoster en hepatitis B-virus reactivatie). Interstitiële pneumonitis. Acuut leverfalen, toxische, cytolytische, cholestatische of gemengde hepatitis. Verworven hemofilie. Pancreatitis, gastro-intestinale perforatie. Leukocytoclastische vasculitis, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Afstoting van solide orgaantransplantaat.
Interacties
Thalidomide kan mogelijk bradycardie veroorzaken; wees daarom voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (zoals amiodaron, β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, propafenon, verapamil, mefloquine en cholinesteraseremmers) of 'torsade de pointes' (bv. kinidine).
Combinatie met oestrogeenbevattende anticonceptiva of erytropoëtische middelen wordt niet aanbevolen vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie.
Wees tevens zeer voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij perifere neuropathie veroorzaken.
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij een leverfunctiestoornis kunnen veroorzaken.
Het sedatieve effect van anxiolytica, hypnotica, antipsychotica, opiaten, sommige H1-antihistaminica, barbituraten en alcohol kan worden versterkt.
Interacties
Vermijd in verband met het infectierisico vaccinatie met levende micro–organismen.
Wees voorzichtig bij combinatie met andere myelosuppressieve middelen, bij combinatie met andere middelen die de kans op trombose (zoals erytropoëtische middelen) of bloedingen doen toenemen en bij combinatie met andere hepatotoxische middelen, bijvoorbeeld hogere doses paracetamol.
Bij de combinatie met statinen is er een additief effect van bijwerkingen op de spieren, waaronder rabdomyolyse.
De werkzaamheid van gecombineerde orale anticonceptiva is mogelijk verminderd bij combinatietherapie met dexamethason, daarnaast wordt deze combinatie afgeraden vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie (tot 6 weken na staken van gecombineerde orale anticonceptiva).
De plasmaconcentratie van digoxine kan mogelijk toenemen; controle van de digoxinespiegel wordt aangeraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zeer teratogeen gebleken. Gebruik van thalidomide in de zwangerschap kan ernstige afwijkingen veroorzaken aan de ledematen, de oren, de ogen, het hart en organen als darmen en nieren. Het risico op het ontstaan van afwijkingen is hoog, 20–50% bij blootstelling in het eerste trimester. De meest kritische periode is waarschijnlijk 21–37 dagen na de conceptie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, tenzij kan worden voldaan aan alle voorwaarden van het programma ter voorkóming van zwangerschap. Er is een zwangerschapspreventieprogramma (ZPP) van kracht.
Overig: Sluit een zwangerschap uit bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, voor en tijdens het gebruik van thalidomide. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan de behandeling, gedurende de behandeling, ook tijdens dosisonderbrekingen, én tot ten minste 4 weken na de behandeling en moet ten minste iedere 4 weken een zwangerschapstest herhalen.
Omdat oestrogeenbevattende anticonceptiva niet worden aanbevolen vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie, kiezen voor een andere anticonceptiemethode. Thalidomide wordt aangetroffen in sperma; mannelijke patiënten dienen tijdens de behandeling (inclusief eventuele onderbrekingen) én gedurende ten minste 7 dagen na de behandeling een condoom te gebruiken indien zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of een vrouw die zwanger kan worden en geen adequate anticonceptie gebruikt, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan. Tijdens de behandeling, dosisonderbrekingen en gedurende 7 dagen na het stopzetten van de behandeling geen zaad of sperma doneren.
Vruchtbaarheid: Onderzoek bij konijnen gaf geen gevolgen te zien op fertiliteitsindices bij mannelijke of vrouwelijke dieren, hoewel bij mannetjes testikeldegeneratie werd geobserveerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Lenalidomide is structureel verwant aan de voor de mens teratogene stof thalidomide. Het is waarschijnlijk dat het gebruik van lenalidomide leidt tot teratogeniteit. Bij dieren is in hoge doseringen embryofoetale toxiciteit gebleken (misvormde of ontbrekende extremiteiten, oligo– en/of polydactylie, gesloten anus en diverse viscerale effecten). Het is waarschijnlijk dat het gebruik bij de mens leidt tot teratogeniteit.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Gebruik door vrouwen die zwanger kunnen worden is gecontra-indiceerd, tenzij kan worden voldaan aan alle voorwaarden van het programma om zwangerschap te voorkomen (zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4)). Vóór aanvang van de behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen vanaf ten minste 4 weken vóór tot ten minste 4 weken na de therapie en moet ten minste iedere 4 weken een zwangerschapstest herhalen. Geschikte anticonceptiemethoden zijn:
- een progestageenbevattend implantaat;
- een progestageenbevattend IUD;
- een medroxyprogesteron depot;
- een uitsluitend desogestrelbevattend oraal anticonceptivum;
- tubaire sterilisatie.
Zie voor de aspecten bij de keuze van een adequate anticonceptieve methode ook de informatie in de rubrieken Interacties en Waarschuwingen en voorzorgen. Staak de behandeling, indien een patiënt zwanger blijkt te zijn en verwijs door naar een arts gespecialiseerd in teratologische afwijkingen. Omdat lenalidomide in menselijk sperma is aangetroffen, moet een mannelijke patiënt tijdens de hele behandelduur (incl. eventuele onderbrekingen) én ten minste tot 1 week na het einde van de behandeling een condoom gebruiken bij seksueel contact met een partner die zwanger is óf kan worden, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Vrouwen die zwanger zijn.
- Vrouwen die zwanger kunnen worden tenzij aan alle voorwaarden van het programma voor zwangerschapspreventie wordt voldaan.
- Mannelijke patiënten die niet in staat zijn om de vereiste maatregelen voor de zwangerschapspreventie toe te passen of na te leven.
Zie verder rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling geeft een verhoogd risico op veneuze en arteriële trombo-embolie. Dit risico is het grootst tijdens de eerste vijf maanden van de therapie. Het advies is om ten minste gedurende de eerste vijf maanden trombose-profylaxe te geven, met name voor patiënten met aanvullende risicofactoren. Laat de patiënt zich direct melden wanneer tekenen en symptomen van een trombo-embolie ontstaan zoals dyspneu, pijn op de borst, zwelling van een arm of been. Monitor tevens zorgvuldig op bradycardie, syncope en AV-blok.
Volg patiënten met bekende risicofactoren voor een myocardinfarct - inclusief eerdere trombose - nauwlettend. Myocardinfarct is gemeld. Probeer alle beïnvloedbare risicofactoren (bv. roken, hypertensie en hyperlipidemie) tot een minimum te beperken.
Pulmonale hypertensie is gemeld, soms met een fatale afloop. Controleer vóór aanvang van de behandeling en regelmatig gedurende de gehele behandeling op symptomen van cardiopulmonale ziekte.
Reactivatie van virale infecties is gemeld, vooral van eerder doorgemaakte infectie met HBV of herpes zoster. Hierbij zijn gevallen gemeld van acuut leverfalen (soms met fatale afloop) en van gedissemineerde herpes zoster infecties. Test vóór aanvang van de behandeling op hepatitis B en herpes zoster. Consulteer bij een positieve test op HBV een arts met ervaring in de behandeling van een HBV-infectie. Controleer bij een positieve test op HBV of herpes zoster gedurende de gehele behandeling op een mogelijke re-activatie van het virus. Controleer tijdens de behandeling tevens op andere ernstige infecties, inclusief sepsis en septische shock.
Controleer regelmatig op neutropenie en trombocytopenie. Controleer op tekenen en symptomen van bloedingen, met inbegrip van petechiën, epistaxis en maag-darmbloeding, voornamelijk in geval van gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die gemakkelijk bloeding kunnen induceren.
Schildklieraandoeningen: Er zijn gevallen van hypothyroïdie gemeld. Controleer voor start comorbide aandoeningen die de schildklierfunctie beïnvloeden. Vóór en tijdens de behandeling de schildklierfunctie controleren.
Patiënten die risico lopen op het tumorlysissyndroom hebben vóór de behandeling een hoge tumorlast. Deze patiënten nauwlettend volgen en neem gepaste maatregelen.
Allergische reacties en ernstige huidreacties zijn gemeld zoals angio-oedeem, Stevens-Johnson-syndroom (SJS), een geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en toxische epidermale necrolyse (TEN). Overweeg bij huiduitslag graad 2 – 3 de behandeling te onderbreken of stop te zetten. De behandeling definitief staken bij angio-oedeem, anafylactische reactie, huiduitslag graad 4, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag, of bij een vermoeden van SJS, TEN of DRESS. Informeer patiënten over deze tekenen en symptomen en instrueer ze zich direct te melden wanneer deze reacties optreden.
Perifere neuropathie is een vaak voorkomende, potentieel ernstige bijwerking van deze therapie en kan resulteren in onomkeerbare schade. Het wordt aanbevolen vóór de start van de therapie klinische en neurologische onderzoeken te verrichten. Toediening bij bestaande neuropathie wordt niet aanbevolen. Controleer tijdens de therapie zorgvuldig op verschijnselen van perifere neuropathie (bv. paresthesie, dysesthesie, abnormale coördinatie, slapte, ongemak). In klinisch onderzoek was de gemiddelde tijd tot de eerste verschijnselen ca. 42 weken.
Thalidomide wordt geassocieerd met progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Er zijn meldingen (soms fataal) vanaf enkele maanden tot jaren na de behandeling, in het algemeen bij patiënten die tegelijkertijd dexamethason namen of voorafgaand een behandeling kregen met een andere immunosuppressieve chemotherapie. Wees alert op nieuwe of verergerende neurologische symptomen, cognitieve of gedragsmatige tekenen of symptomen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en bij bevestiging van de diagnose permanent staken.
Leveraandoeningen (vnl. hepatocellulaire en cholestatische afwijkingen bij de levertestresultaten) zijn gemeld en traden binnen de eerste twee maanden van de behandeling op; deze zijn reversibel na staken van de behandeling. Controleer regelmatig de leverfunctie, vooral bij een bestaande leveraandoening of wanneer tevens een geneesmiddel wordt toegediend die een leverfunctiestoornis kan veroorzaken.
De kans op AML en MDS neemt toe met de therapieduur. Na twee jaar behandeling kwam dit voor bij ca. 2% en na drie jaar bij ca. 4% van de patiënten. Tijdens de behandeling hierop controleren.
Thalidomide wordt aangetroffen in sperma; mannelijke patiënten dienen tijdens behandeling, dosisonderbrekingen én gedurende ten minste tot 7 dagen na stopzetten behandeling een condoom te gebruiken indien zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of een vrouw die zwanger kan worden en geen adequate anticonceptie gebruikt.
Geen bloed doneren tijdens (ook niet tijdens dosisonderbrekingen) en tot ten minste 1 week na het einde van de behandeling.
Niet onderzocht: Gebruik bij een verminderde nier- en/of leverfunctie is niet officieel onderzocht. Controleer op mogelijke bijwerkingen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling controle op cytopenieën verrichten door middel van volledig bloedbeeld (hemoglobine- en hematocrietbepaling, trombocytentelling en incl. differentiële telling van leukocyten), gedurende de eerste 8 weken elke week en daarna elke maand. Bij mantelcellymfoom is het controleschema in cyclus 3 en 4 om de 2 weken en daarna in het begin van elke cyclus. Bij folliculair lymfoom is het controleschema wekelijks voor de eerste 3 weken van cyclus 1 (28 dagen), eenmaal per 2 weken gedurende cycli 2 t/m 4 en daarna bij het begin van elke nieuwe cyclus. Het kan nodig zijn de dosis te verlagen. Overweeg het gebruik van groeifactoren als neutropenie de enige toxiciteit is bij elk dosisniveau. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van ernstige bloedbeeldafwijkingen zoals febriele episode, bloedingen incl. petechiën en epistaxis.
Evalueer vóór en tijdens de behandeling de patiënt m.b.v. een standaard kankerscreening op tweede primaire maligniteiten, omdat bij klinisch onderzoek een viervoudige verhoging van de incidentie van tweede primaire maligniteiten (o.a. AML, MDS, solide tumoren en niet-invasieve huidkanker) is gezien. Bij myelodysplastische syndromen is de kans op progressie tot AML aanzienlijk groter bij een IHC-p53-positiviteit. De kans hierop is ca. 28% in 2 jaar tijd.
Vóór en tijdens de behandeling de schildklierfunctie controleren, omdat zowel hypo- als hyperthyroïdie kan optreden. Een optimale controle van comorbide aandoeningen die de schildklierfunctie beïnvloeden vóór de start van de behandeling wordt aanbevolen.
Vóór en tijdens de behandeling patiënten controleren op tekenen en symptomen van pulmonale hypertensie. Gevallen zijn gemeld, sommige met fatale afloop.
Perifere neuropathie komt voor bij het structureel verwant thalidomide. Het wordt gezien bij combinatie van lenalidomide met intraveneus toegediend bortezomib en dexamethason bij multipel myeloom; bij subcutane toediening is de frequentie lager (zie SmPC bortezomib).
Ernstige huidreacties: stop behandeling bij angio-oedeem, anafylactische reactie, huiduitslag graad 4, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag of wanneer SJS, TEN of DRESS wordt vermoed; behandeling niet meer hervatten. Informeer patiënt over symptomen en ernst van deze reacties. Overweeg onderbreken of stoppen bij andere vormen van huidreacties (graad 2 of 3), afhankelijk van de ernst.
Kruisovergevoeligheid: gebruik van lenalidomide wordt ontraden bij patiënten die eerder ernstige huiduitslag of een allergische reactie kregen bij gebruik van thalidomide, vanwege een kruisreactie tussen thalidomide en lenalidomide.
Tumorlysissyndroom (TLS) en 'tumor flare' reacties (TFR) kunnen optreden, met name bij een hoge tumorlast. Controleer patiënten nauwlettend, met name tijdens de eerste cyclus of dosisverhoging. Bij behandeling van mantelcellymfoom of folliculair lymfoom geldt het volgende:
- Alle patiënten dienen TLS-profylaxe te krijgen (allopurinol of rasburicase) en goed (oraal) gehydrateerd te zijn, tevens wekelijks bloedonderzoek uitvoeren gedurende de eerste cyclus of langer, op klinische indicatie.
- Controleer zorgvuldig op TFR-symptomen. Tumor flare kan lijken op ziekteprogressie. Behandel TFR-symptomen zo nodig met corticosteroïden, NSAID's en/of narcotische analgetica.
Bewaak de leverfunctie, omdat hepatotoxiciteit (leverfalen (zelden fataal), toxische/cytolytische/cholestatische hepatitis) is gemeld; het mechanisme hierachter is onbekend, maar bestaande virale leverziekte (zoals hepatitis B), verhoogde leverenzymwaarden op baseline en behandeling met andere hepatotoxische middelen of antibiotica zijn risicofactoren. In verband met mogelijke re-activatie van HBV voorafgaand aan de behandeling alle patiënten testen op HBV. Bij een positieve test een gespecialiseerde arts op het gebied van hepatitis B raadplegen. Bij toepassing van lenalidomide deze patiënten gedurende de gehele behandeling monitoren op signalen en symptomen van reactivatie van HBV. Bij ontstaan van (acuut) leverfalen de behandeling stopzetten en een antivirale behandeling beginnen.
Reactivatie van virusinfecties: naast re-activatie van HBV (zie de alinea hiervoor) is ook re-activatie van herpes zoster gemeld, waarbij een onderbreking of permanent staken van de behandeling nodig was vanwege de ontwikkeling van een gedissemineerde herpes zoster, herpes zoster meningitis of oftalmische herpes zoster.
Graad 3 of 4 bijwerkingen: bij nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom is er meer kans op CTCAE graad 3 of 4 bijwerkingen bij hogere leeftijd (> 75 j.), een ISS-stadium III, ECOG PS ≥ 2 of een creatinineklaring < 60 ml/min, wanneer lenalidomide in combinatietherapie wordt gegeven.
De kans op zowel arteriële als veneuze trombo-embolische aandoeningen neemt door gebruik van lenalidomide toe. Daarom wordt profylaxe met antitrombotica geadviseerd bij bekende risicofactoren voor trombo-embolieën; houdt hierbij rekening met de kans op bloedingen door trombocytopenie. Bij bekende risicofactoren voor myocardinfarct de patiënt nauwlettend volgen en beïnvloedbare risicofactoren zoveel mogelijk behandelen.
Bewaak de nierfunctie, omdat een verminderde nierfunctie eerder tot toxische waarden leidt.
Controleer regelmatig het gezichtsvermogen bij combinatietherapie met dexamethason, met name bij gebruik gedurende langere tijd.
Hormoonimplantaten en spiraaltjes: overweeg bij gebruik van een hormoonimplantaat of levonorgestrel-hormoonspiraaltje profylactisch antibiotica te geven, vooral bij neutropenie, vanwege kans op infectie bij het inbrengen en onregelmatige vaginale bloedingen. Ontraadt het gebruik van een koperbevattend spiraaltje vanwege kans op extra bloedverlies tijdens menstruaties en daarmee een toename van trombocytopenie; daarnaast is er kans op infectie bij het inbrengen.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Gedurende behandeling (waaronder tijdens dosisonderbrekingen) en ten minste 7 dagen na staken geen bloed, zaad of sperma doneren.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar en leverfunctiestoornis zijn niet onderzocht.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Geen symptomen of slaperigheid, prikkelbaarheid, 'ziek zijn' en/of hoofdpijn.
Neem voor informatie over een vergiftiging met thalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met lenalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie centrum.
Eigenschappen
Thalidomide is een immunosuppressivum. Het heeft immunomodulatoire, anti-inflammatoire en potentieel anti-neoplastische werkingen. Mogelijk worden deze werkingen veroorzaakt door de onderdrukking van de excessieve productie van TNF-α en door de down-modulatie van geselecteerde moleculen voor de celoppervlakadhesie die betrokken zijn bij de migratie van leukocyten en anti-angiogene activiteit. Het heeft tevens een centraal werkend, hypnotisch sedatief effect.
Kinetische gegevens
T max | 1–5 uur, ca. 6 uur met voedsel. |
Metabolisering | nagenoeg alleen door niet-enzymatische hydrolyse tot o.a. farmacologisch werkzame metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (> 90%), in de vorm van metabolieten. |
T 1/2el | 6–7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lenalidomide is een immunosuppressivum. Het remt specifiek de proliferatie en bevordert de apoptose van bepaalde hematopoëtische tumorcellen (met inbegrip van MM-plasmatumorcellen, tumorcellen van folliculair lymfoom en tumorcellen met deleties in chromosoom 5), verhoogt T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuniteit en het aantal NKT-cellen. Het remt de angiogenese door de migratie en adhesie van endotheelcellen en de vorming van microvaten te blokkeren. Het remt de productie van pro-inflammatoire cytokinen, zoals TNF-α en IL-6 door monocyten. Het verhoogt de apoptose van del(5q)–cellen bij myelodysplastisch syndroom. Het verhoogt de foetale hemoglobineproductie door hematopoëtische CD34+-stamcellen.
Kinetische gegevens
T max | 0,5–2 uur. |
Metabolisering | in geringe mate in de lever. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 82% onveranderd en 4% met de feces. |
T 1/2el | 3–5 uur en bij verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) tot > 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
thalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.
Groepsinformatie
lenalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.