Samenstelling
Qalsody XGVS Aanvullende monitoring Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 6,7 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 15 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Wakix (als hydrochloride) Aanvullende monitoring Bioprojet Pharma
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 4,5 mg, 18 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit middel is geen advies vastgesteld.
Advies
Bij narcolepsie waarbij slaperigheid overdag op de voorgrond staat worden pitolisant, modafinil en solriamfetol geadviseerd. Deze geneesmiddelen hebben verschillende werkingsmechanismen. Wanneer kataplexie op de voorgrond staat is natriumoxybaat de eerste keuze. Pitolisant is zowel werkzaam op de slaperigheid overdag als op de kataplexie en kan dus ook worden voorgeschreven bij kataplexie. Natriumoxybaat heeft ook een positieve invloed op de nachtelijke slaap. De keuze voor de best passende therapie voor de individuele patiënt, is aan de arts.
Pitolisant komt niet in aanmerking bij de behandeling van overmatige slaperigheid overdag (EDS) van volwassen patiënten met obstructieve slaapapneu (OSA). Een klinisch relevant effect van pitolisant is onvoldoende aangetoond bij patiënten met OSA én onvoldoende effect van een primaire OSA-therapie (CPAP, MRA, SPT etc.), of bij patiënten die deze therapieën niet tolereren.
Aan de vergoeding van pitolisant zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
- ZIN-rapport 2019 pitolisant Wakix® narcolepsie met en zonder kataplexie
- ZIN-rapport 2022 pitolisant Ozawade® bij overmatige slaperigheid overdag bij volwassen patiënten met obstructieve slaapapneu
- ZIN-rapport 2022 solriamfetol Sunosi icm pitolisant® bij overmatige slaperigheid overdag en het verbeteren van de mate van het wakker-zijn bij volwassen patienten met narcolepsie
Indicaties
ALS, geassocieerd met een mutatie in het superoxidedismutase 1-gen (SOD1-gen).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Narcolepsie met of zonder kataplexie bij volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar.
Doseringen
Vooraf: overweeg sedatie indien nodig.
Volwassenen (incl. ouderen)
Intrathecaal: 100 mg per keer gedurende 1-3 min.; start met 3 oplaaddoses van 100 mg met een tussenperiode van telkens 14 dagen; vervolgens 100 mg als onderhoudsdosis om de 28 dagen.
Vergeten dosis: Bij vergeten van de tweede oplaaddosis deze zo snel mogelijk toedienen en vervolgens de derde oplaaddosis 14 dagen later toedienen. Bij vergeten van de derde oplaaddosis deze zo snel mogelijk toedienen en vervolgens de eerste onderhoudsdosis 28 dagen later toedienen. Bij vergeten van een onderhoudsdosis deze zo snel mogelijk toedienen en vervolgens de volgende onderhoudsdosis 28 dagen later toedienen.
Toediening
- Onverdund, intrathecaal door middel van lumbaalpunctie.
- Vóór toediening ongeveer 10 ml cerebrospinaal vocht (CSV) met een naald voor lumbaalpunctie optrekken.
- Overweeg indien nodig beeldvormende technieken als hulpmiddel bij de intrathecale toediening.
- Controleer de patiënt na injectie voor reacties op de lumbaalpunctie.
Doseringen
Narcolepsie
Volwassenen
startdosis week 1: 9 mg 1×/dag ; week 2: op geleide van effect en tolerantie verhogen naar 18 mg 1×/dag of verlagen naar 4,5 mg 1×/dag; week 3: indien nodig verhogen naar 36 mg 1×/dag; max. 36 mg/dag. Voorzichtig optitreren bij bekende vertraagde CYP2D6 metabolisering.
Bij nierfunctiestoornis: max. 18 mg 1×/dag..
Bij leverfunctiestoornis: bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig; bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) de startdosering pas na 2 weken verhogen tot max. 18 mg 1×/dag; bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is gebruik gecontra-indiceerd.
Kinderen vanaf 6 jaar
startdosis week 1: 4,5 mg 1×/dag ; week 2: op geleide van effect en tolerantie verhogen naar 9 mg 1×/dag of terug verlagen naar 4,5 mg 1×/dag; week 3: indien nodig verhogen naar 18 mg 1×/dag; week 4: max. 36 mg/dag bij kinderen ≥ 40 kg en max. 18 mg/dag bij kinderen < 40 kg. Voorzichtig optitreren bij bekende vertraagde CYP2D6 metabolisering.
Toediening: De tabletten 's morgens bij het ontbijt als één dosis innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (rug)pijn (66%), artralgie (34%), vermoeidheid (29%), CSV wittebloedceltelling verhoogd (27%), CSV eiwit verhoogd (27%), myalgie, koorts.
Vaak (1-10%): papiloedeem, verhoogde intracraniale druk, neuralgie, aseptische meningitis, radiculitis, myelitis, skeletspierstijfheid.
Verder: bijwerkingen die vaak samengaan met een lumbaalpunctie zijn hoofdpijn, rugpijn, postlumbaalpunctiesyndroom, infectie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): slapeloosheid, angst, prikkelbaarheid, depressie, slaapstoornis, hoofdpijn, (draai)duizeligheid, tremor, misselijkheid, braken, dyspepsie en vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): zweten, veranderde eetlust, vochtretentie, agitatie, (visuele/auditieve) hallucinatie, stemmingsstoornis, abnormale dromen, (door-/in-)slaapstoornissen, zenuwachtigheid, gespannenheid, apathie, nachtmerrie, rusteloosheid, paniekaanval, veranderd libido, zelfmoordgedachten, dyskinesie, evenwichtsstoornis, kataplexie, aandachtsstoornis, dystonie, aan-/uitverschijnsel, hypersomnie, migraine, psychomotorische hyperactiviteit, rustelozebenen-syndroom, slaperigheid, epilepsie, bradykinesie, paresthesie, verminderde gezichtsscherpte, blefarospasme, tinnitus, extrasystolen, bradycardie, hypertensie, hypotensie, opvliegers, geeuwen, droge mond, buikpijn, diarree, pijn in de bovenbuik, obstipatie, gastro-oesofageale reflux, maagontsteking, gastro-intestinale pijn, hyperaciditeit, erytheem, jeuk, huiduitslag, hyperhidrose, artralgie, rugpijn, stijve of zwakke spieren, musculoskeletale pijn, spierpijn, pijn in de ledematen, pollakisurie, metrorragie, asthenie, pijn op de borst, malaise, (perifeer) oedeem, gewichtsverandering, stijging van leverenzymwaarden, verlenging van het QTc-interval, verhoogde hartslag, toegenomen γ-GT.
Zelden (0,01-0,1%): abnormaal gedrag, verwardheid, depressieve stemming, obsessieve gedachten, dysforie, bewustzijnsverlies, spanningshoofdpijn, geheugenstoornis, lage slaapkwaliteit, opgeblazen gevoel, dysfagie, flatulentie, odynofagie, enterocolitis, toxische huiderupties, fotosensibilisatie, (nek)pijn, spontane abortus, pijn, nachtelijk zweten, verhoogde CK-waarden, ECG-afwijking.
Bij kinderen zijn de bijwerkingen vergelijkbaar; meest frequent: hoofdpijn, slapeloosheid en hypertensie,
Interacties
Interactie met andere intrathecale geneesmiddelen is niet onderzocht.
Interactie met middelen die een interactie vertonen met CYP-gemedieerde metabole routes is niet aannemelijk.
Interacties
Pitolisant en metabolieten kunnen CYP3A4, CYP2B6 en CYP2C, UGT's en Pgp induceren, en OCT1 remmen. Vermijd daarom combinatie met substraten van CYP3A4 met een smalle therapeutische breedte (immunosuppressiva, docetaxel, kinaseremmers, pimozide). Vermijd ook gelijktijdig gebruik van orale anticonceptiemiddelen en pas een andere betrouwbare anticonceptiemethode toe. Bij combinatie met andere substraten van CYP3A4, CYP2B6 (bv. efavirenz, bupropion), CYP2C (bv. repaglinide, fenytoïne), Pgp (bv. dabigatran, digoxine) en UGT (bv. morfine, paracetamol, irinotecan) de werkzaamheid ervan nauwlettend klinisch volgen. Wees voorzichtig bij combinatie met een substraat van OCT1 (bv. metformine).
Gelijktijdig gebruik van krachtige CYP3A4-inductoren (o.a. carbamazepine, fenytoïne, sint-janskruid) kan de Cmax en AUC van pitolisant verlagen; rifampicine verlaagde de Cmax met circa 39% en de AUC met circa 50%. Mogelijk is dosisaanpassing nodig tijdens en een week na behandeling met de inductor.
Gelijktijdige toediening van CYP2D6-remmers verhoogt de Cmax en AUC; paroxetine verhoogde de Cmax met circa 47% en de AUC 0–72 uur met circa 105%.
Antihistaminica die de bloed-hersenbarrière passeren (zoals promethazine) en TCA's of tetracyclische antidepressiva met een remmend effect op de histamine H1-receptor kunnen de werkzaamheid verminderen; het effect van onder invloed van pitolisant vrijgekomen endogeen histamine wordt mogelijk teniet gedaan.
Wees voorzichtigheid bij gelijktijdig gebruik van QT-verlengende middelen of middelen die het risico op repolarisatiestoornissen verhogen; pitolisant geeft in overdosering (3–6× de therapeutische dosis) een lichte tot matige verlenging (10–13 ms) van het QTc-interval.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen met een eveneens ongunstig effect op de maag (corticosteroïden, NSAID's).
Bij combinatie met modafinil of natriumoxybaat zijn geen interacties waargenomen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dieronderzoek passage van placenta en reproductietoxiciteit (o.a. een teratogeen effect).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate, anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 21 dagen na de therapie (orale anticonceptiva zijn bij gebruik van pitolisant onbetrouwbaar).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Bij de mens onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: bij de mens: geen gegevens. Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Als symptomen van ernstige myelitis, radiculitis en verhoogde intracraniale druk en/of papiloedeem optreden, deze beoordelen en behandelen.
Overweeg vóór toediening van tofersen bloedplaatjes en stolling te testen, omdat na s.c. of i.v.-toediening van antisense-oligonucleotiden (ASO) trombocytopenie en stollingsafwijkingen zijn opgetreden, waaronder acute ernstige trombocytopenie.
Laat een test uitvoeren op eiwit in urine (bij voorkeur op een monster van de eerste ochtendurine), indien dit klinisch is geïndiceerd, omdat na s.c.- of i.v.-toediening van ASO renale toxiciteit is waargenomen. Overweeg bij aanhoudend verhoogde eiwitwaarden in urine verdere evaluatie.
Onderzoekgegevens: Tofersen is niet onderzocht bij patiënten met een nierfunctiestoornis of een leverfunctiestoornis. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 j.
Wijs patiënten die tijdens behandeling een visuele stoornis ontwikkelen erop dat zij geen voertuig mogen besturen of machines mogen bedienen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van psychische stoornissen, zoals ernstige angst of ernstige depressie met suïcidale gedachten, bij een hartziekte, bij zuurgerelateerde maagaandoeningen, bij ernstige obesitas, ernstige anorexie en bij ernstige epilepsie omdat verergering van epilepsie is gemeld.
Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate, anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 21 dagen na de therapie; orale anticonceptiva zijn bij gebruik van pitolisant onbetrouwbaar.
Bij patiënten met vertraagde CYP2D6 metabolisering wordt een hogere systemische blootstelling (tot 3 maal) waargenomen.
Bij gebruik rekening houden met een verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. deelname aan het verkeer) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met tofersen contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pitolisant contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antisense-oligonucleotide (ASO) dat de genexpressie van SOD1-ALS kan remmen. Mutaties in het SOD1-gen leiden tot accumulatie van een toxische vorm van het SOD1-eiwit. Tofersen is complementair aan een deel van de 3' UTR (niet-coderend gebied aan het 3'-uiteinde) van het mRNA voor humaan SOD1 en bindt aan het overeenkomstige mRNA via hybridisatie. Dit leidt tot RNase-H-gemedieerde degradatie van het mRNA voor SOD1, waardoor de synthese van de hoeveelheid SOD1-eiwit vermindert.
Tofersen is geregistreerd als weesgeneesmiddel onder ‘uitzonderlijke voorwaarden'; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte was het niet mogelijk om volledige informatie over dit geneesmiddel te verkrijgen.
Kinetische gegevens
Resorptie | na intrathecale toediening is er uitbebreide distributie in weefsels van het centraal zenuwstelsel (CZS). Vanuit het CZS gaat tofersen snel over naar de systemische circulatie. |
T max | 2-6 uur. |
V d | 0,58-0,72 l/kg. |
Eiwitbinding | ≥ 98% |
Metabolisering | door exonuclease (3'- en 5')-gemedieerde hydrolyse. |
Eliminatie | primair met de urine (onveranderd en als metabolieten). |
T 1/2el | niet gemeten bij de mens; bij apen 31-40 dagen (in csz weefsel) |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Histamine H3-receptorantagonist. Bevordert de activiteit van histaminerge neuronen in het centrale zenuwstelsel door blokkering van histamineautoreceptoren. Verder verhoogt pitolisant de afgifte van acetylcholine, noradrenaline en dopamine in de hersenen. Bij narcolepsie verbetert het het niveau en de duur van de wakkere toestand en de alertheid overdag.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | ca. 3 uur. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Metabolisering | door CYP3A4 en CYP2D6 tot inactieve metabolieten, o.a. 5-aminovaleriaanzuur. |
Eliminatie | via de urine ca. 63% (als inactieve metabolieten); via de adem ca. 25%; via de feces < 3%. |
T 1/2el | 10–12 uur. Bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is deze verdubbeld. Verlengd bij patiënten met vertraagde CYP2D6 metabolisering. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tofersen hoort bij de groep middelen voor het zenuwstelsel, overige.
Groepsinformatie
pitolisant hoort bij de groep middelen voor het zenuwstelsel, overige.