Samenstelling
Tolbutamide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Glimepiride Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2, indien met dieet alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2, indien met dieet, lichamelijke inspanning of gewichtsvermindering alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering 500 mg 1×/dag bij het ontbijt. Zo nodig ongeveer elke 8 dagen met 500 mg verhogen op geleide van bepalingen van bloed- en urineglucose, max. 2000 mg/dag.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant is gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis gecontra-indiceerd. Volgens de 'Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van KNMP is bij een creatinineklaring > 10 ml/min geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Dagdoses tot 1000 mg in 1×/dag kort vóór of tijdens het ontbijt innemen, de eventuele rest van de dagdosis kort vóór of tijdens de avondmaaltijd.
- De tabletten innemen met een ruime hoeveelheid water.
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering 1 mg 1×/dag bij het ontbijt. Zo nodig op geleide van bloed- en urineglucosebepaling elke 1–2 weken stapsgewijs met 1 mg verhogen tot 4 mg per dag; max. 6 mg per dag.
Bij toevoeging van insuline aan de behandeling met glimepiride, de dosering van glimepiride handhaven en een lage dosis insuline toevoegen en langzaam verhogen afhankelijk van de gewenste metabole controle.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant is gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis gecontra-indiceerd. Volgens de 'Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van KNMP bij een creatinineklaring 10–50 ml/min starten met 50% van de normale begindosering, daarna zo nodig geleidelijk verhogen tot de normale onderhoudsdosering.
In de loop van de behandeling kan de insulinegevoeligheid toenemen; vermindering of onderbreking van de dosering kan dan nodig zijn. Overweeg tevens dosisaanpassing bij gewichtsverandering, verandering van levensgewoonten of andere factoren die de kans op hypo- of hyperglykemie verhogen.
Het vergeten van een dosis niet corrigeren door de volgende dosis te verhogen.
De tabletten kort vóór of tijdens het ontbijt innemen. De tabletten heel doorslikken met wat vloeistof.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): leukopenie, maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree of obstipatie).
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, trombocytopenie, cholestatische icterus.
Verder zijn gemeld: hypoglykemie, allergische huidreacties zoals fotosensibilisatie.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): hypoglykemie. Trombocytopenie, leukopenie, erytropenie, hemolytische anemie, granulocytopenie, agranulocytose en pancytopenie (in het algemeen reversibel na het staken van de behandeling). Dysgeusie. Alopecia. Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): misselijkheid, braken, drukkend gevoel in de maag, buikpijn, diarree. Allergische vasculitis, overgevoeligheidsreacties waaronder ernstige reacties met dyspneu, hypotensie en shock. Leverfunctiestoornis (bv. met cholestase en icterus), hepatitis, leverfalen. Hyponatriëmie.
Verder zijn gemeld: trombocytopenische purpura. Voorbijgaande visusstoornis, vooral bij start van de behandeling, als gevolg van verandering in bloedglucosespiegel. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk, huiduitslag, urticaria, fotosensibilisatie.
Interacties
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. ACE-remmers, allopurinol, androgene en anabole steroïden, chlooramfenicol, claritromycine, cotrimoxazol, cyclofosfamide, disopyramide, fenylbutazon, fibraten, fluoxetine, ifosfamide, MAO-remmers, miconazol, salicylaten, sommige sulfonamiden (bv. sulfadiazine), tetracyclinen en vitamine K-antagonisten.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. acetazolamide, chloorpromazine, diazoxide, fenobarbital, fenothiazine-derivaten, fenytoïne, glucagon, glucocorticoïden, laxantia (bij langdurig gebruik), nicotinezuurderivaten, oestrogenen en progestagenen, rifampicine, sympathicomimetica, (thiazide)diuretica en thyromimetica.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Alcohol, β-blokkers, clonidine en H2-antagonisten kunnen de hypoglykemische werking zowel versterken als verzwakken. Bij combinatie met alcohol kan een disulfiram-achtige reactie optreden.
Tolbutamide vertraagt de eliminatie van vitamine K-antagonisten, waardoor de protrombinetijd wordt verlengd.
Tolbutamide vergroot het percentage niet aan plasma-eiwitten gebonden fenytoïne.
β-Blokkers en clonidine kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Interacties
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. ACE-remmers, allopurinol, androgene en anabole steroïden, chlooramfenicol, claritromycine, cyclofosfamide, disopyramide, fenylbutazon, fibraten, fluconazol, fluoxetine, ifosfamide, MAO-remmers, miconazol, probenecide, salicylaten (in hoge doses), sommige sulfonamiden (bv. sulfadiazine), tetracyclinen en vitamine K-antagonisten.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. acetazolamide, chloorpromazine, diazoxide, fenobarbital, fenothiazine-derivaten, fenytoïne, glucagon, glucocorticoïden, laxantia (bij langdurig gebruik), nicotinezuurderivaten, oestrogenen en progestagenen, rifampicine, sympathicomimetica, (thiazide)diuretica en thyromimetica.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Alcohol, β-blokkers, clonidine en H2-antagonisten kunnen de hypoglykemische werking zowel versterken als verzwakken.
Colesevelam bindt zich aan glimepiride, waardoor de absorptie van glimepiride wordt verminderd; adviseer om glimepiride ten minste 4 uur vóór colesevelam in te nemen.
Glimepiride kan het effect van vitamine K-antagonisten doen toenemen of verminderen.
β-Blokkers en clonidine kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren.
Zwangerschap
Tolbutamide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Na gebruik tijdens de zwangerschap kan bij de neonaat een 4–10 dagen aanhoudende hypoglykemie optreden.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Glimepiride passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (waarschijnlijk door opgetreden hypoglykemie).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie bij de neonaat is mogelijk.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Er bestaat kans op hypoglykemie bij de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten en verwante stoffen (sulfonamiden, thiazide-diuretica);
- diabetes mellitus type I;
- ketoacidose, hyperosmolaire ontregeling;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten of sulfonamiden;
- diabetes mellitus type I;
- diabetisch (pre)coma, ketoacidose;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten; overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: hoge leeftijd, nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (bv. trauma, operatieve ingreep, infectie met koorts) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Overschakeling van insuline op een sulfonylureumderivaat als regel in een ziekenhuis uitvoeren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten: Overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Periodieke controle van het bloedbeeld (vooral leukocyten- en trombocytentelling) en de leverfunctie zijn gewenst.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (bv. trauma, operatieve ingreep, infectie met koorts) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Overschakeling van insuline op een sulfonylureumderivaat als regel in een ziekenhuis uitvoeren.
Gebruik bij kinderen tot 18 jaar wordt niet aanbevolen, vanwege onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Overdosering
Symptomen
Hypoglykemie, die 12 tot 72 uur kan aanhouden en kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel. Symptomen kunnen tot 24 uur na inname optreden. Verschijnselen zijn misselijkheid, braken, buikpijn, neurologische verschijnselen (onrust, tremor, visusstoornis, coördinatiestoornis, slaperigheid, coma, convulsies).
Zie voor symptomen en behandeling de monografie toxicologie.org/orale bloedsuikerverlagende middelen en vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Hypoglykemie, die 12 tot 72 uur kan aanhouden en kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel. Symptomen kunnen tot 24 uur na inname optreden. Verschijnselen zijn misselijkheid, braken, buikpijn, neurologische verschijnselen (onrust, tremor, visusstoornis, coördinatiestoornis, slaperigheid, coma, convulsies).
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de secretie van insuline uit de β-cellen in de pancreas.
Werkingsduur: 6–12 uur.
Kinetische gegevens
F | circa 90 %. |
T max | 3–5 uur. |
Eiwitbinding | circa 95%. |
V d | 0,15 l/kg. |
Metabolisering | in de lever (vnl. CYP2C9) tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine als metabolieten. |
T 1/2el | 8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de secretie van insuline uit de β-cellen in de pancreas. De hydroxymetaboliet is verantwoordelijk voor een klein deel van de hypoglykemische werking.
De werking is maximaal binnen 2–3 uur en houdt 24 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | zeer goed. |
T max | ca. 2½ uur. |
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP2C9 tot o.a. actieve hydroxymetaboliet. |
Eliminatie | met de urine en feces volledig als metabolieten. |
T 1/2el | 3–6 uur (hydroxymetaboliet), 5–8 uur (glimepiride). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tolbutamide hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.
Groepsinformatie
glimepiride hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.