Samenstelling
Briumvi XGVS Aanvullende monitoring Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor oplossing voor infusie
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 6 ml
De uiteindelijke concentratie van het geneesmiddel na verdunning bedraagt circa 0,6 mg/ml voor de eerste infusie en 1,8 mg/ml voor de tweede en latere infusies.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lemtrada XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor oplossing voor infusie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit middel is geen advies vastgesteld.
Advies
Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.
(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.
Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab en ofatumumab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.
Alemtuzumab mag alleen ingezet worden bij geselecteerde patiënten in gespecialiseerde centra waar voldoende MS-expertise aanwezig is: bij ernstige, actieve 'relapsing remitting' multiple sclerose, én als zowel patiënt als behandelaar zich vastlegt in een follow-up traject waarin o.a. gedurende minstens vier jaar na de laatste infusie, maandelijkse controles zijn gegarandeerd. Alemtuzumab mag niet voorgeschreven worden bij een eerste relaps.
Indicaties
'Relapsing’ multiple sclerose (RMS) met actieve ziekte bij volwassenen die is gedefinieerd met behulp van klinische of beeldvormingskenmerken.
Indicaties
Volwassenen met zeer actieve 'relapsing remitting' multiple sclerose (RRMS):
- ondanks een volledige en geschikte behandeling met ten minste één ziektemodificerend middel, of
- bij snel ontwikkelende ernstige RRMS (in 1 jaar minimaal twee invaliderende exacerbaties én met 1 of meer gadolinium-aankleurende laesies op hersen-MRI, of een significante toename van de lading van T2-laesies vergeleken met een eerdere hersen-MRI).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Vóór de behandeling screenen op hepatitis B-virus (HBV), omdat heractivering van HBV is gemeld bij anti-CD-20 antilichamen.
Vóór elke infusie premedicatie toedienen: → i.v. 100 mg methylprednisolon (of equivalent ervan) 30–60 min voor de infusie; → en een antihistaminicum 30–60 min voor de infusie; → eventueel paracetamol 30–60 min voor de infusie.
Controleer gedurende ten minste 1 uur na de eerste twee infusies op IRR en overgevoeligheidsreacties. Bij IRR niet de dosis, maar de infusiesnelheid verlagen of de behandeling staken. Bij overgevoeligheidsreacties de behandeling staken.
Multiple sclerose
Volwassenen (incl. ouderen)
De eerste dosis: i.v. infusie (0,6 mg/ml) 150 mg, 2 weken later tweede i.v. infusie (1,8 mg/ml) 450 mg; vervolgens telkens na 24 weken i.v. infusie (1,8 mg/ml) 450 mg.
Verminderde nierfunctie: de verwachting is dat een aanpassing van de dosis niet nodig is.
Verminderde leverfunctie: de verwachting is dat een aanpassing van de dosis niet nodig is.
Bij infusiegerelateerde reacties (IRR) tijdens infusie: bij levensbedreigende IRR de infusie direct stoppen en de behandeling definitief staken. Bij ernstige IRR de infusie direct onderbreken; indien alle symptomen zijn verdwenen herstarten met een infusiesnelheid die de helft is van de snelheid op het moment dat de reactie begon; indien goed verdragen na ten minste 30 min de snelheid verhogen volgens het schema in de officiële CBG/EMA productinformatie rubriek 4.2 tabel 1, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Bij lichte tot matige IRR de infusiesnelheid halveren, indien goed verdragen na ten minste 30 min de snelheid verhogen volgens het schema in de officiële CBG/EMA productinformatie rubriek 4.2 tabel 1, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een vergeten dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen. Behoud daarna wel de tussenperiode van 24 weken (> 5 maanden) tot de volgende toediening.
Toediening: door verdunning in een infuuszak met 0,9% natriumchlorideoplossing voor injectie, wordt de concentratie van 0,6 mg/ml voor de eerste infusie en 1,8 mg/ml voor de tweede infusie en alle daaropvolgende infusies. Niet toedienen als een i.v. push- of bolusdosis. Voor de instructies over de infusiesnelheid, zie het schema in de officiële CBG/EMA productinformatie rubriek 4.2 tabel 1, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Doseringen
Premedicatie: geef op de eerste 3 dagen van elke kuur direct vooraf aan de infusie medicatie met een corticosteroïd; deze premedicatie bestond in de onderzoeken bij MS uit 1000 mg methylprednisolon. Overweeg verder premedicatie met een analgeticum (paracetamol) en/of een antihistaminicum. Vanaf de eerste dag van elke kuur en gedurende ten minste 1 maand na behandeling is orale profylaxe tegen herpes-infectie aangewezen; in de MS-onderzoeken gebruikte men aciclovir 200 mg 2×/dag.
Alleen toedienen in een ziekenhuis met directe toegang tot intensieve zorg, met specialisten en adequate medische apparatuur voor een tijdige diagnose, beheersing van bijwerkingen, met name myocardischemie en myocardinfarct, cerebrovasculaire bijwerkingen, auto-immuunziekten en infecties. Middelen voor de behandeling van cytokinevrijgavesyndroom, overgevoeligheids- en anafylactische reacties moeten beschikbaar zijn.
Actieve RRMS
Volwassenen
Aanbevolen behandeling: twee behandelkuren via i.v.–infusie 12 mg/dag in ca. 4 uur, indien nodig gevolgd door max. twee extra behandelkuren. Eerste behandelkuur: 12 mg/dag gedurende 5 opeenvolgende dagen; na 12 maanden de tweede behandelkuur van 12 mg/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen. Een vergeten dosis mag niet worden toegediend op dezelfde dag als een volgende geplande dosis. Indien nodig – bij patiënten met MS-ziekteactiviteit, vastgesteld door klinische testen of beeldvormende technieken – max. twee extra behandelkuren overwegen. Derde of vierde behandelkuur: 12 mg/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen ten minste 12 maanden na de voorgaande behandelkuur.
Verleng zo nodig de infusieduur bij aanhoudende acute infusiereacties.
Veiligheidsfollow-up van patiënten is nodig vanaf de eerste behandelkuur tot ten minste 48 maanden na de laatste infusie van de laatste gegeven behandelkuur; zie rubriek Waarschuwing en voorzorgen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ademhalingsweginfecties, bovensteluchtweginfecties (doorgaans nasofaryngitis, bronchitis). Infusiegerelateerde reacties zoals koorts, koude rillingen, hoofdpijn, tachycardie, misselijkheid, buikpijn, keelirritatie, erytheem en anafylactische reactie. Daling van immunoglobuline M.
Vaak (1-10%): herpesvirusinfecties, ondersteluchtweginfectie. Neutropenie, Pijn in extremiteit. Daling van immunoglobuline G en immunoglobuline A.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, herpesinfectie, leukopenie, lymfopenie, incl. neutropenie, ziekte van Basedow, hyperthyroïdie, hypothyroïdie, hoofdpijn, tachycardie, overmatig blozen, misselijkheid, urticaria, (gegeneraliseerde) huiduitslag, jeuk, koorts, vermoeidheid, rillingen.
Vaak (1-10%): herpes-zoster-infectie, infectie van de ondersteluchtwegen, gastro-enteritis, orale candidiase, vulvovaginale candidiase, influenza, oorinfectie, pneumonie, vaginale infectie, tandinfectie, huidpoliepen, lymfadenopathie, immuungemedieerde trombocytopenische purpura, trombocytopenie, anemie, hematocriet verlaagd, leukocytose, 'cytokine release syndrome', hypersensitiviteit (incl. anafylaxie), autoimmune thyroïditis (incl. subacute thyroïditis), struma, schildklierautoantistoffen-positief, slapeloosheid, angst, depressie, MS-relaps, duizeligheid, hypo-esthesie, paresthesie, tremor, dysgeusie, migraine, conjunctivitis, endocriene oftalmopathie, wazig zien, vertigo, bradycardie, hartkloppingen, hypotensie, hypertensie, dyspneu, hoesten, bloedneus, hik, orofaryngeale pijn, astma, abdominale pijn, braken, diarree, dyspepsie, stomatitis, verhoogd ASAT, verhoogd ALAT, erytheem, ecchymose, alopecia, hyperhidrose, acne, huidlaesie, dermatitis, spierpijn, -zwakte, artralgie, rugpijn, pijn (in extremiteit), spierspasmen, nekpijn, skeletspierpijn, proteïnurie, hematurie, menorragie, onregelmatige menstruatie, pijn op de borst, perifeer oedeem, asthenie, influenza-achtige ziekte, malaise, pijn op infusieplaats, verhoogd creatinine in bloed, kneuzing, ernstige infusiegerelateerde reacties (als hoofdpijn, koorts, uitslag, tachycardie, atriumfibrillatie, misselijkheid, pijn op de borst en hypotensie).
Soms (0,1-1%): onychomycose, huidschimmelinfectie, tonsillitis, acute sinusitis, cellulitis, pneumonitis, tuberculose, infectie met cytomegalievirus, pancytopenie, hemolytische anemie, verworven hemofilie A, sarcoïdose, afgenomen eetlust, hyperesthesie, spanningshoofdpijn, auto-immuunencefalitis, dubbelzien, oorpijn, atriumfibrillatie, keelirritatie, pneumonitis, obstipatie, gastro-oesofageale refluxziekte, gingiva-bloeding, droge mond, dysfagie, gastro-intestinale ziekte, rectaal bloedverlies, cholecystitis (incl. acalculeuze cholecystitis en acute acalculeuze cholecystitis), blaar, gezwollen gezicht, eczeem, vitiligo, skeletspierstijfheid, nierstenen, ketonurie, neuropathieën (incl anti-GBM-ziekte), cervixdysplasie, amenorroe, gewichtsverandering, afname rode bloedcellen, positief op bacteriële test, toename bloedglucose, toename gemiddeld celvolume.
Zelden (0,01-0,1%): hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH), trombotische trombocytopenische purpura (TTP).
Verder zijn gemeld: listeriosis of Listeria-meningitis, Epstein-Barrvirus (EBV)-infectie (waaronder reactivering). Infusiegerelateerde reacties als atriumfibrilleren en anafylaxie. Pericarditis, pericardiale effusie en andere pericardiale voorvallen, zowel als onderdeel van een acute infusiereactie als later optredend. Hemorragische beroerte, cervicocefale arteriële dissectie, myocardischemie, myocardinfarct, alveolaire bloeding zijn meestal gemeld 1–3 dagen na infusie. Autoimmuunhepatitis. (EBV-gerelateerde) hepatitis. Ziekte van Still op volwassen leeftijd (AOSD= adult onset Still's disease).
Interacties
De veiligheid van vaccinatie met levende of levende verzwakte vaccins is niet onderzocht, maar wordt tijdens behandeling en tot repletie van de B-cellen niet aanbevolen. Indien vaccinatie nodig is: voor levende of levende verzwakte vaccins moet deze ten minste 4 weken vóór behandeling met ublituximab zijn voltooid en voor geïnactiveerde vaccins is deze termijn, indien mogelijk, ten minste 2 weken. Stel vaccinatie met levende of levende verzwakte vaccins uit van neonaten en zuigelingen na blootstelling in de baarmoeder, totdat de B-celwaarden zijn hersteld; bepaal daarom vóór vaccinatie de CD19-positieve B-celspiegels. Indien nodig mogen geïnactiveerde vaccins wel worden toegediend; overweeg vervolgens meting van de door het vaccin geïnduceerde antilichaamtiters, om na te gaan of een beschermende immuunrespons is opgebouwd.
Vermijd gelijktijdige immunosuppressieve therapie vanwege additieve immuuneffecten; corticosteroïden ter behandeling van een relaps zijn tijdens behandeling wel toegestaan. Houd ook rekening met de duur en het werkingsmechanisme van voorafgaande immunosuppressieve therapieën met langdurige immuuneffecten.
Interacties
Niet gelijktijdig gebruiken met of na anti-neoplastische of andere immunosuppressieve therapie vanwege kans op immuniteitsonderdrukking.
Tijdens en kort na behandeling geen levende virale vaccins toedienen; patiënten ten minste 6 weken vóór de start van de behandeling immuniseren.
Interactie-onderzoek bij MS ontbreekt. In de klinische studies moest 4 weken voor de start van de behandeling eventueel gebruik van interferon-β of glatirameer zijn gestaakt.
Zwangerschap
Van ublituximab zijn er relatief weinig gegevens. Van immunoglobulinen is bekend dat zij de placenta passeren.
Farmacologische effecten: Tijdelijke perifere B-celdepletie en lymfopenie bij de pasgeborene is gemeld bij gebruik van andere anti-CD20 antilichamen. Bij dieren: aanwijzingen voor schadelijkheid door immuungemedieerde bijwerkingen (trombi in organen, vasculaire necrose in darm en lever, ontsteking en oedeem in longen en hart), sterfte van het moederdier en verlies van de foetus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Controleer kinderen die tijdens zwangerschap aan ublituximab zijn blootgesteld op B-celdepletie en overweeg vaccinatie met levende of verzwakte vaccins uit te stellen totdat de B-celwaarde van het kind is hersteld; de duur van de B-celdepletie is onbekend.
Overig: Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de laatste infusie.
Vruchtbaarheid: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Zwangerschap
Alemtuzumab passeert waarschijnlijk, evenals IgG, de placenta.
Teratogenese: Bij dieren, schadelijk gebleken. Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op zeer strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en ten minste 4 maanden na de kuur.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding wordt in de eerste dagen na de geboorte ontraden. Daarna kan ublituximab worden gebruikt tijdens de borstvoeding.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren).
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minsten 4 maanden na de laatste infusie.
Contra-indicaties
- ernstig actieve infecties;
- ernstig immuungecompromitteerde patiënten;
- actieve maligniteiten.
Contra-indicaties
- HIV (humaan immunodeficiëntievirus)-infectie;
- een actieve infectie (tot compleet herstel);
- niet onder controle gebrachte hypertensie;
- voorgeschiedenis van dissectie van cervicocefale arteriën;
- voorgeschiedenis van beroerte;
- voorgeschiedenis van myocardinfarct of angina pectoris;
- bekende coagulopathie, bij gebruik van bloedplaatjesaggregatieremmers of anticoagulantia;
- andere auto-immuunziekten naast MS.
Waarschuwingen en voorzorgen
Om de frequentie en ernst vaninfusiegerelateerde reacties (IRR)te verminderen is premedicatie met een corticosteroïd en een antihistaminicum aangewezen; zie voor meer informatie Doseringen. Observeer de patiënt tijdens de infusies en gedurende nog ten minste 1 uur na het einde van de eerste twee infusies op mogelijke symptomen van IRR. Na de volgende infusies is monitoring niet nodig, tenzij een IRR of overgevoeligheid is opgetreden. Waarschuw de patiënt dat een IRR zich nog tot 24 uur na infusie kan voordoen.
Stel bij een actieve infectie behandeling uit totdat de infectie is bestreden.
Controleer deimmuunstatus vóór de behandeling, omdat ernstig immuungecompromitteerde patiënten (significante lymfopenie of neutropenie) niet mogen worden behandeld. Houd bij patiënten die eerder zijn behandeld met immunosuppressieve of immunomodulerende geneesmiddelen (zoals andere MS middelen) rekening met de werkingswijze en de werkingsduur vanwege een eventueel additief effect op het immuunsysteem.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is zeer zelden gezien na behandeling met anti-CD20-antilichamen. PML is geassocieerd met bepaalde risicofactoren (bv. lymfopenie, gevorderde leeftijd, polytherapie met immunosuppressiva). Wees daarom alert op vroege symptomen van PML zoals een nieuw neurologisch symptoom of verergering daarvan. Bij vermoeden van PML: onderbreek de behandeling en overweeg een MRI, bevestigende testen naar JC viraal DNA in het hersenvocht en herhaalde neurologische beoordelingen. Bij bevestiging van PML de behandeling permanent staken.
Heractivering van hepatitis B virus (HBV) is gemeld bij behandeling met anti-CD20 antilichamen met soms fulminante hepatitis, leverfalen en overlijden. Daarom vóór behandeling testen op HBV. Patiënten met actieve HBV niet behandelen met ublituximab. Dragers van HBV en patiënten met een positieve serologie eerst verwijzen naar een expert in leverziekten en vervolgens behandelen volgens de lokale medische standaard om heractivering van hepatitis B te voorkomen.
Vaccineer patiënten tijdens behandeling niet met levende of levende verzwakte vaccins en niet totdat B-celrepletie is bereikt (dit duurde in de klinische onderzoeken mediaan 70 weken). Kijk vóór behandeling met ublituximab de immuunstatus van de patiënt na; zie voor meer informatie over vaccinaties Interacties.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leeftijd > 55 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Stel bij patiënten met een actieve infectie de behandeling uit totdat de infectie volledig onder controle is. Onderzoek vóór start van de therapie alle patiënten volgens lokale richtlijnen op zowel actieve als inactieve (latente) tuberculose-infecties. Infecties met cytomegalievirus (CMV) incl. reactivatie van CMV zijn gemeld, meestal binnen 2 maanden na toediening. Ook soms fatale gevallen van Epstein-Barrvirus (EBV)-infectie (waaronder reactivering) zijn gemeld. Screen vrouwelijke patiënten jaarlijkse op het humaan papillomavirus. Overweeg screening voor aanvang van behandeling bij patiënten met veel kans op een HBV- en/of HCV-infectie. Wees voorzichtig bij dragers van het HBV en/of HCV, vanwege de kans op onomkeerbare leverschade door een mogelijke virusreactivatie. Test voor aanvang van de behandeling patiënten die geen waterpokken hebben gehad en die niet zijn gevaccineerd tegen het varicella-zostervirus (VZV), op antilichamen tegen VZV; overweeg VZV-vaccinatie bij antilichaamnegatieve patiënten; stel vervolgens het begin van de behandeling tot 6 weken na de vaccinatie uit. Om de kans op listeriosis (listeria meningitis) te verminderen gedurende 2 weken voor de behandeling tot ten minste 1 maand erna het eten van rauw of ongaar vlees, niet-gepasteuriseerde melkproducten als zachte kazen vermijden. Adviseer patiënten symptomen van een infectie te melden en van pneumonitis, zoals dyspneu, hoest, piepende ademhaling, pijn of beklemd gevoel op de borst en ophoesten van bloed.
PML (progressieve multifocale leuko-encefalopathie) incl. fatale gevallen, is gemeld. Maak voor elke toediening een MRI-scan ter controle op tekenen van PML omdat MRI bevindingen vooraf kunnen gaan aan klinische symptomen. Voer indien nodig verdere evaluatie uit, waaronder testen op JC-virus in hersenvocht en herhaalde neurologische beoordelingen. Wees alert op symptomen van PML (bv. cognitieve, neurologische of psychiatrische symptomen). Adviseer om familieleden en verzorgers te informeren zodat die mogelijke PML-symptomen opmerken, waarvan de patiënt zich niet bewust is. Overweeg bij neurologische symptomen en/of nieuw hersenletsel op de MRI, PML als een differentiaaldiagnose. Na een diagnose van PML, alemtuzumab niet (opnieuw) starten.
Niet gebruiken bij inactieve ziekte of bij patiënten stabiel op de huidige behandeling. Patiënten vooraf informeren over de voordelen en risico's en laten instemmen met een follow-up van ten minste 48 maanden na de laatste infusie van de laatst gegeven behandelkuur.
Wees voorzichtig bij auto-immuunziekten anders dan MS en bij een vooraf bestaande en/of actieve maligniteit.
Veiligheidsfollow-up: voer vóór start van de behandeling en vervolgens eenmaal per maand gedurende ten minste 48 maanden na de laatste infusie, een volledige bloedtelling met differentiële telling uit, een microscopische urineanalyse en serumcreatininespiegel-bepaling. Doe deze testen vervolgens op basis van klinische bevindingen die wijzen op immuungemedieerde trombocytopenische purpura (ITP), verworven hemofilie A of nefropathieën. Start bij klinisch significante wijzigingen ten opzichte van de uitgangswaarde van serumcreatinine, onverklaarde hematurie en/of proteïnurie, onderzoek naar nefropathieën en verwijs onmiddellijk door naar een gespecialiseerde arts. Vroege detectie en behandeling van nefropathieën en van ITP kunnen het risico op een slechte uitkomst verkleinen. De patiënt dient bij symptomen van ITP als snelle vorming van blauwe plekken, petechiën, spontane mucocutane bloeding (bv. bloedneus, haemoptysis), heviger dan normale of onregelmatige menstruele bloeding medische hulp te vragen. ITP kan ook na de laatste infusie ontwikkelen en vereist onmiddellijke behandeling. Haemoptysis kan ook een indicatie zijn voor het Goodpasture-syndroom of verworven hemofilie A. Bij verdenking van ITP een volledige bloedtelling uitvoeren. Gebruik de volledige bloedtelling ook voor controle op cytopenie, waaronder neutropenie.
Na behandeling kunnen patiënten meerdere auto-immuunziekten ontwikkelen, zowel ernstige als levensbedreigende, naast MS; denk aan schildklieraandoeningen, ITP, TTP, nefropathieën, auto-immuunhepatitis en verworven hemofilie A, sarcoïdose. Bij optreden van auto-immuniteit, patiënt ook beoordelen op andere auto-immuungerelateerde aandoeningen. Wees ervan bewust dat auto-immuunziekten mogelijk ook na de controleperiode van 48 maanden kunnen optreden.
Bepaal bij patiënten met symptomen van verworven hemofilie A (anti-factor VIII-antistoffen) het coagulathopathiebeeld, incl. aPTT. Instrueer patiënten over de symptomen van hemofilie, zoals subcutane hematomen, uitgebreide blauwe plekken, hematurie, bloedneus, maag-darmbloeding of een andere bloeding. Adviseer om bij optreden van een van deze symptomen, medische hulp te zoeken.
Auto-immuunencefalitis is gemeld, gekenmerkt door snelle progressie van geheugenstoornissen, veranderde geestelijke toestand of psychiatrische klachten meestal in combinatie met nieuw beginnende focale neurologische afwijkingen en convulsies. Start bij vermoeden van auto-immuunencefalitis onderzoek om de diagnose te bevestigen of uit te sluiten.
Voer een schildklierfunctietest uit vóór aanvang van de behandeling en vervolgens om de 3 maanden tot 48 maanden na de laatste infusie. Doe na deze periode deze test op basis van aanwijzingen voor schildklierdisfunctie of bij zwangerschap.
Auto-immuunhepatitis: controleer de leverfunctie vóór de behandeling en maandelijks tot ten minste 48 maanden na de laatste infusie. Informeer patiënten over het risico op auto-immuunhepatitis, leverschade en verwante symptomen.
Hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) is een levensbedreigend syndroom van pathologische immuunactivering met extreme systemische ontsteking, met als symptomen koorts, hepatomegalie en cytopenieën. Informeer patiënten over de symptomen van HLH en dat het enkele maanden tot 4 jaar na behandeling kan optreden.
Infusiegerelateerde reacties treden vaker op tijdens de eerste kuur dan tijdens de volgende kuren. Premedicatie kan de effecten van infusiegerelateerde reacties verminderen; zie ook de rubriek Dosering. Observeer patiënten tijdens en gedurende ten minste 2 uur na infusie op infusiegerelateerde reacties. Bij ernstige infusiegerelateerde reacties de intraveneuze infusie onmiddellijk staken. Hulpmiddelen voor behandeling van anafylaxie of ernstige reacties moeten beschikbaar zijn.
Ziekte van Still op volwassen leeftijd (AOSD) is gemeld. Deze zeldzame ontstekingsaandoening wordt gekenmerkt door een combinatie van de volgende symptomen: koorts, artritis, huiduitslag en leukocytose bij afwezigheid van infecties, maligniteiten en andere reumatische aandoeningen. Overweeg onderbreken of stoppen van de behandeling bij optreden van deze combinatie van symptomen als er geen alternatieve oorzaak voor is.
Informeer patiënten over tekenen en de tijd tot aanvang van de voorvallen van andere ernstige bijwerkingen die meestal 1–3 dagen na de infusie optraden, maar soms ook later kunnen optreden: hemorragische beroerte (gemeld ook bij patiënten < 50 jaar en zonder voorgeschiedenis van hypertensie of bloedingsstoornissen), myocardinfarct, -ischemie (ook gemeld bij < 40 jaar en zonder cardiovasculaire risicofactoren), cervicocefale arteriële dissectie, pulmonale alveolaire bloeding.
Controleer vitale functies, incl. hartslag en bloeddruk, vóór en tijdens de infusie. Stop de infusie bij ernstige bijwerkingen of bij symptomen die wijzen op ontwikkeling van een ernstige bijwerking (myocardischemie, hemorragische beroerte, cervicocefale arteriële dissectie, pulmonale alveolaire bloeding).
Pneumonitis treedt meestal de eerste maand na behandeling op; adviseer patiënten om symptomen waaronder dyspneu, hoest, piepende ademhaling, pijn of beklemd gevoel op de borst en hemoptoë te melden.
Acute acalculeuze cholecystitis, een aandoening die gepaard kan gaan met hoge morbiditeit en mortaliteit, is gemeld binnen 24 uur tot 2 maanden na de infusie met alemtuzumab. Bij vermoeden van acute acalculeuze cholecystitis (met symptomen buikpijn koorts, misselijkheid en braken) evalueer en behandel onmiddellijk.
Er zijn geen onderzoeksgegevens bij patiënten ouder dan 61 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) en bij mensen met een lever- en nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ublituximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Bij overdosering de infusie onmiddellijk onderbreken en de patiënt observeren voor IRR’s.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met alemtuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Recombinant anti-CD20 monoklonaal antilichaam, dat zich selectief richt op B-cellen die CD20 tot expressie brengen. Het geeft voornamelijk lysis van CD20+-B-cellen via antilichaamafhankelijke, celgemedieerde cytotoxiciteit en, in mindere mate, via complementafhankelijke cytotoxiciteit. Vanwege een specifiek glycosylatiepatroon van zijn Fc-regio vertoont ublituximab een verhoogde affiniteit voor FcγRIIIa (CD16) en antilichaamafhankelijke cellulaire cytolyse tegen B-cellenfagocytose en celdood van B-cellen die CD20 tot expressie brengen. Voor de werking bij MS neemt men aan dat er immunomodulatie bij betrokken is via de vermindering in aantal en werking van B-cellen die CD20 tot expressie brengen. Snelle B-celdepletie treedt op de eerste dag na aanvang van de therapie op en blijft behouden gedurende de gehele therapie. In onderzoek bedroeg de mediane tijd tot aanvullen van B-cellen (B-celrepletie) na de laatste infusie, 70 weken. Voor de B-celtellingen wordt CD19 gebruikt, omdat de aanwezigheid van ublituximab invloed heeft op de herkenning van CD20 met de assay.
Kinetische gegevens
Resorptie | net als andere monoklonale antilichamen voornamelijk via het lymfestelsel. |
V d | geschat 0,0454 l/kg (centraal distributievolume), 0,0514 l/kg (perifeer). |
Metabolisering | degradatie tot kleine peptiden en aminozuren via proteolytische enzymen. |
T 1/2el | 22 dagen (geschat). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gehumaniseerd IgG1-κ monoklonaal antilichaam dat specifiek gericht is tegen 21–28 kD oppervlakteglycoproteïne CD52, dat in hoge concentratie voorkomt op B-lymfocyten en T-lymfocyten en in lagere concentratie op natural killer-cellen, monocyten en macrofagen. Door binding van alemtuzumab aan CD52 ontstaat lysis van lymfocyten via complement-fixatie en antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit. Het werkingsmechanisme bij MS, is nog niet geheel verklaard; immunomodulerende effecten via depletie en repopulatie van lymfocyten spelen waarschijnlijk een rol. Na elke behandelkuur is er depletie van circulerende T- en B-lymfocyten (laagste waarden die na 1 maand), waarna door repopulatie van lymfocyten de B-cellen meestal binnen 6 maanden zijn aangevuld, maar het aantal CD3+- en CD4+ -lymfocyten 12 maanden na behandeling nog niet terug op de referentiewaarde is. Bij circa 40% van de patiënten bereikte het totaal aantal lymfocyten 6 maanden na elke behandelkuur de ondergrens van de normaalwaarde (LLN); bij circa 80% 12 maanden na elke kuur.
Kinetische gegevens
T max | dag 5 (eerste kuur); dag 3 (tweede kuur). |
Metabolisering | afbraak tot kleine peptiden en afzonderlijke aminozuren door proteolytische enzymen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ublituximab hoort bij de groep MS-middelen.
- alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- glatirameer (L03AX13) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
Groepsinformatie
alemtuzumab hoort bij de groep MS-middelen.
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- glatirameer (L03AX13) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
- ublituximab (L04AG14) Vergelijk