Samenstelling
Urapidil (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Silodosine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 4 mg, 8 mg
Silodyx Recordati
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 4 mg, 8 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Van urapidil zijn gegevens op harde eindpunten niet beschikbaar, daarom komt dit middel alleen in aanmerking als de voorkeursmiddelen onvoldoende effect sorteren bij een patiënt. Voor de behandeling van een hypertensief spoedgeval zie de NIV-richtlijn Hypertensief spoedgeval.
Advies
De begeleiding van mannen met aspecifieke mictieklachten, 'lower urinary tract symptoms' (LUTS), bestaat uit uitleg en niet-medicamenteuze adviezen. Het effect van medicamenteuze behandeling bij aspecifieke mictieklachten bij mannen, is zeer beperkt en meestal niet klinisch relevant. Dit komt waarschijnlijk doordat het werkingsmechanisme alleen gericht is op de prostaat- of blaasfunctie, terwijl de klachten vaak een multifactoriële oorzaak hebben. Overweeg medicatie alleen wanneer een niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende helpt en de patiënt veel klachten heeft.
Overweeg bij hinderlijke aspecifieke mictieklachten zonder urgency of nycturie op de voorgrond, een α1-blokker.
Indicaties
- Ernstige hypertensieve perioden samenhangend met acute levensbedreiging of interne eindorgaanschade (hypertensieve crisis);
- Ernstige tot extreem ernstige vormen van hypertensieve ziekte en therapieresistente hypertensie;
- Gecontroleerde bloeddrukdaling bij hypertensie tijdens en/of na operatieve ingrepen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van functionele symptomen veroorzaakt door benigne prostaathyperplasie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Vanwege mogelijke toxicologische effecten mag urapidil maximaal 7 dagen intraveneus worden toegediend.
Hypertensieve crisis
Volwassenen
Urapidil Nordic: I.v.-bolusinjectie (gegeven gedurende 20 seconden): 25 mg; indien de bloeddruk na 5 min onvoldoende is gedaald, kan de injectie worden herhaald; indien de bloeddruk na 5 min wederom onvoldoende is gedaald, 50 mg geven. Indien de bloeddruk 5 minuten na één van deze injecties voldoende is gedaald continueren met de onderhoudsdosering: intraveneus infuus: 9–30 mg/uur (gem. 15 mg/uur). In plaats van te starten met de bolusinjectie, kan ook gestart worden met een infuus: 2 mg/min. Gedurende het eerste uur van de behandeling mag de bloeddrukdaling maximaal 25% van de uitgangswaarde bedragen, vanwege de kans op myocardiale, cerebrale of renale ischemie bij te sterke bloeddrukdaling; pas de dosering zo nodig aan.
Urapidil Kalkecks: I.v.-bolusinjectie: langzaam 10–50 mg; indien de bloeddruk na 5 min onvoldoende is gedaald, kan de injectie worden herhaald. Indien de bloeddruk na één van deze injecties voldoende is gedaald continueren met een onderhoudsdosering, deze is gemiddeld 9 mg/uur. In plaats van te starten met de bolusinjectie, kan ook gestart worden met een infuus: 2 mg/min. Vervolgens infusiesnelheid aanpassen op geleide van de individuele respons, onderhoudsdosering gemiddeld 9 mg/uur.
Volgens Het Acute Boekje en de NIV-richtlijn Hypertensief spoedgeval: i.v.-bolusinjectie 12,5–25 mg; volgens Het Acute Boekje zo nodig herhalen na 10 minuten, onderhoudsdosering: 5–40 mg/uur.
Kinderen 5–17 jaar
Urapidil Nordic: intraveneuze toediening: begin van de behandeling 2 mg/kg/uur, onderhoudsdosering 0,8 mg/kg/uur.
Ernstige tot extreem ernstige vormen van hypertensieve ziekte en therapieresistente hypertensie
Volwassenen
Urapidil Kalkecks: I.v.-bolusinjectie: langzaam 10–50 mg; indien de bloeddruk na 5 min onvoldoende is gedaald, kan de injectie worden herhaald. Indien de bloeddruk na één van deze injecties voldoende is gedaald continueren met een onderhoudsdosering, deze is gemiddeld 9 mg/uur. In plaats van te starten met de bolusinjectie, kan ook gestart worden met een infuus: 2 mg/min. Vervolgens infusiesnelheid aanpassen op geleide van de individuele respons, onderhoudsdosering gemiddeld 9 mg/uur.
Hypertensieve crisis tijdens en/of na operatieve ingrepen
Volwassenen
Urapidil Nordic: I.v.-bolusinjectie (gegeven gedurende 20 seconden): 25 mg; indien de bloeddruk na 5 min onvoldoende is gedaald, kan de injectie worden herhaald; indien de bloeddruk na 5 min wederom onvoldoende is gedaald, 50 mg geven. Indien de bloeddruk 2 minuten na één van deze injecties voldoende is gedaald continueren met de onderhoudsdosering: intraveneus infuus: 60–180 mg/uur (gem. 120 mg/uur). In plaats van te starten met de bolusinjectie, kan ook gestart worden met een infuus: 6 mg/min.
Urapidil Kalceks: I.v.-bolusinjectie: 25 mg; indien de bloeddruk na 2 min onvoldoende is gedaald, kan de injectie worden herhaald; indien de bloeddruk na 2 min wederom onvoldoende is gedaald, 50 mg geven. Indien de bloeddruk 2 min na één van deze injecties voldoende is gedaald continueren met de onderhoudsdosering: intraveneus infuus: aanvankelijk max. 6 mg in 1–2 min, daarna verlagen.
Kinderen 5–17 jaar
Urapidil Nordic: intraveneuze toediening: begin van de behandeling 2 mg/kg/uur, onderhoudsdosering 0,8 mg/kg/uur.
Ouderen: bij aanvang van de behandeling lager doseren. Gedurende de gehele behandeling kan een verlaging van de dosis nodig zijn.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij een ernstige nierfunctiestoornis kan bewaking van hemodynamische parameters noodzakelijk zijn.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis; een lagere dosis is aan te bevelen.
Toediening
- Verdun met een NaCl 0.9%, glucose 5% of glucose 10% oplossing tot de geschikte concentratie. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie van het CBG/EMA (rubriek 4.2) via ‘Zie ook’.
- Intraveneuze infusie kan met een continu infuus via een spuitpomp of met een continu druppelinfuus plaatsvinden.
Doseringen
Functionele symptomen van benigne prostaathyperplasie:
Volwassenen (incl. ouderen):
8 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 50-80 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min): begindosering 4 mg 1×/dag. Na één week indien nodig verhogen tot 8 mg 1×/dag. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt gebruik afgeraden.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie wordt gebruik afgeraden vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening: De capsule met voedsel innemen, bij voorkeur elke dag op hetzelfde tijdstip. De capsule in zijn geheel (zonder kauwen of breken) doorslikken, bij voorkeur met een glas water.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): misselijkheid, braken.
Zeer zelden (< 0,01%): allergische reacties zoals jeuk, erytheem, urticaria, huiduitslag. Trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: hartkloppingen, tachycardie, bradycardie, druk- of pijngevoel in de borst, gevoel van ademnood. Neusverstopping. Priapisme. Hoofdpijn, duizeligheid. Agitatie. Asthenie, zweten.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): retrograde ejaculatie, anejaculatie.
Vaak (1-10%): (orthostatische) hypotensie, duizeligheid. Verstopte neus. Diarree.
Soms (0,1-1%): tachycardie. Verminderde libido, erectiele disfunctie. Misselijkheid, droge mond. Huiduitslag, jeuk, urticaria. Afwijkende leverfunctietest.
Zelden (0,01-0,1%): palpitatis. Syncope, verminderd bewustzijn.
Zeer zelden (< 0,01%): allergische reacties, zoals zwelling van het gezicht of de tong en faryngeaal oedeem.
Verder is gemeld: intraoperatief 'floppy iris'-syndroom (IFIS).
Interacties
Voorzichtig combineren met andere antihypertensiva, vasodilatatoren, nitraten, andere selectieve postsynaptische α1-blokkers (urologische indicaties), fosfodi-esterase-5-remmers (PDE-5-remmers zoals sildenafil, tadalafil, vardenafil), sommige antidepressiva, sommige antipsychotica en baclofen vanwege een versterking van het antihypertensieve effect. Alcohol kan eveneens de bloeddrukverlagende werking versterken.
Cimetidine kan de halfwaardetijd verlengen; aanpassing van de dosering kan noodzakelijk zijn.
Combinatie met corticosteroïden kan de antihypertensieve werking verminderen (door natrium-/waterretentie door corticosteroïden).
Interacties
Silodosine is een substraat voor UGT2B7, alcoholdehydrogenase, CYP3A4 en P-glycoproteïne. Sterke remmers of induceerders van deze enzymen kunnen theoretisch mogelijk de blootstelling aan silodosine verhogen of verlagen. Tijdens gebruik met krachtige CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol of ritonavir, ciclosporine) zijn aanzienlijk verhoogde plasmaspiegels van silodosine gemeten; gelijktijdig gebruik wordt daarom niet aanbevolen.
Vanwege een versterking van het bloeddrukverlagend effect voorzichtig zijn bij gelijktijdig gebruik met PDE-5-remmers, nitraten, of met antihypertensiva.
Vanwege onvoldoende informatie over veilig gebruik, silodosine niet gelijktijdig gebruiken met andere α1-blokkers.
Zwangerschap
Urapidil passeert de placenta.
Farmacologisch effect: In de tweede helft van de zwangerschap zijn er geen effecten gezien bij de foetus behalve eenmaal een ademhalingsdepressie bij de neonaat na toediening voor de bevalling.
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten. Bij dieren zijn een verminderd aantal zwangerschappen, verminderde toename van het lichaamsgewicht, verminderd aantal levende foetussen en een verminderde perinatale overlevingskans gezien.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken als de voorkeursmiddelen bij hypertensie niet effectief zijn; gebruik in het eerste trimester wordt ontraden.
Overig: Propyleenglycol bij voorkeur niet gebruiken.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Onbekend.
Vruchtbaarheid: Silodosine kan leiden tot een daling van de hoeveelheid zaad die tijdens een orgasme vrij komt, wat de mannelijke vruchtbaarheid tijdelijk kan verminderen.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Overig: Propyleenglycol bij voorkeur niet gebruiken.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Contra-indicaties
- stenose van de isthmus aortae of arterio-veneuze shunt (m.u.v. arterio-veneuze shunts voor hemodialyse).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij volumedepletie (zoals bij diarree, braken) is er meer gevoeligheid voor bloeddrukverlagende middelen. Voorzichtig toepassen bij hartfalen door een aorta- of mitralisklepstenose, longembolie of pericardiale afwijkingen vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Bij ernstig gestoorde nierfunctie kan bij de intraveneuze toediening bewaking van de hemodynamische parameters noodzakelijk zijn.
Wees voorzichtig met de intraveneuze toediening bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen.
Allergische huidverschijnselen kunnen aanleiding geven de therapie te stoppen.
De ervaring bij kinderen is beperkt.
Wees voorzichtig bij de toediening aan ouderen. Zie ook Dosering en Eigenschappen.
Hulpstoffen: De hoge dosis propyleenglycol bij voorkeur niet gebruiken en bij voorkeur met extra medische controle; bij (langdurig) gebruik kunnen ernstige (reversibele) bijwerkingen optreden, zoals hyperosmolaliteit, melkzuuracidose, convulsies, cardiotoxiciteit, hemolytische reacties, ademhalingsdepressie, acuut nierfalen, multiorgaanfalen, coma. Niet gebruiken bij kinderen < 5 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór en regelmatig tijdens de behandeling prostaatkanker uitsluiten.
Bij patiënten met orthostatische hypotensie of patiënten behandeld met antihypertensiva kan een daling van de bloeddruk optreden, wat in zeldzame gevallen kan leiden tot syncope. Wijs de patiënt op het mogelijk optreden van symptomen van posturale hypotensie zoals duizeligheid. Bij patiënten met orthostatische hypotensie wordt behandeling met silodosine niet aanbevolen. Bij coronairlijden kan te snelle of te uitgesproken bloeddrukdaling verergering van de angineuze klachten veroorzaken; in dat geval de behandeling staken.
In verband met een mogelijk optreden van het intraoperatief 'floppy iris'-syndroom (IFIS) silodosine niet geven aan patiënten voor wie cataractchirurgie is gepland; de behandeling 1–2 weken voorafgaand aan cataractchirurgie staken. Stel vast of de patiënt α-blokkers gebruikt (heeft) voorafgaand aan een cataractoperatie.
Het gebruik van silodosine bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden.
Gebruik bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie wordt ontraden vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens.
Voor vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging door silodosine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Selectieve perifeer werkende postsynaptische α1-blokker. Het verlaagt de bloeddruk door vermindering van de totale perifere weerstand door verwijding van arteriolen en in mindere mate van venulen. Tevens heeft het een centrale 5HT1A-agonistische werking, waardoor geen reflextachycardie zou optreden. Onder normale omstandigheden blijft het hartminuutvolume gelijk, behalve bij patiënten met hartfalen bij wie verlaging van de perifere weerstand (nabelasting) een verhoging van het hartminuutvolume kan veroorzaken. Bij een toename van de pulmonale weerstand is bij gelijkblijvende dosis de afname van de pulmonale weerstand groter dan die van de totale perifere weerstand. Werking: na enkele minuten. Werkingsduur: 5–11 uur.
Kinetische gegevens
V d | 0,77 l/kg, bij ouderen verminderd. |
Metabolisering | in de lever, tot 3 metabolieten, waarvan 4% tot actief 0-desmethylurapidil. |
Eliminatie | 50–70% via de nieren (metabolieten), 15–50% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 3 uur, langer bij ouderen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Silodosine is een selectieve α1-receptorblokker. Is in hoge mate selectief voor subtypereceptor α1A, waardoor relaxatie van de gladde spieren van de prostaat en de basis en de hals van de urineblaas ontstaat. Hierdoor neemt de weerstand bij de uitgang van de blaas af, zonder dat dit de contractiliteit van het gladde spierweefsel van de detrusor beïnvloedt. Hierdoor verbeteren de mictiesymptomen.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | circa 32%. |
T max | 2,5 uur (silodosine), ingenomen met voedsel ca. 3,5 uur. |
V d | 0,81 l/kg. |
Eiwitbinding | 97% (silodosine), 91% (actieve metaboliet). |
Metabolisering | vnl. door UGT2B7, alcoholdehydrogenase en CYP3A4 tot o.a. een actieve metaboliet (silodosine-glucuronide). |
Eliminatie | 55% met de feces en 34% met de urine, als metabolieten. |
T 1/2el | 11 uur (silodosine); 18 uur (actieve metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
urapidil hoort bij de groep alfablokkers.
Groepsinformatie
silodosine hoort bij de groep alfablokkers.