Samenstelling
Zelboraf XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 240 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Brukinsa XGVS Aanvullende monitoring BeiGene Ireland Limited
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 80 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor vemurafenib monotherapie bij gemetastaseerd melanoom met BRAF-V600E-mutatie (2012) staat het advies van de commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van melanoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Bij de behandeling van volwassen patiënten met macroglobulinemie van Waldenström die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad, of bij de eerstelijnsbehandeling van patiënten die niet geschikt zijn voor chemoimmunotherapie voldoet zanubrutinib aan de stand van de wetenschap en praktijk.
Zie voor de behandeling van macroglobulinemie van Waldenström, marginale-zonelymfoom en chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2022_zanubrutinib_brukinsa__bij_volwassen_patienten_met_macroglobulinemie_van_wm_die_ten_minste_1_eerdere_behandeling_hebben_gehad_of_voor_1e_lijnsbehandeling_voor_patienten_niet_geschikt_zijn_chemo_immunotherapie
- ZIN-rapport 2023 zanubrutinib Burkinsa® bij chronische lymfatische leukemie
Indicaties
- Inoperabel of gemetastaseerd melanoom dat positief is voor een BRAF V600-mutatie (BRAF V600E en V600K) als monotherapie bij volwassenen.
Zie voor de toepassing als combinatietherapie bij deze indicatie de geneesmiddeltekst van cobimetinib.
Indicaties
- Macroglobulinemie van Waldenström (WM) bij volwassenen als monotherapie, na ten minste één eerdere behandeling óf als eerstelijnsbehandeling indien chemo-immunotherapie ongeschikt is.
- Marginale-zonelymfoom (MZL) bij volwassenen als monotherapie, na ten minste één eerdere anti-CD20-gebaseerde behandeling.
- Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen als monotherapie.
- Refractair of gerecidiveerd folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen na ten minste twee eerdere systemische behandelingen. Geef in combinatie met obinutuzumab.
Doseringen
Vóór starten van de behandeling BRAF V600-mutatie (V600E en/of V600K) aantonen door middel van een gevalideerde test.
Inoperabel of gemetastaseerd melanoom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.)
960 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig; echter vanwege mogelijk meer kans op bijwerkingen bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≤ 40 ml/min) en een matig tot ernstig verminderde leverfunctie nauwlettend controleren op bijwerkingen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij CTCAE graad 2 (ondraaglijk), 3 en 4 bijwerkingen en bij opgetreden QT-verlenging de productinformatie van CBG/EMA) (rubriek 4.2, tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Dosisaanpassingen tot minder dan 480 mg 2×/dag worden niet aanbevolen.
Een gemiste dosis kan nog worden ingenomen tot 4 uur vóór de volgende dosis.
Bij braken na inname, geen extra dosis innemen.
Toediening: de tabletten heel (zonder kauwen of fijnmaken) innemen met water. Inname mag zowel met als zonder voedsel, maar consequente inname op een lege maag moet worden vermeden in verband met een verminderde biologische beschikbaarheid.
Doseringen
Macroglobulinemie van Waldenström, marginale-zonelymfoom, chronische lymfatische leukemie, folliculair lymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosering zanubrutinib: 320 mg 1×/dag óf 160 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Combinatietherapie: aanbevolen dosering obinutuzumab: i.v. 1000 mg 1×/dag op dag 1, 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Eventueel kan tijdens cyclus 1 de eerste gift van 1000 mg worden opgesplitst in 100 mg op dag 1 en 900 mg op dag 2. Bij cyclus 2-6 i.v. 1000 mg 1×/dag op dag 1 van de 28-daagse cyclus. Bij complete of gedeeltelijke respons gevolgd door onderhoudsbehandeling met obinutuzumab als monotherapie 1000 mg elke 2 maanden gedurende max. 2 jaar. Zanubrutinib oraal toedienen voorafgaand aan de infusie met obinutuzumab.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5 t/m 9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is de aanbevolen dosis 80 mg 2×/dag.
In combinatie met een CYP3A4-remmer: bij gelijktijdig gebruik met een matige remmer is de aanbevolen dosis 80 mg 2×/dag. Bij gelijktijdig gebruik met een sterke remmer is de aanbevolen dosis 80 mg 1×/dag.
Gemiste dosis: niet alsnog innemen, maar de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2).
Toediening: de capsules in zijn geheel (dus niet openen, breken of stuk kauwen) innemen met water, met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): plaveiselcelcarcinoom van de huid (ca. 20%), keratoacanthoom, papilloom van de huid, verruca seborrhoica, fotosensibilisatie (incl. zonverbranden), actinische keratosen, hyperkeratose, (maculo)papuleuze huiduitslag, hand-voetsyndroom, droge huid, jeuk, erytheem, alopecia. Hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn, pijn in ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem, asthenie.
Vaak (1-10%): folliculitis, panniculitis (incl. erythema nodosum), keratosis follicularis, basaalcelcarcinoom, nieuw primair melanoom. Stomatitis. Versterking radiotoxiciteit (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Aangezichtsverlamming, perifere neuropathie. Vasculitis. Uveïtis. Artritis. Neutropenie, trombocytopenie. Verhoogd ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, γ-GT en bilirubine; stijging creatinine in bloed. Gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): niet-cutaan plaveiselcelcarcinoom. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Occlusie van een vena retinae, iridocyclitis. Pancreatitis. Fibromatose van de fascia plantaris, contractuur van Dupuytren. Leverschade.
Zelden (0,01–0,1%): acute interstitiële nefritis, acute tubulaire necrose. Chronische myelomonocytische leukemie, adenocarcinoom van de pancreas. Toxicodermie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Sarcoïdose.
Verder zijn gemeld: anafylaxie. Dosisafhankelijke QT–verlenging. Iritis.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie, urineweginfectie, Neutropenie, trombocytopenie, anemie. Duizeligheid. Blauwe plekken, kneuzing. Bloeding, hematoom, hematurie. Hypertensie, hoesten, diarree, obstipatie. Huiduitslag. Spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn. Vermoeidheid. Daling aantal neutrofielen, daling aantal trombocyten, daling hemoglobine in het bloed.
Vaak (1-10%): ondersteluchtweginfectie, bronchitis. Atriumfibrilleren, atriumflutter. Petechiën, purpura, ecchymose. Bloedneus. Jeuk. Asthenie. Perifeer oedeem.
Soms (0,1-1%): heractivering van hepatitis B. Maag-darmbloeding. Tumorlysissyndroom.
In combinatie met obinutuzumab
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie (waaronder lage luchtweginfectie). Trombocytopenie, neutropenie, anemie. Bloeding, hematoom. Blauwe plekken, contusie. Diarree, obstipatie. Huiduitslag. Spierpijn, rugpijn. Vermoeidheid. Hoesten. Daling aantal trombocyten, daling aantal neutrofielen, daling hemoglobine.
Vaak (1-10%): urineweginfectie, bronchitis. Duizeligheid, atriumfibrilleren, atriumflutter. Neusbloeding, hematurie. Petechiën, purpura, ecchymose. Hypertensie. Jeuk. Artralgie. Asthenie. Perifeer oedeem.
Verder is gemeld: gegeneraliseerde exfoliatieve dermatitis.
Interacties
Let op: vemurafenib heeft een lange halfwaardetijd; houd bij de evaluatie van een interactie daarom rekening met een periode van 8 dagen na starten of na stoppen van vemurafenib (maximum effect).
Vemurafenib is een substraat voor CYP3A4 en de transporteiwitten Pgp en BCRP. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 en/of transporteiwitten (zoals ciclosporine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, kinidine, posaconazol, ritonavir en voriconazol); de concentratie van vemurafenib kan stijgen. Controleer de patiënt nauwlettend op (ernstige) bijwerkingen en pas zo nodig de dosis aan. Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4 en/of Pgp-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid); de concentratie van vemurafenib kan dalen.
Vemurafenib induceert CYP3A4 en is een matig-sterke remmer van CYP1A2. De plasmaconcentratie van CYP3A4-substraten zoals orale anticonceptiva kan worden verlaagd. Combinatie met CYP3A4-substraten met een smalle therapeutische breedte wordt niet aangeraden; indien toch gelijktijdige toediening noodzakelijk is eventueel een dosisaanpassing van het substraat overwegen. Het effect van CYP1A2-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals theofylline, clozapine, olanzapine, tizanidine) kan worden versterkt; overweeg eventueel een dosisverlaging van het substraat. Verder remt vemurafenib CYP2C8 en de transporteiwitten Pgp en BCRP, en induceert in lichte mate CYP2B6; de klinische relevantie hiervan is onbekend. Overweeg dosisverlaging en/of controle van de plasmaspiegel van Pgp-substraten met een nauwe therapeutische breedte (bv. digoxine, dabigatran, aliskiren).
Wees voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen zoals kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica. Gelijktijdig gebruik van ipilimumab ontraden, wegens het optreden van graad 3 verhogingen van transaminasen (> 5× ULN) en bilirubine (> 3× ULN).
Vemurafenib versterkt de bijwerkingen van radiotherapie (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
Interacties
Vermijd bij voorkeur gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-remmer (zoals aprepitant, ciprofloxacine, diltiazem, erytromycine, fluconazol, imatinib, verapamil, grapefruit- of pompelmoessap) of sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, lopinavir, posaconazol, voriconazol), omdat de blootstelling aan zanubrutinib kan toenemen. Indien vermijden niet mogelijk is de dosis zanubrutinib verlagen, zie de rubriek Dosering. Controleer daarnaast bij alle CYP3A4-remmers nauwlettend op toxiciteit.
Vermijd gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor (zoals bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil) of sterke CYP3A4-inductor (zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid), omdat de blootstelling aan zanubrutinib kan afnemen.
Vermijd gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten, vanwege een toegenomen kans op bloedingen (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Wees voorzichtig bij combinatie met trombocytenaggregatieremmers en anticoagulantia.
Zanubrutinib is een milde inductor van CYP3A4. Het verlaagt de AUC van het CYP3A4-substraat midazolam met ca. 47% en de Cmax met ca. 30%.
Zanubrutinib is een milde inductor van CYP2C19. Het verlaagt de AUC van het CYP3A4-substraat omeprazol met ca. 36% en de Cmax met ca. 20%.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met een P-glycoproteïne (Pgp)-substraat met een smalle therapeutische breedte, zoals digoxine, omdat de blootstelling aan het substraat kan toenemen.
Zwangerschap
Vemurafenib passeert de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Op grond van het werkingsmechanisme is een schadelijk effect op de foetus mogelijk.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie. Orale anticonceptiva kunnen minder betrouwbaar zijn, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie. Het is niet bekend of zanubrutinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom additioneel een barrièremiddel toepassen. Voer voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Versterking radiotoxiciteit: radiotherapie vóór, tijdens of na de behandeling met vemurafenib kan aanleiding geven tot ernstige, soms fatale bijwerkingen ('radiation recall' en radiosensibilisatie). Meestal treedt dit op bij radiotherapieregimes ≥ 2 Gy/dag. Het betreffen in de meeste gevallen huidlaesies, maar ook viscerale organen kunnen worden aangetast. Gemelde huidreacties variëren van erytheem tot hyperkeratose en eczemateuze, vesiculeuze en ulceratieve laesies. De huidreacties treden doorgaans op 3–27 dagen na de eerste dosis vemurafenib, bij radiosensibilisatie ook 3–27 dagen na aanvang van de radiotherapie. Fatale afloop is gemeld na het ontstaan van stralingsnecrose van de lever en stralingsoesofagitis.
Leverfunctie: controleer vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverfunctiewaarden ASAT, ALAT, alkalische fosfatase en bilirubine. Een verlaging van de dosering, een onderbreking of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Niertoxiciteit: voor aanvang van de behandeling, regelmatig tijdens de behandeling en op klinische indicatie het serumcreatinine controleren. Interstitiële nefritis en acute tubulaire necrose zijn gemeld.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, congenitale of verworven QT-verlenging. Beoordeel bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis tijdens de eerste 3 maanden maandelijks het ECG, vanwege het risico van accumulatie van vemurafenib.
Fotosensibilisatie: adviseer de patiënt om zich voldoende te beschermen tegen zonlicht (beschermende kleding, breedspectrum-zonnebrandcrème en lippenbalsem), vanwege het eventueel optreden van fotosensibilisatie.
Wees alert op het ontstaan van ernstige overgevoeligheidsreacties/huidreacties zoals erytheem, hypotensie, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necroloyse en het DRESS-syndroom. Laat de patiënt onmiddellijk contact opnemen bij eerste tekenen van ernstige overgevoeligheidsreacties zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaas-, blaar- en schilfervorming.
Nieuwe maligniteiten: controleer maandelijks gedurende en tot 6 maanden na de behandeling de huid en verwijder verdachte laesies, vanwege de mogelijke bijwerking plaveiselcelcarcinoom van de huid, die meestal in het begin van de behandeling voor het eerst optreedt; onderbreking van de behandeling of dosisaanpassing is hiervoor niet nodig. Laat de patiënt onmiddellijk contact opnemen bij eerste tekenen van dergelijke huidveranderingen. Er zijn gevallen van niet-cutaan plaveiselcelcarcinoom gemeld. Verricht daarom vóór de behandeling, driemaandelijks gedurende en tot 6 maanden na de behandeling een hoofd-halsonderzoek (incl. inspectie van mondslijmvlies en lymfeklierpalpatie) en vóór, tijdens en nog tot 1× na de behandeling halfjaarlijks een CT-scan van de thorax; tevens wordt vóór en na de behandeling en op klinische indicatie een anaal onderzoek en bekkenonderzoek (bij vrouwen) aanbevolen. Vemurafenib kan mogelijk progressie veroorzaken van tumoren met een RAS-mutatie; weeg zorgvuldig de voor- en nadelen van behandeling af bij patiënten met een RAS-gemuteerde tumor (in de voorgeschiedenis).
Onderzoek een patiënt met onverklaarbare buikpijn onmiddellijk op pancreatitis; indien vemurafenib opnieuw wordt gestart na een episode van pancreatitis, de patiënt nauwlettend controleren.
Controleer regelmatig op oogaandoeningen, vanwege mogelijke (ernstige) bijwerkingen op het oog.
Onderzoeksgegevens: wees voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie en een matig tot ernstig verminderde leverfunctie, vanwege te weinig gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij niet-blanke patiënten en bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op bloedingen. Een dosisaanpassing kan nodig zijn voor bijwerkingen van graad 3 of hoger. Ernstige en fatale bloedingsvoorvallen zijn opgetreden bij patiënten die werden behandeld met zanubrutinib, waaronder intracraniële en gastro-intestinale bloedingen, hematurie en hemothorax.
Controleer op klachten en symptomen van infectie. Overweeg profylaxe volgens lokale richtlijnen bij meer kans op infecties. Stel voorafgaand aan de behandeling de HBV-status van de patiënt vast. Bij een positieve HBV-testuitslag of een positieve hepatitis-B-serologie is het advies een arts te raadplegen die deskundig is op het gebied van leverziekten. Controleer en behandel patiënten volgens medische richtlijnen om heractivering van hepatitis B te voorkomen. Er zijn (fatale) infecties (waaronder bacteriële, virus- of schimmelinfecties of sepsis) en opportunistische infecties (bv. infecties door herpesvirus, cryptokokken, Aspergillus en Pneumocystis jiroveci) opgetreden bij patiënten die werden behandeld met zanubrutinib. De meest voorkomende infectie van graad 3 of hoger was longontsteking.
Controleer maandelijks het volledige bloedbeeld, vanwege de kans op ernstige cytopenieën.
Vanwege de kans op secundaire maligniteiten, waaronder huidkanker, de patiënt adviseren zich te beschermen tegen de zon.
Controleer op atriumfibrilleren en -flutter, met name bij patiënten met risicofactoren voor hartziekte, hypertensie en acute infecties.
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Het tumorlysissyndroom werd met name gezien bij patiënten met chronische lymfatische leukemie.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid is niet beoordeeld bij een ernstig verminderde leverfunctie. Er zijn relatief weinig gegevens over toepassing bij een ernstig verminderde nierfunctie of eindstadium nierfalen.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met vemurafenib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met zanubrutinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Vemurafenib remt het BRAF serine-threoninekinase. Het onderbreekt de vorming van geactiveerde BRAF-eiwitten die celproliferatie kunnen veroorzaken in afwezigheid van groeifactoren.
Kinetische gegevens
F | ca. 64%; grote interindividuele variatie. |
T max | ca. 4 uur (mediaan); grote interindividuele variatie. |
V d | ca. 1,3 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in geringe mate, in de lever door vnl. CYP3A4. |
Eliminatie | vnl. met de feces (94%), deels als metaboliet. |
T 1/2el | ca. 52 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Zanubrutinib is een remmer van Bruton’s tyrosinekinase (BTK). Zanubrutinib remt BTK door een covalente binding te maken met een cysteïneresidu op de BTK-actieve locatie. BTK is een signaleringsmolecuul van de B-cel-antigeenreceptor (BCR)-route en cytokinereceptorroutes. De BCR-route speelt een belangrijke rol bij de pathogenese van verschillende B-cel-maligniteiten.
Kinetische gegevens
T max | 2 uur. |
V d | ca. 7,5 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP3A4. |
Eliminatie | grotendeels in de feces (87%, waarvan 38% onveranderd), en in mindere mate in de urine (8%, waarvan < 1% onveranderd). |
T 1/2el | 2-4 uur. |
Overig | Bij een ernstig verminderde leverfunctie neemt de totale AUC toe met ca. 60% en de ongebonden AUC met ca. 194%. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
vemurafenib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
zanubrutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk