Samenstelling
Erivedge XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kimmtrak XGVS Aanvullende monitoring Immunocore Ireland Limited
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van basaalcelcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
Volwassenen met:
- symptomatisch gemetastaseerd basaalcelcarcinoom;
- lokaal uitgebreid basaalcelcarcinoom dat ongeschikt is voor operatief ingrijpen of radiotherapie.
Indicaties
Niet-resectabel of gemetastaseerd uveamelanoom dat positief is voor humaan leukocytenantigeen (HLA)-A*02:01 bij volwassenen, als monotherapie.
Doseringen
Gemetastaseerd of lokaal uitgebreid basaalcelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
150 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Op basis van individuele tolerantie mag de behandeling worden onderbroken gedurende max. 4 weken.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min/1,73m2) is geen dosisaanpassing nodig. Controleer zorgvuldig op bijwerkingen bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min/1,73m²).
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot ernstig verminderde leverfunctie (gedefinieerd als totaal bilirubine < 10× de bovengrens van de normaalwaarde) is geen dosisaanpassing nodig.
Bij braken na inname of bij een vergeten dosis niet opnieuw een dosis innemen.
Toediening: de capsule heel innemen met water, met of zonder voedsel. De capsule mag niet geopend worden.
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan de behandeling het HLA-A*02:01-genotype met een gevalideerde test.
Voer de behandeling uit in een omgeving waar volledige voorzieningen voor reanimatie onmiddellijk beschikbaar zijn in verband met de kans op het 'cytokine release syndrome' (CRS). Een ziekenhuisopname wordt aanbevolen bij ten minste de eerste drie infusies. Dien voorafgaand aan de behandeling intraveneuze vloeistoffen toe op basis van klinische evaluatie en volumestatus van de patiënt om het risico op hypotensie als gevolg van CRS tot het minimum te beperken. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
HLA-A*02:01-positief niet-resectabel of gemetastaseerd uveamelanoom
Volwassenen (incl. ouderen)
i.v.: 20 microgram op dag één, 30 microgram op dag acht, 68 microgram op dag vijftien en vervolgens 68 microgram 1×/week. De behandeling voortzetten zolang er klinisch voordeel is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Ernstige bijwerkingen: een dosisverlaging van tebentafusp wordt niet aanbevolen. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals koorts, hypotensie of acute huidreacties), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2 en rubriek 4.4).
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie, vanwege een gebrek aan gegevens.
Toediening: als i.v.-infusie in 15–20 minuten. Verdun vooraf met natriumchloride 0,9% oplossing voor injectie met humaan albumine voor intraveneuze infusie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): spierspasmen (bij ca. 75%), gewrichtspijn, pijn in de ledematen. Huiduitslag, jeuk, alopecia (ca. 66%). Dysgeusie (ca. 59%), ageusie. Gewichtsafname (bij ca. 50%), vermoeidheid (ca. 47%). Misselijkheid (ca. 35%), dyspepsie, braken, diarree (ca. 33%), obstipatie, verminderde eetlust. Amenorroe (bij vruchtbare vrouwen).
Vaak (1–10%): rugpijn, skeletspierpijn (o.a. in de borstkas), spierpijn, pijn in de zij. Madarose, abnormale haargroei. Hypogeusie. Asthenie. (Boven)buikpijn. Uitdroging. Stijging van leverenzymwaarden, bilirubine en/of creatinekinase in bloed.
Verder zijn gemeld: leverletsel. Ernstige huidafwijkingen zoals toxische epidermale necrolyse (TEN), het Stevens-Johnsonsyndroom, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij offlabel-toepassing bij kinderen met medulloblastoom zijn waargenomen: het vroegtijdig sluiten van epifysen, pubertas praecox.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): 'cytokine release syndrome'.
Verminderde eetlust, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypokaliëmie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie. Tachycardie. Hypotensie, blozen, hypertensie. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, obstipatie, dyspepsie. Huiduitslag, jeuk, droge huid, hypo- of hyperpigmentatie, erytheem. Artralgie, rugpijn, myalgie, pijn in extremiteit. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen, oedeem, griepachtige verschijnselen. Stijging ALAT, ASAT, bilirubine, lipase of creatinine in het bloed. Anemie, daling lymfocytentelling of fosfaat in het bloed.
Vaak (1-10%): nasofaryngitis. Angst. Smaakstoornis. Aritmie, atriumfibrilleren. Orofaryngeale pijn, hypoxie. Alopecia, nachtzweten. Spierspasme. Stijging amylase, γ-GT, alkalische fosfatase of glucose in het bloed. Stijging leukocytentelling.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. Angina pectoris, hartfalen. QT-verlenging.
Interacties
Vanwege een verlaagde blootstelling (en daarmee werkzaamheid) aan vismodegib is gelijktijdige toediening met sint–janskruid gecontra–indiceerd. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP3A–inductoren (rifampicine, fenytoïne, carbamazepine).
Uit in vitro-gegevens blijkt dat vismodegib mogelijk 'Breast Cancer Resistance Protein' (BCRP) remt; de blootstelling aan substraten hiervoor, zoals rosuvastatine, topotecan en sulfasalazine, kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik. Vismodegib is tevens een remmer van OAT1B1; de blootstelling aan OAT1B1-substraten (bv. glibenclamide, repaglinide, valsartan, statinen, ezetimib, bosentan) kan verhoogd zijn. Wees in verband met (additieve) bijwerkingen op de spieren vooral voorzichtig met de combinatie met statinen.
Interacties
Tebentafusp veroorzaakt een tijdelijke afgifte van cytokinen die CYP450-enzymen kunnen onderdrukken. Het hoogste risico op een geneesmiddeleninteractie bestaat gedurende de eerste 24 uur van de eerste drie doses tebentafusp bij gelijktijdig gebruik van CYP450-substraten, in het bijzonder bij substraten met een smalle therapeutische breedte. Controleer dan op toxiciteit (zoals bij acenocoumarol) of de plasmaconcentratie (zoals bij ciclosporine). Pas zo nodig de dosering van het gelijktijdig toegediende geneesmiddel aan.
Zwangerschap
Vismodegib passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (ernstige misvormingen zoals craniofaciale anomalieën, open perineum, ontbrekende en/of samengevoegde vingers en tenen).
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Vruchtbaarheid: Vismodegib kan de vrouwelijke vruchtbaarheid aantasten; het is onbekend of dit proces reversibel is. In klinische onderzoek is amenorroe waargenomen bij vrouwen die zwanger konden worden. Overweeg vóór aanvang van de behandeling methoden ter behoud van de vrouwelijke vruchtbaarheid. Een verminderde vruchtbaarheid bij mannen wordt niet verwacht.
Overig: Binnen 7 dagen vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient gebruik te maken van twee methoden van anticonceptie gedurende én tot 24 maanden na de therapie. De ene methode dient een hormonale depotinjectie, spiraaltje of sterilisatie (van de vrouw zelf of partner) te zijn; de andere methode een barrièremiddel (condoom of pessarium, indien beschikbaar met zaaddodend middel). Gedurende de therapie maandelijks een zwangerschapstest uitvoeren, ook bij amenorroe. Staak de behandeling onmiddellijk indien de vrouw zwanger blijkt te zijn. Omdat vismodegib in sperma terechtkomt, moet een mannelijke patiënt gedurende en tot 2 maanden na de therapie een condoom (zo mogelijk met zaaddodend middel) gebruiken bij seksueel contact met een vrouw, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij mens en dier onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 week na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Veroorzaakt mogelijk ernstige ontwikkelingsafwijkingen bij zuigelingen, bij dieren zijn waargenomen: ernstige defecten in groeiende tanden, voortijdige sluiting van de epifysaire groeischijven.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 24 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten met uitgebreid basaalcelcarcinoom hebben meer kans op het ontwikkelen van plaveiselcelcarcinoom van de huid; iedere patiënt daarom routinematig controleren tijdens de behandeling
Er zijn gevallen van ernstige huidreacties gemeld, waaronder toxische epidermale necrolyse (TEN), het Stevens-Johnsonsyndroom, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP); indien zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen (bv. huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, pustels, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie) de behandeling onmiddellijk staken en niet meer hervatten.
Bij een ernstig gestoorde nier- of leverfunctie nauwlettend controleren op toxiciteit; er zijn weinig onderzoeksgegevens beschikbaar bij verminderde nierfunctie.
Donatie van bloed/sperma: Bloeddonatie is niet toegestaan gedurende en tot 24 maanden na de therapie; spermadonatie niet gedurende en tot 2 maanden na de therapie.
Voor mannen en vrouwen in de vruchtbare jaren: zie Zwangerschap/Lactatie.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het 'cytokine release syndrome' (CRS) treedt bij de meeste patiënten op die met tebentafusp worden behandeld. Monitor de eerste drie infusies met tebentafusp gedurende ten minste 16 uur op klachten en verschijnselen van CRS in een ziekenhuisomgeving met onmiddellijke toegang tot geneesmiddelen en reanimatieapparatuur voor de behandeling van CRS. Monitor vitale functies vóór toediening en ten minste om de 4 uur. Indien klinisch geïndiceerd frequenter monitoren of de ziekenhuisopname verlengen. Bij optreden van hypotensie graad 3 of 4 gedurende een van de eerste drie infusies, de patiënt de volgende drie infusies in een poliklinische omgeving gedurende ten minste 4 uur elk uur monitoren. Als bij de daaropvolgende doses de aanbevolen dosis goed verdragen wordt (d.w.z. afwezigheid van hypotensie van graad ≥ 2 waarvoor medisch ingrijpen vereist is), kunnen volgende doses worden toegediend in een geschikte omgeving voor poliklinische zorg. Monitor de patiënt na elke infusie gedurende minimaal 60 minuten. Als de patiënt gedurende ten minste 3 maanden poliklinisch is behandeld en geen onderbrekingen van meer dan 2 weken heeft gehad, kan bij daaropvolgende doses de poliklinische monitoring na infusie verkort worden tot minimaal 30 minuten. Indien CRS wordt waargenomen, direct een behandeling met ondersteunende zorg starten, zoals antipyretica, intraveneuze vloeistoffen, tocilizumab of corticosteroïden. De diagnose CRS werd in klinisch onderzoek het vaakst gebaseerd op koorts, gevolgd door hypotensie en soms hypoxie. Andere vaak waargenomen symptomen waren o.a. koude rillingen, misselijkheid, braken, vermoeidheid en hoofdpijn. In de meeste gevallen begon CRS op de dag van de infusie, waarbij de mediane tijd tot verdwijnen van CRS 2 dagen was. Koorts trad op in vrijwel alle gevallen van CRS en bij deze patiënten trad een stijging van de lichaamstemperatuur over het algemeen op binnen de eerste 8 uur na de infusie. CRS leidde in 1,2% van de gevallen tot het stopzetten van de behandeling.
Acute huidreacties, zoals huiduitslag, jeuk, erytheem en huidoedeem, zijn gemeld. Behandel acute huidreacties volgens lokale protocollen. De behandeling van klachten en verschijnselen van huidreacties kan tijdelijk uitstel van daaropvolgende behandelingen met tebentafusp vereisen. Acute huidreacties traden doorgaans op na elk van de eerste drie infusies met tebentafusp en namen na verloop van tijd af in ernst en frequentie.
Hartaandoeningen, zoals sinustachycardie en aritmie, zijn gemeld. Controleer een patiënt met reeds bestaande cardiovasculaire aandoeningen nauwlettend vanwege meer kans op lange termijn effecten als gevolg van CRS. Bij klachten of verschijnselen die wijzen op een hartaandoening, de patiënt onmiddellijk evalueren en behandelen. Behandel ook een eventueel onderliggend CRS, zie hierboven. Bij optreden van een hartaandoening de behandeling onderbreken of staken, afhankelijk van de persistentie en ernst van de aandoening. Tevens zijn gevallen van QT-verlenging gemeld. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van verlenging van het QT-interval en bij gebruik van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen. Maak bij alle patiënten een ECG vóór en na infusie van tebentafusp gedurende de eerste 3 weken van de behandeling en daarna indien klinisch geïndiceerd. Behandel vooraf eventuele elektrolytenstoornissen. Onderbreek de behandeling als het QT-interval meer dan 500 ms is of met ≥ 60 ms stijgt ten opzichte van de uitgangswaarde. Hervat de behandeling als het QT-interval verbetert tot < 500 ms of < 60 ms ten opzichte van de uitgangswaarde.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over toepassing bij kinderen < 18 jaar en bij patiënten met een voorgeschiedenis van een significante hartaandoening.
Overdosering
In klinisch onderzoek werden bij doses 3,6 × hoger dan de gebruikelijke dagdosering geen significante toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met vismodegib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Vismodegib remt het 'smoothened' transmembraan-eiwit (SMO), waardoor de 'Hedgehog'-signaalroute wordt geblokkeerd. Via deze signaalroute worden 'Glioma-Associated Oncogene' (GLI)-transcriptiefactoren geactiveerd, die de transcriptie van Hedgehog-doelgenen induceren. 'Hedgehog'-doelgenen zijn betrokken bij proliferatie, overleving en differentiatie van tumorcellen.
Kinetische gegevens
Resorptie | De absorptie is een verzadigbaar proces. |
F | ca. 32%. |
V d | 0,23–0,38 l/kg. |
Overig | steady–state wordt bereikt na 7–14 dagen. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever door oxidatie, glucuronidering en splitsing van de pyridine–ring. CYP2C9 lijkt bij te dragen aan de metabolisering. |
Eliminatie | deels onveranderd, deels als metabolieten, van de toegediende dosis ca. 82% met de feces, met de urine ca. 4,4%. |
T 1/2el | ca. 12 dagen na een enkelvoudige dosis, bij steady–state ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tebentafusp is een bispecifiek fusie-eiwit dat bestaat uit een T-celreceptor, gefuseerd met een antistoffragment dat zich richt op CD3. Het TCR-uiteinde bindt met hoge affiniteit aan een gp100-peptide dat door het HLA-A*02:01-eiwit wordt gepresenteerd op het celoppervlak van uveamelanoomcellen, en het effectordomein bindt aan de CD3-receptor op de polyklonale T-cel. Hierbij wordt er een immuunsynaps gevormd. Deze immuunsynaps leidt tot doelwitverandering en activering van polyklonale T-cellen. De polyklonale T-cellen geven vervolgens inflammatoire cytokinen en cytolytische eiwitten af, wat leidt tot directe lysis van tumorcellen.
Kinetische gegevens
V d | 0,075 l/kg. |
Metabolisering | Net als andere therapeutische eiwitten, naar verwachting via katabole routes afgebroken tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 6–8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
vismodegib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
Groepsinformatie
tebentafusp hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk