enfortumab vedotine

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Padcev XGVS Aanvullende monitoring Astellas Pharma bv

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusie
Sterkte
20 mg, 30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

enfortumab vedotine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Zie voor advies van de commissie BOM: enfortumab vedotine als derdelijnsbehandeling bij het lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom.

Indicaties

Urotheelcarcinoom

  • Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd urotheelcarcinoom als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor platina-bevattende chemotherapie. Geef in combinatie met pembrolizumab;
  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom als monotherapie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met chemotherapie die platina bevat én een PD-1-remmer of PD-L1-remmer.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Derdelijnsbehandeling lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: 1,25 mg/kg lichaamsgewicht (max. 125 mg bij lichaamsgewicht ≥ 100 kg) via i.v.-infusie op dag 1, 8 en 15 van een 28-daagse cyclus. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Combinatietherapie: 1,25 mg/kg lichaamsgewicht (max. 125 mg) mg via i.v.-infusie op dag 1 en 8 van elke 21-daagse cyclus; in combinatie met pembrolizumab#doseringen. Indien beide middelen op dezelfde dag worden toegediend, eerst enfortumab vedotine geven. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (huidreacties, hyperglykemie, perifere neuropathie, pneumonitis/interstitiële longziekte) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2); zie hiervoor onder 'zie ook'.

Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een licht tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij eindstadium nierfalen (creatinineklaring < 15 ml/min).

Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1–1,5 × ULN met elke ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN met ASAT > ULN). Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege relatief weinig gegevens.

Toediening: als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie.

Bijwerkingen

Monotherapie

Zeer vaak (> 10%): anemie. Hyperglykemie, verminderde eetlust. Perifere neuropathie (sensorisch), dysgeusie. Droge ogen. Diarree, braken, misselijkheid. Alopecia, jeuk, huiduitslag (waaronder maculopapuleus), droge huid. Vermoeidheid. Stijging ALAT, ASAT in het bloed, gewichtsverlies.

Vaak (1-10%): sepsis. Perifere neuropathie (motorisch, sensomotorisch), paresthesie, hypo-esthesie, loopstoornis, spierzwakte. Pneumonitis. Geneesmiddeleneruptie, huidexfoliatie, conjunctivitis, bulleuze dermatitis, blaarvorming, stomatitis, hand-voetsyndroom, eczeem, erytheem, huiduitslag (erythemateus, maculeus, papuleus, vesiculeus). Extravasatie op de infusieplaats. Stijging lipase-spiegel. Infusiegerelateerde reactie.

Soms (0,1-1%): demyeliniserende polyneuropathie, polyneuropathie, neurotoxiciteit, motorische disfunctie, dysesthesie, spieratrofie, neuralgie, perineale zenuwverlamming, gevoelsverlies, brandend gevoel (van de huid). Interstitiële longziekte. Dermatitis (waaronder gegeneraliseerde exfoliatieve, allergische, contacteczeem, stasis dermatitis), erythema multiforme, huiduitslag (exfoliatief, maculovesiculair), pemfigoïd, intertrigo, huidirritatie, bloedblaar.

Verder zijn gemeld: (febriele) neutropenie, daling neutrofielentelling. Diabetische ketoacidose. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, epidermale necrose, symmetrische geneesmiddelgerelateerde intertrigineus en flexuraal exantheem.

Interacties

MMAE wordt in vitro gemetaboliseerd door CYP3A4. Bij gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol) de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit. Wees voorzichtig bij gelijktijdige gebruik van overige CYP3A4-remmers.

Sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan ongeconjugeerde MMAE met matig effect verminderen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (foetale toxiciteit).

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Vruchtbare vrouwen en mannen dienen effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en ten minste 6 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie. Adviseer een vruchtbare vrouw 7 dagen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest te doen.

Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot gedeeltelijk reversibele testiculaire toxiciteit. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 6 maanden na de therapie.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Huidreacties, waaronder ernstige huidreacties als Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN), kunnen optreden als gevolg van binding van enfortumab vedotine aan nectine-4, wat in de huid tot expressie komt. Controleer patiënten gedurende de gehele behandeling op huidreacties. In klinische onderzoeken was de mediane tijd tot de aanvang van ernstige huidreacties 0,6 maanden (bereik: 0,1 tot 6,4), en deze deden zich voornamelijk voor tijdens de eerste 5 behandelcycli. Informeer de patiënt direct contact op te nemen bij eerste tekenen van ernstige huidreacties, zoals koorts of griepachtige klachten. Bij vermoeden van een ernstige huidreactie de behandeling direct onderbreken. Bij bevestigde graad 4 SJS of TEN, of recidiverende ernstige huidreacties de behandeling definitief staken. Bij graad 2 verslechtering, graad 2 met koorts en graad 3 huidreacties de behandeling onderbreken tot graad ≤ 1 is bereikt. Hervat de behandeling met dezelfde dosis of overweeg een dosisverlaging.

Pneumonitis/interstitiële longziekte (ILD), waaronder ernstige en fatale gevallen, zijn gemeld. Controleer op tekenen en symptomen van pneumonitis/ILD, zoals hypoxie, hoesten, dyspneu of interstitiële infiltraten bij radiologisch onderzoek. Onderbreek enfortumab vedotine bij pneumonitis/ILD graad 2 en overweeg dosisverlaging. Staak de behandeling definitief bij pneumonitis/ILD graad ≥ 3.

Hyperglykemie en diabetische ketoacidose, waaronder fatale gevallen, zijn gemeld bij patiënten met en zonder reeds bestaande diabetes mellitus. Controleer de bloedglucosewaarden voorafgaand aan en periodiek gedurende de behandeling, zoals klinisch geïndiceerd bij patiënten met (een risico op) diabetes mellitus of hyperglykemie. Als de bloedglucosewaarde is verhoogd tot > 13,9 mmol/l (> 250 mg/dl), de behandeling onderbreken totdat de bloedglucosewaarde ≤ 13,9 mmol/l (≤ 250 mg/dl) is. Hyperglykemie deed zich vaker voor bij patiënten met reeds bestaande hyperglykemie of een hoge 'body mass index' (≥ 30 kg/m² ). Patiënten met HbA1c ≥ 8% bij baseline werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.

Ernstige infecties, zoals (fatale) sepsis zijn gemeld; controleer hier zorgvuldig op tijdens de behandeling.

Perifere neuropathie, met name perifere sensorische neuropathie (incl. ernstige reacties), is gemeld. Controleer patiënten op symptomen van nieuwe of verergerende perifere neuropathie; uitstel, dosisverlaging of staken van enfortumab vedotine nodig kan zijn. Staak de behandeling definitief bij perifere neuropathie graad ≥ 3. Patiënten met reeds bestaande graad ≥ 2 perifere neuropathie werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.

Oculaire aandoeningen, met name droge ogen, zijn gemeld. Controleer patiënten gedurende de behandeling op oculaire aandoeningen. Overweeg indien oculaire symptomen niet verdwijnen of indien ze verergeren, kunsttranen als profylaxe tegen droge ogen en verwijzing voor een oogheelkundige beoordeling.

Extravasatie op de infusieplaats is gemeld. Zorg voor een goede veneuze toegang voordat de behandeling begint en controleer op eventuele extravasatie op de infusieplaats tijdens de toediening. Indien zich extravasatie voordoet, het infuus staken en controleren op bijwerkingen.

Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.

Onderzoeksgegevens: er zijn respectievelijk relatief weinig en geen gegevens over het gebruik bij een matig en ernstig verminderde leverfunctie. Tevens zijn er geen gegevens over het gebruik bij terminaal nierfalen (creatinineklaring < 15 ml/min). Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met enfortumab vedotine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Enfortumab vedotine bestaat uit een volledig humaan IgG1-κ-antilichaam dat door middel van een protease-splitsbare maleimidocaproyl-valine-citrulline-linker geconjugeerd is aan het microtubuli-ontregelende middel monomethylauristatine E (MMAE). Enfortumab vedotine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat (ADC) dat zich richt op nectine-4, een adhesie-eiwit dat zich bevindt op het oppervlak van de urotheelcarcinoomcellen. Na binding van ADC aan cellen die nectine-4 tot expressie brengen, wordt het ADC-nectine-4-complex geïnternaliseerd in de cel en proteolytisch gesplitst. Hierbij komt MMAE vrij, dat het netwerk van microtubuli in de cel ontregelt. Dit leidt tot remming van de celdeling en induceert apoptose van de cel.

Kinetische gegevens

V d ca. 0,18 l/kg
Metabolisering wordt via katabolisme afgebroken in peptiden en het antimitotische MMAE. Een klein deel van MMAE wordt gemetaboliseerd via oxidatie door CYP3A4.
Eliminatie MMAE wordt voornamelijk uitgescheiden in de feces (72%), en in mindere mate in de urine.
T 1/2el ADC: ca. 3,6 dagen. MMAE: ca. 2,6 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

enfortumab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Externe links