mitomycine
Samenstelling
Mitomycine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof of oplossing voor intravesicaal gebruik
- Sterkte
- 2 mg, 10 mg, 20 mg, 40 mg
Na reconstitutie bevatten de flacons van 2, 10 en 20 mg een concentratie van 1 mg/ml; de flacon van 40 mg een concentratie van 0,5 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor intravesicaal gebruik
- Sterkte
- 40 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon plus solvens 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van maagcarcinoom, pancreascarcinoom, borstkanker en niet-kleincellig longcarcinoom staan op de richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Voor de preventie van een recidief van blaascarcinoom na TURP staat in blaasinstillatie op de richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van mitomycine daarbij.
Indicaties
Intraveneus (mono- en/of combinatietherapie)
- Gevorderd maagcarcinoom;
- Gevorderd pancreascarcinoom;
- Gevorderd mammacarcinoom;
- Niet-kleincellig bronchiaalcarcinoom.
Intravesicaal
- Preventie van een recidief van oppervlakkig blaascarcinoom na transurethrale resectie.
Doseringen
Let op! bij langdurig systemisch gebruik is mitomycine cumulatief toxisch voor het beenmerg, voer regelmatig controles uit (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Palliatieve behandeling van tumoren
Volwassenen
Monotherapie: i.v. als bolusinjectie: afhankelijk van het behandelschema: 10–20 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 6 à 8 weken of 8–12 mg/m² iedere 3 à 4 weken of 5–10 mg/m² iedere 1 à 6 weken. De maximale cumulatieve dosis is 60 mg/m² lichaamsoppervlak. Bij combinatietherapie is de dosering aanmerkelijk lager.
Intravesicaal voor preventie van een recidief van oppervlakkig blaascarcinoom
Volwassenen
20–40 mg eenmaal per week door instillatie via een urethrale katheter inbrengen gedurende 8–12 weken. Een ander schema is 4–10 mg 1–3×/week.
Ouderen ≥ 65 jaar: vanwege onvoldoende gegevens is een specifiek doseeradvies niet mogelijk. Een verlaging van de dosering wordt aanbevolen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven; gebruik wordt niet aanbevolen.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven; gebruik wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening: na reconstitutie via intraveneuze infusie toedienen via centrale veneuze lijn en daarna deze gedurende enkele minuten goed doorspoelen. Waak voor extravasatie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Voor specifieke toediening in bepaalde weefsels is intra-arteriële toediening mogelijk. Bij intravesicaal gebruik vóór installatie de blaas ledigen met een katheter. De oplossing 1 tot 2 uur in de blaas houden.
Bijwerkingen
Intraveneus
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken. Beenmergsuppressie, leukopenie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): interstitiële pneumonie, dyspneu, hoesten. Huiduitslag, hand-voetsyndroom. Nierfunctiestoornis, glomerulopathie, stijging van serumcreatinine. Cellulitis of weefselnecrose als gevolg van extravasatie.
Soms (0,1-1%): mucositis, stomatitis, diarree. Anorexie. Alopecia. Koorts.
Zelden (0,01-0,1%): levensbedreigende infectie, sepsis (incl. septische shock). Veno-occlusieve ziekte (o.a. long, lever). Pulmonale hypertensie, pulmonale veno-occlusieve ziekte (PVOD). Hartfalen (na voorafgaande behandeling met antracyclinen). Hemolytische anemie. (Fataal) hemolytisch uremisch syndroom (HUS), microangiopathische hemolytische anemie (MAHA). Leverfunctiestoornis, veno-occlusieve ziekte van de lever, verhoogde transaminasewaarden, geelzucht.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige allergische reactie (incl. anafylactische shock).
Verder zijn gemeld: acute (myeloïde) leukemie, myelodysplastisch syndroom (beide bij combinatietherapie).
Intravesicaal
Vaak (1-10%): irritatie van de blaaswand, cystitis (mogelijk hemorragisch), dysurie, nycturie, pollakisurie, hematurie. Jeuk, allergische huiduitslag, contacteczeem, hand-voetsyndroom.
Zelden (0,01-0,1%): gegeneraliseerd exantheem.
Zeer zelden (< 0,01%): necrotiserende cystitis, allergische (eosinofiele) cystitis, stenose van afvoerende urinewegen, blaaswandverkalking, blaaswandfibrose, blaasatrofie, blaasperforatie. Peniele necrose.
Onbekend: in het geval van extravasatie: blaasperforatie, (vet)weefselnecrose van het omringende gebied, blaasfistel, abcessen.
Interacties
Vanwege de toegenomen kans op een (ernstige) infectie tijdens behandeling met mitomycine wordt toediening van levende vaccins afgeraden. De respons op (levende of) geïnactiveerde vaccins kan afgenomen zijn.
Combinatie met andere myelotoxische geneesmiddelen of relevante radiotherapie vermeerdert de kans op beenmergsuppressie.
Combinatie met vinca-alkaloïden of bleomycine kan de longtoxiciteit verhogen.
Gelijktijdige behandeling (of in het verleden behandeld zijn) met antracyclinen kan het risico van cardiomyopathie verhogen.
Gelijktijdig gebruik met 5-fluoro-uracil of tamoxifen geeft meer kans op hemolytisch uremisch syndroom.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk (afwijkingen van de neurale buis, buikwand en het skelet) gebleken. Mitomycine is in principe mutageen, teratogeen en carcinogeen.
Advies: Gebruik ontraden, vooral in het eerste trimester van de zwangerschap.
Vruchtbaarheid: De invloed van mitomycine op de vruchtbaarheid is onbekend.
Overige: Zowel vruchtbare mannen als vrouwen dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en ten minste 6 maanden na de therapie. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat mitomycine genotoxisch is.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Intraveneus
- pancytopenie of geïsoleerde leukopenie of trombocytopenie;
- acute (ernstige) infectie;
- hemorragische diathese.
Intravesicaal
- perforatie van de blaaswand;
- cystitis.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Intraveneus
Comorbiditeit: wees zeer voorzichtig bij restrictieve of obstructieve stoornissen van de longfunctie, nierfunctie en leverfunctie. Wees verder voorzichtig bij beenmergdepressie of bestaande infecties. Bij bestaande varicella kunnen fataal verlopende systemische aandoeningen optreden.
Controles: vóór start van de behandeling het bloedbeeld, de longfunctie (bij vermoeden van een reeds bestaande longdisfunctie) controleren, en de nier- en leverfunctie. Controleer tijdens de behandeling regelmatig het bloedbeeld en de nierfunctie. Gebruik bij een verminderde nier- of leverfunctie wordt niet aanbevolen. Bij achteruitgang van de nier- of leverfunctie de behandeling staken. De nadir van beenmergdepressie is meestal 4–6 weken na toediening. Mitomycine is bij systemisch gebruik cumulatief toxisch; bij langdurig gebruik kan langdurige beenmergdepressie optreden. Controleer op indicatie de longfunctie (zie ook Longtoxiciteit).
Bij het optreden van hemolyse de behandeling onmiddellijk staken.
Longtoxiciteit: bij het ontstaan van nieuwe symptomen of vergergering van bestaande symptomen de behandeling onmiddellijk staken. De longtoxiciteit is goed behandelbaar met corticosteroïden.
Tweede maligniteiten: acute leukemie en myelodysplastisch syndroom zijn gemeld bij gebruik van mitomycine in combinatie met andere anti-neoplastische middelen.
Wanneer extravasatie van mitomycine optreedt, kan uitgebreide necrose ontstaan. Zie voor de te nemen maatregelen de crashkaart versie 7) van de NVZA.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij ouderen ≥ 65 jaar of kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen, zie Zwangerschap.
Intravesicaal
Cystitis: indien cystitis optreedt, een symptomatische behandeling met lokale anti-inflammatoire middelen en analgetica geven. In de meeste gevallen kan de behandeling met mitomycine worden voortgezet, zo nodig met een verlaagde dosis. Er zijn meldingen geweest van geïsoleerde gevallen van allergische (eosinofiele) cystitis waarvoor stopzetting van de behandeling noodzakelijk was.
Extravasatie: symptomen van extravasatie na intravesicale toediening van mitomycine kunnen zich meteen na de toediening of weken of maanden later voordoen. De eerste symptomen zijn bekken- of buikpijn refractair voor eenvoudige analgesie. In de meeste gevallen is (vet)weefselnecrose in het omringende gebied als gevolg van de extravasatie waargenomen. Ook blaasperforatie of het ontstaan van een fistel en/of abces is gemeld. Wees alert bij optreden van bekken- of buikpijn. .
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met mitomycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Cytostatisch antibioticum, geïsoleerd uit een stam van Streptomyces caespitosus. Na activering remt mitomycine selectief de DNA-synthese door alkylering van het DNA. Daarnaast worden bij hogere doses ook vrije peroxideradicalen vrijgemaakt, wat DNA breuken tot gevolg heeft. In hoge concentraties onderdrukt mitomycine ook de cellulaire RNA- en proteïnesynthese. Resistentie tegen mitomycine kan optreden, vaak gecombineerd met kruisresistentie tegen andere alkylerende stoffen.
Kinetische gegevens
Metabolisering | vnl. in de lever. |
Eliminatie | vnl. met de feces, 10% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | 40–50 min na i.v.-toediening. |
Overig | wordt na intravesicale toediening nauwelijks geabsorbeerd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mitomycine hoort bij de groep cytostatische antibiotica.