Geneesmiddelen
Stofnaam |
Geneesmiddel |
Indicatie |
Toediening |
---|---|---|---|
Zepatier |
oraal |
||
Maviret |
oraal |
||
Harvoni |
oraal |
||
Epclusa |
oraal |
||
Vosevi |
oraal |
Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.
Werking
De NS5A-remmer-combinatiepreparaten zijn:
- elbasvir met de HCV-proteaseremmer grazoprevir;
- pibrentasvir met de HCV-proteaseremmer glecaprevir;
- ledipasvir met de HCV-polymeraseremmer sofosbuvir;
- velpatasvir met de HCV-polymeraseremmer sofosbuvir;
- velpatasvir met de HCV-polymeraseremmer sofosbuvir, met de HCV-proteaseremmer voxilaprevir.
Werkingsmechanisme
NS5A-remmers:
- remmen direct het niet-structureel eiwit 5A (NS5A), een multifunctioneel eiwit dat een essentieel onderdeel is van het hepatitis C-virus (HCV)-replicatiecomplex. Dit resulteert in het stopzetten van virale RNA-replicatie en van de vorming van HCV-virions.
HCV-polymeraseremmers:
- remmen direct het RNA-afhankelijke polymerase van HCV NS5B, een enzym dat essentieel is voor virale replicatie. Dit resulteert in het stopzetten van virale RNA-replicatie.
HCV-proteaseremmers:
- remmen – via een covalente maar reversibele binding aan het actieve centrum van het virale NS3-protease enzym – direct de NS3-protease en de cofactor NS4A van het HCV. Hierdoor wordt de virale replicatie in geïnfecteerde gastcellen geremd.
Door combinatie van antivirale middelen uit verschillende groepen met verschillende werkingsmechanismen en niet-overlappende resistentieprofielen wordt het hepatitis C-virus in meerdere fasen van de virale levenscyclus bestreden. Dit resulteert in een hoge aanhoudende virale respons.
Effect
- klaring van een chronische hepatitis C-virusinfectie.
Typerende bijwerkingen
Relatief frequent
- maag-darmklachten, zoals misselijkheid, braken, verminderde eetlust of diarree;
- hoofdpijn;
- slapeloosheid;
- vermoeidheid, asthenie.
Meer informatie
De NS5A-remmers worden over het algemeen goed verdragen. De meest voorkomende bijwerkingen van combinatiepreparaten met een NS5A-remmer zijn weinig specifiek. Toevoeging van ribavirine, wanneer noodzakelijk bij patiënten met gedecompenseerde levercirrose, vergroot de kans op bijwerkingen, waaronder (hemolytische) anemie. Dit treedt op in 5–11% van de patiënten die ribavirine ontvangen in combinatie met DAA's (in klinische trials met vooral niet-cirrotische participanten) en bij 18–40% van de patiënten na levertransplantatie of met gedecompenseerde cirrose, veelal bij doses ribavirine lager dan de gebruikelijke dagdosis van 1000-1200 mg 1.