Samenstelling
Parlodel (als mesilaat) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Norprolac (als hydrochloride) Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Verpakkingsvorm
- startverpakking
Bevat per verpakking: 3 tabletten 25 microg + 3 tabletten 50 microg.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 75 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het gebruik als lactatieremmer post partum wordt volgens Lareb afgeraden, omdat er een kleine kans is op psychose en ernstige cardiovasculaire bijwerkingen bij de moeder (o.a. hypertensie, myocardinfarct, CVA, shock en convulsies).
Bij de ziekte van Parkinson is levodopa het middel van eerste keus. Bij de novo patiënten in de vroege fase gaat als startbehandeling de voorkeur in het algemeen uit naar levodopa in combinatie met een decarboxylaseremmer. Overweeg als alternatief een levodopa-sparende behandeling (dopamine-agonist/ MAO-B remmers) bij jongeren (< 40 jaar) zonder cognitieve problemen, wegens een lagere kans op dyskinesie.
In de latere fase met responsfluctuaties – zoals ‘on-off’ en 'wearing-off' – tijdens de levodopa-behandeling, zijn dopamine-agonisten (pramipexol, ropinirol), MAO-B-remmers (rasagiline, safinamide, selegiline) en COMT-remmers (entacapon) effectief als adjuvante behandeling. De keuze voor een van deze middelen is gebaseerd op individuele patiëntkenmerken.
Binnen de orale dopamine-agonisten gaat de voorkeur uit naar de non-ergotpreparaten pramipexol of ropinirol en eventueel rotigotine. Het ergotpreparaat bromocriptine kan ernstige bijwerkingen geven, zoals hartklepafwijkingen en fibrose.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van hyperprolactinemie.
Indicaties
- Voorkómen of onderdrukken van lactatie post partum, alleen als dit medisch geïndiceerd is (zoals intrapartum verlies, neonatale dood, HIV-infectie van de moeder);
- Amenorroe en/of galactorroe ten gevolge van hyperprolactinemie;
- Hyperprolactinemie post partum na een zwangerschap die mogelijk is gemaakt door behandeling met bromocriptine;
- Prolactine-gerelateerd hypogonadisme bij de man;
- Prolactinomen: micro- of macroadenoom en preoperatief;
- Acromegalie: ter ondersteuning van radiologische of neurochirurgische behandeling of na mislukking van, of contra-indicatie voor een dergelijke behandeling;
- Parkinsonisme, met uitzondering van de medicamenteus veroorzaakte vorm.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Hyperprolactinemie, idiopathisch of veroorzaakt door een prolactine-afscheidend micro- of macro-adenoom van de hypofyse.
Doseringen
Voorkomen of onderdrukken van de lactatie op medische gronden
2,5 mg 2×/dag gedurende 2 weken. De behandeling zo spoedig mogelijk na partus of abortus starten, maar niet voordat de vitale kenmerken zich hebben gestabiliseerd. Indien 2–3 dagen na de behandeling een lichte secretie optreedt uit de mammae, behandeling herhalen gedurende 1 week.
Hyperprolactinemie bij de vrouw (met amenorroe en/of galactorroe of post partum)
1,25 mg 2–3×/dag; bij onvoldoende werking geleidelijk verhogen tot 2,5 mg 2–3×/dag. De behandeling voortzetten tot de lactatie volledig is opgehouden en bij amenorroe, totdat de cyclus weer normaal is geworden. Zo nodig kan een behandeling gedurende meerdere cycli worden voortgezet om een recidief te voorkomen.
Prolactinomen
1,25 mg 2–3×/dag; eventueel verhogen op geleide van de plasmaprolactinespiegel.
Hyperprolactinemie bij de man
begindosering 1,25 mg 2–3×/dag; vervolgens verhogen tot 5–10 mg per dag.
Acromegalie
begindosering 1,25 mg 2–3×/dag; geleidelijk binnen 1–2 weken verhogen tot 2,5–5 mg 4×/dag.
Ziekte van Parkinson
Volwassenen
Alleen de sterkte 2,5 mg is beschikbaar; hiermee is het onhandig om een hogere onderhoudsdosering bij Parkinson te realiseren. Dosisvoorschrift: gedurende de eerste week 1,25 mg 1×/dag, bij voorkeur 's avonds; daarna iedere week met telkens 1,25 mg verhogen op geleide van de therapeutische respons en of het wordt verdragen. De dagelijkse dosering verdelen over 2–3 giften. Indien binnen 6–8 weken geen adequate respons is opgetreden, de dosering in stappen van 2,5 mg per week verhogen; max 30 mg/dag; gemiddelde dosering (in mono- en combinatietherapie) 10-30 mg/dag verdeeld over meerdere giften. Bij optreden van bijwerkingen de dosering gedurende ten minste 1 week verlagen en bij verdwijnen van de bijwerkingen de dosis weer verhogen. In een aantal gevallen is 10–15 mg/dag al werkzaam; gemiddelde onderhoudsdosering 10–40 mg/dag. Bij stoornissen van de motoriek tijdens gebruik van levodopa tevens de levodopadosis verlagen, voordat met bromocriptine wordt gestart. Als het gewenste effect van bromocriptine optreedt kan men vervolgens proberen de levodopadosis geleidelijk verder te verlagen.
Verminderde leverfunctie: dosisaanpassing kan nodig zijn.
Ouderen (≥ 65 j.): dosistitratie voorzichtig inzetten omdat een hogere gevoeligheid bij ouderen niet kan worden uitgesloten. In studies waren weinig ouderen opgenomen.
Kinderen: dosistitratie voorzichtig inzetten omdat een hogere gevoeligheid bij kinderen niet kan worden uitgesloten. De veiligheid en werkzaamheid is alleen vastgesteld voor prolactinomen en acromegalie-indicaties bij kinderen ≥ 7 j.; de gebruikte dosering hyperprolactinemie varieerde van 1,25-20 mg/dag. Bij jongere kinderen zijn er onvoldoende gegevens.
Toediening: de tabletten tijdens de maaltijd innemen. De tablet heeft een breukstreep en kan worden verdeeld in gelijke doses.
Doseringen
De dosering individueel vaststellen op geleide van het prolactineverlagende effect en de tolerantie.
Hyperprolactinemie
Volwassenen
Begindosering (startverpakking): 25 microg 1×/dag gedurende 3 dagen, vervolgens 50 microg 1×/dag gedurende 3 dagen. Daarna 75 microg 1×/dag. Zo nodig de dosering vanaf dag 14 verhogen tot 150 microg 1×/dag.
Gebruikelijke onderhoudsdosering: 75–150 microg 1×/dag. Bij sommige patiënten is een dagdosis van 300 microg of meer noodzakelijk; in dat geval de dagdosis verhogen met stappen van 75–150 microg met telkens een tussenpoos van minimaal 4 weken, totdat een therapeutisch effectieve dosis is bereikt óf door bijwerkingen verder verhogen niet mogelijk is.
In verband met de bijwerkingen (orthostatische hypotensie, maag–darmklachten) de tabletten uitsluitend vlak voor het slapen gaan met wat voedsel innemen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): Misselijkheid, braken, obstipatie, hoofdpijn, sufheid, duizeligheid, verstopte neus.
Soms (0,1-1%): verwardheid, psychomotorische onrust, hallucinaties, dyskinesie, droge mond, (orthostatische) hypotensie (zelden leidend tot syncope), allergische huidreacties, haaruitval, beenkrampen, vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): psychische stoornissen, slapeloosheid, slaperigheid, paresthesie, visusstoornis, tinnitus, pleurale effusie, pleurale en pulmonale fibrose, pleuritis, dyspneu, diarree, buikpijn, retroperitoneale fibrose, maag-darmbloedingen, maagzweren, tachycardie, bradycardie, aritmie, perifeer oedeem.
Zeer zelden (< 0,01%): uitzonderlijke slaperigheid overdag, plotselinge slaapaanvallen, cardiale valvulopathie (incl. regurgitatie) en verwante aandoeningen (pericardiale effusie, pericarditis), pathologisch gokgedrag, groter libido, hyperseksualiteit, door koude geïnduceerde bleekheid van vingers en tenen (met name bij ziekte van Raynaud in anamnese), neuroleptisch maligne syndroom na abrupt staken.
Na post partum-gebruik tevens zelden: hypertensie, myocardinfarct, convulsies, CVA.
Stoornissen in de impulsbeheersing (pathologisch gokgedrag, toegenomen libido, hyperseksualiteit, eetaanval, dwangmatig winkelen) kunnen optreden tijdens behandeling met dopamine-agonisten.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%), m.n. gedurende de eerste dagen van behandeling of na dosisverhoging: misselijkheid, braken, hoofdpijn, duizeligheid en vermoeidheid.
Vaak (1-10%): anorexie, buikpijn, obstipatie, diarree, slapeloosheid, verstopte neus, orthostatische hypotensie, spierzwakte.
Zelden (0,01–0,1%): slaperigheid. Acute psychose, ook bij patiënten zonder psychiatrische voorgeschiedenis, die gewoonlijk reversibel is.
Bij dopamine–agonisten zijn nog de volgende bijwerkingen gemeld: pathologisch gokgedrag, verhoogd libido, hyperseksualiteit, compulsief koopgedrag, compulsief eetgedrag.
Interacties
Dopamine-agonisten, zoals bromocriptine, en dopamine-antagonisten (antipsychotica, anti-emetica) kunnen elkaars werking tegengaan.
Bromocriptine is remmer en substraat van CYP3A4. Wees voorzichtig bij combinatie met sterke remmers van dit enzym (zoals azoolantimycotica en proteaseremmers). Bij gebruik van macroliden, zoals erytromycine, neemt de plasmaspiegel van bromocriptine toe.
Post partum wordt gelijktijdig gebruik met andere ergot-alkaloïden zoals methylergometrine afgeraden. Wees dan ook voorzichtig bij recent of gelijktijdig gebruik van andere middelen die de bloeddruk kunnen verhogen (sympathicomimetica).
Het kunnen verdragen van bromocriptine kan ongunstig worden beïnvloed door alcohol.
Interacties
Quinagolide en dopamine-antagonisten (antipsychotica, anti-emetica) kunnen elkaars werking tegengaan; combinatie wordt ontraden. Het kunnen verdragen van quinagolide kan ongunstig worden beïnvloed door alcohol.
Zwangerschap
Teratogenese: Gebruik in de vroege zwangerschap is goed onderzocht; er zijn geen aanwijzingen voor teratogene effecten. Er is weinig ervaring met het gebruik in de gehele zwangerschap.
Advies: Kan worden gebruikt, met inachtneming van de contra-indicaties. Een patiënt met een prolactinoom die met bromocriptine is gestopt, tijdens de zwangerschap observeren. Bij symptomen van toenemende grootte van een prolactinoom (zoals hoofdpijn of toenemende gezichtsvelddefecten), opnieuw bromocriptine voorschrijven of een operatieve ingreep overwegen.
Overige: Bij vrouwen die lijden aan prolactine-gerelateerde fertiliteitsproblemen, kan de fertiliteit zich tijdens gebruik van bromocriptine herstellen. Een vrouw in de vruchtbare leeftijd dient daarom desgewenst adequate anticonceptie toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Bij vrouwen die lijden aan prolactine-gerelateerde fertiliteitsproblemen, kan de fertiliteit zich tijdens gebruik van quinagolide herstellen. Een vrouw in de vruchtbare leeftijd dient daarom desgewenst adequate anticonceptie toe te passen.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Overige: Gebruik van bromocriptine leidt meestal tot het stoppen van de melkproductie. In zeldzame gevallen zijn ernstige bijwerkingen, waaronder hypertensie, myocardinfarct, convulsies, CVA, shock en psychose gemeld bij vrouwen die post partum ter remming van de lactatie werden behandeld met bromocriptine.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gebruik van quinagolide leidt meestal tot het stoppen van de melkproductie.
Advies: Als een vrouw met hyperprolactinemie borstvoeding wil geven, overweeg dan tijdelijk de medicatie te stoppen. Het geven van borstvoeding en het tijdelijk stoppen van de medicatie heeft weinig effect op de groei van een prolactinoom.
Contra-indicaties
- coronairlijden of andere ernstige cardiovasculaire afwijkingen;
- hypertensie post partum en in het puerperium, hypertensieve aandoening in de zwangerschap (waaronder zwangerschapshypertensie of (pre-)eclampsie);
- ongecontroleerde hypertensie;
- symptomen en/of een voorgeschiedenis van ernstige psychische stoornissen;
- overgevoeligheid voor ergot-alkaloïden;
- voor langdurige behandeling: op ECG vastgestelde cardiale valvulopathie;
- tevens: voor gebruik ter onderdrukking van de lactatie of andere niet-levensbedreigende indicaties: voorgeschiedenis van coronairlijden of andere ernstige cardiovasculaire afwijkingen; symptomen of voorgeschiedenis van ernstige psychische stoornissen.
Contra-indicaties
Ernstige lever- of nierfunctiestoornis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten regelmatig controleren op de ontwikkeling van stoornissen in de impulsbeheersing. Bij gedragssymptomen van stoornissen in de impulsbeheersing (pathologisch gokgedrag, toegenomen libido, hyperseksualiteit, eetaanval, dwangmatig winkelen) overwegen de dosis te verminderen/af te bouwen.
Wees terughoudend bij hypofysetumor, ziekte van Raynaud, psychose en cardiovasculaire ziekte in de anamnese, gestoorde leverfunctie en bij behandeling van acromegaliepatiënt met (doorgemaakte) ulcus pepticum. Bij optreden van maag-darmbloedingen, maagzweren de behandeling staken.
Bij onverklaarbare pleuro-pulmonale symptomen de patiënt grondig onderzoeken en overwegen de behandeling te stoppen. Aanbevolen wordt te letten op symptomen van retroperitoneale fibrose (rugpijn, oedeem in onderste extremiteiten, verminderde nierfunctie); bij aanwezigheid van fibrotische veranderingen in het retroperitoneum de behandeling staken.
Bij postpartaal gebruik ter remming van de lactatie periodiek de bloeddruk controleren; wees met name voorzichtig bij recent of gelijktijdig gebruik van middelen die de bloeddruk kunnen verhogen (sympathicomimetica, methylergometrine); zie ook de rubriek Interacties. Bij optreden van hypertensie, verdachte pijn op de borst, ernstige continue of progressieve hoofdpijn (met of zonder visusstoornissen) of intoxicatie van het centrale zenuwstelsel de behandeling staken en de patiënt nazien. Soms ging aan het optreden van insulten of een CVA een hevige hoofdpijn en/of voorbijgaande visusstoornis vooraf.
Bij langdurige behandeling van hyperprolactinemie elke 1–2 jaar de therapie twee maanden staken en nagaan of er een blijvende normalisering van de prolactineplasmaconcentratie is. Bij een macroadenoom dient bestaande hypofysaire insufficiëntie, door compressie of destructie van hypofysair weefsel, vóór toediening van bromocriptine met adequate suppletie te worden gecorrigeerd. Tijdens behandeling van macroprolactinomen het gezichtsveld controleren om tijdig secundair gezichtsveldverlies door een herniatie van het chiasma te herkennen; in dergelijke gevallen kan door dosisverlaging de gezichtsveldstoornis verbeteren, ten koste van enige verhoging van de prolactinespiegel en groei van de tumor.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij psychotische afwijkingen in de anamnese. Controleer de patiënt regelmatig op het ontstaan van stoornissen in de impulsbeheersing; bij de eerste tekenen dosisreductie of zonodig geleidelijk staken van de behandeling overwegen.
Vanwege de kans op orthostatische hypotensie, gedurende de eerste dagen van behandeling en na dosisverhoging, de bloeddruk zowel in liggende als in staande houding controleren, vooral bij patiënten met hartziekten.
Ervaring met het gebruik bij lever- of nierfunctiestoornissen ontbreekt. Er is weinig ervaring bij kinderen en ouderen.
Gebruik van dopamine–agonisten is in verband gebracht met plotselinge slaapaanvallen, in het bijzonder bij de ziekte van Parkinson; de patiënt hiervoor waarschuwen. Vermijd autorijden en activiteiten die alertheid vereisen tijdens de eerste dagen na toediening. Bij optreden van slaperigheid de patiënt laten afzien van autorijden of soortgelijke activiteiten; overweeg tevens verlaging van de dosering of (geleidelijk) staken van de behandeling.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met quinagolide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bromocriptine is een ergot-alkaloïde met dopaminereceptor-agonistische activiteit. Remt de prolactinesecretie door de hypofysevoorkwab door directe stimulatie van de D2-dopaminereceptoren. Bromocriptine kan de groei van prolactine afscheidende hypofyse-adenomen (prolactinomen) tot stilstand brengen of de omvang van de tumor verkleinen. Vermindert bij acromegalie de overproductie van somatropine (groeihormoon). Stimuleert direct de dopaminereceptoren, waardoor de verschijnselen van parkinsonisme afnemen.
De prolactineverlagende werking begint 1–2 uur na inname, is maximaal na 5–10 uur en blijft 8–12 uur bijna gelijk.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed. |
F | 6% door groot 'first pass'-effect. |
T max | 1–3 uur. |
Eiwitbinding | 96%. |
Metabolisering | via CYP3A4. |
Eliminatie | in de vorm van metabolieten, bijna volledig via de lever; 6% via nieren. |
T 1/2el | 15 (8–20) uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dopaminereceptor-agonist. Remt de prolactinesecretie door de hypofysevoorkwab door directe stimulatie van de D2-dopaminereceptoren. Bij langdurige toepassing neemt de grootte van hypofysaire prolactine-uitscheidende macro-adenomen af of de groei daarvan wordt geremd. Werking: binnen 2 uur, max. na 4–6 uur. Werkingsduur: 24 uur.
Kinetische gegevens
T max | ca. 30 min. |
V d | ca. 1,4 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | in de lever, uitgebreid (vooral glucuronidering en sulfatering). |
Eliminatie | met de urine en feces. |
T 1/2el | ca. 17 uur (in 'steady state'). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
bromocriptine hoort bij de groep prolactineremmers.
Groepsinformatie
quinagolide hoort bij de groep prolactineremmers.