Samenstelling
Captopril Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cibacen (hydrochloride) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Captopril wordt door het NHG ontraden voor de behandeling van hartfalen vanwege het beperkte gebruiksgemak door drie keer per dag te doseren.
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Benazepril wordt door het NHG ontraden voor de behandeling van hartfalen, omdat de aanbevolen dosering met de beschikbare doseereenheid niet realiseerbaar is.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Hypertensie.
- Chronisch hartfalen met afname van de systolische ventriculaire functie in combinatie met diuretica en zo nodig digoxine en β-blokkers.
- Initiële behandeling tijdens de eerste 24 uur na een myocardinfarct bij klinisch stabiele patiënten.
- Langdurige behandeling na een myocardinfarct met een asymptomatische linkerventrikeldisfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) bij klinisch stabiele patiënten.
- Diabetische nefropathie met macroproteïnurie bij type I diabetes.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Lichte tot matige essentiële hypertensie;
- Hartfalen;
- Lichte tot matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–60 ml/min) met een glomerulaire aandoening en/of een proteïnurie > 3 g in de 24-uurs urine, in aanvulling op een zout- en eiwitbeperkt dieet.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Niet alle generieke varianten hebben een breukgleuf ter verdeling van de tablet in gelijke helften.
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering 25–50 mg per dag in 2 doses; indien nodig stapsgewijs na telkens minimaal 2 weken verhogen tot 100–150 mg per dag in 2 doses, max. 150 mg per dag.
Bij een sterk geactiveerd RAAS (hypovolemie, renovasculaire hypertensie), ouderen: begindosering 6,25–12,5 mg 1–2× per dag; klinisch instellen. Indien noodzakelijk stapsgewijs na telkens minimaal 2 weken verhogen, max. 100 mg/dag in 1–2 doses.
Aterme neonaat
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,03 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 2 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,01 mg/kg lichaamsgewicht.
Kinderen van 1 maand1 jaar
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 4 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,1 mg/kg lichaamsgewicht.
Kinderen van 1 jaar18 jaar
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 6 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,1 mg/kg lichaamsgewicht.
Hartfalen
Volwassenen
(Gewoonlijk in combinatie met diuretica) begindosering 6,25–12,5 mg 2–3×/dag; met dosisverhogingen ten minste 2 weken wachten om resultaat te kunnen beoordelen. Onderhoudsdosis 75–150 mg/dag; max. 150 mg per dag in meerdere doses. Bij ernstig hartfalen klinisch instellen.
Aterme neonaat
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,03 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 2 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,01 mg/kg lichaamsgewicht.
Kinderen van 1 maand 1 jaar
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 4 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,1 mg/kg lichaamsgewicht.
Kinderen van 1 jaar– 18 jaar
Volgens het kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, titreren op geleide van effect tot max. 6 mg/kg per dag in 3 doses; in verband met het risico op ernstige hypotensie bij voorkeur eerst een testdosis geven van 0,1 mg/kg lichaamsgewicht.
Na een myocardinfarct
Volwassenen
Initiële behandeling (zo snel mogelijk toedienen als patiënt hemodynamisch stabiel is): 6,25 mg, vervolgens na 2 uur 12,5 mg en na 12 uur 25 mg toedienen. Vanaf de volgende dag: 100 mg/dag in 2 doses gedurende 4 weken, zolang geen hemodynamische bijwerkingen optreden.
Chronische behandeling na een myocardinfarct: 6,25 mg eenmalig binnen 3–16 dagen na een myocardinfarct (indien captopril niet binnen 24 uur is gestart), gevolgd door 12,5 mg 3×/dag gedurende 2 dagen. Onderhoudsdosering 25 mg 3×/dag, max. 150 mg/dag, zolang geen hemodynamische bijwerkingen optreden.
Diabetische nefropathie
Volwassenen
75–100 mg per dag in meerdere giften.
Bij verminderde nierfunctie: volwassenen: creatinineklaring >40 ml/min: begindosering 25–50 mg/dag, max. 150 mg/dag. Creatinineklaring 21–40 ml/min: begindosering 25 mg/dag, max. 100 mg/dag. Creatinineklaring 10–20 ml/min: begindosering 12,5 mg/dag, max. 75 mg/dag. Creatinineklaring < 10 ml/min: begindosering 6,25 mg/dag, max. 37,5 mg/dag.
Bij hypertensie of hartfalen bij kinderen > 3 maanden met een verminderde nierfunctie: Volgens het kinderformularium van het NKFK: bij een GFR van 10–50 ml/min/1,73 m²: 50% van de normale keerdosis. Bij een GFR > 50 ml/min/1,73 m² is geen dosisaanpassing nodig. Bij een GFR < 10 ml/min/1,73 m² kan een algemeen advies niet gegeven worden.
Doseringen
De tablet bevat geen breukgleuf; een dosering < 20 mg is met de in Nederland beschikbare tablet daarom niet mogelijk.
Lichte tot matige essentiële hypertensie
Volwassenen
10 mg 1×/dag, indien nodig na 1–2 weken verhogen tot 20 mg per dag in 1–2 doses, max. 40 mg per dag in 1–2 doses.
Bij nierfunctiestoornis: creatinineklaring: 30–80 ml/min: begindosering 5–10 mg per dag; 10–30 ml/min: begindosering 2,5–5 mg 1×/dag; bij dialyse: begindosering 2,5 mg per dag op dialysedagen en op de andere dagen op geleide van de bloeddruk.
Kinderen 7–16 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 25 kg
Aanvankelijk 0,2 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, maximaal 10 mg 1×/dag. Op geleide van bloeddrukrespons verder aanpassen; doses hoger dan 0,6 mg/kg lichaamsgewicht of hoger dan 40 mg per dag zijn niet onderzocht.
Bij hypertensie met hartgebreken
Volwassenen
Begindosering 5 mg per dag.
Hartfalen
Volwassenen
Begindosering 2,5 mg 1×/dag, na 2–4 weken verhogen tot 5 mg 1×/dag; indien nodig verder verhogen tot 10–20 mg per dag in 1–2 doses. Soms is het beter de dosering te verdelen over 2 giften per dag.
Bij ernstig hartfalen (NYHA-klasse IV) kan een lagere dosering nodig zijn dan bij licht tot matig hartfalen (klasse II en III).
Bij nierfunctiestoornis: creatinineklaring < 30 ml/min: begindosering 2,5 mg per dag, indien nodig verhogen tot 10 mg per dag.
Lichte tot matige chronische nierinsufficiëntie
Volwassenen
10 mg 1×/dag.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): droge prikkelhoest (niet-productief), dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, droge mond, smaakverlies, gewichtsafname. Duizeligheid, slaapstoornissen. Overgevoeligheidsreacties waaronder huiduitslag (soms met koorts, artralgie, eosinofilie), jeuk. Alopecia.
Soms (0,1-1%): tachycardie, tachyaritmie, angina pectoris, pijn op de borst, palpitaties. Hypotensie, fenomeen van Raynaud, voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, bleekheid, vermoeidheid, malaise. Angio-oedeem.
Zelden (0,01-0,1%): anorexie. Slaperigheid, hoofdpijn, paresthesie. Stomatitis, afteuze ulcera, intestinaal angio-oedeem. Nierfunctiestoornissen waaronder nierinsufficiëntie, polyurie, proteïnurie, oligurie, verhoogde mictiefrequentie.
Zeer zelden (< 0,01%): verwarring, depressie. Anafylactoïde reacties. Cerebrovasculair accident (beroerte), syncope, hartstilstand, cardiogene shock. Onscherp zien. Bronchospasme, rinitis, allergische alveolitis of eosinofiele pneumonie. Glossitis, maagzweer, pancreatitis. Leverinsufficiëntie, cholestase, hepatitis (incl. necrose). Nefrotisch syndroom. Urticaria, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, fotosensibilisatie, erytrodermie, pemfigoïde reacties, exfoliatieve dermatitis. Myalgie, artralgie. Impotentie, gynaecomastie. Koorts. Verlaagd serumnatrium, hyperkaliëmie, hypoglykemie, verhoogde concentratie in het bloed van ureum, creatinine, bilirubine, stijging van leverenzymwaarden. Verlaagd hemoglobine of hematocriet, verhoogde bezinkingssnelheid van erytrocyten (BSE). Neutropenie, agranulocytose, pancytopenie (vooral bij nierinsufficiëntie), aplastische/hemolytische anemie, trombocytopenie, lymfadenopathie, eosinofilie, auto-immuunziekten en/of aanwezigheid van antinucleaire antistoffen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid. Hoest, ademhalingsstoornissen. Hartkloppingen, orthostatische symptomen, voorbijgaande roodheid. Veelvuldig urineren. Huiduitslag, jeuk, fotosensibilisatie.
Zelden (0,01-0,1%): symptomatische hypotensie, angina pectoris, pijn op de borst, aritmie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Myalgie, artralgie, artritis. Slaperigheid, slapeloosheid, nervositeit, paresthesie. (Cholestatische) hepatitis, geelzucht. Pemphigus. Stijging van serumureum- en -creatininegehalte.
Zeer zelden (< 0,01%): myocardinfarct. Nierfunctiestoornis. Oorsuizen. Smaakstoornis. Pancreatitis. Stevens-Johnsonsyndroom, angio-oedeem met zwelling van gezicht, lippen, tong, glottis of larynx, hemolytische anemie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: hyperkaliëmie, intestinaal oedeem, verergering van psoriasis, anafylactoïde reacties, agranulocytose, neutropenie.
In zeldzame gevallen zijn ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint met cholestatische icterus en overgaat in fulminante hepatische necrose en (soms) overlijden.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.
Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, achteruitgang van de nierfunctie en hyperkaliëmie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de bloeddruk, nierfunctie en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m²) is het gebruik van captopril in combinatie met aliskiren gecontra-indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de bloeddruk, nierfunctie en serumelektrolyten aanbevolen.
Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden. Combinatie met vasodilaterende stoffen voorzichtig toepassen; bij hartfalen zo mogelijk vasodilatator (tijdelijk) stoppen bij start van captopril. Combinatie met α-blokkers of tricyclische antidepressiva vergroot de kans op (orthostatische) hypotensie. Sympathicomimetica kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden.
In combinatie met een NSAID kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er meer kans op hyperkaliëmie.
Combinatie van een ACE-remmer en een thiazide-diureticum sluit het optreden van hypokaliëmie niet uit.
Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met risico van hypoglykemie (m.n. gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie).
ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien de combinatie strikt noodzakelijk is de lithiumspiegel zorgvuldig controleren.
Er is meer kans op hematologische reacties (bv. neutropenie) bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, cytostatica, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden).
Bij combinatie van vildagliptine of een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) en een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.
In combinatie met allopurinol zijn ernstige overgevoeligheidsreacties gemeld, zoals Stevens-Johnsonsyndroom, anafylaxie, koorts en artralgie; echter een oorzakelijk verband is niet aangetoond.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.
Gelijktijdige behandeling met een ACE–remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropatie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van benazepril in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.
Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. heparine, cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden.
Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden.
In combinatie met NSAID's (incl. COX–2–remmers en acetylsalicylzuur > 3 g/dag) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruitgaan en is er kans op hyperkaliëmie. Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn; controle van de nierfunctie bij het begin van gebruik van de combinatie en daarna periodiek, overwegen.
ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, de lithiumspiegel zorgvuldig controleren.
Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met risico van hypoglykemie, vooral gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie.
Er is meer kans op hematologische reacties bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, cytostatica, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden).
Bij combinatie van vildagliptine of een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) met een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is geen eenduidigheid over het risico op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, nierschade en afwijkingen aan schedel, aangezicht en ledematen. De kans op overlijden van de baby tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.
Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals hypotensie, gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion en hyperkaliëmie.
Advies: Ontraden tijdens het 1e trimester, gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echo verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is geen eenduidigheid over het risico op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, nierschade en afwijkingen aan schedel, aangezicht en ledematen. De kans op overlijden van de baby tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.
Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie.
Advies: Ontraden tijdens het 1e trimester, gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en de schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer kleine hoeveelheden.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- angio-oedeem in de voorgeschiedenis (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
- overgevoeligheid voor ACE-remmers.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Contra-indicaties
- angio-oedeem in de anamnese (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
- overgevoeligheid voor ACE-remmers.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico van een ernstige hypotensieve reactie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten, cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen. Voorzichtig toepassen bij aortastenose en hypertrofische cardiomyopathie. Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.
Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.
Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling achteruitgaande nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en verhoogde celafbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).
Nierfunctie: Met name bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renalis of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en klinisch instellen op ACE-remmers. Bij reeds verminderde nierfunctie vóór en regelmatig tijdens de therapie het eiwitgehalte in de urine, kalium en creatininegehalte bepalen.
Er zijn anafylactische reacties beschreven bij de desensibilisatiebehandeling met dierlijke gifstoffen; wees voorzichtig met ACE-remmers. Er is meer kans op anafylactische reacties na een beet of steek van o.a. mieren, bijen en wespen. Bij dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege de kans op anafylactoïde reacties.
Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft en er kans is op luchtwegobstructie, tevens zo snel mogelijk adrenaline 0,3–0,5 mg i.m. toedienen. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig (ten minste 12–24 uur) observeren omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden mogelijk niet afdoende is. Ook intestinaal angio-oedeem is gemeld bij gebruik van ACE-remmers.
Bij ontwikkeling van icterus of significante stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken.
Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Wees extra voorzichtig bij collageen-vaatziekten of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol met name als deze gepaard gaan met een verminderde nierfunctie; bij deze patiënten het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege meer kans op neutropenie. Sommige van deze patiënten ontwikkelen ernstige infecties die niet op intensieve antibiotische behandeling reageerden. Bij optreden hiervan de toediening staken.
Captopril kan een fout-positieve reactie op aceton in de urine geven.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen van Afrikaanse herkomst (sub-Sahara).
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico op een ernstige hypotensieve reactie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of zoutdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Voorzichtig toepassen bij aortastenose en hypertrofische cardiomyopathie.
Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren, een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.
Hypotensie die tijdens anesthesie bij operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming, kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.
De kans op hyperkaliëmie is groter bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling verslechterende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).
Bij nierinsufficiëntie de nierfunctie regelmatig controleren en de dosering zo nodig aanpassen. Met name bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en dient instelling op ACE-remmers klinisch te geschieden. Bij chronische progressieve nieraandoeningen de kaliumspiegel controleren.
Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft en er kans is op luchtwegobstructie, tevens zo snel mogelijk 0,5 mg adrenaline i.m. toedienen. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig observeren omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden mogelijk niet afdoende is.
Bij dialyse met 'high flux' membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege een risico van ernstige snel optredende anafylactoïde reacties. Ook bij desensibilisatie voor dierlijke gifstoffen zijn anafylactoïde reacties beschreven; wees hierbij ook voorzichtig met ACE-remmers.
Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Wees extra voorzichtig bij collageen-vaatziekten of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol met name als deze gepaard gaan met een verminderde nierfunctie; bij deze patiënten het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege meer kans op neutropenie. Sommige van deze patiënten ontwikkelen ernstige infecties die niet op intensieve antibiotische behandeling reageerden.
Bij ontwikkeling van icterus of stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken.
Veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 7 jaar en bij kinderen met hartfalen.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen van Afrikaanse herkomst (sub-Sahara).
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Remt het 'angiotensine converting enzyme' (ACE), dat angiotensine I omzet in angiotensine II. De plasmarenine-activiteit neemt toe, de aldosteronsecretie en de vasopressoractiviteit nemen af. Heeft tevens een remmend effect op de inactivering van bradykinine. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk, zonder belangrijke toename van het hartminuutvolume en reflextachycardie. Bij diabetes mellitus met proteïnurie met/zonder hypertensie vermindert de toename van de albuminesecretie en de afname in glomerulaire filtratiesnelheid. Werking: maximale bloeddrukdaling na 60–90 min, vaak is er pas na 3–4 weken sprake van een optimale bloeddrukverlaging. Werkingsduur: 6–12 uur, afhankelijk van de dosis.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, ca. 75%, 30–40% lager bij inname met voedsel. |
T max | 60–90 min. |
V d | 0,7 l/kg |
Eliminatie | gedurende 24 uur: > 95 % van de geabsorbeerde dosis met de urine, 40–50% ongewijzigd, de rest als onwerkzame metabolieten. Captopril wordt door hemodialyse geëlimineerd. |
T 1/2el | ca. 2 uur (ongewijzigd captopril). |
Overig | verminderde nierfunctie kan tot cumulatie leiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
De actieve metaboliet benazeprilaat remt het 'angiotensine converting enzyme', dat angiotensine I omzet in angiotensine II. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding daalt de bloeddruk. Antihypertensieve werking: na 2–4 uur. Antihypertensieve werkingsduur: ten minste 24 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel voor > 37%. Wordt na absorptie snel voor een deel gehydrolyseerd tot actief benazeprilaat. Bij hartfalen is de steady-state concentratie van benazepril in het algemeen hoger dan bij hypertensie. |
Overig | Benazeprilaat: |
F | ca. 27%. |
T max | 1½ uur. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Eliminatie | vrijwel volledig via de nieren, 20% als benazeprilaat. Benazeprilaat is slecht dialyseerbaar. |
T 1/2el | 23 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
captopril hoort bij de groep ACE-remmers.
Groepsinformatie
benazepril hoort bij de groep ACE-remmers.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- chronische nierschade
- hartfalen, chronisch
- primaire hypertensie