Samenstelling
Cefotaxim (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ceftriaxon (als di-Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 1000 mg, 2000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cefaclor Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
In het algemeen dienen de cefalosporinen als 'reserve'-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. Geadviseerd wordt de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Cefalosporinen hebben geen plaats in de behandeling van CAP in de huisartsenpraktijk; dit zijn doorgaans reservemiddelen voor de tweedelijnszorg. Cefotaxim (een 3e generatie cefalosporine) komt in de tweedelijnszorg in aanmerking als therapie bij een CAP veroorzaakt door o.a. S. pneumoniae, H. influenzae en K. pneumoniae.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Cefotaxim komt, als derde generatie cefalosporine, als monotherapie als één van de eerstekeus-behandelopties in aanmerking als empirische behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Bij zwangeren is het, net als ceftriaxon, als monotherapie het eerstekeus-middel, omdat hiervan geen bijwerkingen op de foetus zijn beschreven.
Kijk in bacteriële huidinfecties voor informatie over de empirische behandeling ervan.
Het gebruik van cefotaxim bij gonorroe wordt door het NHG ontraden vanwege een ongunstiger farmacokinetisch profiel dan dat van ceftriaxon. De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling van gonorroe en andere soa's, zie: Seksueel overdraagbare aandoeningen.
Advies
De cefalosporinen dienen als 'reserve'-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.
In het algemeen komt ceftriaxon pas voor behandeling van infecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor een initiële empirische behandeling. Dit geldt niet voor die infecties waar ceftriaxon geadviseerd wordt als initiële empirische behandeling (zoals o.a. bij gonorroe).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Cefalosporinen hebben geen plaats in de behandeling van een CAP in de huisartsenpraktijk; dit zijn doorgaans reservemiddelen voor de tweedelijnszorg. Ceftriaxon, een derdegeneratie cefalosporine, komt in de tweedelijnszorg in aanmerking als therapie bij een CAP veroorzaakt door o.a. S. pneumoniae, H. influenzae en K. pneumoniae.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ceftriaxon komt, als derde generatie cefalosporine, als monotherapie als één van de eerstekeus-behandelopties in aanmerking als empirische behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Bij zwangeren is het, net als cefotaxim, als monotherapie het eerstekeus-middel, omdat hiervan geen bijwerkingen op de foetus zijn beschreven.
Kijk in bacteriële huidinfecties voor het maken van een keuze bij de empirische behandeling ervan.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling. Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Behandel syfilis met benzathinebenzylpenicilline (i.m.) of benzylpenicilline (i.v.), afhankelijk van het stadium. Bij een penicilline-allergie is doxycycline een alternatief. Overweeg na eerdere, (mogelijk) IgE-gemedieerde, ernstige overgevoeligheidsreacties, bij behandeling van neurosyfilis of behandeling van syfilis tijdens de zwangerschap penicilline-desensibilisatie gevolgd door benzylpenicilline of, na ernstige (waarschijnlijk) niet-IgE-gemedieerde of na eerdere niet-ernstige overgevoeligheidsreacties, ceftriaxon (i.v.).
De behandeling van infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Ceftriaxon komt bij IE in aanmerking als empirische therapie óf bij IE die veroorzaakt is door een aantal van de meest voorkomende verwekkers (streptokokken, enterokokken, HACEK-groep); onder meer bij een niet-ernstige penicilline-allergie, als vervanging voor benzylpenicilline. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn: Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC: ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Advies
In het algemeen: de cefalosporinen dienen als 'reserve'-antibiotica te worden beschouwd.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Cefaclor komt voor de behandeling van faryngitis, tonsillitis, sinusitis, CAP of otitis media pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Voor de empirische behandeling van deze aandoeningen zie Acute faryngotonsillitis, Acute rinosinusitis, CAP of Otitis media acuta.
Indicaties
Ernstige infecties door micro-organismen die gevoelig zijn voor cefotaxim, zoals:
- bacteriële pneumonie (bv. CAP);
- (gecompliceerde) infecties van de nieren en hoge urinewegen;
- infectie van de huid en weke delen;
- infectie van de geslachtsorganen, inclusief die veroorzaakt door gonokokken, met name wanneer een penicilline gefaald heeft of niet geschikt is;
- intra-abdominale infecties, zoals peritonitis, in combinatie met een antibioticum dat werkzaam is tegen anaeroben;
- acute (bacteriële) meningitis;
- sepsis (vanuit bv. longen, urinewegen, darmen of (vermoedelijk) afkomstig van de andere hierboven genoemde infecties);
- offlabel: ophthalmia neonatorum door Neisseria gonorrhoeae.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van (ernstige) infecties, bij volwassenen en kinderen (incl. voldragen neonaten vanaf de geboorte):
- pneumonie;
- opgelopen buiten het ziekenhuis; 'community-acquired'; CAP;
- opgelopen tijdens verblijf in een ziekenhuis of andere zorginstelling; 'hospital-acquired'; HAP;
- acute exacerbatie van COPD;
- acute otitis media;
- abdominale infecties (peritonitis, infecties van de galwegen);
- infecties van de botten en gewrichten;
- infecties van de bovenste urinewegen (waaronder acute en chronische pyelonefritis);
- gecompliceerde infecties van de huid en weke delen;
- gonorroe;
- syfilis;
- bacteriële meningitis;
- verspreide ziekte van Lyme (stadium II en III);
- bacteriële endocarditis;
- sepsis (bacteriëmie) opgetreden als (vermoedelijk) gevolg van een van de bovenstaande infecties.
Pre-operatief als profylaxe van:
- post–operatieve (wond)infecties.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van milde (luchtweg)infecties, veroorzaakt door een aangetoond micro-organisme dat gevoelig is voor cefaclor, bij kinderen en volwassenen:
- acute otitis media;
- acute rinosinusitis;
- pneumonie opgelopen buiten het ziekenhuis ('community-acquired' pneumonie: CAP);
- acute exacerbatie van chronische bronchitis;
- faryngitis/tonsillitis.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij een dagdosis van > 2 g, bij vaker dan 2× per dag doseren en bij ernstige infecties kiezen voor intraveneuze toediening.
Behandelduur: is afhankelijk van de klinische toestand van de patiënt, de locatie en het beloop van de infectie, en van het type verwekker. De toediening ten minste voortzetten tot de patiënt symptoomvrij is of bacteriële eradicatie aangetoond is. Als de infectie wordt veroorzaakt door Streptococcus pyogenes is een totale behandelduur van ten minste 10 dagen noodzakelijk om complicaties als acuut reuma of glomerulonefritis te voorkomen. Wel kan de parenterale therapie worden vervangen door een geschikte orale therapie voordat deze periode afgelopen is.
Bij intra-abdominale infecties, cefotaxim combineren met andere geschikte antibiotica die actief zijn tegen anaerobe bacteriën.
Als algemene richtlijn
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
I.v. of i.m.: Volgens de fabrikant: 1 g 2×/dag. Bij ernstige infecties tot max. 12 g per dag. Dagdoses tot 6 g toedienen met een interval van 12 uur; hogere doses toedienen met een interval van 6–8 uur.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij ernstige infecties: 150 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses; max. 200 mg/kg/dag, maar niet hoger dan 12 g/dag.
Neonaten
Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij ernstige infecties: vanaf de geboorte tot 1 week oud: 100 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, max. 200 mg/kg/dag in 4 doses; 1 week tot 4 weken oud: 150 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 3 doses, max. 200 mg/kg/dag in 4 doses. De maximale dosering per gift is, ongeacht de leeftijd, 50 mg/kg lichaamsgewicht/dosis.
Community-acquired pneumonie (CAP)
Volwassenen
Intraveneus: Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024) bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie met een onbekende verwekker: 1 g 4×/dag, bij een ernstige pneumonie die behandeld wordt op de intensivecare-afdeling in combinatie met ciprofloxacine (400 mg 3×/dag). Behandelduur: Bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen bij een goede klinische respons; de behandelduur bij een ernstige pneumonie in deze richtlijn betreft 5–7 dagen; of 5 dagen bij een goede klinische respons. Bij een pneumokok als aangetoonde verwekker, 5 dagen, volgens het SWAB-advies CAP - pneumokok (juli 2024).
Bacteriële meningitis
Volwassenen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 6-12 g/dag, verdeeld over gelijke doses om de 6 tot 8 uur.
Behandelduur: Gewoonlijk 1-3 weken én afhankelijk van de aangetoonde verwekker, maar bij een onbekende verwekker 14 dagen. Zie de SWAB-adviezen (voor dosering en behandelduur) wanneer een van de volgende verwekkers van de meningitis is aangetoond: meningokok, H. influenzae, E. coli. Voor de dosering bij een postoperatieve/posttraumatische meningitis zie het SWAB-advies meningitis - postoperatief/posttraumatisch. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS infecties / 2012.
Kinderen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 150 tot 200 mg/kg lichaamsgewicht/dag, verdeeld over gelijke doses om de 6 tot 8 uur. Behandelduur: Zie voor informatie hierover de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS infecties / 2012. Over het gebruik van dexamethason en de behandelduur (met antibiotica en met dexamethason): zie voor deze informatie eventueel ook het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Neonaten 7-28 dagen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 50 mg/kg lichaamsgewicht per keer, iedere 8 uur.
Behandelduur: Gewoonlijk 1-3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen óf zie de tekst hierover vanaf p. 11 en de tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS infecties / 2012.
Neonaten 0-6 dagen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 50 mg/kg lichaamsgewicht per keer, iedere 12 uur.
Behandelduur: Gewoonlijk 1-3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen óf zie de tekst hierover vanaf p. 11 en de tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS infecties / 2012.
Gonorroe
Volwassenen
I.m. of i.v.: Eenmalige dosis van 0,5–1 gram.
Offlabel: Ophthalmia neonatorum veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae
Neonaten tot 4 weken oud
I.m. of i.v.: Volgens de multidisciplinaire richtlijn SOA's (juli 2024): eenmalig 100 mg/kg lichaamsgewicht.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nierfunctie: Volwassenen: creatinineklaring ≤ 5 ml/min: na een normale begindosis de onderhoudsdosering halveren zonder de frequentie van toediening te wijzigen. Cefotaxim wordt in hoge mate verwijderd door hemodialyse; na de hemodialyse of de peritoneale dialyse een extra dosis (i.v. 0,5–2 g) toedienen. Deze dosis elke 24 uur herhalen.
Toediening
- Als intraveneuze injectie toedienen gedurende 3–5 minuten, als intraveneuze infusie gedurende 20–60 minuten en als intramusculaire injectie diep in de gluteusspier. Voor vermindering van lokale pijn bij de intramusculaire injectie, kan het poeder worden opgelost in een lidocaïne–oplossing van 1% (0,5 g in 2 ml 1%-oplossing en 1 g in 4 ml 1%-oplossing). Zie voor meer informatie over de maximale dosering van lidocaïne (waaronder bij kinderen) de geneesmiddeltekst lidocaine (parenteraal);
- Niet mengen in dezelfde injectiespuit of infusievloeistof met andere antibiotica - met name niet met aminoglycosiden - en ook niet in een alkalische oplossing (zoals natriumwaterstofcarbonaat).
Doseringen
Algemene richtlijn behandelduur (tenzij anders vermeld bij de specifieke indicatie): de behandeling voortzetten tot ten minste 2–3 dagen nadat de patiënt koortsvrij is geworden of bacteriële eradicatie is bereikt. Bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes (β-hemolytische streptokokken van groep A) is een behandeling gedurende ten minste 10 dagen noodzakelijk om complicaties als acuut reuma en glomerulonefritis te voorkomen. Na identificatie van het micro–organisme zonodig de dosering of de behandeling aanpassen.
Overweeg bij aangetoonde bacteriëmie de dosis aan de hogere kant van het bereik (waar van toepassing).
Community-acquired pneumonie (CAP)
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024): bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie met een onbekende verwekker: 2 g 1×/24 uur; bij een ernstige pneumonie behandeld op de intensivecare-afdeling in combinatie met ciprofloxacine (i.v. 400 mg elke 8 uur). Behandelduur: Bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen bij een goede klinische respons; de behandelduur bij een ernstige pneumonie in deze richtlijn betreft 5–7 dagen; of 5 dagen bij een goede klinische respons.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Hospital-acquired pneumonie (HAP)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag. Zie voor de behandelduur bij volwassenen het SWAB-advies hospital acquired pneumonie.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Acute exacerbatie van chronische obstructieve longziekte
Volwassenen
1–2 g 1×/dag.
Acute otitis media
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intramusculair: Eenmalig 1–2 g. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig zieke patiënt of na falen van de initiële behandeling: 1–2 g 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig ziek kind of na falen van de initiële behandeling: 50 mg/kg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen < 15 dagen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Intra-abdominale infecties
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag. Voor de behandelduur bij diverse intra-abdominale infecties bij volwassenen zie de SWAB-adviezen in de sectie Intra-abdominale infecties. Volgens SWAB bij deze infecties: 2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag. Voor de dosering en behandelduur voor een gecompliceerde urineweginfectie bij volwassenen zie ook de SWAB-adviezen in de sectie Nieren en urinewegen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gonorroe
Volwassenen
Intramusculair: Bij een klinisch verdachte urethrale/anale/conjunctivale gonorroe of gonokokkenkeratitis: eenmalig 500 mg, bij klinisch verdachte of bewezen faryngeale gonorroe: eenmalig 1000 mg. De 1000 mg, voor i.m.-injectie oplossen in 3,5 ml lidocaïne 10 mg/ml (1%) oplossing om pijn te voorkomen. Ampullen van 500 mg zijn niet meer beschikbaar; er kan ook 1000 mg i.m. gegeven worden; (ver)deel een dosis van 1000 mg niet, o.a. omdat mogelijk ongelijke deling kan optreden, en dus onderdosering. Bij gegeneraliseerde infectie (bacteriëmie): i.m of i.v. 2000 mg elke 24 uur, gedurende 7 dagen. Bij klinische verbetering kan, na 48 uur, bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine, hierop worden overgegaan (oraal 500 mg 2×/dag). Al deze voorschriften komen uit: deel C2.9.1 van de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024).
Kinderen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg lichaamsgewicht, max. 500 mg. Deze 50 mg/kg dosis geldt ook bij Ophthalmia neonatorum door een Ng-infectie, geef de eenmalige dosis dan i.v. of i.m., en geef max. 125 mg. Bij gedissemineerde gonorroe (bacteriëmie): i.v. 50 mg/kg lichaamsgewicht/24 uur (max. 1000 mg/24 uur), gedurende 7 dagen. Al deze voorschriften komen uit: de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024) op richtlijnendatabase.nl (deel C2.9.1 van de richtlijn).
Syfilis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Volgens de fabrikant: op grond van relatief weinig gegevens 500 mg-1 g 1×/dag, verhoogd tot 2 g 1×/dag in het geval van neurosyfilis gedurende 10–14 dagen. Volgens de multidisciplinaire richtlijn SOA's (juli 2024) is in geval van neurosyfilis de behandeling i.v. 2 g 1×/dag gedurende 14 dagen (deel C3.9.1 van de richtlijn op richtlijnendatabase.nl).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Op grond van zeer weinig gegevens: 75–100 mg/kg lichaamsgewicht (max. 4 g) 1×/dag gedurende 10–14 dagen.
Neonaten vanaf de geboorte tot 14 dagen
Intraveneus: Op grond van zeer weinig gegevens: 50 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag gedurende 10–14 dagen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde infecties van huid en weke delen
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Infecties van botten en gewrichten
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag. Behandelduur: Bij een septische artritis veroorzaakt door gonokokken 7 tot 10 dagen (SWAB 2023), en indien veroorzaakt door Enterobacteriaceae 4 tot 6 weken (SWAB 2015).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetoonde verwekker, maar bij een onbekende verwekker 14 dagen. Zie de SWAB-adviezen wanneer een van de volgende verwekkers van de meningitis is aangetoond: meningokok, pneumokok, H. influenzae, E. coli. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS-infecties (2012). Voor de behandelduur bij kinderen zie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 80–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Ziekte van Lyme
Volwassenen en kinderen > 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 2 g 1×/dag. Behandelduur: Gedurende 14 dagen. Bij Lyme-meningitis kan (in individuele gevallen) de behandeling tot in totaal 28 dagen worden voortgezet op basis van neurologische uitval en/of afwijkingen bij herhaald onderzoek van de liquor. Chronische neuroborreliose mét pleiocytose van de liquor cerebrospinalis gedurende 30 dagen behandelen.
Kinderen tot 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege en chronische neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 100 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag; maximaal 2 g per dag. Behandelduur: gedurende 14 dagen. Chronische neuroborreliose gedurende 30 dagen behandelen.
Bacteriële endocarditis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Neutropenie met koorts met vermoedelijk een bacteriële infectie als oorzaak
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Pre-operatieve profylaxe
Algemeen
De gebruikelijke dagdosis in 1 gift 30–90 min vóór de ingreep toedienen. Zo nodig combineren met een antibioticum dat anaerobe dekking kan leveren. Zie voor aanvullende informatie eventueel ook het SWAB-advies chirurgische profylaxe.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
2 g als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis. Ceftriaxon is echter gecontra-indiceerd bij prematuren tot een postmenstruele leeftijd van 41 weken (aantal weken zwangerschap + aantal weken vanaf de geboorte), zie ook rubriek Contra-indicaties.
Ouderen (incl. > 75 jaar): Geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nier- en/of leverfunctie: Volgens de officiële productinformatie CBG/EMA:
- Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min: max. 2 g per dag.
- Controleer bij toepassing van dialyse de plasmaspiegel om na te gaan of dosisaanpassing nodig is, omdat de eliminatiesnelheid bij deze patiënten kan variëren.
- Bij een licht of matig-ernstig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er ook sprake is van een nierfunctiestoornis. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij een ernstig verminderde leverfunctie.
- Zowel een nier- als leverfunctiestoornis: Pas de dosering aan en controleer regelmatig de plasmaconcentratie van ceftriaxon.
- Let op dat deze informatie kan verschillen van andere bronnen (zoals de SWAB-pagina ceftriaxon of het Renal Drug Handbook).
Toediening
- Geef ceftriaxon bij voorkeur als i.v.-infusie in ten minste 30 min, of eventueel als i.v.-injectie in 5 min, bij voorkeur in een grote ader. Dien doses ≥ 2 g als i.v.-infuus toe. I.v. doses vanaf 50 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen < 12 jaar uitsluitend als infusie toedienen in ten minste 30 min, en bij neonaten in 60 min om het risico op bilirubine-encefalopathie te verminderen. De toediening van ceftriaxon kan ook intramusculair (met lidocaïne).
- I.m.-toediening: diep intragluteaal/in het binnenste van een grote spier, max. 1 g aan elke zijde toedienen. Ampullen van 500 mg zijn niet meer beschikbaar; bij de indicaties waar 500 mg i.m. gegeven wordt (bv. gonorroe) kan (volgens de multidisciplinaire SOA-richtlijn) ook 1000 mg i.m. gegeven worden; (ver)deel een dosis van 1000 mg niet, o.a. omdat mogelijk ongelijke deling kan optreden, en dus onderdosering.
- I.v.-infusie: 2 g opgelost in 40 ml calciumvrije infusievloeistof (gebruik dus o.a. géén Ringer(lactaat)-oplossing), zie ook de rubriek Interacties.
Doseringen
De tablet kan worden verdeeld in gelijke helften.
Milde (luchtweg)infecties
Volwassenen
250 mg iedere 8 uur; bij infecties op moeilijk bereikbare plaatsen en infecties veroorzaakt door minder gevoelige micro-organismen: 500 mg iedere 8 uur; max. 4 g per dag gedurende maximaal 28 dagen. Bij infecties door β-hemolytische streptokokken ten minste 10 dagen behandelen.
Kinderen ≥ 1 maand
20 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 gelijke doses (elke 8 uur); bij otitis media acuta en infecties veroorzaakt door minder gevoelige micro-organismen: 40 mg/kg per dag verdeeld over 3 doses (elke 8 uur); max. 1 g per dag. Bij infecties door β-hemolytische streptokokken ten minste 10 dagen behandelen.
Verminderde nierfunctie
De fabrikant adviseert bij een creatinineklaring:
- > 40 ml/min: geen dosisaanpassing nodig;
- 10–40 ml/min: de helft van de normale dagelijkse dosis;
- < 10 ml/min: een kwart van de dagelijkse dosis.
Let op dat deze informatie kan afwijken van die op de SWAB-pagina cefaclor.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pijn op de injectieplaats (i.m.).
Soms (0,1–1%): convulsies (vooral bij hoge dosering of verminderde nierfunctie). Afname van de nierfunctie/toename van serumcreatinine (vooral in combinatie met een aminoglycoside). Jarisch-Herxheimer reactie met snel optredende koorts, rillingen, vasodilatatie, hypotensie, tachycardie, hoofd- en spierpijn, rigor, hyperventilatie, exacerbatie van huidlaesies, urticaria. Diarree. Koorts. Huiduitslag, jeuk, urticaria. Stijging van serum bilirubine en/of leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, AF, γ–GT en/of LDH). Eosinofilie en trombocytopenie, beide (snel) reversibel, leukopenie. Ontstekingsreacties op de injectieplaats zoals (trombo)flebitis.
Zelden (0,01–0,1%): ernstige acute (incl. fatale) overgevoeligheidsreactie (bv. anafylaxie).
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties (incl. anafylactische shock), angio–oedeem, bronchospasme. Potentieel levensbedreigende aritmie na een snelle bolusinjectie via een centraal veneuze katheter. Hemolytische anemie, beenmergdepressie, neutropenie, agranulocytose, pancytopenie. Superinfectie. Pseudomembraneuze colitis. Hoofdpijn, duizeligheid, malaise. Bij hoge doseringen of verminderde nierfunctie: encefalopathie (met bv. bewustzijnsveranderingen en abnormale bewegingen). Misselijkheid, braken, maagpijn, buikpijn. Acuut nierfalen, interstitiële nefritis. Hepatitis (soms met geelzucht). Erythema multiforme, Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Systemische reacties op lidocaïne (als het oplosmiddel voor i.m.-injectie dit bevat).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Huiduitslag, exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Encefalopathie. Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiase, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.
Verder zijn gemeld:
- Anafylactische shock. Kounis-syndroom (allergisch kransslagaderspasme dat kan resulteren in een myocardinfarct). Ernstige huidreacties, die fataal kunnen verlopen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN; Lyell–syndroom) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (het DRESS-syndroom); voorts erythema multiforme, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Convulsies. Stomatitis, glossitis. Hepatitis, cholestatische hepatitis (beide meestal reversibel na staken ceftriaxon). Kernicterus. Agranulocytose. Verlengde stollingstijd. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m.-injectie zonder lidocaïne). Fout-positieve uitslagen bij de volgende onderzoeken: antiglobulinetest, test op galactosemie, glucosebepaling bij gebruik van niet-enzymatische methoden.
- Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen ≥ 3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals een vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.
- (Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.
- Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose, syfilis) kunnen binnen enkele uren na de toediening Jarisch-Herxheimer-achtige reacties optreden (met als symptomen o.a. hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor), voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Overgevoeligheidsreacties, (morbilliforme) huiduitslag. Eosinofilie, afwijkende leverenzymwaarden (een lichte verhoging van ASAT en ALAT).
Soms (0,1%-1%): braken. Candidiasis. Urticaria, jeuk. Koorts. Neutropenie. Afwijkende nierfunctie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reacties; angio-oedeem, serumziekte (of op serumziekte gelijkende reacties), erythema multiforme (ook in combinatie met gewrichtspijn/artritis en koorts), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Dyspneu, rinitis. Reversibele interstitiële nefritis. Cholestatische icterus. Pseudomembraneuze colitis. (Reversibele) hyperactiviteit, nervositeit, slapeloosheid, verwardheid, hallucinaties, duizeligheid, syncope, hypertonie. Asthenie. Vaginitis, genitale jeuk. Gewrichtspijn, artritis. Hemolytische anemie, aplastische anemie, leukopenie, agranulocytose, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: vasodilatatie. Lymfadenopathie. Oedeem (incl. oedeem van de periferie van de cornea). Verhoogde waarde alkalisch fosfatase.
Interacties
Bacteriostatische antibiotica (macroliden, sulfonamiden, tetracyclinen) antagoneren de werking van cefotaxim in vitro. Klinisch is dit alleen van belang gebleken bij levensbedreigende infecties zoals meningitis, endocarditis, sepsis en daarnaast bij patiënten met ernstige neutropenie.
Bij combinatie van een aminoglycoside met hoge doses van een cefalosporine (zoals cefotaxim) de nierfunctie controleren omdat er meer risico is op nefro- en ototoxiciteit. Ook bij gelijktijdige toediening van andere nefrotoxische geneesmiddelen, zoals furosemide en polymyxinen (bv. colistine), neemt het risico op nefrotoxische verschijnselen toe; controleer de nierfunctie.
Probenecide vermindert de renale tubulaire excretie van een aantal cefalosporinen, waaronder cefotaxim, maar dit geldt bv. niet voor ceftazidim, ceftriaxon en cefepim. Als resultaat treedt een tweemaal verhoogde blootstelling (AUC) aan cefotaxim op en wordt de renale klaring tot ca. de helft verminderd. Bij een normale nierfunctie is door de hoge therapeutische index van cefotaxim geen dosisaanpassing nodig. Dosisreductie kan nodig zijn bij patiënten met een verminderde nierfunctie.
Interacties
Ceftriaxon niet gelijktijdig toedienen met intraveneuze calciumhoudende oplossingen (waaronder parenterale voeding; TPV), volgens de officiële productinformatie CBG/EMA zelfs niet via verschillende infuuslijnen of op verschillende infusieplaatsen, vanwege het risico op neerslagvorming. Ceftriaxon en calciumhoudende oplossingen kunnen wel ná elkaar worden toegediend (maar níet bij een neonaat jonger dan 28 dagen, zie ook rubriek Contra-indicaties), als:
- de infuuslijnen tussen de toediening van de verschillende oplossingen vervangen of grondig gespoeld worden met een fysiologische zoutoplossing om neerslagvorming te voorkomen, óf
- er infuuslijnen op verschillende plaatsen worden gebruikt.
Als alternatief kan bij toediening van TPV de infusie hiervan onderbroken worden voor de duur van de infusie van ceftriaxon; spoel de infuuslijnen tussen de infusie van de verschillende oplossingen.
Niet mengen met aminoglycosiden, fluconazol, vancomycine, calciumbevattende oplossingen, labetalol of amsacrine.
Interacties
Cefaclor is substraat voor de transporter OAT3.
Probenecide vermindert de renale excretie van een aantal cefalosporinen, waaronder cefaclor, maar dit geldt bv. niet voor ceftazidim, ceftriaxon en cefepim. Als resultaat treedt er een hogere plasmaconcentratie van cefaclor op.
Mogelijk kunnen antacida de absorptie van cefaclor verminderen.
Zwangerschap
Cefotaxim passeert de placenta en bereikt hoge concentraties in het foetale vocht en de foetale weefsels (tot 6 mg/kg).
Teratogenese: Bij de mens zijn er volgens de fabrikant onvoldoende gegevens over de toepassing van cefotaxim. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, een kleine kans op specifieke aangeboren afwijkingen is vooralsnog niet uitgesloten. Volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties (2020) zijn er geen nadelige effecten van cefotaxim bij de foetus beschreven.
Advies: Volgens de fabrikant cefotaxim alleen op strikte indicatie gebruiken. Volgens Lareb kunnen cefalosporinen gebruikt worden tijdens de zwangerschap, de voorkeur gaat hierbij uit naar andere cefalosporinen dan cefotaxim, omdat daarmee de meeste ervaring is opgedaan. Cefotaxim kan volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties worden gebruikt als een eerstekeusmiddel bij pyelonefritis tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Ceftriaxon passeert de placenta. De bereikte concentraties zijn ca. 20 microg/ml in navelstrengbloed en ca. 15 microg/ml in het vruchtwater.
Teratogenese: Bij de mens, zijn er volgens de fabrikant beperkte gegevens over de toepassing van ceftriaxon. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, daarom worden ze als compatibel met de zwangerschap gezien. Een kleine kans op een specifieke aangeboren (hart)afwijking (atriumseptumdefect) is vooralsnog niet uitgesloten op basis van één studie met methodologische beperkingen. In andere studies is dit risico niet gevonden. Volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties (2020) zijn er geen nadelige effecten van ceftriaxon bij de foetus beschreven.
Farmacologisch effect: Bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (van toepassing bij i.m.-gebruik van ceftriaxon) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie door lidocaïne niet worden uitgesloten.
Advies: Kan volgens Lareb worden gebruikt. Kan volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties worden gebruikt als een eerstekeusmiddel bij pyelonefritis tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens wijst niet op een verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (concentratie 0,4 mg/ml na 2000 mg). De meeste cefalosporinen hebben een relatieve kinddosis van tot ca. 1%.
Farmacologisch effect: Cefotaxim wordt oraal nauwelijks geabsorbeerd. Nadelige effecten worden niet verwacht. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit leidt hooguit tot diarree, en kolonisatie met gistachtige schimmels kan optreden.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden; door de slechte orale absorptie is dit echter van gering klinisch belang. De relatieve kinddosis is ongeveer 4%.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora wordt beïnvloed. Diarree bij de zuigeling is hierdoor mogelijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor cefalosporinen;
- Eerdere acute en/of ernstige overgevoeligheidsreactie door andere β–lactamantibiotica zoals een penicilline, monobactam of carbapenem.
Als cefotaxim voor i.m.–injectie is opgelost in een lidocaïneoplossing: zie ook de contra–indicaties voor lidocaïne.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor een andere cefalosporine;
- Een voorgeschiedenis van ernstige overgevoeligheid (zoals een anafylactische reactie) voor andere β-lactamantibiotica (d.w.z. een penicilline, monobactam of carbapenem);
- Vanwege het risico op neerslag van calciumceftriaxon in de bloedvaten van nieren, longen en/of lever, mogelijk met een fataal verloop: gebruik bij voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen) als bij hen i.v.-behandeling met calcium(-houdende stoffen) is geïndiceerd of binnenkort wordt toegepast;
- Vanwege het risico van bilirubine-encefalopathie door verdringing van bilirubine van de bindingsplaatsen aan serum-albumine, bij:
- pasgeborenen met hyperbilirubinemie;
- prematuren tot een gecorrigeerde leeftijd van 41 weken (zwangerschapsduur + levensweken);
- voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen): met icterus, hypoalbuminemie of acidose (omdat deze aandoeningen geassocieerd zijn met een verstoorde bindingscapaciteit voor bilirubine).
Bij i.m.-toediening met lidocaïne: zie in dat geval ook lidocaïne#contra-indicaties.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor cefalosporinen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met penicillinen en andere β–lactamantibiotica kan voorkomen; informeer hiernaar alvorens cefotaxim voor te schrijven bij patiënten die ooit een overgevoeligheidsreactie hebben vertoond op een penicilline of ander β-lactamantibioticum. Wees voorzichtig bij allergieën of astma in de voorgeschiedenis. Laat de patiënt zich onmiddellijk melden wanneer huid- en slijmvliesreacties optreden; deze reacties dienen eerst te worden gezien voordat doorgegaan wordt met deze behandeling. Bij het optreden van een (ernstige) allergische reactie deze behandeling staken.
Ook kruisresistentie met penicillinen en andere β-lactamantibiotica kan voorkomen.
Neurotoxiciteit kan, vooral bij patiënten met nierinsufficiëntie en bij hoge doseringen van β-lactamantibiotica waaronder cefotaxim, leiden tot (reversibele) encefalopathie (met symptomen zoals bewustzijnsvermindering, abnormale bewegingen, verwardheid en convulsies).
Controle van bloedbeeld, lever- en nierfunctie is bij langdurig gebruik (≥ 7–10 dagen) gewenst. Controleer de nierfunctie regelmatig bij ouderen, een al bestaande nierinsufficiëntie en ook bij gelijktijdige toediening van nefrotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties). Als zich tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose cefalosporine–geassocieerde anemie en staak deze behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kan fataal verlopen. Bij < 1400 neutrofielen/mm³ de behandeling onderbreken. Ook leukopenie en, zeldzamer, beenmergdepressie, pancytopenie en agranulocytose kunnen ontstaan, met name bij langdurige behandeling. Eosinofilie en trombocytopenie zijn snel reversibel na het staken van de behandeling.
Houd bij diarree tijdens of na de behandeling rekening met Clostridioides difficile-geassocieerde diarree (CDAD). CDAD kan in ernst variëren van lichte diarree tot (pseudomembraneuze) colitis met fatale afloop. Overweeg de behandeling met cefotaxim te staken en ondersteunende maatregelen te nemen in combinatie met een specifieke behandeling gericht tegen C. difficile. Geef in deze situatie geen geneesmiddelen die de peristaltiek remmen.
Er kan invloed op diagnostische testen zijn door gebruik van cefalosporinen. Zo kan de Coombs-test fout-positief worden evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehling-reagens e.d.).
Hulpstoffen: Let op het natrium, in het poeder voor injectievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen. Ga voor aanvang van de behandeling na of de patiënt in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie heeft gehad op ceftriaxon, een ander cefalosporine of een ander type β-lactamantibioticum. Wees waakzaam bij een voorgeschiedenis van niet-ernstige overgevoeligheid voor dergelijke antibiotica. Overgevoeligheidsreacties kunnen leiden tot het Kounis-syndroom, een ernstige allergische reactie die kan resulteren in een myocardinfarct, veroorzaakt door coronairarterie-spasmen.
Encefalopathie is gemeld, met name bij ouderen met een ernstig verminderde nierfunctie of aandoeningen van het CZS. Overweeg het staken van de behandeling met ceftriaxon als met ceftriaxon geassocieerde encefalopathie wordt vermoed (bv. door een verminderd bewustzijnsniveau, veranderde geestelijke toestand, myoklonieën, convulsies).
Neerslag van calciumceftriaxon kan bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. Deze neerslag wordt vaker waargenomen bij dagdoses ≥ 1 g. Neem met name bij kinderen voorzichtigheid in acht. De neerslagen verdwijnen na het staken van dit middel. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.
Een Jarisch-Herxheimerreactie kan tijdens de behandeling van spirocheet-infecties binnen enkele uren na aanvang van de behandeling optreden (voor symptomen, zie rubriek Bijwerkingen). De reactie is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën. Gewoonlijk verdwijnt de reactie vanzelf of kan deze symptomatisch behandeld worden; de behandeling niet staken als deze reactie optreedt.
Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal granulocyten < 0,5 × 109/l), treedt meestal na 10 dagen op, vooral bij een totale dosis van ≥ 20 gram. Als een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose met cefalosporine geassocieerde anemie; staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.
Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Staak na vaststelling de ceftriaxon en geef een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen, zijn dan gecontra-indiceerd.
Superinfecties veroorzaakt door overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, kunnen, net als bij andere antibiotica, optreden.
Invloed op diagnostische testen: Door gebruik van cefalosporinen kan de antiglobulinetest (Coombs-test) fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie. Bepaalde meetsystemen geven onjuiste, verlaagde bloedglucosewaarden aan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de beperkte gevoeligheid van belangrijke luchtweginfecties veroorzakende bacteriën is cefaclor niet geschikt als empirische behandeling van deze infecties.
Kruisovergevoeligheid en kruisresistentie tussen cefalosporinen onderling en, in mindere mate, penicillinen komt voor; wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere β-lactamantibiotica. Bij overgevoeligheidsreacties het gebruik staken. Bij optreden van perifeer cornea-oedeem kan de ontstekingsreactie worden bestreden met lokale toediening van corticosteroïden (de ontstekingsreactie berust op een overgevoeligheid).
Controleer bij langdurig gebruik bloedbeeld, lever- en nierfunctie.
Superinfecties kunnen optreden (bv. orale candidiasis). Bij optreden van aanhoudende ernstige (bloederige) diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Invloed op diagnostische testen: Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie, Fehling-reagens e.d.).
Onvoldoende onderzocht: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 maand.
Overdosering
Symptomen
In grote mate conform de bijwerkingen, bij hoge doseringen is er onder andere kans op reversibele encefalopathie, convulsies, myoklonie, krampen.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een overdosering met cefotaxim contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Voor informatie over een overdosering met ceftriaxon neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Cefotaxim is een semisynthetische breed-spectrum cefalosporine van de derde generatie, voor parenterale toepassing met een bactericide werkingsmechanisme. Het bindt zich aan penicilline bindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Cefotaxim is resistent tegen ontleding door de meest voorkomende β-lactamasen. Het kan wel worden gehydrolyseerd door breed-spectrum β-lactamasen (ESBL–producerende stammen) en chromosomaal gecodeerde (Amp C) β-lactamasen. De mate van de bactericide werking hangt af van de duur waarin de serumspiegel hoger is dan de minimale remmende concentratie (MIC) van het betreffende pathogeen.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief aeroob: Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig; 'MSSA'), coagulase-negatieve stafylokokken (meticilline-gevoelig), Staphylococcus epidermidis (meticilline-gevoelig), Staphylococcus haemolyticus (meticilline-gevoelig), Streptococcus pneumoniae (incl. penicilline–resistente stammen) en groep A streptokokken (waaronder Streptococcus pyogenes), groep B streptokokken (GBS, Streptococcus agalactiae), streptokokken van de Viridans-groep (bv. S. anginosus, S. mitis, S. mutans, S. salivarius, S. sanguinis).
- Gram-negatief aeroob: Citrobacter spp. (excl. Citrobacter freundii), Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp. (incl. Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae), Moraxella catarrhalis, Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis (uitgezonderd: alle ESBL–producerende stammen), Serratia spp. (incl. Serratia marcescens) en Yersinia enterocolitica.
- Overig: Borrelia spp. (incl. Borrelia burgdorferi).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief aeroob: Staphylococcus aureus (meticilline–resistent; 'MRSA'), coagulase negatieve stafylokokken (incl. Staphylococcus epidermidis, Staphylococcus haemolyticus) en Staphylococcus hominis.
- Gram-negatief aeroob: Acinetobacter spp., Citrobacter freundii, Enterobacter spp. (incl. Enterobacter cloacae), Morganella morganii, Proteus vulgaris, Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Bacteroides fragilis.
Inherent resistent zijn:
- Gram-positief aeroob: Enterococcus spp. en Listeria spp. (incl. Listeria monocytogenes).
- Gram-negatief aeroob: de ESBL-producerende stammen van Escherichia coli, Klebsiella oxytoca en Klebsiella pneumoniae zijn altijd resistent.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Legionella pneumophila, Mycoplasma spp. en Treponema pallidum.
Cefotaxim-resistente bacteriën kunnen in verschillende mate kruisresistentie vertonen met andere β-lactamantibiotica, en vertonen volledige kruisresistentie met andere breed-spectrum cefalosporinen van de derde generatie (ceftazidim, ceftriaxon).
Een synergistisch effect met aminoglycosiden kan optreden; hierbij is er wel meer kans op nefro- en ototoxiciteit (zie ook Interacties).
Kinetische gegevens
T max | i.m.: na 30 min. |
Overig | Cefotaxim penetreert snel en goed in de verschillende compartimenten. Penetratie in de liquor: cefotaxim en desacetylcefotaxim meestal voldoende om bij ontstoken hersenvliezen therapeutisch effectieve concentraties te bereiken (bv. bij infecties veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën en pneumokokken). |
V d | 0,3–0,53 l/kg. |
Metabolisering | gedeeltelijk, o.a. ca. 15-25% in de lever tot het eveneens actieve desacetylcefotaxim, verder omgezet in inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine, < 2% met de gal. In over 6 uur verzamelde urine wordt > 80% van een dosis uitgescheiden; 50–60% onveranderd en ca. 20% als desacetylcefotaxim. Hemodialyse verwijdert cefotaxim én desacetylcefotaxim in hoge mate. Cefotaxim wordt niet geëlimineerd door peritoneale dialyse. |
T 1/2el | 50–80 min (cefotaxim), 90–125 min (desacetylcefotaxim). Bij ouderen van > 80 jaar: 120–150 min (cefotaxim) en 5 uur (desacetylcefotaxim). Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 3–10 ml/min) neemt de T½el toe tot 2,5–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Breed-spectrum derdegeneratie-cefalosporine. Ceftriaxon bindt zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood.
Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals 'extended spectrum beta-lactamases' (ESBL's), carbapenemasen en AmpC-type enzymen, die bij bepaalde aerobe Gram-negatieve bacteriën geïnduceerd of stabiel tot expressie gebracht kunnen worden. Andere resistentiemechanismen zijn een verminderde affiniteit tussen PBP's en ceftriaxon, onvoldoende permeabiliteit van de celwand van Gram-negatieve organismen en bacteriële effluxpompen.
Werkingsduur: ca. 24 uur.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus spp. (indien coagulase negatief en gevoelig voor methicilline), Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes (groep A streptokokken; GAS), Streptococcus agalactiae (groep B streptokokken; GBS) en streptokokken uit de Viridans groep.
- Gram-negatief: Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae en Klebsiella oxytoca (uitgezonderd hun ESBL–producerende stammen); Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp., Shigella spp. en Treponema pallidum.
Verminderd gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis.
- Gram-negatief: Enterobacter spp. waaronder Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes.
Doorgaans ongevoelig (vaak resistent) zijn:
- Gram-positief: Streptococcus pneumoniae (de penicilline-resistente stammen).
- Gram-negatief: Aeromonas spp., Achromobacter spp., Alcaligenes spp., cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii, van Enterobacter spp., van Morganella spp. en van Serratia spp.; verder Flavobacterium spp., Proteus vulgaris (sommige stammen) en Providencia spp.
- Anaeroob: Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis.
- Overig: Mycobacteria en Rickettsia spp.
Resistent: alle Staphylococcus spp. die meticilline-resistent zijn (waaronder derhalve MRSA), zijn ook resistent voor ceftriaxon. ESBL-producerende stammen van Escherichia coli en Klebsiella spp. zijn altijd resistent.
Inherent resistent zijn verder:
- Gram-positief: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis en E. faecium) en Listeria monocytogenes.
- Gram-negatief: Acinetobacter spp. (o.a. A. baumannii), Pseudomonas spp. (waaronder P. aeruginosa) en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Mycoplasma spp., Legionella spp., en Ureaplasma urealyticum.
Kinetische gegevens
T max | 1,5–4 uur (i.m.); in de liquor na ca. 3–6 uur (na i.v. injectie bij meningitispatiënten). |
V d | bij gezonde volwassenen 0,08–0,19 l/kg; na een enkele dosis van 50–100 mg/kg: 0,26–0,54 l/kg (bij kinderen 1,5 mnd.–16 jaar) en 0,50–0,61 l/kg bij neonaten (1–45 dagen oud). |
Overig | Ceftriaxon diffundeert snel in weefsels (o.a. longen, hart, galwegen/lever, tonsillen, middenoor, neusslijmvlies, botten) en vocht (o.a. hersen-, pleura- en prostaatvocht, synoviale vloeistof) met concentraties die de MIC van het merendeel van de klinisch relevante pathogenen ruim overstijgt. Penetratie in de liquor: voldoende bij ontstoken hersenvliezen (piekconcentratie in hersenvocht dan ca. 25% (range 1–32%) van de plasmaconcentratie). |
Eiwitbinding | aan albumine, reversibel en concentratie-afhankelijk: ca. 95% bij concentratie < 100 microg/ml en ca. 85% bij 300 microg/ml. |
Metabolisering | niet systemisch, maar door darmflora, tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | onveranderd, met de urine (60%, door glomerulaire filtratie) en feces (40%). In de feces wordt ceftriaxon geïnactiveerd. Ceftriaxon wordt niet geëlimineerd door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | ca. 8 uur, 2–3× langer bij zuigelingen < 8 dagen en bij ouderen > 75 jaar; verlengd bij een gecombineerde lever- én nierfunctiestoornis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Cefaclor is een semisynthetisch, bactericide en breed-spectrum β-lactamantibioticum, behorend tot de tweede generatie van de groep van cefalosporinen. Het bindt zich aan penicilline bindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood.
Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (incl. β-lactamase producerende stammen), Staphylococcus epidermis (incl. β-lactamase producerende stammen), Staphylococcus saprophyticus, Streptococcus pyogenes (groep A-streptokok), Klebsiella pneumoniae en Moraxella catarrhalis.
(Een verworven) resistentie kan een probleem zijn bij: Escherichia coli, Proteus mirabilis, Streptococcus pneumoniae, in zeldzame gevallen ook bij Haemophilus influenzae.
Resistent zijn: meticilline-resistente Staphylococcus spp. (waaronder MRSA), Enterococcus spp., Acinetobacter calcoaceticus, Citrobacter spp., Enterobacter spp., Morganella morganii, Providencia rettgeri, Pseudomonas spp., Serratia spp., Gram-positieve én Gram-negatieve anaeroben.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed, bij inname met voedsel zijn de piekplasmaspiegels lager, maar er is geen invloed op de totale hoeveelheid geabsorbeerd cefaclor. |
T max | 30–60 min, bij inname met voedsel vertraagd. |
Overig | geen passage bloed-hersenbarrière, ook niet bij ontstoken hersenvliezen. |
Metabolisering | nauwelijks. |
Eliminatie | ca. 60–65% wordt binnen 8 uur na toediening onveranderd in de urine uitgescheiden. |
T 1/2el | ca. 1 uur bij normale nierfunctie. Bij afwezigheid van nierfunctie tot 3 uur (door chemische degradatie), bij toepassing van hemodialyse ca. 2,1 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cefotaxim hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Groepsinformatie
ceftriaxon hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Groepsinformatie
cefaclor hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- conjunctivitis
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)