Samenstelling
Zinforo (als ceftarolinefosamilacetaat) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 600 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cefazoline (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 g
Kefzol (als Na-zout) EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bacteriële huidinfecties, pneumonie: Ceftaroline komt pas voor behandeling van bacteriële huidinfecties of een community-acquired pneumonie (CAP) in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie bacteriële huidinfecties of voor CAP hieronder). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Ceftarolinefosamil komt niet voor in de Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van CAP. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie community acquired pneumonie (CAP).
Advies
In het algemeen dienen de cefalosporinen als 'reserve'-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. Geadviseerd wordt de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.
Cefazoline komt ook voor behandeling van een pneumonie (CAP), urineweginfectie of bacteriële huidinfectie pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie de adviezen en de links daarbinnen hieronder).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Cefalosporinen hebben geen plaats in de behandeling van CAP in de huisartsenpraktijk; dit zijn doorgaans reservemiddelen voor de tweedelijnszorg. Cefazoline (een i.v. 1e generatie cefalosporine) is in de tweedelijnszorg derde keus bij een CAP veroorzaakt door een meticillinegevoelige S. aureus. De toepassing van cefazoline bij CAP is offlabel.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Kijk in Bacteriële huidinfecties voor de empirische behandeling ervan.
De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Cefazoline kan bij IE offlabel worden ingezet als empirische therapie. Het kan ook worden ingezet bij IE die veroorzaakt is door S. aureus of coagulase-negatieve stafylokokken; doorgaans in geval van een niet-ernstige penicilline-allergie als vervanging voor flucloxacilline. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Endocarditis-profylaxe is geïndiceerd bij een hoogrisicopatiënt die een hoogrisico-ingreep ondergaat. Geef eenmalig flucloxacilline 30–60 min voorafgaand aan een ingreep bij geïnfecteerd (huid)weefsel, óf amoxicilline bij een tandheelkundige ingreep of bij een ingreep in de tractus digestivus of urogenitalis. Clindamycine of vancomycine is een alternatief bij een penicilline-allergie, afhankelijk van de soort ingreep. Dat geldt ook als de patiënt ≤ 7 dagen voor de ingreep met een penicilline is behandeld. De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v. antibiotica.
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen (incl. pasgeborenen en zuigelingen) voor de behandeling van:
- Gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI).
- Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (community-acquired pneumonie; CAP).
Zie voor aanvullende aanbevelingen met betrekking tot beide indicaties ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen en informatie over verwekkers en hun gevoeligheid voor ceftaroline in de rubriek Eigenschappen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor cefazoline:
- van huid en weke delen;
- van botten en gewrichten;
- van de lagere luchtwegen, zoals pneumonie of een acute exacerbatie van chronische bronchitis (offlabel);
- van de urinewegen, zoals een acute pyelonefritis (offlabel);
- van de galwegen (offlabel);
- endocarditis (offlabel);
- sepsis (offlabel).
- Als peri-operatieve profylaxe: pre-operatief, intra-operatief en postoperatief, om de incidentie van bepaalde postoperatieve infecties te verlagen bij patiënten die operatieve ingrepen ondergaan met (mogelijk) besmettingsgevaar (= risico op infectie).
Gerelateerde informatie
Doseringen
De behandelduur bedraagt voor cSSTI 5–14 dagen en voor CAP 5–7 dagen.
De voorschriften voor hoge doses bij een cSSTI die is veroorzaakt door S. aureus waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, zijn alle gebaseerd op farmacokinetische en -dynamische analyses.
cSSTI of CAP
Volwassenen
Standaarddosis: 600 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 600 mg elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min: 400 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min: 300 mg elke 12 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): 200 mg elke 12 uur, op hemodialysedagen toedienen na de dialyse. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 òf 4 mg/l is, behandelen met dezelfde doseringen elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van ≥ 12 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 33 kg
Standaarddosis: 600 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 400 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 300 mg elke 12 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): 200 mg elke 12 uur, op hemodialysedagen toedienen na de dialyse. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, als i.v.–infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van ≥ 12 jaar met een lichaamsgewicht < 33 kg
Standaarddosis: 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, als i.v. infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per keer) elke 8 uur als i.v. infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 6 mg/kg lichaamsgewicht (max. 200 mg per keer) elke 8 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): onvoldoende informatie beschikbaar voor aanbevelingen voor een dosisaanpassing. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van 2–11 jaar
Standaarddosis: 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, als i.v. infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min: 6 mg/kg lichaamsgewicht (max. 200 mg per keer) elke 8 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): onvoldoende informatie beschikbaar voor aanbevelingen voor een dosisaanpassing. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen vanaf 2 mnd. tot 2 jaar
Standaarddosis: 8 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie: zolang de creatinineklaring > 50 ml/min is, is geen dosisaanpassing nodig; er zijn bij deze populatie onvoldoende gegevens om een aanbeveling te doen over dosisaanpassing bij een creatinineklaring ≤ 50 ml/min.
Pasgeborenen vanaf de geboorte tot < 2 maanden
Standaarddosis: 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 60 minuten. Deze dosisaanbeveling is gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische analyses én voor de behandeling van een cSSTI geldt, dat als deze wordt veroorzaakt door een S. aureus, dat de MIC voor ceftaroline ≤ 1 mg/l is. Voor een MIC van ≥ 2 mg/l is voor deze leeftijdscategorie geen dosisaanbeveling beschikbaar.
Leverinsufficiëntie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Na reconstitutie dient de concentratie maximaal 12 mg/ml te bedragen;
- Toedienen als i.v.-infusie gedurende 5–60 (of soms 120) minuten. De aanbeveling voor een infusieduur korter dan 60 min is uitsluitend gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische analyses;
- Bij personen ≥ 12 jaar met een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, zie de voorschriften voor wanneer de infusieduur van 120 minuten aan de orde is;
- In het algemeen kunnen infusiegerelateerde reacties (zoals flebitis) worden tegengegaan door de infusieduur te verlengen.
Doseringen
Bij de behandeling de therapie voortzetten totdat de koorts ten minste 2–3 dagen is verdwenen of tot wanneer het aangetoond is dat de oorzaak is bestreden; sommige verwekkers dienen minimaal gedurende een bepaald aantal dagen behandeld te worden (bv. bij β-hemolytische streptokokken van groep A (GAS) ten minste 10 dagen behandelen om complicaties zoals acuut reuma of glomerulonefritis te voorkomen). Raadpleeg zo nodig relevante (inter)nationale richtlijnen hiertoe.
Infecties door zeer gevoelige Gram-positieve micro-organismen
Volwassenen (incl. ouderen)
1–2 g/dag in 2 of 3 gelijke doses.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant: begindosis 500 mg gevolgd door: bij een creatinineklaring van 40–70 ml/min: 250–500 mg elke 8 uur; bij een creatinineklaring 20–40 ml/min: 125–250 mg elke 12 uur; bij een creatinineklaring 5–20 ml/min: 75–150 mg elke 24 uur. Let op: deze informatie kan verschillen met andere bronnen, zoals de adviezen op de SWAB-pagina cefazoline.
Kinderen ≥ 1 maand
25–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–4 gelijke doses. Volgens het Kinderformularium van het NKFK is de max. dosering: 100 mg/kg/dag, max. 6 g/dag.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant: na een aanvangsdosis gevolgd door: bij een creatinineklaring van 20–40 ml/min: 25% van de normale dagdosis, verdeeld in doses om de 12 uur; bij een creatinineklaring 5–20 ml/min: geef 10% van de normale dagdosis, elke 24 uur. Het Kinderformularium van het NKFK hanteert dezelfde dosisaanpassingen, maar gebruikt hierbij andere afkapwaarden voor de creatinineklaring (GFR), zie hiervoor het tabblad Nierfunctiestoornissen op de pagina cefazoline op kinderformularium.nl.
Infecties door Gram-negatieve en minder gevoelige Gram-positieve micro-organismen
Volwassenen (incl. ouderen)
Gebruikelijk is 3–4 g/dag in 3 of 4 gelijke doses. Max. 6 g/dag in 6 doses bij zeer ernstige infecties zoals endocarditis.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant: begindosis 500 mg gevolgd door: bij een creatinineklaring van 40–70 ml/min: 500–1000 mg elke 8 uur; bij een creatinineklaring 20–40 ml/min: 250–600 mg elke 12 uur; bij een creatinineklaring 5–20 ml/min: 150–400 mg elke 24 uur. Let op: deze informatie kan verschillen met andere bronnen, zoals de adviezen op de SWAB-pagina cefazoline.
Kinderen ≥ 1 maand
Max. 100 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 of 4 gelijke doses. Volgens het Kinderformularium van het NKFK is de max. dosering: 6 g/dag.
Verminderde nierfunctie Volgens de fabrikant: na een aanvangsdosis gevolgd door: bij een creatinineklaring van 20–40 ml/min: 25% van de normale dagdosis, verdeeld in doses om de 12 uur; bij een creatinineklaring 5–20 ml/min: geef 10% van de normale dagdosis, elke 24 uur. Het Kinderformularium van het NKFK hanteert dezelfde dosisaanpassingen, maar gebruikt hierbij andere afkapwaarden voor de creatinineklaring (GFR), zie hiervoor het tabblad Nierfunctiestoornissen op de pagina cefazoline op kinderformularium.nl.
Peri–operatieve profylaxe
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: Volgens de fabrikant: pre-operatief: 30 minuten tot 1 uur vóór de start van de operatie 1000 mg zodat adequate spiegels van dit antibioticum worden bereikt in serum en weefsels ten tijde van de eerste chirurgische incisie. Bij langdurige operaties (2 uur of langer) ook 500–1000 mg toedienen gedurende de operatie op gezette tijden (afhankelijk van de duur van de operatie). Dit zodat op momenten van hoge blootstelling aan micro-organismen, een voldoende hoge antibioticumspiegel wordt behaald. Postoperatief: 500–1000 mg elke 6–8 uur gedurende 24 uur na het einde van de operatie. Bij operaties waarbij het ontstaan van infecties een groot risico vormt (zoals open-hartoperatie of prothetische artroplastiek) cefazoline geven gedurende 3–5 dagen na het einde van de operatie. Let op: deze informatie kan verschillen met andere bronnen, zoals in de SWAB-sectie Chirurgische profylaxe voor volwassenen.
Kinderen > 1 maand
Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 30 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig. Bij ingrepen > 4 uur een tweede dosis geven. Maximaal 2 g/dosis. Bij verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig bij gebruik als peri-operatieve profylaxe. Van toepassing bij dialyse zijn geen gegevens bekend.
Kinderen < 1 maand
Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: jonger dan 1 week met een lichaamsgewicht < 2000 gram: 50 mg/kg/dag in 2 doses, gedurende 1 dag (dag van ingreep); jonger dan 1 week met een lichaamsgewicht > 2000 gram: 100 mg/kg/dag in 2 doses, gedurende 1 dag (dag van ingreep); leeftijd 1–4 weken en geboortegewicht ≥ 2000 gram: 150 mg/kg/dag in 3 doses, gedurende 1 dag (dag van ingreep); leeftijd 1-4 weken en geboortegewicht < 2000 gram: 75 mg/kg/dag in 3 doses. Bij verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig bij gebruik als peri-operatieve profylaxe. Van toepassing bij dialyse zijn geen gegevens bekend.
Toediening
- Kan zowel i.v. als i.m. (i.m. in een grote spiermassa). Volgens het Kinderformularium wordt cefazoline bij kinderen alleen i.v. toegediend.
- Bij directe intraveneuze injectie 500–1000 mg oplossen in ten minste 10 ml water voor injecties en toedienen gedurende 3–5 minuten (in geen geval korter dan 3 minuten), rechtstreeks in de ader of in de slang van een bestaande infusie (met een compatibele oplossing).
- Bij een eenmalige dosis van > 1000 mg deze als i.v.-infusie toedienen over 30–60 minuten, bv. in de slang van een bestaande infusie (met compatibele oplossing).
- Bij herhaalde i.v.-infusie kan intermitterend of als continu infuus worden toegediend. Dit kan in combinatie met een reeds bestaande intraveneuze (volume)therapie gegeven worden, ofwel via een volume-gecontroleerd infusiesysteem met een aangehangen infuuszak/fles, ofwel via een separate fles voor i.v.-toediening. Los hiertoe 500 tot 2000 mg cefazoline op in 50–100 ml van een geschikte intraveneuze oplossing (o.a. 0,9% natriumchloride, 5 of 10% glucose, Ringerlactaat).
- De i.m.-injectie (cefazoline kan ook worden opgelost in lidocaïne–oplossing 0,5%) alleen gebruiken bij ongecompliceerde infecties bij volwassenen en met maximaal 1000 mg.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): positieve directe Coombs-test (positieve DAGT).
Vaak (1-10%): koorts. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag (vaker bij Aziatische patiënten), jeuk. Verhoogde transaminasen. Reacties op de infusieplaats (erytheem, pijn, flebitis). Flebitis elders.
Soms (0,1-1%): (ernstige) overgevoeligheidsreacties zoals urticaria, angio–oedeem, anafylaxie. CDAD; colitis door Clostridioides difficile. Anemie, leukopenie, trombocytopenie. Verlenging van protrombinetijd (PT) en geactiveerde gedeeltelijke tromboplastinetijd (aPTT), verhoging van INR. Verhoging creatinine in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, eosinofilie.
Bij andere β-lactamantibiotica (incl. cefalosporinen) zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), Kounis-syndroom; mogelijk kunnen deze bijwerkingen ook bij ceftarolinefosamil optreden.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): bij i.m.-injectie: pijn op de injectieplaats, soms met induratie.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Convulsies (bij onaangepaste hoge dosering in aanwezigheid van een nierfunctiestoornis). Geneesmiddel–geïnduceerde koorts, interstitiële pneumonie of pneumonitis. Orale spruw (bij langdurig gebruik). Exantheem, erytheem, erythema exsudativum multiforme, urticaria. Bij i.v.-toediening: tromboflebitis.
Zelden (0,01-0,1%): pijn op de borst. Pleura–effusie, dyspneu, respiratoire 'distress', hoesten, rinitis. Genitale candidiasis, vaginitis. Misselijkheid, braken, diarree, anorexie (verdwijnen vaak tijdens of na de behandeling). Duizeligheid, vermoeidheid, malaise. Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Bloedbeeldafwijkingen zoals leukocytose, granulocytose, monocytose, lymfocytopenie, basofilie, eosinofilie, granulocytopenie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie; deze effecten zijn reversibel. Bij enkele andere cefalosporinen zijn anemieën (aplastische anemie, hemolytische anemie) en pancytopenie gemeld. Tijdelijke stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, γGT, LDH en alkalische fosfatase) en bilirubine, voorbijgaande hepatitis, voorbijgaande cholestatische icterus. Tijdelijke stijging ureumgehalte in bloed, proteïnurie, interstitiële nefritis, ongedefinieerde nefropathieën, andere nefrotoxiciteit (meestal bij gelijktijdige behandeling met andere potentieel nefrotoxische geneesmiddelen). Stijging of daling van de bloedglucosespiegel.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock (met oedeem in het gelaat, zwelling van tong, larynx, vernauwing van de luchtwegen, verhoogde hartfrequentie, dyspneu, bloeddrukdaling). Stollingsstoornis en, als gevolg daarvan, bloedingen (vooral bij een tekort aan vitamine K of andere factoren die bloedstollingsstoornissen kunnen veroorzaken zoals kunstmatige voeding, ondervoeding, verminderde lever- en/of nierfunctie, trombocytopenie of aandoeningen die bloedingen veroorzaken of verergeren zoals hemofilie, maag- of duodenumulcera). Anale of genitale jeuk.
Interacties
In vitro remt of induceert ceftaroline geen CYP-enzymen noch is het substraat voor of een remmer van opnametransporters zoals OCT2, OAT1 en OAT3.
Interacties
Bacteriostatische antibiotica (macroliden, tetracyclinen) antagoneren de werking van cefazoline (in vitro), volgens de fabrikant is de combinatie gecontra-indiceerd. Klinisch is dit alleen van belang gebleken bij levensbedreigende infecties zoals meningitis, endocarditis, sepsis, en daarnaast bij patiënten met ernstige neutropenie; vermijd in deze gevallen een dergelijke combinatie.
Bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische middelen zoals aminoglycosiden (bv. gentamicine), polymyxinen (bv. colistine), furosemide of andere krachtige diuretica: controleer de nierfunctie.
Cefazoline kan interfereren met de werking van vitamine K-antagonisten (versterkt effect doordat infecties en koorts wellicht zorgen voor een verhoogde afbraak van stollingsfactoren) of heparine (volgens de fabrikant). Controleer de stollingsparameters (INR) nauwkeurig, vooral in het begin van de antibacteriële behandeling (binnen 3 dagen), en pas de dosis van het anticoagulans zo nodig aan.
Sommige cefalosporinen, waaronder cefazoline, kunnen het intrahepatisch metabolisme van vitamine K1 inhiberen en een hypotrombinemie veroorzaken, vooral in geval van een gebrek aan vitamine K1; dit kan een verhoging van de dosis vitamine K 1 (= fytomenadion) noodzakelijk maken (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Probenecide vermindert de renale excretie van een aantal cefalosporinen, waaronder cefazoline, maar dit geldt bv. niet voor ceftriaxon, ceftazidim en cefepim. Gelijktijdig gebruik van probenecide en cefazoline wordt door de fabrikant niet aanbevolen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens over het gebruik van ceftarolinefosamil. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, daarom worden ze als compatibel met de zwangerschap gezien. Een kleine kans op een specifieke aangeboren (hart)afwijking (atriumseptumdefect) is vooralsnog niet uitgesloten op basis van één studie met methodologische beperkingen. In andere studies is dit risico niet gevonden. Bij dieren lichte afwijkingen (verandering van foetaal gewicht, vertraagde ossificatie van het interparietale bot) bij toepassing van ceftarolinefosamil in subtherapeutische doseringen tijdens de organogenese.
Advies: Ceftarolinefosamil alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Cefazoline passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, volgens de fabrikant onvoldoende gegevens over de toepassing van cefazoline. Ruime ervaring met gebruik van (andere) eerste generatie cefalosporinen geeft volgens de fabrikant geen aanwijzing voor een schadelijk effect. Lareb: Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, daarom worden ze als compatibel met de zwangerschap gezien. Een kleine kans op een specifieke aangeboren (hart)afwijking (atrium-septum-defect) is vooralsnog niet uitgesloten op basis van één studie met methodologische beperkingen. In andere studies is dit risico niet gevonden. Bij dieren zijn geen aanwijzingen voor schadelijkheid van cefazoline waargenomen.
Farmacologisch effect: Bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (bij i.m. gebruik van cefazoline) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie door lidocaïne dan niet worden uitgesloten.
Advies: Cefazoline kan volgens Lareb worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ceftarolinefosamil is niet onderzocht tijdens de borstvoeding. Cefalosporinen komen in het algemeen slechts in kleine hoeveelheden in de moedermelk terecht, verwacht wordt dat dit ook geldt voor ceftarolinefosamil. Een nadelig effect bij de zuigeling kan echter niet geheel worden uitgesloten.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit kan leiden tot diarree, en mogelijk kan kolonisatie met gisten of schimmels optreden.
Advies: Kan desondanks waarschijnlijk veilig gebruikt worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (de relatieve kinddosis voor de meeste cefalosporinen is volgens Lareb ≤ 1%).
Farmacologisch effect: Bij inname van therapeutische doseringen door de moeder zijn door de lage concentratie in de moedermelk en door de slechte orale absorptie geen systemische effecten bij de zuigeling te verwachten. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit kan leiden tot diarree, en mogelijk kan kolonisatie met gisten of schimmels optreden.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor cefalosporinen;
- Onmiddellijke en ernstige overgevoeligheid voor een ander type β-lactamantibioticum (penicillinen, carbapenems).
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor cefalosporinen;
- Eerdere ernstige overgevoeligheidsreactie op penicillinen of elk ander type β-lactamantibioticum;
- Gebruik bij kinderen < 1 jaar: voor de i.m.–injectie: cefazoline niet oplossen in lidocaïne-oplossing.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling van CAP
Wees vanwege ontbreken van ervaring voorzichtig bij de volgende patiëntengroepen:
- immuungecompromitteerde patiënten;
- patiënten met een ernstige sepsis/septische shock;
- bij een ernstige onderliggende longziekte;
- patiënten met PSI klasse V (PORT risk klasse V);
- wanneer beademing is vereist bij opname;
- als de CAP is veroorzaakt door MRSA;
- patiënten die (om andere redenen) intensivecare-zorg nodig hebben.
Behandeling van cSSTI
Wees vanwege ontbreken van ervaring voorzichtig bij de volgende patiëntengroepen:
- immuungecompromitteerde patiënten;
- patiënten met een ernstige sepsis/septische shock;
- patiënten met een necrotiserende fasciitis of een perirectaal abces;
- bij derdegraads- en uitgebreide (totale oppervlakte) brandwonden.
Daarnaast is er beperkte ervaring met ceftarolinefosamil bij cSSTI:
- bij diabetische voetinfecties;
- als de cSSTI is veroorzaakt door S. aureus met een MIC van 2 óf 4 mg/l; dosisaanpassingen gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische modellen zijn opgenomen in de rubriek Doseringen. Ceftaroline niet gebruiken als de MIC van de gekweekte S. aureus voor ceftaroline > 4 mg/l is.
Algemeen
Wees voorzichtig bij lichte tot matige overgevoeligheid voor penicillinen en carbapenems in de voorgeschiedenis. Toepassing bij een ernstige overgevoeligheid voor deze klassen antibiotica is gecontra-indiceerd (zie rubriek Contra-indicaties). Zoals bij andere β-lactamantibiotica zijn er meldingen van overgevoeligheidsreacties die zich ontwikkelden tot het Kounis-syndroom (acuut allergisch kransslagaderspasme die kan resulteren in een myocardinfarct). Bij het optreden van ernstige allergische of ernstige huidreacties, de behandeling met dit middel staken.
Nierfunctie: vanwege onvoldoende gegevens om tot een aanbeveling voor dosisaanpassing te komen, wordt gebruik van ceftarolinefosamil niet aanbevolen bij de volgende patiëntengroepen:
- kinderen 12–18 jaar met een lichaamsgewicht < 33 kg met eindstadium nierziekte (ESRD) of kinderen van 2–12 jaar met ESRD, inclusief hemodialyse;
- kinderen < 2 jaar met een creatinineklaring < 50 ml/min/1,73 m² of met ESRD.
Wees voorzichtig bij epileptische aandoeningen omdat bij dieren in (zeer) hoge dosering epileptische aanvallen zijn gezien, hiernaast is de ervaring bij patiënten met pre-existente epileptische aandoeningen beperkt.
Bij gebruik van ceftarolinefosamil kan de directe antiglobulinetest (DAGT, Coombs-test) positief uitvallen; bij anemie nagaan of er sprake is van hemolyse.
Bij optreden van ernstige en aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 2 maanden zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid tussen cefalosporinen onderling en tussen cefalosporinen en penicillinen komt voor.
Controle van de nierfunctie is gewenst, vooral bij ernstig ziekte patiënten bij toepassing van maximale doses en bij patiënten met gebruik van andere nefrotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), in verband met mogelijke nefrotoxiciteit (afname nierfunctie, tubulusnecrose, interstitiële nefritis). Bij een verminderde nierfunctie kunnen hogere en langer aanhoudende antibioticumconcentraties voorkomen, daarom de dagdosering en/of het toedieningsinterval aanpassen; zie rubriek Dosering. Dit geldt ook voor patiënten met beperkte diurese als gevolg van een slechte nierfunctie.
Risicofactoren voor het optreden van bloedstollingsstoornissen zijn vitamine K-deficiëntie, verminderde lever– en nierfunctie, trombocytopenie, hemofilie, maag–darmulcus, en parenterale voeding (TPV). Bij aanwezigheid van deze risicofactoren: controleer de protrombinetijd (of INR) en geef eventueel vitamine K–suppletie (10 mg/week).
Langdurig gebruik van cefalosporinen kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige micro-organismen. Als een superinfectie optreedt tijdens de behandeling, passende maatregelen nemen. Diarree door Clostridioides difficile (CDAD) is gemeld, in ernst variërend van beperkte diarree tot fatale colitis. CDAD kan tot 2 maanden na toediening van antibiotica optreden; houd hier rekening mee bij alle patiënten met diarree na antibioticumgebruik. Bij vermoeden of bevestiging van CDAD moet het huidige antibioticumgebruik dat niet gericht is tegen C. difficile mogelijk worden gestaakt.
Intrathecale toediening wordt afgeraden omdat hierbij ernstige intoxicatie van het centrale zenuwstelsel is gemeld, bv. convulsies.
Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehling-reagens e.d.).
Zuigelingen: De veiligheid van de toepassing bij prematuren en bij zuigelingen < 1 maand is volgens de fabrikant niet vastgesteld.
Overdosering
Therapie
Ceftaroline kan door hemodialyse worden verwijderd (ca. 74% na een dialysesessie van 4 uur).
Neem voor meer informatie over een overdosering van ceftaroline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Pijn, ontsteking en flebitis op de injectieplaats. Parenterale toediening van ongebruikelijk grote doses van cefalosporinen kan duizeligheid, paresthesieën en hoofdpijn geven. Bij sommige cefalosporinen kunnen convulsies optreden, in het bijzonder bij patiënten met een verminderde nierfunctie, waarbij cumulatie kan optreden. De mogelijkheid bestaat dat creatinine-, ureum-, leverenzym- en bilirubineconcentraties toenemen en er bestaat een kans op een positieve Coombs-test, trombocytose, trombocytopenie, eosinofilie, leukopenie en verlenging van de protrombinetijd.
Neem voor meer informatie over een overdosering van cefazoline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Ceftarolinefosamil is een bactericide antibioticum uit de groep van cefalosporinen (vijfde generatie). Prodrug, wordt na snelle hydrolyse omgezet in het actieve ceftaroline. Ceftaroline bindt zich aan penicilline-bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan (onderdeel van de bacteriële celwand) wordt geremd. Dit resulteert in bacteriële celdood. De tijd boven de minimale remmingsconcentratie (MIC) van het pathogeen correleert het best met de werkzaamheid van ceftaroline.
De klinische werkzaamheid is aangetoond tegen de volgende pathogenen, nadat is gebleken dat zij in vitro gevoelig waren voor ceftaroline:
- bij beide geregistreerde indicaties: Staphylococcus aureus (bij infecties van de huid en weke delen: met inbegrip van meticilline–resistente stammen; MRSA), Escherichia coli en Klebsiella pneumoniae.
- voor de indicatie gecompliceerde infectie van huid en weke delen (cSSTI) daarnaast: Streptococcus agalactiae, de Streptococcus anginosus–groep, Streptococcus dysgalactiae (groep B–streptokok), Streptococcus pyogenes (groep A–streptokok), Klebsiella oxytoca en Morganella morganii.
- voor de indicatie community-acquired pneumonie (CAP) daarnaast: Streptococcus pneumoniae, Haemophilus influenzae en Haemophilus parainfluenzae.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Peptostreptococcus spp. en Fusobacterium spp. Bij afwezigheid van een verworven resistentiemechanisme geven in vitro gegevens aan dat deze pathogenen gevoelig zijn voor ceftaroline. De klinische werkzaamheid tegen deze pathogenen is echter niet vastgesteld.
Ongevoelig zijn (in vitro): Chlamydophila spp., Legionella spp., Mycoplasma spp., Proteus spp. en Pseudomonas aeruginosa.
In vitro is ceftaroline werkzaam tegen penicilline-ongevoelige stammen van S. pneumoniae (PNSP). In vivo is echter door de gekozen exclusiecriteria in de klinische onderzoeken de werkzaamheid bij de indicatie community-acquired pneumonie (CAP) veroorzaakt door PNSP niet aangetoond. In de klinische onderzoeken waren daarnaast geen gevallen van CAP door MRSA geïncludeerd.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,29 l/kg (ceftarolinefosamil). |
Metabolisering | ceftarolinefosamil wordt door fosfatasen in het plasma snel omgezet in het actieve ceftaroline. Deze wordt vervolgens door hydrolyse verder gemetaboliseerd tot een inactieve metaboliet. Niet door CYP450-enzymen. |
Eliminatie | vnl. met de urine via filtratie (ceftaroline). Hemodialyse verwijdert ca. 74% van de ceftaroline na een dialysesessie van 4 uur. |
T 1/2el | ca. 2,5 uur (ceftaroline). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Cefalosporine van de eerste generatie, met bactericide werking. Cefazoline bindt zich aan penicilline-bindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Cefazoline wordt geïnactiveerd door β-lactamasen. Andere resistentiemechanismen omvatten verandering in of veranderde toegang tot het aangrijpingspunt (de PBP's). Er bestaat kruisresistentie tussen cefalosporinen en penicillinen. Cefazoline heeft een breed werkingsspectrum, met een grote werkzaamheid tegen Gram-positieve bacteriën (m.n. kokken) en relatief beperkte werkzaamheid tegen Gram-negatieve bacteriën. De tijd boven MIC is bepalend voor het effect.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief aeroob: Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig; 'MSSA') en de coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) Staphylococcus epidermidis (meticilline–gevoelig; 'MSSE') (toch kan in sommige regio's resistentie bij deze stammen een probleem zijn) en Staphylococcus saprophyticus.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: β–hemolytische streptokokken van groep A, B, C en G, Streptococcus pneumoniae (bv. indien 'intermediate' gevoelig voor penicilline) en de CNS Staphylococcus haemolyticus en Staphylococcus hominis.
- Gram-negatief aeroob: Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella oxytoca en Neisseria gonorrhoeae.
Gram-negatieve micro-organismen die induceerbare chromosoomgebonden β-lactamasen bevatten, zoals Citrobacter spp., Enterobacter spp., Providentia spp. en Serratia spp. moeten als (verworven) resistent beschouwd worden voor cefazoline ondanks aangetoonde in vitro gevoeligheid.
Resistent zijn verder ook:
- Gram-positief aeroob: Enterococcus spp. (E. faecalis, E. faecium), Listeria monocytogenes en Staphylococcus (meticilline–resistent; o.a. 'MRSA'),
- Gram-negatief aeroob: Acinetobacter baumannii, Moraxella catarrhalis, Pseudomonas aeruginosa, Stenotrophomonas maltophilia, diverse Enterobacteriaceae spp. waaronder Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii en indol–positieve Proteus–stammen zoals Proteus mirabilis en Proteus vulgaris.
- Anaeroob: Bacteroides fragilis.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Legionella spp., M. tuberculosis, Mycoplasma spp. en schimmels.
Kinetische gegevens
T max | i.m. ca. 1 uur. |
V d | ca. 0,19 l/kg, ca. 0,21–0,37 l/kg bij neonaten. |
Overig | De penetratie is goed in weefsels en lichaamsvochten (galblaas, lever, nieren, bot, pleura, sputum, gal) en gewrichten (de concentratie in gewrichten is vergelijkbaar met de serumspiegel), onvoldoende in de liquor cerebrospinalis en oogkamervocht. De concentratie in de gal is hoger dan in het serum, tenzij er een galwegobstructie bestaat, dan is de concentratie veel lager dan die in het serum. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | nagenoeg onveranderd met de urine door glomerulaire filtratie (80-100% binnen de eerste 24 uur). Cefazoline wordt geëlimineerd door hemodialyse. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de eliminatie van cefazoline uit de circulatie. |
T 1/2el | 1½–2 uur, bij een verminderde nierfunctie verlengd; bij een creatinineklaring 40-70 ml/min: 3-5 uur; bij creatinineklaring 20-40 ml/min: 6-12 uur; bij 5-20 ml/min: 15-30 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ceftarolinefosamil hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Groepsinformatie
cefazoline hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)