Samenstelling
Ceftriaxon (als di-Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 1000 mg, 2000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fetcroja (als sulfaattosylaat) Aanvullende monitoring Shionogi BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De cefalosporinen dienen als 'reserve'-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.
In het algemeen komt ceftriaxon pas voor behandeling van infecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor een initiële empirische behandeling. Dit geldt niet voor die infecties waar ceftriaxon geadviseerd wordt als initiële empirische behandeling (zoals o.a. bij gonorroe).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Cefalosporinen hebben geen plaats in de behandeling van een CAP in de huisartsenpraktijk; dit zijn doorgaans reservemiddelen voor de tweedelijnszorg. Ceftriaxon, een derdegeneratie cefalosporine, komt in de tweedelijnszorg in aanmerking als therapie bij een CAP veroorzaakt door o.a. S. pneumoniae, H. influenzae en K. pneumoniae.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ceftriaxon komt, als derde generatie cefalosporine, als monotherapie als één van de eerstekeus-behandelopties in aanmerking als empirische behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Bij zwangeren is het, net als cefotaxim, als monotherapie het eerstekeus-middel, omdat hiervan geen bijwerkingen op de foetus zijn beschreven.
Kijk in bacteriële huidinfecties voor het maken van een keuze bij de empirische behandeling ervan.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling. Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Behandel syfilis met benzathinebenzylpenicilline (i.m.) of benzylpenicilline (i.v.), afhankelijk van het stadium. Bij een penicilline-allergie is doxycycline een alternatief. Overweeg na eerdere, (mogelijk) IgE-gemedieerde, ernstige overgevoeligheidsreacties, bij behandeling van neurosyfilis of behandeling van syfilis tijdens de zwangerschap penicilline-desensibilisatie gevolgd door benzylpenicilline of, na ernstige (waarschijnlijk) niet-IgE-gemedieerde of na eerdere niet-ernstige overgevoeligheidsreacties, ceftriaxon (i.v.).
De behandeling van infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Ceftriaxon komt bij IE in aanmerking als empirische therapie óf bij IE die veroorzaakt is door een aantal van de meest voorkomende verwekkers (streptokokken, enterokokken, HACEK-groep); onder meer bij een niet-ernstige penicilline-allergie, als vervanging voor benzylpenicilline. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn: Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC: ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Advies
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosprine mét een aminoglycoside óf een intraveneus derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Voor dit geneesmiddel specifiek zijn geen adviezen vastgesteld. Voor de plaatsbepaling van nieuwe en oude antibiotica voor de Nederlandse situatie, kan geraadpleegd worden: Alternatieven voor carbapenems bij de behandeling van ESBL-producerende Enterobacterales en opties bij carbapenemresistentie op swab.nl. Dit plaatsbepalingsdocument bespreekt onder andere alternatieven voor carbapenems als empirische en gerichte therapie bij (vermoeden van) een infectie met bacteriën met resistentie tegen derdegeneratie cefalosporinen. Het document is geen richtlijn, maar biedt de voorschrijver handvatten bij het gebruik van de besproken antibiotica.
Indicaties
Behandeling van (ernstige) infecties, bij volwassenen en kinderen (incl. voldragen neonaten vanaf de geboorte):
- pneumonie;
- opgelopen buiten het ziekenhuis; 'community-acquired'; CAP;
- opgelopen tijdens verblijf in een ziekenhuis of andere zorginstelling; 'hospital-acquired'; HAP;
- acute exacerbatie van COPD;
- acute otitis media;
- abdominale infecties (peritonitis, infecties van de galwegen);
- infecties van de botten en gewrichten;
- infecties van de bovenste urinewegen (waaronder acute en chronische pyelonefritis);
- gecompliceerde infecties van de huid en weke delen;
- gonorroe;
- syfilis;
- bacteriële meningitis;
- verspreide ziekte van Lyme (stadium II en III);
- bacteriële endocarditis;
- sepsis (bacteriëmie) opgetreden als (vermoedelijk) gevolg van een van de bovenstaande infecties.
Pre-operatief als profylaxe van:
- post–operatieve (wond)infecties.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Infecties als gevolg van aerobe Gram-negatieve micro-organismen bij volwassenen met beperkte behandelingsopties.
Combineer met een ander antibacterieel middel dat werkzaam is tegen anaerobe en/of Gram-positieve pathogenen, als het bekend is of vermoed wordt dat deze bijdragen aan het infectieproces.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Algemene richtlijn behandelduur (tenzij anders vermeld bij de specifieke indicatie): de behandeling voortzetten tot ten minste 2–3 dagen nadat de patiënt koortsvrij is geworden of bacteriële eradicatie is bereikt. Bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes (β-hemolytische streptokokken van groep A) is een behandeling gedurende ten minste 10 dagen noodzakelijk om complicaties als acuut reuma en glomerulonefritis te voorkomen. Na identificatie van het micro–organisme zonodig de dosering of de behandeling aanpassen.
Overweeg bij aangetoonde bacteriëmie de dosis aan de hogere kant van het bereik (waar van toepassing).
Community-acquired pneumonie (CAP)
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024): bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie met een onbekende verwekker: 2 g 1×/24 uur; bij een ernstige pneumonie behandeld op de intensivecare-afdeling in combinatie met ciprofloxacine (i.v. 400 mg elke 8 uur). Behandelduur: Bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen bij een goede klinische respons; de behandelduur bij een ernstige pneumonie in deze richtlijn betreft 5–7 dagen; of 5 dagen bij een goede klinische respons.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Hospital-acquired pneumonie (HAP)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag. Zie voor de behandelduur bij volwassenen het SWAB-advies hospital acquired pneumonie.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Acute exacerbatie van chronische obstructieve longziekte
Volwassenen
1–2 g 1×/dag.
Acute otitis media
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intramusculair: Eenmalig 1–2 g. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig zieke patiënt of na falen van de initiële behandeling: 1–2 g 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig ziek kind of na falen van de initiële behandeling: 50 mg/kg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen < 15 dagen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Intra-abdominale infecties
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag. Voor de behandelduur bij diverse intra-abdominale infecties bij volwassenen zie de SWAB-adviezen in de sectie Intra-abdominale infecties. Volgens SWAB bij deze infecties: 2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag. Voor de dosering en behandelduur voor een gecompliceerde urineweginfectie bij volwassenen zie ook de SWAB-adviezen in de sectie Nieren en urinewegen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gonorroe
Volwassenen
Intramusculair: Bij een klinisch verdachte urethrale/anale/conjunctivale gonorroe of gonokokkenkeratitis: eenmalig 500 mg, bij klinisch verdachte of bewezen faryngeale gonorroe: eenmalig 1000 mg. De 1000 mg, voor i.m.-injectie oplossen in 3,5 ml lidocaïne 10 mg/ml (1%) oplossing om pijn te voorkomen. Ampullen van 500 mg zijn niet meer beschikbaar; er kan ook 1000 mg i.m. gegeven worden; (ver)deel een dosis van 1000 mg niet, o.a. omdat mogelijk ongelijke deling kan optreden, en dus onderdosering. Bij gegeneraliseerde infectie (bacteriëmie): i.m of i.v. 2000 mg elke 24 uur, gedurende 7 dagen. Bij klinische verbetering kan, na 48 uur, bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine, hierop worden overgegaan (oraal 500 mg 2×/dag). Al deze voorschriften komen uit: deel C2.9.1 van de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024).
Kinderen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg lichaamsgewicht, max. 500 mg. Deze 50 mg/kg dosis geldt ook bij Ophthalmia neonatorum door een Ng-infectie, geef de eenmalige dosis dan i.v. of i.m., en geef max. 125 mg. Bij gedissemineerde gonorroe (bacteriëmie): i.v. 50 mg/kg lichaamsgewicht/24 uur (max. 1000 mg/24 uur), gedurende 7 dagen. Al deze voorschriften komen uit: de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024) op richtlijnendatabase.nl (deel C2.9.1 van de richtlijn).
Syfilis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Volgens de fabrikant: op grond van relatief weinig gegevens 500 mg-1 g 1×/dag, verhoogd tot 2 g 1×/dag in het geval van neurosyfilis gedurende 10–14 dagen. Volgens de multidisciplinaire richtlijn SOA's (juli 2024) is in geval van neurosyfilis de behandeling i.v. 2 g 1×/dag gedurende 14 dagen (deel C3.9.1 van de richtlijn op richtlijnendatabase.nl).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Op grond van zeer weinig gegevens: 75–100 mg/kg lichaamsgewicht (max. 4 g) 1×/dag gedurende 10–14 dagen.
Neonaten vanaf de geboorte tot 14 dagen
Intraveneus: Op grond van zeer weinig gegevens: 50 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag gedurende 10–14 dagen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde infecties van huid en weke delen
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Infecties van botten en gewrichten
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag. Behandelduur: Bij een septische artritis veroorzaakt door gonokokken 7 tot 10 dagen (SWAB 2023), en indien veroorzaakt door Enterobacteriaceae 4 tot 6 weken (SWAB 2015).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetoonde verwekker, maar bij een onbekende verwekker 14 dagen. Zie de SWAB-adviezen wanneer een van de volgende verwekkers van de meningitis is aangetoond: meningokok, pneumokok, H. influenzae, E. coli. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS-infecties (2012). Voor de behandelduur bij kinderen zie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 80–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Ziekte van Lyme
Volwassenen en kinderen > 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 2 g 1×/dag. Behandelduur: Gedurende 14 dagen. Bij Lyme-meningitis kan (in individuele gevallen) de behandeling tot in totaal 28 dagen worden voortgezet op basis van neurologische uitval en/of afwijkingen bij herhaald onderzoek van de liquor. Chronische neuroborreliose mét pleiocytose van de liquor cerebrospinalis gedurende 30 dagen behandelen.
Kinderen tot 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege en chronische neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 100 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag; maximaal 2 g per dag. Behandelduur: gedurende 14 dagen. Chronische neuroborreliose gedurende 30 dagen behandelen.
Bacteriële endocarditis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Neutropenie met koorts met vermoedelijk een bacteriële infectie als oorzaak
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Pre-operatieve profylaxe
Algemeen
De gebruikelijke dagdosis in 1 gift 30–90 min vóór de ingreep toedienen. Zo nodig combineren met een antibioticum dat anaerobe dekking kan leveren. Zie voor aanvullende informatie eventueel ook het SWAB-advies chirurgische profylaxe.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
2 g als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis. Ceftriaxon is echter gecontra-indiceerd bij prematuren tot een postmenstruele leeftijd van 41 weken (aantal weken zwangerschap + aantal weken vanaf de geboorte), zie ook rubriek Contra-indicaties.
Ouderen (incl. > 75 jaar): Geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nier- en/of leverfunctie: Volgens de officiële productinformatie CBG/EMA:
- Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min: max. 2 g per dag.
- Controleer bij toepassing van dialyse de plasmaspiegel om na te gaan of dosisaanpassing nodig is, omdat de eliminatiesnelheid bij deze patiënten kan variëren.
- Bij een licht of matig-ernstig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er ook sprake is van een nierfunctiestoornis. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij een ernstig verminderde leverfunctie.
- Zowel een nier- als leverfunctiestoornis: Pas de dosering aan en controleer regelmatig de plasmaconcentratie van ceftriaxon.
- Let op dat deze informatie kan verschillen van andere bronnen (zoals de SWAB-pagina ceftriaxon of het Renal Drug Handbook).
Toediening
- Geef ceftriaxon bij voorkeur als i.v.-infusie in ten minste 30 min, of eventueel als i.v.-injectie in 5 min, bij voorkeur in een grote ader. Dien doses ≥ 2 g als i.v.-infuus toe. I.v. doses vanaf 50 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen < 12 jaar uitsluitend als infusie toedienen in ten minste 30 min, en bij neonaten in 60 min om het risico op bilirubine-encefalopathie te verminderen. De toediening van ceftriaxon kan ook intramusculair (met lidocaïne).
- I.m.-toediening: diep intragluteaal/in het binnenste van een grote spier, max. 1 g aan elke zijde toedienen. Ampullen van 500 mg zijn niet meer beschikbaar; bij de indicaties waar 500 mg i.m. gegeven wordt (bv. gonorroe) kan (volgens de multidisciplinaire SOA-richtlijn) ook 1000 mg i.m. gegeven worden; (ver)deel een dosis van 1000 mg niet, o.a. omdat mogelijk ongelijke deling kan optreden, en dus onderdosering.
- I.v.-infusie: 2 g opgelost in 40 ml calciumvrije infusievloeistof (gebruik dus o.a. géén Ringer(lactaat)-oplossing), zie ook de rubriek Interacties.
Doseringen
Infecties door Gram-negatieve micro-organismen
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v.-infusie: 2 g om de 8 uur, bij een normale nierfunctie (creatinineklaring 90–119 ml/min). Geef bij een creatinineklaring ≥ 120 ml/min 2 g om de 6 uur. Behandelduur: Deze is in overeenstemming met de aard van de infectie (locatie, ernst, complexiteit). Aanbevolen behandelduur voor bv. gecompliceerde urineweginfecties, waaronder pyelonefritis, en gecompliceerde intra-abdominale infecties 5–10 dagen; voor nosocomiale pneumonie, waaronder 'ventilator-associated' pneumonie (VAP), 7–14 dagen. Een behandeling tot 21 dagen kan nodig zijn.
Verminderde nierfunctie
- creatinineklaring 60–89 ml/min: 2 g om de 8 uur.
- creatinineklaring 30–59 ml/min: 1,5 g om de 8 uur.
- creatinineklaring 15–29 ml/min: 1 g om de 8 uur.
- creatinineklaring < 15 ml/min (terminale nierziekte): 0,75 g om de 12 uur.
- intermitterende hemodialyse: 0,75 g om de 12 uur. Dien op hemodialysedagen zo snel mogelijk na de dialyse toe, omdat hemodialyse cefiderocol verwijdert uit de circulatie.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Na reconstitutie en verdunning intraveneus infunderen in 3 uur.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Huiduitslag, exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Encefalopathie. Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiase, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.
Verder zijn gemeld:
- Anafylactische shock. Kounis-syndroom (allergisch kransslagaderspasme dat kan resulteren in een myocardinfarct). Ernstige huidreacties, die fataal kunnen verlopen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN; Lyell–syndroom) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (het DRESS-syndroom); voorts erythema multiforme, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Convulsies. Stomatitis, glossitis. Hepatitis, cholestatische hepatitis (beide meestal reversibel na staken ceftriaxon). Kernicterus. Agranulocytose. Verlengde stollingstijd. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m.-injectie zonder lidocaïne). Fout-positieve uitslagen bij de volgende onderzoeken: antiglobulinetest, test op galactosemie, glucosebepaling bij gebruik van niet-enzymatische methoden.
- Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen ≥ 3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals een vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.
- (Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.
- Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose, syfilis) kunnen binnen enkele uren na de toediening Jarisch-Herxheimer-achtige reacties optreden (met als symptomen o.a. hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor), voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): candidiasis waaronder orale en vulvovaginale candidiasis, candidurie, andere Candida-infectie. Clostridioides difficile -infectie waaronder (pseudomembraneuze) colitis. Hoesten. Misselijkheid, braken, diarree. Huidreacties waaronder vlekkerige huiduitslag, maculopapuleuze uitslag, erythemateuze uitslag, geneesmiddeleneruptie. Reacties op de infusieplaats waaronder erytheem, flebitis, pijn. Afwijkende leverfunctie, waaronder leverfunctietests verhoogd, verhoogde transaminasewaarden (ALAT, ASAT), verhoogde waarde γ-GT. Verhoogde creatininewaarde.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties waaronder huidreacties en jeuk. Verhoogde ureumwaarde.
Verder is gemeld: neutropenie.
Interacties
Ceftriaxon niet gelijktijdig toedienen met intraveneuze calciumhoudende oplossingen (waaronder parenterale voeding; TPV), volgens de officiële productinformatie CBG/EMA zelfs niet via verschillende infuuslijnen of op verschillende infusieplaatsen, vanwege het risico op neerslagvorming. Ceftriaxon en calciumhoudende oplossingen kunnen wel ná elkaar worden toegediend (maar níet bij een neonaat jonger dan 28 dagen, zie ook rubriek Contra-indicaties), als:
- de infuuslijnen tussen de toediening van de verschillende oplossingen vervangen of grondig gespoeld worden met een fysiologische zoutoplossing om neerslagvorming te voorkomen, óf
- er infuuslijnen op verschillende plaatsen worden gebruikt.
Als alternatief kan bij toediening van TPV de infusie hiervan onderbroken worden voor de duur van de infusie van ceftriaxon; spoel de infuuslijnen tussen de infusie van de verschillende oplossingen.
Niet mengen met aminoglycosiden, fluconazol, vancomycine, calciumbevattende oplossingen, labetalol of amsacrine.
Interacties
Op basis van in vitro onderzoek worden geen significante geneesmiddelinteracties verwacht tussen cefiderocol en substraten, of remmers of inductoren van CYP's (incl. CYP3A4 en de CYP2C-familie) of transporteiwitten zoals P-glycoproteïne (Pgp).
Probenecide vermindert de renale tubulaire excretie van een aantal cefalosporinen, mogelijk ook van cefiderocol (dat ook voornamelijk renaal wordt uitgescheiden), maar dit geldt bv. niet voor ceftazidim, ceftriaxon en cefepim. Dit kan mogelijk leiden tot een hogere plasmaconcentratie van cefiderocol.
Zwangerschap
Ceftriaxon passeert de placenta. De bereikte concentraties zijn ca. 20 microg/ml in navelstrengbloed en ca. 15 microg/ml in het vruchtwater.
Teratogenese: Bij de mens, zijn er volgens de fabrikant beperkte gegevens over de toepassing van ceftriaxon. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, daarom worden ze als compatibel met de zwangerschap gezien. Een kleine kans op een specifieke aangeboren (hart)afwijking (atriumseptumdefect) is vooralsnog niet uitgesloten op basis van één studie met methodologische beperkingen. In andere studies is dit risico niet gevonden. Volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties (2020) zijn er geen nadelige effecten van ceftriaxon bij de foetus beschreven.
Farmacologisch effect: Bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (van toepassing bij i.m.-gebruik van ceftriaxon) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie door lidocaïne niet worden uitgesloten.
Advies: Kan volgens Lareb worden gebruikt. Kan volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties worden gebruikt als een eerstekeusmiddel bij pyelonefritis tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (< 300 zwangerschapsuitkomsten). Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogeniteit bij toepassing van therapeutische blootstellingen.
Advies: Uit voorzorg het gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn er met cefiderocol in subtherapeutische doseringen geen aanwijzingen voor een effect op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid gezien.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden; door de slechte orale absorptie is dit echter van gering klinisch belang. De relatieve kinddosis is ongeveer 4%.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora wordt beïnvloed. Diarree bij de zuigeling is hierdoor mogelijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend voor cefiderocol en metabolieten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor een andere cefalosporine;
- Een voorgeschiedenis van ernstige overgevoeligheid (zoals een anafylactische reactie) voor andere β-lactamantibiotica (d.w.z. een penicilline, monobactam of carbapenem);
- Vanwege het risico op neerslag van calciumceftriaxon in de bloedvaten van nieren, longen en/of lever, mogelijk met een fataal verloop: gebruik bij voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen) als bij hen i.v.-behandeling met calcium(-houdende stoffen) is geïndiceerd of binnenkort wordt toegepast;
- Vanwege het risico van bilirubine-encefalopathie door verdringing van bilirubine van de bindingsplaatsen aan serum-albumine, bij:
- pasgeborenen met hyperbilirubinemie;
- prematuren tot een gecorrigeerde leeftijd van 41 weken (zwangerschapsduur + levensweken);
- voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen): met icterus, hypoalbuminemie of acidose (omdat deze aandoeningen geassocieerd zijn met een verstoorde bindingscapaciteit voor bilirubine).
Bij i.m.-toediening met lidocaïne: zie in dat geval ook lidocaïne#contra-indicaties.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor cefalosporinen.
- Ernstige overgevoeligheid (bv. anafylaxie, ernstige huidreactie) voor een ander type β-lactamantibioticum (bv. penicillinen, monobactams of carbapenems).
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen. Ga voor aanvang van de behandeling na of de patiënt in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie heeft gehad op ceftriaxon, een ander cefalosporine of een ander type β-lactamantibioticum. Wees waakzaam bij een voorgeschiedenis van niet-ernstige overgevoeligheid voor dergelijke antibiotica. Overgevoeligheidsreacties kunnen leiden tot het Kounis-syndroom, een ernstige allergische reactie die kan resulteren in een myocardinfarct, veroorzaakt door coronairarterie-spasmen.
Encefalopathie is gemeld, met name bij ouderen met een ernstig verminderde nierfunctie of aandoeningen van het CZS. Overweeg het staken van de behandeling met ceftriaxon als met ceftriaxon geassocieerde encefalopathie wordt vermoed (bv. door een verminderd bewustzijnsniveau, veranderde geestelijke toestand, myoklonieën, convulsies).
Neerslag van calciumceftriaxon kan bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. Deze neerslag wordt vaker waargenomen bij dagdoses ≥ 1 g. Neem met name bij kinderen voorzichtigheid in acht. De neerslagen verdwijnen na het staken van dit middel. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.
Een Jarisch-Herxheimerreactie kan tijdens de behandeling van spirocheet-infecties binnen enkele uren na aanvang van de behandeling optreden (voor symptomen, zie rubriek Bijwerkingen). De reactie is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën. Gewoonlijk verdwijnt de reactie vanzelf of kan deze symptomatisch behandeld worden; de behandeling niet staken als deze reactie optreedt.
Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal granulocyten < 0,5 × 109/l), treedt meestal na 10 dagen op, vooral bij een totale dosis van ≥ 20 gram. Als een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose met cefalosporine geassocieerde anemie; staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.
Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Staak na vaststelling de ceftriaxon en geef een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen, zijn dan gecontra-indiceerd.
Superinfecties veroorzaakt door overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, kunnen, net als bij andere antibiotica, optreden.
Invloed op diagnostische testen: Door gebruik van cefalosporinen kan de antiglobulinetest (Coombs-test) fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie. Bepaalde meetsystemen geven onjuiste, verlaagde bloedglucosewaarden aan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór aanvang van de behandeling of er een voorgeschiedenis bestaat van overgevoeligheidsreacties op β-lactamantibiotica. Staak de behandeling onmiddellijk als zich een ernstige allergische reactie voordoet en start met geschikte noodmaatregelen.
Controleer de nierfunctie regelmatig, omdat dosisaanpassing noodzakelijk kan zijn tijdens de behandeling.
Epileptische aanvallen zijn gemeld met cefalosporinen. Verricht neurologisch onderzoek wanneer een focale tremor, myoclonus of een epileptische aanval ontstaat en stel een behandeling met anti-epileptica in. Indien nodig de dosis cefiderocol aanpassen aan de nierfunctie, of de behandeling staken. Bij een bekende, reeds bestaande epileptische aandoening de behandeling met anti-epileptica voortzetten.
Houd bij diarree tijdens of na de behandeling rekening met Clostridioides difficile-geassocieerde diarree (CDAD). CDAD kan in ernst variëren van lichte diarree tot (pseudomembraneuze) colitis met fatale afloop. Overweeg de behandeling met cefiderocol te staken en ondersteunende maatregelen te nemen in combinatie met een specifieke behandeling gericht tegen C. difficile. Geef in deze situatie geen geneesmiddelen die de peristaltiek remmen.
Klinische gegevens zijn beperkt tot de behandeling van de volgende infecties:
- gecompliceerde urineweginfectie;
- 'hospital-acquired' pneumonie (HAP) ook wel nosocomiale pneumonie (NP);
- 'ventilator-associated' pneumonie (VAP, ook wel beademingspneumonie);
- 'healthcare-associated' pneumonie (HCAP);
- sepsis en bacteriëmie (bij sommige patiënten zonder geïdentificeerde primaire infectiehaard).
Het gebruik van cefiderocol voor de geregistreerde indicatie is gebaseerd op farmacokinetisch-farmacodynamische analyses en beperkte klinische gegevens vanuit gerandomiseerd klinisch onderzoek waarin 80 patiënten werden behandeld met cefiderocol en 38 patiënten met de best beschikbare therapie voor infecties veroorzaakt door carbapenem-resistente organismen.
Een hoger mortaliteitspercentage (alle oorzaken) werd in een gerandomiseerd open-label onderzoek gezien bij patiënten in kritieke toestand met NP, bacteriëmie en/of sepsis, behandeld met cefiderocol in vergelijking met de best beschikbare andere therapie (BAT). Het waren infecties met als (vermoedelijke) oorzaak een carbapenem-resistente Gram-negatieve bacterie. De oorzaak voor de toename in mortaliteit is niet vastgesteld. Wel was er een verband tussen mortaliteit en infectie met Acinetobacter spp., verantwoordelijk voor de meeste infecties door niet-fermenterende bacteriën. Bij infecties veroorzaakt door andere niet-fermenterende bacteriën was de mortaliteit niet verhoogd.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld; er zijn geen gegevens beschikbaar.
Fout-positieve testresulaten kunnen optreden met urinedipsticktests (urine-eiwit, ketonen of sporen van bloed) en met de directe of indirecte Coombstest (antiglobulinetest). Klinische laboratoria moeten alternatieve testen gebruiken om positieve testuitslagen te bevestigen.
Hulpstof: Wees voorzichtig met natrium, in het poeder voor concentraat voor infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Voor informatie over een overdosering met ceftriaxon neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cefiderocol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Breed-spectrum derdegeneratie-cefalosporine. Ceftriaxon bindt zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood.
Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals 'extended spectrum beta-lactamases' (ESBL's), carbapenemasen en AmpC-type enzymen, die bij bepaalde aerobe Gram-negatieve bacteriën geïnduceerd of stabiel tot expressie gebracht kunnen worden. Andere resistentiemechanismen zijn een verminderde affiniteit tussen PBP's en ceftriaxon, onvoldoende permeabiliteit van de celwand van Gram-negatieve organismen en bacteriële effluxpompen.
Werkingsduur: ca. 24 uur.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus spp. (indien coagulase negatief en gevoelig voor methicilline), Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes (groep A streptokokken; GAS), Streptococcus agalactiae (groep B streptokokken; GBS) en streptokokken uit de Viridans groep.
- Gram-negatief: Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae en Klebsiella oxytoca (uitgezonderd hun ESBL–producerende stammen); Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp., Shigella spp. en Treponema pallidum.
Verminderd gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis.
- Gram-negatief: Enterobacter spp. waaronder Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes.
Doorgaans ongevoelig (vaak resistent) zijn:
- Gram-positief: Streptococcus pneumoniae (de penicilline-resistente stammen).
- Gram-negatief: Aeromonas spp., Achromobacter spp., Alcaligenes spp., cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii, van Enterobacter spp., van Morganella spp. en van Serratia spp.; verder Flavobacterium spp., Proteus vulgaris (sommige stammen) en Providencia spp.
- Anaeroob: Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis.
- Overig: Mycobacteria en Rickettsia spp.
Resistent: alle Staphylococcus spp. die meticilline-resistent zijn (waaronder derhalve MRSA), zijn ook resistent voor ceftriaxon. ESBL-producerende stammen van Escherichia coli en Klebsiella spp. zijn altijd resistent.
Inherent resistent zijn verder:
- Gram-positief: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis en E. faecium) en Listeria monocytogenes.
- Gram-negatief: Acinetobacter spp. (o.a. A. baumannii), Pseudomonas spp. (waaronder P. aeruginosa) en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Mycoplasma spp., Legionella spp., en Ureaplasma urealyticum.
Kinetische gegevens
T max | 1,5–4 uur (i.m.); in de liquor na ca. 3–6 uur (na i.v. injectie bij meningitispatiënten). |
V d | bij gezonde volwassenen 0,08–0,19 l/kg; na een enkele dosis van 50–100 mg/kg: 0,26–0,54 l/kg (bij kinderen 1,5 mnd.–16 jaar) en 0,50–0,61 l/kg bij neonaten (1–45 dagen oud). |
Overig | Ceftriaxon diffundeert snel in weefsels (o.a. longen, hart, galwegen/lever, tonsillen, middenoor, neusslijmvlies, botten) en vocht (o.a. hersen-, pleura- en prostaatvocht, synoviale vloeistof) met concentraties die de MIC van het merendeel van de klinisch relevante pathogenen ruim overstijgt. Penetratie in de liquor: voldoende bij ontstoken hersenvliezen (piekconcentratie in hersenvocht dan ca. 25% (range 1–32%) van de plasmaconcentratie). |
Eiwitbinding | aan albumine, reversibel en concentratie-afhankelijk: ca. 95% bij concentratie < 100 microg/ml en ca. 85% bij 300 microg/ml. |
Metabolisering | niet systemisch, maar door darmflora, tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | onveranderd, met de urine (60%, door glomerulaire filtratie) en feces (40%). In de feces wordt ceftriaxon geïnactiveerd. Ceftriaxon wordt niet geëlimineerd door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | ca. 8 uur, 2–3× langer bij zuigelingen < 8 dagen en bij ouderen > 75 jaar; verlengd bij een gecombineerde lever- én nierfunctiestoornis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Cefiderocol is een siderofoor (ijzerbindend) cefalosporine. Het combineert een cholorocatechol-type siderofoor met een cefalosporine-kern, met zijketens die chemisch gezien lijken op die van cefepim (een 4e generatie cefalosporine) en ceftazidim (een 3e generatie cefalosporine). Deze structuur geeft cefiderocol versterkte stabiliteit tegen hydrolyse door β-lactamasen. De catechol-zijketen vormt chelatiecomplexen met ferrisch ijzer (Fe3+). Hierdoor is cefiderocol in staat zich te binden aan extracellulair vrij ijzer, wat actief transport via gespecialiseerde bacteriële ijzertransporters – die zijn gelegen op de buitenmembraan – naar de periplasmatische ruimte van Gram-negatieve bacteriën mogelijk maakt. Opname door deze bacteriën middels passieve diffusie via porinekanalen kan ook plaatsvinden. Vervolgens bindt cefiderocol zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. De tijdsduur waarin de ongebonden plasmaconcentratie boven de minimaal remmende plasmaconcentratie (MIC) tegen het infecterend micro-organisme blijft, blijkt het best te correleren met de werkzaamheid van cefiderocol.
Cefiderocol is weinig of niet werkzaam tegen de meeste Gram-positieve organismen en anaeroben.
In vitro zijn gevoelig:
- Aeroob Gram-negatief: Achromobacter spp., Acinetobacter baumannii complex, Burkholderia cepacia complex, Citrobacter freundii complex, Citrobacter koseri, Escherichia coli, Enterobacter cloacae complex, Klebsiella aerogenes, Klebsiella pneumoniae, Klebsiella oxytoca, Morganella morganii, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris, Providencia rettgeri, Pseudomonas aeruginosa, Serratia spp. (incl. Serratia marcescens) en Stenotrophomonas maltophilia.
Niet gevoelig (in vitro) zijn: aeroob Gram-positieve micro-organismen, anaerobe micro-organismen.
Resistentiemechanismen zijn o.a. meer mutante of verworven PBP's, β-lactamase-enzymen die het vermogen hebben tot hydrolyse van cefiderocol, mutaties die invloed hebben op de regulering van de opname van ijzer door bacteriën, mutaties in transporteiwitten van sideroforen en overexpressie van natieve bacteriële sideroforen. In vitro wordt het antibacteriële effect tegen de normaliter gevoelige soorten niet beïnvloed door de meeste β-lactamasen, waaronder metallo-enzymen. Aangezien de opname in de cellen ook via sideroforen plaatsvindt, wordt de werking van cefiderocol in vitro doorgaans minder beïnvloed door porineverlies of effluxgemedieerde resistentie in vergelijking met andere β-lactamantibiotica.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,26 l/kg. |
Metabolisering | in beperkte mate (< 10%), tot o.a. pyrrolidinechloorbenzamide (PCBA). |
Eliminatie | grotendeels (ca. 98,5%) met de urine, vnl. als ongewijzigd cefiderocol (90,6%), in beperkte mate (2,8%) met de feces. Hemodialyse verwijdert ca. 60% van cefiderocol uit de circulatie met een sessie van 3 tot 4 uur. |
T 1/2el | 2–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ceftriaxon hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Groepsinformatie
cefiderocol hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- conjunctivitis
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)