Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rybrevant Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Zie voor het advies van de commissie BOM nvmo.org (onder amivantamab).
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Indicaties
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met EGFR-mutaties bestaande uit exon 19-deleties of exon 21-L858R-substituties, bij volwassenen na falen van eerdere therapie waaronder een EGFR-tyrosinekinaseremmer. Geef in combinatie met carboplatine en pemetrexed.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met activerende insertiemutaties in het exon 20-gen van de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR) bij volwassenen:
- als eerstelijnsbehandeling, in combinatie met carboplatine en pemetrexed;
- na falen van platinabevattende chemotherapie, als monotherapie.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Doseringen
Stel voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus vast met een gevalideerde testmethode, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Dien voorafgaand aan de behandeling premedicatie toe om de kans op infusiegerelateerde reacties te verkleinen; een antihistaminicum (oraal of i.v.), antipyreticum (oraal of i.v.) en glucocorticoïd (i.v.). Zie voor het doseerschema de officiële productinformatie cbg/ema tabel 4.
Niet-kleincellig longcarcinoom, combinatietherapie
Volwassenen (incl. ouderen) < 80 kg
I.v.: 1400 mg 1×/week in week 1-4, gevolgd door 1750 mg 1×/3 weken vanaf week 7. De eerste dosis in week 1 splitsen over 2 dagen (350 mg op dag 1 en 1050 mg op dag 2), om de kans op IRR's te verlagen. Geef in de volgende volgorde: pemetrexed, carboplatine en dan amivantamab. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Infusiesnelheid: week 1: dag 1 initieel 50 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 75 ml/uur, dag 2 initieel 33 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 50 ml/uur. Week 2: 65 ml/uur. Week 3: 85 ml/uur. De weken daarna 125 ml/uur.
Volwassenen (incl. ouderen) ≥ 80 kg
I.v.: 1750 mg 1×/week in week 1-4, gevolgd door 2100 mg 1×/3 weken vanaf week 7. De eerste dosis in week 1 splitsen over 2 dagen (350 mg op dag 1 en 1400 mg op dag 2), om de kans op IRR's te verlagen. Geef in de volgende volgorde: pemetrexed, carboplatine en dan amivantamab. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Infusiesnelheid: week 1: dag 1 initieel 50 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 75 ml/uur, dag 2 initieel 25 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 50 ml/uur. Week 2: 65 ml/uur. Week 3: 85 ml/uur. De weken daarna 125 ml/uur.
Niet-kleincelling longcarcinoom, monotherapie
Volwassenen (incl. ouderen) < 80 kg
I.v.: 1050 mg 1×/week in week 1-4, gevolgd door 1050 mg 1×/2 weken vanaf week 5. De eerste dosis in week 1 splitsen over 2 dagen (350 mg op dag 1 en 700 mg op dag 2), om de kans op IRR's te verlagen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Infusiesnelheid: week 1: dag 1 en 2 initieel 50 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 75 ml/uur. Week 2: 85 ml/uur. De weken daarna 125 ml/uur.
Volwassenen (incl. ouderen) ≥ 80 kg
I.v.: 1400 1×/week gedurende week 1-4, gevolgd door 1400 mg 1×/2 weken vanaf week 5. De eerste dosis in week 1 splitsen over 2 dagen (350 mg op dag 1 en 1050 mg op dag 2, om de kans op IRR's te verlagen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Infusiesnelheid: week 1: dag 1 initieel 50 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 75 ml/uur, dag 2 initieel 35 ml/uur, na 2 uur (bij afwezigheid van IRR's) verhogen naar 50 ml/uur. Week 2: 65 ml/uur. Week 3: 85 ml/uur. De weken daarna 125 ml/uur.
Dosisaanpassingen
- Bij bijwerkingen (zoals oog-, huid- en nagelaandoeningen) graad 3 of 4 de behandeling onderbreken tot herstel naar graad 1 of lager. Indien de onderbreking langer dan 7 dagen duurt, de behandeling hervatten met het volgende verlaagde dosisniveau. Zie voor adviezen bij veelvoorkomende bijwerkingen de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Indien aanpassing van de dosering nodig is, deze als volgt aanpassen:
- aanvangsdosis 1050 mg: eerste verlaagde dosisniveau 700 mg, tweede verlaagde dosisniveau 350 mg.
- aanvangsdosis 1400 mg: eerste verlaagde dosisniveau 1050 mg, tweede verlaagde dosisniveau 700 mg.
- aanvangsdosis 1750 mg: eerste verlaagde dosisniveau 1400 mg, tweede verlaagde dosisniveau 1050 mg.
- aanvangsdosis 2100 mg: eerste verlaagde dosisniveau 1750 mg, tweede verlaagde dosisniveau 1400 mg.
Verminderde nierfunctie: op basis van populatie-farmacokinetische analyses is er geen dosisaanpassing nodig bij een licht of matig verminderde nierfunctie. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: op basis van populatie-farmacokinetische analyses is er geen dosisaanpassing nodig bij een licht verminderde leverfunctie. Wees voorzichtig bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie, vanwege een gebrek aan gegevens
Gemiste dosis: de dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen en het doseerschema zo aanpassen dat het behandelinterval hetzelfde blijft.
Toediening: na verdunning toedienen als i.v.-infusie. Gebruik een inlinefilter.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): hypoalbuminemie, verminderde eetlust, hypocalciëmie. Duizeligheid. Diarree, stomatitis, misselijkheid, obstipatie, braken. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase in het bloed. Huiduitslag, nagelafwijking, droge huid, jeuk. Myalgie. Oedeem, vermoeidheid, koorts. Infusiegerelateerde reactie.
Vaak (1-10%): hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Verminderd gezichtsvermogen, groei van de wimpers, blefaritis, conjunctivahyperemie, hoornvliesirritatie, droog oog, episcleritis, niet-infectieuze conjunctivitis. Interstitiële longziekte. Buikpijn, hemorroïden.
Soms (0,1-1%): keratitis, uveïtis. Toxische epidermale necrolyse (TEN).
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Vermijd het gebruik van levende (verzwakte) vaccins; gelijktijdig gebruik is niet onderzocht.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (verhoogde incidentie van vertraging in de embryo-foetale ontwikkeling, embryoletaliteit en abortus)
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: De behandeling óf het geven van borstvoeding staken.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij vaststellen van de EGFR-mutatiestatus met plasma is er kans op een fout-negatieve uitslag. Als er geen mutatie in een plasmamonster wordt gedetecteerd, de test indien mogelijk herhalen met tumorweefsel.
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) komen vaak voor. Dien daarom voorafgaand aan de eerste infusie premedicatie (bv. antihistaminica, antipyretica en/of glucocorticoïden) toe om de kans op IRR's te verkleinen. Dien bij volgende dosistoedieningen antihistaminica en antipyretica toe. Na langdurige dosisonderbrekingen ook glucocorticoïden opnieuw instellen. Bij eerste tekenen van IRR's, ongeacht de ernst, de infusie onderbreken. Na verdwijnen van de symptomen de infusie hervatten met 50% van de eerdere snelheid. Bij terugkerende IRR’s van graad 3 of graad 4 de behandeling definitief staken. Behandel patiënten in een omgeving met de juiste medische ondersteuning om IRR’s te behandelen.
Interstitiële longziekte (ILD) of ILD-achtige bijwerkingen (bv. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op symptomen die wijzen op ILD/pneumonitis (bv. dyspneu, hoesten, koorts). Bij een vermoeden van ILD de behandeling onderbreken. Bij bevestigde ILD de behandeling definitief staken.
Huid- en nagelreacties zijn mogelijk, daarom adviseren om blootstelling aan de zon te beperken gedurende en tot ten minste 2 maanden na de behandeling. Adviseer beschermende kleding te dragen en het gebruik van een breedspectrum-UV A-/UV B-zonbescherming. Bij een graad 2-reactie van huid of nagel ondersteunende zorg geven. Als er na 2 weken geen verbetering optreedt, een dosisverlaging van amivantamab overwegen. Bij een graad 3-reactie ondersteunende zorg geven en onderbreken van amivantamab overwegen totdat de bijwerking verbetert. Na verbetering van de huid- of nagelreactie tot ≤ graad 2, de behandeling in een verlaagde dosis hervatten. Bij een graad 4-reactie van huid (waaronder toxische epidermale necrolyse) amivantamab definitief staken.
Oogaandoeningen, waaronder keratitis, zijn gemeld. Verwijs patiënten met verergerende symptomen aan de ogen, onmiddellijk naar een oogarts en ontraad het gebruik van contactlenzen totdat de symptomen zijn beoordeeld.
Onderzoeksgegevens: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar. De toepassing bij een ernstig verminderde nierfunctie en een matig of ernstig verminderde leverfunctie is niet onderzocht.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met amivantamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Amivantamab is een op volledig humaan immunoglobuline G1 (IgG1) gebaseerd bispecifiek antilichaam. Het verstoort de signaalfuncties van EGFR en MET door het blokkeren van de ligandbinding en het bevorderen van de afbraak van EGFR en MET. Dit voorkomt groei en progressie van de tumor. Door aanwezigheid van EGFR en MET op de oppervlakte van tumorcellen worden deze daarnaast doelwit voor afbraak door o.a. ‘natural killer’-cellen en macrofagen. Dit gebeurt respectievelijk door antilichaam-afhankelijke cytotoxiciteit (ADCC) en trogocytose.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,07 l/kg. |
T 1/2el | ca. 13,7 dagen. |
Overig | De ‘steady state’-plasmaconcentratie wordt bereikt na ca. 13 weken (bij de negende infusie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
amivantamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk