Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Adcetris (vedotine) XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Voor de behandeling van Hodgkinlymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2019).
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Indicaties
Hodgkinlymfoom (HL)
- Onbehandeld CD30-positief HL stadium III of IV bij volwassenen in combinatie met doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (AVD-kuur).
- CD30-positief HL bij volwassenen met meer kans op een recidief of progressie na autologe stamceltransplantatie (ASCT);
- Gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL bij volwassenen:
- na ASCT;
- na ten minste twee eerdere behandelingen, wanneer ASCT of combinatiechemotherapie geen optie is;
Systemisch anaplastisch grootcellig lymfoom (sALCL)
- Onbehandeld sALCL bij volwassenen in combinatie met cyclofosfamide, doxorubicine en prednison (CHP-kuur);
- Gerecidiveerd of refractair sALCL bij volwassenen.
Cutaan T-cellymfoom (CTCL)
- CD30-positief CTCL bij volwassenen na ten minste één eerdere systemische therapie.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Doseringen
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Primaire profylaxe met groeifactoren (G-CSF) wordt aanbevolen bij patiënten die brentuximab krijgen in combinatie met AVD of CHP.
Controleer de patiënt tijdens en na infusie op infusiegerelateerde reacties en onderbreek bij optreden hiervan de behandeling, tot de symptomen zijn verdwenen. Hervat de infusie in een langzamer tempo en geef bij iedere volgende infusie premedicatie (zoals paracetamol, antihistaminica of corticosteroïden).
Onbehandeld HL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van elke 28-daagse cyclus, als i.v.-infusie gedurende 30 min, in combinatie met chemotherapie (AVD-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, gebruik dan in de berekening een gewicht van 100 kg. Bij goed verdragen in totaal 6 cycli geven.
HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT, al gerecidiveerd of refractair HL, onbehandeld of gerecidiveerd of refractair sALCL, CTCL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,8 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Bij onbehandeld sALCL in combinatie met chemotherapie (CHP-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT: de behandeling pas beginnen ná herstel van ASCT.
Verminderde nierfunctie: Monotherapie: bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: er zijn geen gegevens over het gebruik bij een verminderde nierfunctie (serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min); controleer de patiënt nauwlettend op bijwerkingen. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: controleer patiënten met een leverfunctiestoornis nauwlettend op bijwerkingen. Monotherapie: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: in combinatie met AVD bij een lichte leverfunctiestoornis is de aanbevolen startdosering 0,9 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. In combinatie met CHP bij een lichte leverfunctiestoornis is de 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis.
Bij hoog lichaamsgewicht: als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken.
Behandelduur: Monotherapie: de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Indien stabiele ziekte wordt bereikt bij gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL en gerecidiveerd of refractair anaplastisch grootcellig lymfoom gedurende minimaal 8 en maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT en bij CTCL maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Combinatietherapie: 6 cycli (onbehandeld HL) of 6–8 cycli (onbehandeld sALCL).
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, perifere neuropathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 4); zie hiervoor onder 'zie ook'.
Toediening: brentuximab via een aparte intraveneuze lijn toedienen als infusie (niet als 'push' of bolus) en niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 59%), meestal reversibel. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies. Huiduitslag, jeuk. Myalgie, artralgie. Vermoeidheid, koorts, rillingen, infusiegerelateerde reactie (vaker en ernstiger bij antilichaamvorming tegen brentuximab). Neutropenie.
Vaak (1-10%): pneumonie (soms Pneumocystis jiroveci-pneumonie), herpes zoster, herpes simplex, orale candidiase. Rillingen. Duizeligheid. Alopecia. Rugpijn. Anemie, trombocytopenie. Hyperglykemie. Verhoging ALAT en/of ASAT.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Bacteriëmie door stafylokokken, sepsis/septische shock (incl. met fatale afloop), infectie met of reactivatie van het cytomegalovirus (CMV). Febriele neutropenie. Acute pancreatitis (fatale afloop is gemeld). Tumorlysissyndroom. Demyeliniserende polyneuropathie. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale complicaties zoals darmobstructie, ileus, enterocolitis, neutropenische colitis, perforatie en hemorragie (soms met dodelijke afloop). Extravasatie op de infusieplaats. Levertoxiciteit (soms met dodelijke afloop). Febriele neutropenie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%: perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 67% in combinatie met AVD, bij ca. 52% in combinatie met CHP, meestal reversibel), duizeligheid. Slapeloosheid. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Huiduitslag, alopecia. Myalgie, artralgie, rugpijn, botpijn. Vermoeidheid, koorts. Verhoging ALAT. Neutropenie (CTCAE-graad 3–4 bij ca. 65%), febriele neutropenie, anemie.
Vaak (1-10%): infusiegerelateerde reacties, rillingen. Sepsis/septische shock, herpes simplex-infectie, pneumonie, orale candidiase. Jeuk. Hyperglykemie. Verhoging ASAT. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Tumorlysissyndroom. Pneumocystis jiroveci-pneumonie, herpes simplex. Acute pancreatitis. Stevens-Johnsonsyndroom.
Ouderen (≥ 60 j.): bij monotherapie is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met dat van andere volwassenen. Bij combinatietherapie komen bij ouderen meer ernstige bijwerkingen voor en zijn vaker dosisaanpassingen (waaronder uitstel, verlaging en staken van de dosis) nodig. Er is meer kans op pneumonie en (febriele) neutropenie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Ernstige en opportunistische infecties).
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met bleomycine veroorzaakt pulmonale toxiciteit en is gecontra-indiceerd.
In vivo is MMAE een substraat voor Pgp. Gelijktijdig gebruik met krachtige remmers van zowel CYP3A4 als Pgp zoals azoolantimycotica (bv. itraconazol, voriconazol, posaconazol) en HIV-proteaseremmers kan de concentratie van MMAE verhogen; indien hierdoor neutropenie optreedt de dosering zonodig aanpassen.
Gelijktijdig gebruik met krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan mogelijk de concentratie van MMAE verlagen. Denk eraan dat het effect van de inductoren nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Brentuximab kan aanleiding geven tot hyperglykemie, pas zo nodig een antidiabetische behandeling aan.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (embryofoetale sterfte).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot gedeeltelijk reversibele testiculaire toxiciteit (atrofie en degeneratie van de testes) en verminderde vruchtbaarheid. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient twee adequate anticonceptiemethoden te gebruiken gedurende én tot 6 maanden na de therapie. Een vruchtbare man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van brentuximab vedotine in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige en opportunistische infecties: controleer vóór iedere toediening en zonodig vaker het volledige bloedbeeld in verband met beenmergremming en controleer bij neutropenie tevens op koorts en pas zonodig de dosering aan. Bij combinatietherapie met AVD of CHP wordt profylaxe met G-CSF aanbevolen. Bij combinatietherapie met AVD of CHP is een gevorderde leeftijd een risicofactor voor het ontstaan van febriele neutropenie. Controleer op het ontstaan van mogelijk ernstige en opportunistische infecties. Reactivatie van het JC-virus kan leiden tot progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML); controleer op tekenen van PML zoals ontwikkeling of toename van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Ernstige gevallen van hepatotoxiciteit hebben zich voorgedaan. Vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling de leverfunctie controleren. Wees voorzichtig bij bestaande leveraandoeningen en bij gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen. Bij optreden van hepatotoxiciteit de dosis uitstellen, wijzigen of de behandeling staken.
Ernstige gastro-intestinale complicaties zijn gemeld; bij nieuwe of verergerende gastro-intestinale symptomen onmiddellijk diagnostiek verrichten.
Pancreatitis: bij nieuwe of verergerende ernstige pijn in de bovenbuik, de volgende behandeling uitstellen en een acute pancreatitis uitsluiten; bij vaststelling hiervan de behandeling definitief staken.
De perifere neuropathie is een kenmerkend effect van de cumulatieve blootstelling aan brentuximab en is doorgaans reversibel. De mediane tijd tot het ontstaan van perifere neuropathie is bij monotherapie ca. 12 weken en bij combinatietherapie ca. 8–9 weken. Controleer op symptomen van neuropathie zoals hypo-esthesie, paresthesie, neuropathische pijn of zwakte en pas zonodig de dosering aan, stel de behandeling uit of staak de behandeling. In klinische onderzoeken was de mediane tijd tussen het ontstaan en het verminderen of verdwijnen van de perifere neuropathie bij monotherapie 16–23 weken (mediaan), bij combinatietherapie met AVD 0–139 weken (mediaan ca. 10 weken) en bij combinatietherapie met CHP 0–205 weken (mediaan ca. 19 weken).
Gevallen van ernstig cutane bijwerkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) zijn gemeld en kunnen fataal verlopen. Bij optreden van deze bijwerkingen de behandeling onmiddellijk staken.
Bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen pulmonale toxiciteit zoals pneumonitis, interstitiële longziekte en ARDS uitsluiten; zo nodig de behandeling onderbreken.
Controleer serumglucosewaarde bij doorgemaakte hyperglykemie.
Controleer vanwege de kans op extravasatie gedurende de toediening de infusieplaats nauwlettend op infiltratie.
Onderzoeksgegevens: bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een nierfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min. De klaring van MMAE is ca. 2× lager bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of creatinineklaring < 30 ml/min. Bij nierfunctiestoornissen zorgvuldig controleren op bijwerkingen. Bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een totale bilirubine > 1,5 × ULN (tenzij door Gilbert-syndroom), of ASAT of ALAT > 3 × ULN óf > 5 × ULN als de verhoging redelijkerwijs kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van Hodgkinlymfoom in de lever. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De effectiviteit bij andere subtypen van CD30-positief cutaan T-cellymfoom (CTCL) dan mycosis fungoides (MF) en primair cutaan anaplastisch grootcellig lymfoom (pcALCL) is nog onduidelijk. In éénarmige fase 2-studies is werkzaamheid waargenomen bij de subtypen Sézary-syndroom (SS), lymfomatoïde papulose (LyP) en gecombineerde CTCL-histologie.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met brentuximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Brentuximab vedotine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat geproduceerd door middel van recombinante DNA–technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan CD30 op CD30-positieve tumorcellen. Het vormt hiermee een complex, waarna het intracellulair omgezet wordt in het monomethyl-auristatine E (MMAE). MMAE bindt aan tubuline, waardoor het tubulinenetwerk ontregeld raakt, de celcyclus tot stilstand komt en apoptose van de cel plaatsvindt.
Kinetische gegevens
F | de biologische beschikbaarheid van MMAE daalt met ca. 50–80% na toediening van meerdere doses. |
T max | ca. 2 dagen (MMAE). |
V d | ca. 0,1–0,14 l/kg (brentuximab vedotine), 0,1–0,5 l/kg (MMAE). |
Metabolisering | in geringe mate, in de lever, door CYP3A4 en mogelijk ook door CYP2D6 (MMAE). |
Eliminatie | met de feces ca. 72% en met de urine ca. 28% (MMAE en metabolieten). |
T 1/2el | ca. 4–6 dagen (brentuximab vedotine); 3–4 dagen (MMAE). Langer bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of een ernstige nierfunctiestoornis (MMAE; bij een creatinineklaring < 30 ml/min). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
brentuximab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk