Samenstelling
Gonasi XGVS Aanvullende monitoring Goodlife Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rekovelle XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 33,3 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 0,36 ml = 12 microg, 1,08 ml = 36 microg, 2,16 ml = 72 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
- Inductie van de ovulatie en luteïnisatie na stimulatie van de follikelgroei, bij vrouwen met anovulatie of oligo-ovulatie.
- Inductie van de laatste fase van de follikelrijping en de luteïnisatie na stimulatie van de follikelgroei, bij kunstmatige voortplantingstechnieken (ART) zoals in-vitrofertilisatie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Gecontroleerde ovariumhyperstimulatie voor de ontwikkeling van meerdere follikels bij vrouwen die geassisteerde voortplantingstechnieken (ART) ondergaan, zoals in vitro fertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectiecyclus (ICSI).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Anovulatie of oligo-ovulatie
Volwassenen
1 injectie van 5000 IE of 10.000 IE i.m. of s.c., toe te dienen 24 tot 48 uur nadat optimale stimulatie van de follikelgroei is bereikt. Geadviseerd wordt op de dag van de injectie en de dag erna gemeenschap te hebben.
Voorbereiding van follikels voor punctie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
1 injectie van 5000 IE of 10.000 IE i.m. of s.c., toe te dienen 24 tot 48 uur na de laatste toediening van een FSH- of hMG-preparaat, d.w.z. wanneer optimale stimulatie van de follikelgroei is bereikt.
Toediening
- De oplossing direct na reconstitutie, langzaam i.m. of s.c. toedienen;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven. Na adequate instructie kan s.c.-toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
Doseringen
Individueel doseren op geleide van de follikelgrootte en de estradiolconcentratie.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
Het tijdstip waarop de behandeling wordt gestart is afhankelijk van het type protocol: in een protocol met een GnRH-antagonist (kort schema), de behandeling 2 of 3 dagen na het begin van de menstruatie starten; in een protocol met een GnRH-agonist (lang schema), de behandeling ca. 2 weken na aanvang van de agonistbehandeling starten.
Voor de eerste behandelcyclus de individuele dagelijkse dosis bepalen op basis van de serumspiegels van het anti-Müller-hormoon (AMH) en het lichaamsgewicht van de vrouw. Deze dagelijkse dosis de hele stimulatieperiode handhaven. Bij een AMH-concentratie < 15 pmol/l: s.c. 12 microg/dag (ongeacht het lichaamsgewicht). Bij een AMH-concentratie ≥ 15 pmol/l: zie tabel 1. De max. dosering bij de eerste behandelcyclus is 12 microg/dag. De behandeling voortzetten tot een adequate follikelontwikkeling (≥ 3 follikels ≥ 17 mm) is bereikt, wat gemiddeld op de negende of tiende behandeldag het geval is (spreiding 5–20 dagen). Bij downregulatie van de hypofyse door een GnRH-agonist kan een langere stimulatieduur en dus een hogere totale dosis follitropine delta nodig zijn om adequate follikelrespons te verkrijgen. Vervolgens een enkelvoudige injectie van 250 microg r-hCG of 5.000 IE hCG toedienen om volledige follikelrijping te bewerkstelligen. Bij volgende behandelcycli de dagelijkse dosis zo nodig aanpassen op grond van de ovariële respons in de vorige cyclus: bij een ovariële hyporespons de dosering verhogen met 25–50%; bij een ovariële hyperrespons de dosering verlagen met 20–33%. De max. dosering bij volgende behandelcycli is 24 microg/dag.
AMH (pmol/l) |
Dagelijkse dosis |
---|---|
< 15 |
12 microg |
15–16 |
0,19 microg/kg |
17 |
0,18 microg/kg |
18 |
0,17 microg/kg |
19–20 |
0,16 microg/kg |
21–22 |
0,15 microg/kg |
23–24 |
0,14 microg/kg |
25–27 |
0,13 microg/kg |
28–32 |
0,12 microg/kg |
33–39 |
0,11 microg/kg |
≥ 40 |
0,10 microg/kg |
Toediening
- Subcutaan toedienen, bij voorkeur in de buikwand.
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om lipo-atrofie te voorkomen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): lokale overgevoeligheidsreactie, reactie op de injectieplaats (blauwe plek, pijn, roodheid, zwelling, jeuk). Oedeem. Hoofdpijn. Stemmingswisselingen. Licht of matig ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), met als symptomen buikpijn, opgezet gevoel, misselijkheid, braken, diarree, pijnlijke borsten, lichte tot matige vergroting van de ovaria en ovariumcysten.
Soms (0,1-1%): vermoeidheid. Agitatie. Ernstig OHSS, met als symptomen sterke vergroting van de ovaria, acute buikpijn, ascites, pleura-effusie en gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): systemische overgevoeligheidsreactie, waaronder gegeneraliseerde huiduitslag, koorts, angio-oedeem of anafylactische reactie. Ruptuur van ovariumcyste. Trombo-embolie, gerelateerd aan ernstig OHSS.
Verder is gemeld: ovariumtorsie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), bekkenpijn of -klachten. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): stemmingswisselingen. Slaperigheid, duizeligheid. Braken, buikklachten, diarree, obstipatie. Pijnlijke of gevoelige borsten, vaginale bloedingen.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Interacties
hCG kan een kruisreactie veroorzaken bij radio-immunoassay van gonadotrofinen, met name luteïniserend hormoon.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven.
Advies: Choriongonadotrofine kan aan het begin van de zwangerschap worden gebruikt ter ondersteuning van de luteale fase, maar niet later tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet bekend, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Gebruik tijdens borstvoeding kan worden overwogen.
Overige: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- niet onder controle gebrachte, niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse);
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap onmogelijk maken;
- onverklaarde vaginale bloeding.
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) is een potentieel levensbedreigende complicatie die kan ontstaan bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel voorafgaand aan en tijdens de behandeling regelmatig de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. OHSS treedt op als hCG wordt toegediend of door een zwangerschap wordt geproduceerd; controleer de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening. Observeer vrouwen die hun eerste cyclus van ovariumstimulatie krijgen en voor wie de risicofactoren nog niet bekend zijn, nauwlettend op vroege verschijnselen van OHSS. Bij kunstmatige voortplantingstechnieken bestaat er een verhoogd risico op OHSS bij ≥ 18 follikels met een diameter van ≥ 11 mm. Bij aanwezigheid van ≥ 30 follikels, de hCG-toediening onderbreken.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij risicofactoren voor trombose zoals een eerder opgetreden trombose, positieve familie-anamnese, obesitas of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op veneuze of arteriële trombo-embolieën gedurende of na behandeling met gonadotrofinen.
Ovariumtorsie is gemeld, dit kan gerelateerd zijn aan andere omstandigheden zoals OHSS, zwangerschap, eerdere buikoperatie en eerdere of bestaande ovariumcysten. Beschadiging van het ovarium als gevolg van verminderde bloedtoevoer kan worden beperkt door vroege diagnose en onmiddellijke detorsie.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die meerdere behandelschema's voor onvruchtbaarheid hebben ondergaan. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Onderzoek: Tot 10 dagen na toediening kan choriongonadotrofine interfereren met de immunologische bepaling van hCG in serum/urine, hetgeen tot een foutpositieve zwangerschapstest kan leiden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) is een complicatie van een fertiliteitsbehandeling. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. In geval van ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of een condoom te gebruiken. OHSS kan optreden binnen 9 dagen nadat de laatste fase van follikelrijping is geïnduceerd, middels toediening van hCG. Laat OHSS kan optreden 10 of meer dagen hierna, als gevolg van hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap. Volg de patiënt ten minste gedurende 2 weken na hCG-toediening in verband met dit risico.
De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Er is geen onderzoek gedaan naar anovulatoire patiënten met polycysteus-ovariumsyndroom.
Potentiële hoog-responders (patiënten met AMH > 35 pmol/l) zijn niet onderzocht in een protocol waarin downregulatie met een GnRH-agonist toegepast wordt.
Eigenschappen
Humaan choriongonadotrofine (hCG) wordt verkregen uit de urine van zwangere vrouwen en heeft de werking van het luteïniserend hormoon (LH). Bij de vrouw wordt het gegeven ter vervanging van de endogene pre-ovulatoire LH-piek om de laatste fase van de follikelrijping te induceren, welke tot ovulatie leidt. Het wordt tevens gegeven ter vervanging van endogeen LH tijdens de luteale fase.
Kinetische gegevens
T max | ca. 16 uur |
Eliminatie | vnl. via de nieren. |
T 1/2el | ca. 37 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) geproduceerd door middel van DNA-recombinanttechniek in een menselijke cellijn (PER.C6). FSH is noodzakelijk voor normale follikelgroei en -rijping en voor de gonadale steroïdproductie.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
F | ca. 64%. |
V d | ca. 0,36 l/kg. |
Eliminatie | hoofzakelijk met de urine (ca. 9% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 28 uur (na meerdere toedieningen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
choriongonadotrofine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
follitropine delta hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk