Samenstelling
Tadim (methaatnatrium) XGVS Zambon Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mln. IE
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Natriumfusidaat Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Colistine komt pas voor de behandeling van een CAP of urineweginfectie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie voor CAP hierboven, voor urineweginfecties hieronder).
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweedegeneratie-cefalosporine mét een aminoglycoside óf i.v. een derdegeneratie-cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Advies
De Commissie wijst op het zeer beperkte indicatiegebied van systemisch fusidinezuur. De toepassing zal hierdoor meestal tot de kliniek beperkt blijven.
De systemische toediening van fusidinezuur komt pas voor behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor community-acquired pneumonie.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft de lokale toepassing van fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Zie voor meer informatie over (andere) bacteriële huidinfecties ook de link in deze alinea.
Indicaties
- Behandeling van ernstige infecties (zoals een nosocomiale pneumonie en gecompliceerde urineweginfecties) met gevoelige aerobe Gram-negatieve bacteriën, indien de standaardmiddelen voor deze infecties niet geschikt zijn voor de individuele patiënt en/of de causale verwekker(s).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Stafylokokkeninfecties zoals pneumonie, superinfecties bij cystische fibrose, sepsis, osteomyelitis, endocarditis, huid- en wondinfecties, met name wanneer er resistentie tegen en/of overgevoeligheid voor andere antibacteriële middelen bestaat.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Houd bij het bepalen van het doseerschema rekening met de gevoeligheid van de verwekker(s), de ernst en het type infectie en het ideale lichaamsgewicht en de nierfunctie van de patiënt. Let op! Bij verminderen van de nierfunctie tijdens de therapie de dosering aanpassen (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen).
In Europa wordt de dosis uitgedrukt in IE, in de Verenigde Staten en in andere delen van de wereld gebruikt men 'milligram colistine base activity' (mg CBA). 1.000.000 IE colistinemethaatnatrium = 80 mg colistinemethaatnatrium (CMS) = 34 mg 'colistine base activity' (CBA). 30.000 IE is ca. 1 mg CBA.
Ernstige infecties
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht > 40 kg
I.v.-infusie: Pas een oplaaddosis toe bij ernstig zieke patiënten: 9 mln. IE.
Onderhoudsdosis: 9 mln. IE/dag per i.v.-infusie verdeeld over 2–3 doses.
Op basis van beperkte farmacokinetische gegevens kunnen bij kritisch zieke patiënten met een goede nierfunctie in sommige gevallen een hogere oplaaddosis (tot 12 mln. IE) en hogere vervolgdoses (tot 12 mln. IE/24 uur) nodig zijn. Gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van deze doseringen zijn echter zeer beperkt.
Intrathecale en intraventriculaire toediening (volwassenen): 125.000 IE/dag. De toegediende hoeveelheid mag hierbij niet groter zijn dan 1 ml. De gegevens die deze dosering ondersteunen zijn zeer beperkt.
Kinderen ≤ 40 kg
I.v.-infusie: 75.000–150.000 IE/kg/dag verdeeld over 3 doses. De gegevens die dit doseerschema steunen, zijn zeer beperkt. Houd bij het bepalen van de dosering rekening met de mate waarin de nieren ontwikkeld zijn. De dosis bepalen op basis van het vetvrije lichaamsgewicht. Er zijn geen gegevens over het gebruik of de omvang van een oplaaddosis bij ernstig zieke kinderen. Er is melding van het gebruik van > 150.000 IE/kg/dag bij kinderen met cystische fibrose.
Verminderde nierfunctie
- Als richtlijn bij volwassenen (NB: zeer beperkt onderbouwd door gegevens):
- De oplaaddosis (9 mln. IE) geldt óók bij een verminderde nierfunctie; óók als nierfunctievervangende therapie geboden wordt.
- Onderhoudsdosering:
- creatinineklaring 30–50 ml/min: 5,5–7,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses;
- creatinineklaring 10–30 ml/min: 4,5–5,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses;
- creatinineklaring < 10 ml/min: 3,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses.
- Kinderen: Er is door de fabrikant géén doseeradvies vastgesteld voor kinderen met een verminderde nierfunctie. Zie de pagina Colistine op kinderformularium.nl voor doseeradvies volgens het Kinderformularium van het NKFK.
Gebruik bij nierfunctievervangende therapie
- Conventionele hemodialyse: na oplaaddosis (9 mln. IE), volgens de fabrikant: dagen zonder hemodialyse: 2,25 mln. (2,2–2,3) IE/dag over 2 doses, dagen met hemodialyse: 3 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses, waarvan ten minste 1 dosis toe te dienen na de hemodialysesessie. Zie ook de SWAB-pagina colistine (voor volwassenen) voor doseringsadviezen bij nierfunctie-vervangende therapie; deze kunnen anders zijn dan hiervoor vermeld.
- CVVHF en CVVHDF: dagdosering als voor normale nierfunctie; driemaaldaagse dosering wordt aanbevolen.
Toediening
- Langzaam toedienen als i.v.-infusie gedurende 30–60 minuten.
- Via een 'volledig implanteerbaar toedieningssysteem' (VIT) (bv. 'port-a-cath') kan tot 2 mln. IE in 10 ml over een periode van ten minste 5 minuten worden toegediend.
Doseringen
Stafylokokken huidinfecties
Volwassenen (incl. ouderen)
250 mg 2×/dag, gedurende 5–10 dagen.
Overige stafylokokkeninfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
500 mg 3×/dag. In ernstige gevallen of bij fulminante infecties kan de dosering verdubbeld worden of kan een geschikte combinatietherapie gebruikt worden. Behandelduur: Bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Kinderen < 12 jaar
Afhankelijk van de ernst van de infectie 25–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses. Behandelduur: Bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Bij een vergeten dosis deze alsnog zo snel mogelijk in nemen. Als het bijna tijd is voor de volgende dosis, de gemiste dosis overslaan en doorgaan met het normale doseerschema.
Verminderde leverfunctie: Er kunnen uitzonderlijk hoge plasmaspiegels van fusidinezuur ontstaan; pas de dosering aan op geleide van de leverfunctiewaarden en eventueel creatinekinase en het bloedbeeld.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, gezien fusidinezuur wordt geëlimineerd via de gal.
Toediening: De tabletten heel innemen met een glas water.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verminderde nierfunctie. Neurotoxiciteit zoals paresthesieën ter hoogte van het gelaat, in en rond de mond, spierzwakte, hoofdpijn. Jeuk.
Zelden (0,1–0,01%): nierinsufficiëntie.
Verder zijn gemeld: neuromusculaire blokkade, apneu, ademstilstand (door vermindering van de presynaptische afgifte van acetylcholine bij de neuromusculaire overgang; vooral bij verminderde nierfunctie). Overgevoeligheidsreacties zoals angio–oedeem en huiduitslag. Pseudo-Bartter-syndroom. Duizeligheid, ataxie. Reactie op de infusieplaats. Na intrathecale of intraventriculaire toediening: aseptische meningitis.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, andere buikklachten. Lethargie, vermoeidheid, asthenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie/shock. Cholestase, (cholestatische of cytolytische) hepatitis, icterus, leverfalen. Rabdomyolyse (soms fataal). (Acuut) nierfalen (vooral bij icterus en in combinatie met andere risicofactoren). Hoofdpijn, slaperigheid. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, pustuleus, geneesmiddeleruptie, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), urticaria). Leukopenie (incl. neutropenie, granulocytopenie en agranulocytose), trombocytopenie, anemie; pancytopenie (vooral na gebruik > 15 dagen). Hyperbilirubinemie, stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, AF, γGT).
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, jeuk, (andere) overgevoeligheidsreactie. Andere leverfunctieafwijkingen.
Verder zijn gemeld: 'Drug Reaction with Eosinophilia and Systemic Symptoms' (DRESS)-syndroom, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Hepatorenaal syndroom.
Interacties
Het risico op nefrotoxische of neurotoxische verschijnselen wordt vergroot door gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische of neurotoxische geneesmiddelen; wees uiterst voorzichtig met deze combinaties of verlaag de dosering colistine. Nefrotoxiciteit is gewoonlijk reversibel na het staken van de behandeling, maar zelden kan een interventie nodig zijn, zoals nierfunctievervangende therapie. Dosisverlaging van colistine kan de symptomen van neurotoxiciteit verlichten. Gelijktijdige toediening van aminoglycosiden, geïnhaleerde narcotica, niet-depolariserende spierrelaxantia (bv. rocuronium) en curare–achtige middelen vergroot de kans op verlengde neuromusculaire blokkade; vermijd deze combinaties bij voorkeur. Bij patiënten met myasthenia gravis voorzichtig zijn met gelijktijdige toediening van macroliden zoals azitromycine en claritromycine en fluorchinolonen zoals ciprofloxacine en norfloxacine.
Wees voorzichtig met gebruik van andere formuleringen van colistine (bv. inhalatie) aangezien hier weinig ervaring mee is en er een kans bestaat op cumulatieve toxiciteit.
De mechanismen voor de omzetting van colistinemethaatnatrium naar colistine en voor de (renale) klaring van colistine zijn niet achterhaald. Wees daarom voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze geneesmiddel-metaboliserende enzymen remmen of induceren, of waarvan bekend is dat ze substraat zijn voor mechanismen van renaal transport.
Interacties
Het is mogelijk dat fusidinezuur wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 en dat het zelf CYP3A4 remt.
Vermijd gelijktijdig gebruik met atorvastatine, rosuvastatine of simvastatine, vanwege meldingen van rabdomyolyse, soms met fatale afloop. De aard van het interactiemechanisme is onbekend, mogelijk is het farmacokinetisch via CYP3A4 en/of de transporteiwitten OATP/BCRP of betreft het een farmacodynamische interactie, of een combinatie van beide. Het gebruik van zo'n statine kan 7 dagen na de laatste dosis fusidinezuur hervat worden. In uitzonderlijke gevallen kan bij langdurig oraal gebruik van fusidinezuur bij ernstige infecties het gebruik van deze statinen worden voortgezet onder strikt medisch toezicht. Wees alert op spierzwakte en -pijn en laat de patiënt zich melden als deze klachten, of donkere bruine urine of minder plassen zich voordoen.
Wees voorzichtig met geneesmiddelen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een relatief smalle therapeutische breedte hebben zoals ciclosporine, tacrolimus en sommige HIV-proteaseremmers zoals ritonavir.
Sterke CYP3A4–remmers zoals itraconazol, ketoconazol, claritromycine, cobicistat en sommige HIV-proteaseremmers (lopinavir, ritonavir) kunnen mogelijk de plasmaspiegel van fusidinezuur verhogen. Het gelijktijdig gebruik van ritonavir wordt ook afgeraden vanwege de kans op hepatotoxiciteit door een verhoogde plasmaspiegel van ritonavir.
Wees voorzichtig en controleer de leverfuncties bij gebruik van hepatotoxische geneesmiddelen of bij combinatie met andere middelen die eenzelfde eliminatieroute volgen, zoals rifampicine.
Het anticoagulerende effect van vitamine K–antagonisten kan veranderen; een aanpassing van de dosering van deze orale anticoagulantia of soortgelijke middelen kan nodig zijn. Dit hoeft niet te berusten op een direct effect op het VKA door een farmacokinetische (of farmacodynamische) interactie, het kan ook het gevolg zijn van de (koortsende) infectie - wellicht door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren - waardoor de VKA-behoefte tijdelijk verminderd kan zijn.
Zwangerschap
Colistinemethaatnatrium passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Een nadelig effect op de foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Fusidinezuur passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is er geen ervaring, bij dieren zijn er geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Fusidinezuur verdringt competitief bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine. In theorie zou dit bij systemisch gebruik in de laatste weken vóór de partus kunnen leiden tot een hemolytische anemie, hyperbilirubinemie en kernicterus bij de neonaat. Vooral voor een prematuur geboren kind, of een neonaat die icterisch, acidotisch en/of ernstig ziek is, kan dit een risico zijn.
Advies: Vanwege onvoldoende gegevens uit voorzorg het gebruik ontraden, met name rondom de uitgerekende datum. Bij overig gebruik, zijnde niet rondom de uitgerekende datum, de risico's van het niet behandelen en de risico's van wel behandelen voor moeder en kind afwegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, colistinemethaatnatrium in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: De orale absorptie is gering zodat systemische effecten minder waarschijnlijk zijn. Echter lokaal kan de darmflora van de zuigeling worden verstoord, dit kan leiden tot diarree.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor polymyxinen.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij myasthenia gravis mag colistine alleen in levensbedreigende situaties gebruikt worden, omdat colistine de presynaptische afgifte van acetylcholine bij de neuromusculaire overgangt vermindert.
Wees extra voorzichtig bij verminderde nierfunctie. Controleer bij alle patiënten vóór en regelmatig tijdens de behandeling de nierfunctie; verlaag de dosering op basis van de creatinineklaring (zie Doseringen). Patiënten met hypovolemie of die andere mogelijk nefrotoxische middelen toegediend krijgen, hebben een verhoogd risico op nefrotoxiciteit veroorzaakt door colistine. In sommige onderzoeken zijn meldingen van nefrotoxiciteit gerelateerd aan de totale cumulatieve dosis en de behandelduur. Weeg het voordeel van een verlengde behandelduur af tegen het mogelijk verhoogde risico op nefrotoxiciteit. De klinische ervaring bij een verminderde nierfunctie en bij toepassing van nierfunctievervangende therapie is zeer beperkt. Wees alert bij zuigelingen < 1 jaar, omdat de nierfunctie bij hen nog niet volledig is ontwikkeld, en het effect hiervan op de omzetting van colistinemethaatnatrium naar colistine onbekend is.
Het pseudo-Bartter-syndroom is in enkele gevallen gemeld in samenhang met i.v.-gebruik van colistine. Controleer bij vermoeden van dit syndroom de serumelektrolyten regelmatig. Het is mogelijk dat een verstoorde elektrolytbalans niet genormaliseerd kan worden zonder het gebruik van colistine te staken.
Voorzichtig toepassen bij een verminderde leverfunctie; hier zijn geen gegevens over.
Wees uiterst voorzichtig bij porfyrie.
Bij het optreden van diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Overweeg het staken van dit middel en starten van een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen mogen bij vermoeden of bevestiging van pseudomembraneuze colitis niet worden toegediend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Combineer bij langdurig gebruik met een ander antibioticum in verband met mogelijke resistentie-ontwikkeling.
Levensbedreigende huidreacties zoals SJS, TEN en het DRESS-syndroom zijn gemeld bij oraal gebruik van fusidinezuur, meestal in de eerste 8 weken van de behandeling. Staak bij een vermoeden van een dergelijke reactie het gebruik en hervat dit niet.
Controleer de leverfuncties regelmatig bij toepassing bij bestaande gestoorde leverfunctie, bij galwegziekten of -obstructie, bij noodzakelijk langdurig gebruik en/of hoge doses, en als de patiënt hepatotoxische geneesmiddelen ontvangt of middelen gebruikt die langs dezelfde eliminatieroute worden uitgescheiden (zie rubriek Interacties). Staak het gebruik bij hyperbilirubinemie, met of zonder icterus, en verhoogde leverenzymwaarden. Deze waarden (en de icterus) herstellen zich in de meeste gevallen snel na het staken. In vitro verdringt fusidinezuur bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine; houd hier vooral bij prematuren en bij neonaten die icterisch, acidotisch of ernstig ziek zijn rekening mee, omdat er daarmee risico is op kernicterus.
Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van rabdomyolyse, zoals spierzwakte, spierpijn, donkere urine, myoglobinurie en een verhoogd serum creatinekinase. Staak dan het gebruik om acuut nierfalen en hartritmestoornissen te voorkomen.
Overdosering
Symptomen
Bij overschrijding van de aanbevolen dosis bij normale nierfunctie óf bij het nalaten van een doseringsverlaging bij verminderde nierfunctie en/of comedicatie met nefro– en neurotoxische geneesmiddelen kunnen met name nefro– en neurotoxiciteit optreden: nierinsufficiëntie, nierfalen, periorale paresthesie, paresthesie van het gezicht en/of de ledematen, spierzwakte, apneu, draaiduizeligheid, onduidelijke spraak, vasomotorische instabiliteit, visusstoornissen, verwardheid en psychose.
Therapie
Klaring van colistinemethaatnatrium verhogen: osmotische diurese met mannitol, peritoneale dialyse of langdurige hemodialyse.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met colistine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
In de acute fase: maag-darmstoornissen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met systemisch toegepast fusidinezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Colistinemethaatnatrium is een prodrug van colistine. Colistine (polymyxine E) is een antimicrobieel middel behorend tot de polymyxinen en is afkomstig van Bacillus polymyxa var. colistinus. De binding aan en verandering van de permeabiliteit van de bacteriële celwand leidt, concentratie-afhankelijk, tot bacteriële celdood (bactericide effect). Het werkingsspectrum omvat aerobe Gram-negatieve bacteriën.
Doorgaans gevoelig zijn: Acinetobacter baumannii, Enterobacteriaceae (zoals Klebsiella spp.), Haemophilus influenzae en Pseudomonas aeruginosa.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Stenotrophomonas maltophilia, Achromobacter xylosoxidans (voorheen Alcaligenes xylosoxidans).
Inherent resistent zijn: Burkholderia cepacia en verwante soorten, Proteus spp. (incl. Proteus mirabilis), Providencia spp. en Serratia spp.
Er is kruisresistentie tussen colistine (polymyxine E) en polymyxine B te verwachten. Kruisresistentie met andere klassen van antibiotica wordt niet verwacht.
Kinetische gegevens
Metabolisering | het weinig actieve colistinemethaatnatrium wordt door hydrolyse omgezet in het werkzame colistine: bij gezonde personen voor ca. 30%, bij een sterk verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) voor 60 tot 70%. |
Overig | colistine: |
T max | met een vertraging van max. 7 uur bij ernstig zieke patiënten. |
V d | ca. 0,09–0,3 l/kg, ca. 1,3–2,0 l/kg (kritisch zieke patiënten). |
Overig | Colistine is vooral aanwezig in lever, nieren, hart, longen en spierweefsel. De passage van de bloed-hersenbarrière is bij afwezigheid van meningitis gering; bij aanwezigheid hiervan neemt dit toe. |
Eliminatie | Colistinemethaatnatrium onveranderd met de urine door glomerulaire filtratie. De eliminatie van colistine is nog niet goed bekend. Er is een uitgebreide tubulaire reabsorptie en colistine kan op niet-renale wijze worden geklaard óf renaal worden gemetaboliseerd met kans op accumulatie in de nieren. Colistine is dialyseerbaar door middel van conventionele hemodialyse en continue veno-veneuze hemo(dia)filtratie (CVVHF, CVVHDF). |
T 1/2el | ca. 4 uur bij patiënten met cystische fibrose, ca. 9–18 uur bij kritisch zieke patiënten, ca. 3 uur bij gezonde proefpersonen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Fusidinezuur remt de synthese van de bacteriële celwand door inhibitie van de verlengingsfactor G. Deze factor kan vervolgens niet meer binden aan de ribosomen en GTP, waardoor geen energie meer geleverd kan worden die noodzakelijk is voor de synthese van de bacteriële celwand.
Fusidinezuur is vooral werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën, zoals stafylokokken, inclusief meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus aureus (resistentie 1–10%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Clostridium spp., Corynebacterium minutissimum, Peptococcus spp. en Peptostreptococcus spp.
- Gram-negatief: Bacteroides fragilis en Neisseria spp.
Resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis (resistentie 10–20%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes (resistentie bij beide 10–20%).
- Gram-negatief: Haemophilus influenza (resistentie 10–20%).
Ongevoelig zijn:
- Gram-positief: Streptococcus viridans.
- Gram-negatief: de meeste Gram-negatieve bacillen inclusief Enterobacteriaceae, Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae en Pseudomonas spp.
Kruisresistentie tussen fusidinezuur en andere antibiotica is tot op heden niet beschreven.
Kinetische gegevens
Resorptie | gelijktijdige inname van voedsel vertraagt de absorptie van fusidinezuur, de geabsorbeerde hoeveelheid verandert niet. |
F | ca. 90%. |
T max | na ca. 2–3 uur. |
V d | ca. 0,3 l/kg. |
Overig | Fusidinezuur diffundeert goed in diverse weefsels, incl. botten en gewrichten, weke delen, de ogen, hartspier en in pus en sputum, maar niet in cerebrospinaal vocht. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | bijna volledig, in de lever, mogelijk via CYP3A4, tot diverse metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de gal met de feces als onwerkzame metabolieten en ca. 2% van de dosis als onveranderd fusidinezuur. Kleine hoeveelheden worden met de urine uitgescheiden. Fusidinezuur wordt niet geëlimineerd uit de circulatie via dialyse. |
T 1/2el | ca. 9 uur, langer bij hogere doses. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
colistine (parenteraal) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- fusidinezuur (oraal) (J01XC01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
fusidinezuur (oraal) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)