Samenstelling
Elonva XGVS Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '100'
- Sterkte
- 200 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '150'
- Sterkte
- 300 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Luveris (α) XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
- Gecontroleerde ovariële stimulatie (COS) in combinatie met een GnRH-antagonist voor de groei van multipele follikels bij vrouwen die behandeld worden in het kader van een kunstmatige voortplantingstechniek (ART).
- Vertraagde puberteit als gevolg van hypogonadotroop hypogonadisme bij mannelijke adolescenten (≥ 14 jaar), in combinatie met humaan choriongonadotrofine (hCG).
Gerelateerde informatie
Indicaties
In combinatie met follitropine alfa (FSH) ter stimulatie van de follikelontwikkeling bij volwassen vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Gecontroleerde ovariële stimulatie
Volwassenen
Stimulatiedag 1 (gedurende de vroege folliculaire fase van de menstruatiecyclus): bij lichaamsgewicht ≤ 60 kg en 36 jaar of jonger: eenmalig s.c. 100 microg; bij lichaamsgewicht > 60 kg ongeacht de leeftijd óf ≥ 50 kg en ouder dan 36 jaar: eenmalig s.c. 150 microg.
Stimulatiedag 5 of 6: afhankelijk van de ovariële respons, starten met de gonadotrofine-releasing hormoon (GnRH)-antagonist, om een premature LH-piek te voorkomen.
Stimulatiedag 8: zeven dagen na de corifollitropine α injectie kan dagelijks (r)FSH (bij een normale respons 150 IE/dag) worden toegediend totdat het criterium voor inductie van oöcytmaturatie (3 follikels ≥ 17 mm) is bereikt (gem. op de 9 e behandeldag). Zodra dit criterium is bereikt, wordt dezelfde dag of de dag erna een enkelvoudige injectie van 5.000 tot 10.000 IE humaan choriongonadotrofine (hCG) toegediend om de uiteindelijke rijping van oöcyten te induceren.
Vertraagde puberteit als gevolg van hypogonadotroop hypogonadisme
Mannelijke adolescenten ≥ 14 jaar
Bij lichaamsgewicht > 60 kg: 150 microg 1× per 2 weken gedurende 12 weken, gevolgd door 150 microg 1× per 2 weken in combinatie met hCG. Bij lichaamsgewicht ≤ 60 kg: 100 microg 1× per 2 weken gedurende 12 weken, gevolgd door 100 microg 1× per 2 weken in combinatie met hCG. Overweeg om de dosis te verhogen indien het lichaamsgewicht tijdens de behandeling toeneemt tot > 60 kg.
Combinatietherapie met hCG 2×/week (500 – 5000 IE) kan 52 weken of langer nodig zijn om volwassen gonadale ontwikkeling te bereiken. Er zijn alleen gegevens bekend over de werkzaamheid en veiligheid van behandeling tot 52 weken en bij een leeftijd < 17 jaar.
Toediening
- Subcutaan toedienen bij voorkeur in de buikwand;
- Na adequate instructie mogen de injecties worden uitgevoerd door de patiënt zelf, partner of verzorger;
- Bij hypogonadotroop gonadisme corifollitropine α 1× per 2 weken toedienen, in de ochtend op dezelfde dag van de week in combinatie met 2× per week hCG.
Doseringen
Individueel doseren, afhankelijk van de reactie van het ovarium. Dit vereist echoscopie en controle van estradiolplasmaspiegels.
Ovulatie-inductie bij ernstig tekort aan LH en FSH
Volwassenen
De behandeling kan op elk moment worden begonnen. Aanbevolen begindosering: 75 IE lutropine s.c. per dag, in combinatie met 75–150 IE follitropine-alfa per dag.
Zo nodig de dosering van follitropine-alfa verhogen met intervallen van 7–14 dagen en met stappen van 37,5–75 IE. Zo nodig de duur van de stimulering tijdens een cyclus verlengen tot maximaal vijf weken. Bij een optimale reactie: 24–48 uur na de laatste lutropine + follitropine-alfa injectie een enkele injectie van 250 microg r-hCG of 5000–10.000 IE hCG toedienen om de ovulatie op te wekken. De patiënte adviseren gemeenschap te hebben op de dag van de hCG-toediening en de dag erna. Als alternatief intra-uteriene inseminatie of een andere medische kunstmatige voortplantingsprocedure toepassen. Overweeg eventueel ondersteuning van de luteale fase, omdat een tekort aan stoffen met luteotrope activiteit (LH/hCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve respons de behandeling staken en geen hCG geven; in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis follitropine alfa.
Toediening
- Subcutaan gebruik;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven. Na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
Bijwerkingen
Bij vrouwen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), bekkenpijn en -ongemak, gevoelige borsten. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): stemmingswisselingen. Duizeligheid. Opvliegers. Braken, opgezette buik, diarree, obstipatie. Rugpijn. Spontane abortus. Torsie van het ovarium, premature ovulatie, borstpijn. Hematoom en pijn op de injectieplaats. Verhoogde waarden ALAT en ASAT.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties, zowel lokaal als gegeneraliseerd, waaronder huiduitslag.
Licht tot matig OHSS wordt gekenmerkt door: buikpijn, opgezet gevoel, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria. Bij ernstig OHSS kunnen de volgende symptomen optreden: grote ovariumcysten, acute buikpijn, ascites, pleurale effusie, hydrothorax, dyspneu, oligurie, hematologische afwijkingen, gewichtstoename en in zeldzame gevallen veneuze of arteriële trombo-embolie.
Bij mannelijke adolescenten
Vaak (1-10%): braken. Opvliegers. Pijn op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, buikpijn of -ongemak, diarree. Milde tot matige vorm van ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), ovariumcyste, pijnlijke borsten, bekkenpijn. Reactie op de injectieplaats zoals blauwe plek, pijn, roodheid, jeuk en zwelling.
Zeer zelden (< 0,01%): milde tot ernstige overgevoeligheidsreactie, incl. anafylactische reactie en shock. Trombo-embolie, meestal in samenhang met ernstig OHSS.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, vergrote ovaria en echografische aanwijzingen voor ascites.
Ernstig OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Interacties
Het gebruik in combinatie met een GnRH-agonist bij vrouwen die ART ondergaan, wordt afgeraden, omdat er aanwijzingen zijn voor een hogere ovariële respons dan bij gebruik in combinatie met een GnRH-antagonist.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicaties niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overige: Gonadotrofinen kunnen mogelijk de borstvoeding remmen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen kunnen mogelijk de borstvoeding remmen.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- tumoren van het ovarium, de borst, uterus, hypofyse of de hypothalamus;
- onverklaarde abnormale vaginale bloeding;
- primair ovarieel falen;
- ovariumcysten of vergrote ovaria;
- geschiedenis van ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS);
- een eerdere gecontroleerde ovariële stimulatie (COS) die resulteerde in meer dan 30 follikels ≥ 11 mm, gemeten met behulp van een echo-onderzoek;
- basale telling van antrale follikels (AFC, 'Antral Follicle Count') > 20;
- misvorming van de voortplantingsorganen waardoor zwangerschap niet mogelijk is;
- polycysteus ovariumsyndroom (PCOS).
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- vergroting van de ovaria of cysten, niet veroorzaakt door het polycysteus ovariumsyndroom;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak;
- aandoening die een effectieve behandeling onmogelijk maakt, zoals primair ovariumfalen, misvorming van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij vrouwen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol en een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels (≥ 18 follikels met een diameter van ≥ 11 mm bij ART). Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en zwangerschap vermijden. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen.
Risico's bij ART: Bij een voorgeschiedenis van afwijkingen aan de eileiders is er meer kans op een extra-uteriene zwangerschap; controleer met echografie in een vroeg stadium. De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. De incidentie van aangeboren misvorming kan iets verhoogd zijn na ART-procedures.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose zoals een eerder opgetreden trombose, positieve familie-anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op veneuze of arteriële trombo-embolieën bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Niet onderzocht: Er zijn geen studies uitgevoerd bij patiënten met verminderde nierfunctie; gebruik wordt niet aanbevolen. Gebruik bij vrouwen ouder dan 36 jaar die minder dan 50 kg wegen, is niet onderzocht.
Indien een zwangerschapstest wordt uitgevoerd tijdens de ovariële stimulatiefase, kan corifollitropine α een fout-positief resultaat veroorzaken.
Bij mannelijke adolescenten
Gebruik ontraden bij adolescenten die in het verleden zijn behandeld met GnRH, gonadotrofinen of testosteron.
Een verhoogde concentratie endogeen FSH wijst op primair testiculair falen; in dat geval heeft behandeling met corifollitropine α en hCG geen zin.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Monitor de stimulatiecycli aan de hand van echografie en estradiolmetingen, om risicofactoren vroegtijdig te identificeren. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie, geen hCG toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-anticonceptiemethoden te gebruiken. Na toediening van hCG de patiënt gedurende minimaal 2 weken volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Eigenschappen
Corifollitropine α is een glycoproteïne geproduceerd door middel van recombinant DNA-technologie in Chinese-hamsterovariumcellen (CHO). Het heeft dezelfde werking als (recombinant) follikelstimulerend hormoon ((r)FSH), maar met een langere werkingsduur, omdat het carboxy-terminale peptide van de β-subunit van humaan choriongonadotrofine (hCG) aan de β-keten van humaan FSH is toegevoegd. Corifollitropine α heeft geen LH- of hCG-activiteit.
Bij vrouwen kan het de aangroei van meerdere follikels initiëren en gedurende 7 dagen onderhouden. Bij mannelijke adolescenten stimuleert de aanhoudende FSH-activiteit de onrijpe Sertoli-cellen in de testis om de gonadale ontwikkeling te initiëren ter ondersteuning van toekomstige spermatogenese.
Kinetische gegevens
Bij vrouwenF | ca. 58%. |
T max | ca. 44 uur. |
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Resorptie | na absorptie vnl. distributie naar de ovaria en nieren. |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | ca. 70 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan luteïniserend hormoon (r-hLH). In de thecacellen in de ovaria stimuleert LH de uitscheiding van androgenen, die worden overgebracht naar granulosacellen, waar zij door aromatase worden omgezet in estradiol. Het primaire effect is een dosisgerelateerde toename van estradiolsecretie, wat het effect van toegediend FSH op de follikelgroei versterkt.
Kinetische gegevens
F | ca. 56% na s.c.-toediening. |
Eliminatie | < 5% met de urine. |
T 1/2el | 8-21 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
corifollitropine alfa hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
lutropine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk