Samenstelling
Diazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Rectiole
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2,5 ml
- Toedieningsvorm
- Rectiole
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2,5 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2 mg, 5 mg, 10 mg
Stesolid
Bijlage 2
Aurobindo Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Rectiole
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2,5 ml
- Toedieningsvorm
- Rectiole
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Oxazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 50 mg
Seresta
Bijlage 2
EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet 'Forte'
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
Slapeloosheid vooral niet-medicamenteus behandelen. Voor een geneesmiddel is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, zoals bij acute ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren overdag, en dan alleen kortdurend gedurende enkele nachten. De voorkeur gaat dan uit naar een kortwerkende benzodiazepine-agonist: lormetazepam, temazepam, zolpidem of zopiclon. Met deze middelen bestaat ruime ervaring en bij gebruik in lage dosering is er weinig kans op nawerking de volgende dag.
Bij de medicamenteuze behandeling van spierspasmen gaat de voorkeur uit naar baclofen of tizanidine. De plaats van diazepam is beperkt tot therapieresistente spierspasmen bij niet-ambulante patiënten met neurologische aandoeningen zoals MS, CVA, ruggenmergletsel of cerebrale parese. Bij lage rugpijn is er geen plaats voor diazepam.
(dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
De meeste koortsconvulsies zijn goedaardig en stoppen vanzelf. Coupeer een koortsconvulsie met diazepam rectiole of midazolam oromucosaal/nasaal/intramusculair. Een recept voor diazepam rectiole kan ter geruststelling als noodmedicatie worden meegegeven voor behandeling van een recidief koortsconvulsie. Preventief gebruik van antipyretica of diazepam is niet effectief in het voorkomen van een koortsconvulsie en wordt afgeraden.
De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert.
Delier bij de ziekte van Parkinson/'Lewy body' dementie: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Delier, zonder parkinson of 'Lewy body'-dementie: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken.
Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol.
Geef diazepam rectiole bij een insult als gevolg van het alcoholonthoudingssyndroom.
Offlabel: Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Aan de vergoeding van diazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
De behandeling van slapeloosheid is vooral niet-medicamenteus. Voor een geneesmiddel is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, zoals bij acute ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren overdag, en dan alleen kortdurend gedurende enkele nachten. De voorkeur gaat uit naar een kortwerkende benzodiazepine-agonist: lormetazepam, temazepam, zolpidem of zopiclon. Met deze middelen bestaat ruime ervaring en bij gebruik in lage dosering is er weinig kans op nawerking de volgende dag.
De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert.
Offlabel: Delier bij de ziekte van Parkinson/'Lewy body' dementie: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Delier, zonder parkinson of 'Lewy body'-dementie: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken.
Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol.
Bij matig-ernstige onthoudingsverschijnselen bij ouderen of patiënten met een verminderde leverfunctie, heeft naast lorazepam ook oxazepam de voorkeur.
Offlabel: Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Aan de vergoeding van oxazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Algemeen
- Pathologische angst en spanning, die het normale functioneren verstoort of waaronder ernstig geleden wordt;
- Kortdurende behandeling van ernstige slaapstoornissen, die het normale functioneren verstoren of waaronder ernstig geleden wordt;
- Adjuvans bij epilepsie, status epilepticus;
- Spierspasmen (waaronder cerebrale parese);
- Koortsconvulsies bij kinderen;
- Acute onthoudingsverschijnselen na staken van alcoholgebruik;
- Tetanus.
Obstetrie
- Pre-eclampsie en eclampsie.
Anesthesie
- Premedicatie, sedatie voor kleinere therapeutische ingrepen en onderzoeken.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Pathologische angst en spanning, die het normale functioneren verstoort of waaronder ernstig geleden wordt.
- Kortdurende behandeling van ernstige slaapstoornissen, die het normale functioneren verstoren of waaronder ernstig geleden wordt.
- Bij acute alcoholabstinentieverschijnselen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Anxiolyse
Volwassenen
Oraal: gebruikelijk 2–5 mg 2–3×/dag, max. 30 mg/dag verdeeld over 2–4 doses; de maximale dosering niet langer toepassen dan 4 weken.
I.m./i.v.: bij acute toestanden 0,1–0,2 mg/kg, elke 8 uur herhalen totdat de acute symptomen afnemen.
Rectaal: 5–10 mg 2–3×/dag; max. 60 mg per dag.
Bij ouderen en patiënten met een leverfunctiestoornis: Oraal: beginnen met 2–2,5 mg 1–2×/dag.
Slaapstoornissen
Volwassenen
Oraal: 2,5–20 mg 's avonds.
Ouderen en patiënten met een leverfunctiestoornis: oraal 2,5–5 mg.
Bij coupering epilepsie-aanval > 5 min, status epilepticus
Rectaal: volwassenen bij voorkeur 10 mg/keer, bij onvoldoende werking 20 mg/keer. Zo nodig na 10 min herhalen.
Kinderen > 3 jaar
Rectaal: 10 mg/keer. Zo nodig na 10 min herhalen.
Kinderen 1–3 jaar
Rectaal: 5 mg/keer. Zo nodig na 10 min herhalen.
Kinderen < 1 jaar
Rectaal: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht/keer. Zo nodig na 10 min herhalen.
Volwassenen
I.v.: 0,15–0,25 mg/kg, indien nodig na 10–15 min herhalen of als druppelinfuus (max. 30 mg).
Kinderen
I.v.: 0,1–1 mg/kg.
Spierspasmen
Volwassenen
Oraal tot 15 mg/dag verdeeld over 2–4 doses.
I.m./i.v.: 2–20 mg.
Rectaal: 10–20 mg 2–3×/dag.
Kinderen
I.m/i.v. 0,04–0,2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 0,6 mg/kg per 8 uur.
Aandoeningen van de bovenste motorische zenuwcellen (als cerebrale parese)
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 15 mg/dag verdeeld over 2–4 doses, zonodig de dosering verhogen tot max. 60 mg/dag verdeeld over 3–4 doses.
Koortsconvulsie
Volwassenen
Rectaal: 0,25–0,5 mg/kg lichaamsgewicht.
20 mg per keer; zonodig na 10 min nog 10 mg; bij ouderen dosering halveren. Vervolgens kan de dosering iedere 12 uur worden herhaald.
I.v.: 0,15–0,25 mg/kg lichaamsgewicht. Indien nodig na 10–15 minuten herhalen of als druppelinfuus.
Kinderen 1–3 jaar
Rectaal: lichaamsgewicht 10–15 kg: 5 mg (tube tot halverwege inbrengen!). Zonodig na 10 min dosis herhalen. Vervolgens kan de dosering iedere 12 uur worden herhaald.
Kinderen > 3 jaar
Rectaal: lichaamsgewicht > 15 kg: 10 mg; zonodig na 10 min dosis herhalen. Vervolgens kan de dosering iedere 12 uur worden herhaald.
Kinderen
I.v.: 0,1–1,0 mg/kg lichaamsgewicht. Indien nodig na 10–15 minuten herhalen of als druppelinfuus.
Alcoholabstinentieverschijnselen
Oraal: 5–20 mg zo nodig eenmaal herhaald binnen 2–4 uur; of 10 mg 3–4×/dag gedurende de eerste 24 uur, daarna verminderen tot 5 mg 3–4×/dag zolang het nodig is. In ernstiger gevallen: oraal: in een ziekenhuisomgeving: 10 mg elk uur totdat de patiënt enigszins gesedeerd en asymptomatisch is, meestal tot totaal 50–80 mg.
I.v.: bij acute toestanden 0,1–0,2 mg/kg, elke 8 uur herhalen totdat de acute symptomen afnemen.
Rectaal: 20 mg 3×/dag gedurende de eerste 24 uur; daarna 10 mg 3×/dag zolang het nodig is.
Tetanus
Volwassenen
Rectaal: 0,25–0,5 mg/kg.
20 mg per keer; zonodig na 10 min nog 10 mg; bij ouderen dosering halveren. Vervolgens kan de dosering iedere 12 uur worden herhaald.
I.v.: 0,1–0,3 mg/kg iedere 1–4 uur of als continu infuus of oraal per sonde; max. 4 mg/kg/dag.
Kinderen
Rectaal: lichaamsgewicht 10–15 kg: 5 mg (tube tot halverwege inbrengen!); > 15 kg: 10 mg; zonodig na 10 min dosis herhalen. Vervolgens kan de dosering iedere 12 uur worden herhaald.
(Pre-)eclampsie
Volwassenen
Initieel 10–20 mg i.v.; verdere toediening naar behoefte i.v. of per continu infuus (tot 100 mg per 24 uur).
Post partum
Volwassenen
10–20 mg i.v.
Premedicatie anesthesie
Volwassenen
Oraal: 5–20 mg. Rectaal als rectiole: 0,25–0,5 mg/kg.
Bij ouderen de dosering halveren.
I.m./i.v.: 10–20 mg.
Kinderen
Rectaal: 10–15 kg: 5 mg (tube tot halverwege inbrengen!); > 15 kg: 10 mg; zonodig na 10 min dosis herhalen.
I.m/i.v.: 0,1–0,2 mg/kg.
De tabletten alleen om dwingende medische redenen toepassen bij kinderen > 6 jaar. Gebruikelijke dosering: oraal: 0,1–0,3 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 2–4 doses.
Bij ouderen de dosering terugbrengen tot 50% van de gebruikelijke dosering. Startdosering: oraal: 2–2,5 mg 1–2×/dag.
Chronische respiratoire insufficiëntie: Verlaag de dosering, vanwege de kans op ademhalingsdepressie.
Verminderde leverfunctie: Verlaag de dosering bij patiënten met lichte tot matige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: Een dosisaanpassing is doorgaans niet nodig.
Patiënten met overgewicht hebben een langere behandeltijd nodig voordat de maximale werking van het middel optreedt.
I.v.-injecties langzaam (0,5–1 ml/min) toedienen vanwege de kans op apneu.
Toediening: Breng het spuitstuk van de rectiole volledig in het rectum (bij kinderen < 15 kg slechts halverwege) en knijp de tube geheel uit. Om terugzuigen te voorkomen, in de tube blijven knijpen tot deze uit het rectum teruggetrokken is. Druk de billen korte tijd tegen elkaar.
Doseringen
Anxiolyse
Volwassenen
bij milde tot matige angst: 10 mg 3–4×/dag. Bij ernstige pathologische angst of spanning: starten met 50 mg 's avonds; de volgende dag 50 mg 2×/dag (laat in de ochtend en in de avond); vervolgens dagdosis met 50 mg per dag verhogen tot het gewenste effect, gewoonlijk 100–300 mg per dag (meestal 150 mg per dag). Eventueel kunnen, bij onvoldoende effect en afwezigheid van bijwerkingen, hogere doses gebruikt worden. Bij ernstige pathologische angst en spanning samengaand met depressie: 10–20 mg 3–4×/dag. De behandeling beperken tot hooguit enkele maanden.
Slaapstoornissen
10–50 mg, ten minste één uur voor het slapen gaan; starten met de laagste dosering. De behandeling beperken tot 1–2 weken, hooguit 2 maanden.
Alcoholabstinentieverschijnselen
10–20 mg 3–4× per dag gedurende max. 1 week.
Speciale populatie:
- Benzodiazepinen bij voorkeur niet toepassen bij kinderen, indien nodig dan:
- Kinderen < 6 jaar: individueel instellen, leidraad: 10–30 mg per dag in meerdere giften.
- Kinderen 6–12 jaar: individueel instellen, leidraad: 10–40 mg per dag in meerdere giften.
- Kinderen > 12 jaar: de dosering is gelijk aan die van volwassenen.
- Ouderen, of verzwakte patiënten met een gestoorde lever- en/of nierfunctie: instellen op halve dosering.
Bouw bij het staken van de behandeling deze geleidelijk af.
Toediening: Tabletten innemen met een ruime hoeveelheid water.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sufheid. Met name in het begin afvlakking van de emoties, verminderde waakzaamheid.
Vaak (1-10%): vermoeidheid, verwardheid, ataxie, verminderde motorische vaardigheid, tremor, onthoudingsverschijnselen.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, duizeligheid, concentratieproblemen, slaperigheid overdag, anterograde amnesie, evenwichtsstoornissen, onduidelijk spreken. Ademhalingsdepressie. Verhoogde speekselvloed, maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree). Allergische huidveranderingen (jeuk, roodheid, uitslag). Myasthenia.
Zelden (0,01-0,1%): psychiatrische en paradoxale reacties (zoals excitatie, rusteloosheid, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, woedeaanvallen, waandenkbeelden, hallucinaties, psychosen, geheugenverlies, nachtmerries, gedragsstoornissen), depressie. Dysartrie, insomnia, bewusteloosheid. Droge mond, verhoogde eetlust. Hypotensie, bradycardie, syncope, hartfalen inclusief hartstilstand. Verhoogde bronchiale secretie, ademstilstand. Gynaecomastie. Veranderingen in hepatische parameters (verhoging van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase), geelzucht. Urineretentie, incontinentie. Toe- en afname libido, erectiestoornis. Vooral voor bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie. Leukopenie. Verhoogde transaminasespiegels.
Verder zijn gemeld: reversibele zichtstoornissen: wazig zien, diplopie, nystagmus. Psychische afhankelijkheid kan ontstaan. Na injectie: pijnlijkheid en tromboflebitis op de injectieplaats. In het begin van de behandeling neemt de kans toe op verwondingen door vallen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10% ): vooral aan het begin van de behandeling: slaperigheid overdag, verminderde alertheid, verwardheid, vermoeidheid, hoofdpijn, duizeligheid, ataxie, dubbelzien, afvlakking van het gevoel en spierzwakte.
Soms (0,1-1%): toegenomen eetlust, gewichtstoename, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, slikstoornissen, verminderd libido.
Zelden (0,01-0,1%): manifest worden van een onopgemerkte depressie. Met name bij hoge dosering, bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties zoals acute opwinding, verandering van de psychische toestand en hallucinaties. Psychische afhankelijkheid kan optreden. Anterograde amnesie, erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom en toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: huidreactie.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Niet gelijktijdig gebruiken met clozapine, vanwege meer kans op ernstige hypotensie, ademhalingsdepressie, bewusteloosheid en hartstilstand.
Bij gelijktijdig gebruik van disulfiram, orale anticonceptiva en stoffen met een remmende invloed op leverenzymen (m.n. CYP3A4, CYP2C19) zoals grapefruitsap, cimetidine, ketoconazol, fluconazol, itraconazol, voriconazol, claritromycine, ciprofloxacine, isoniazide, fluvoxamine, fluoxetine, (es)omeprazol, en antivirale middelen (zoals HIV-proteaseremmers ritonavir, efavirenz) rekening houden met een verlengde en versterkte sedatie.
Rifampicine, corticosteroïden, fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital kunnen door enzyminductie (CYP3A4) de werking van diazepam verminderen. Laaggedoseerd theofylline kan het metabolisme van diazepam versnellen.
Valproïnezuur kan de concentratie diazepam verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik van lithium, bedacht zijn op hypothermie.
Diazepam kan het effect van spierverslappers versterken.
Er zijn aanwijzingen dat de werking van levodopa kan verminderen.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende middelen versterken het centrale effect van benzodiazepinen.
Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Zwangerschap
Passeert gemakkelijk de placenta en kan bij de foetus stapelen door de lange halfwaardetijd.
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van benzodiazepinen aan het eind van de zwangerschap kan de pasgeborene last krijgen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen ("floppy-infant-syndrome") en onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, braken, diarree, convulsies en hard huilen).
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Benzodiazepinen kunnen tijdens de zwangerschap kortdurend worden gebruikt om een aanval te couperen. Probeer in alle gevallen zo kort mogelijk te behandelen met een lage dosis. Controleer de pasgeborene bij langdurig gebruik in het derde trimester voor de zekerheid op tekenen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen en onthouding.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van benzodiazepines aan het eind van de zwangerschap kan de pasgeborene last krijgen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen ("floppy-infant-syndrome") en onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, braken, diarree, convulsies en hard huilen).
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Probeer zo kort mogelijk te behandelen met een lage dosis.
Overig: Benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: De halfwaardetijd van benzodiazepinen is bij zuigelingen en jonge kinderen veel langer dan bij volwassenen. Jonge kinderen en zuigelingen zijn extra gevoelig voor benzodiazepinen. Diazepam geeft bij langdurig gebruik meer kans op accumulatie bij de zuigeling en dus meer kans op het optreden van bijwerkingen.
Advies: Kan incidenteel waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Wees alert op eventuele bijwerkingen zoals sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van gewicht. Let na langdurig gebruik op het optreden van onthoudingsverschijnselen bij het staken van het middel of de borstvoeding.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. in geringe hoeveelheid.
Advies: Kan incidenteel veilig worden gebruikt. Wees alert op eventuele bijwerkingen zoals sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van gewicht. Let na langdurig gebruik op het optreden van onthoudingsverschijnselen bij het staken van het middel of de borstvoeding.
Contra-indicaties
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen.
- Injectievloeistof tevens: pasgeboren of vroeggeboren kinderen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen;
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Benzodiazepinen niet gebruiken als primaire behandeling van psychotische aandoeningen. Bij de behandeling van depressieve aandoeningen moeten benzodiazepinen worden gecombineerd met antidepressiva.
Amnesie: Indien minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen, is er meer kans op anterograde amnesie gedurende enige tijd.
Valneiging: Vanwege de spierverslappende werking hebben ouderen een verhoogde neiging tot vallen en meer kans op heupfracturen.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). In verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen dient het gebruik als anxiolyticum en slaapmiddel zo kort mogelijk te zijn, max. 8–12 weken (incl. afbouwperiode); herbeoordeling dient maximaal na 4 weken plaats te vinden. Om mogelijke onthoudingsverschijnselen (zoals hoofdpijn, spierpijn, angst, prikkelbaarheid, rusteloosheid, doof gevoel in ledematen, overgevoeligheid voor licht, geluid en aanraking, verwardheid, derealisatie, depersonalisatie, hyperacusis, hallucinaties, convulsies) en/of rebound-verschijnselen te voorkomen dient men bij staken van de behandeling en bij overschakeling van een lang op een kortwerkend benzodiazepine het oorspronkelijke middel uit te sluipen.
Insult: Bij epilepsie of andere vormen van convulsies en bij alcohol- of drugsverslaving kan abrupt staken leiden tot een insult.
Overgewicht: Patiënten met overgewicht hebben een langere behandeltijd nodig voordat de maximale werking van het middel optreedt. Patiënten met overgewicht kunnen na staken gedurende een langere periode last hebben van bijwerkingen, waaronder onthoudingsverschijnselen.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij kinderen; de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 maanden is niet vastgesteld.
Hulpstoffen
- Benzoëzuur, in sommige rectiolen, kan geelzucht bij pasgeborenen < 4 weken verergeren.
- Benzylalcohol, in injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals ‘gasping’-syndroom. Tevens niet langer dan één week gebruiken bij kinderen jonger dan 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol, in grote hoeveelheden, kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Wees voorzichtig met ethanol (bij doseringen ≥ 0,4 mg/kg/dosis), in injectievloeistof, bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen die ook ethanol of propyleenglycol bevatten.
- Wees voorzichtig met propyleenglycol, in injectievloeistof, bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die propyleenglycol of ethanol bevatten. Wees met doseringen van 1 mg/kg/dosis voorzichtig bij een nier- of leverfunctiestoornis (alleen gebruiken met extra controle op achteruitgang) en bij kinderen < 5 jaar, zeker in combinatie met andere middelen die ook propyleenglycol of ethanol bevatten.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit middel niet gebruiken voor de behandeling van psychose en depressie.
Dit middel niet gebruiken bij kinderen zonder dat de noodzaak daartoe zorgvuldig is nagegaan.
Herken het optreden van paradoxale agitatie (incl. door ontwenning) en cognitieve stoornis als een bijwerking van benzodiazepinen en voorkom een voorschrijfcascade.
De kans op anterograde amnesie gedurende enige tijd is groter als er minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen. De kans op anterograde amnesie is groter bij hogere doses. Amnesie kan gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: Het risico van afhankelijkheid (met symptomen als hoofdpijn spierpijn, extreme angst, spanning, slaapstoornis, rusteloosheid, verwarring, irritatie en in ernstige gevallen verlies van realiteitszin, gedragsverandering, hyperacusis, hypo-esthesie, hallucinaties en convulsies) neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis. In verband met de risico's van afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen dient het gebruik als anxiolyticum te worden beperkt tot ten hoogste enkele maanden, als slaapmiddel tot 1–2 weken, maximaal 2 maanden. Een eerste symptoom van afhankelijkheid is het optreden van rebound-verschijnselen. Om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen dient men bij staken van de behandeling en bij overschakeling van een lang op een kortwerkend benzodiazepine het oorspronkelijke middel uit te sluipen. Na afbouwen 10–14 dagen wachten voordat men beoordeelt of hervatting van de behandeling nodig is.
Wees terughoudend bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info en toxicologie.org/benzodiazepinen.
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum, anxiolyticum, spierrelaxans en anticonvulsivum. Klysma's zijn geïndiceerd indien een acute werking is vereist en de i.v. toediening ongewenst of onmogelijk is.
Kinetische gegevens
T max | tablet: ½–1½ uur. |
V d | 1–2 l/kg. |
Overig | voedsel vertraagt de absorptie. |
Overig | Stabiele plasmaspiegel na 7–14 dagen. |
Eiwitbinding | 98% (diazepam). |
Metabolisering | in de lever via CYP3A4 en CYP2C19 tot actief desmethyldiazepam, temazepam en oxazepam. |
Eliminatie | hoofdzakelijk in de urine in geconjugeerde vorm; 10% met de feces. |
T 1/2el | 20–48 uur, 42–100 uur (desmethyldiazepam). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als anxiolyticum.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 80%. |
T max | 2–3 uur. |
V d | 0,6–2,0 l/kg. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in de lever via conjugatie tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | via de nieren als glucuronide. |
T 1/2el | 4–15 uur. |
Overig | Nierziekten verlengen de halfwaardetijd en vergroten het verdelingsvolume. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
diazepam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Groepsinformatie
oxazepam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- (dreigende) status epilepticus
- angststoornissen
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- koortsconvulsies
- problematisch alcoholgebruik
- psychose
- slapeloosheid
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- angststoornissen
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- problematisch alcoholgebruik
- psychose
- slapeloosheid